Historische stront op Vlaamse grond.
Een inleidende studie in de historische faecologie.
Bruno Debaenst
Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en
Wijsbegeerte,
voor het behalen van de graad van
Licentiaat in de Geschiedenis.
Academiejaar: 1998-1999
Universiteit Gent
Promotor: Prof. Dr. Chris Vandenbroeke
home | lijst scripties | inhoud | volgende |
Hoofdstuk 1: Een inleiding in de ‘historische faecologie’: definiëring, afbakening en bronnenanalyse
1.1. ‘De historiche faecologie’
1.2. Definities
1.3. Een overzicht van het geraadpleegde bronnenbestand
1.3.1. De eigentijdse verslagen met betrekking tot de Vlaamse landbouw
1.3.2. De staten van goed of boedel beschrijvingen
1. De mogelijkheid tot lokale en diachronische analyse
2. De mogelijkheid tot bedrijfseconomisch onderzoek
3. De kwalitatieve informatie
1.3.3. De kadastrale expertises
Hoofdstuk 2: Mest en Bemesting in de oude Vlaamse landbouw. Een kwalitatief overzicht.
2.1. De Vlaamse landbouw door de ogen van de tijdgenoten
1. De grote vruchtbaarheid en hoge opbrengsten
2. Het afschaffen van de braak
3. De schijnbaar willekeurige vruchtopvolgingen
4. Het verbouwen van handelsgewassen in de vruchtopvolging
5. Grote veestapel op stal gevoederd
6. Nateelten en vooral klaver als nieuwigheid
7. Grote arbeidsinzet op kleine bedrijfjes
8. Enorme aandacht voor de mest en bemesting
2.2. De verschillende gangbare meststoffen in Vlaanderen
2.2.1. Van dierlijke origine
1. De mest van het gevogelte
a. Duivenmest
b. Mest van het pluimvee op de boerderij
c. De guano
2. De paardenmest
3. De rundermest
4. De schapenmest
5. De varkensmest
Besluit dierlijke meststoffen
2.2.2. L’engrais flamand ofte Vlaamsch genoffel: de menselijke excrementen
2.2.3. De meststoffen van niet-faecale oorsprong
1. De as
2. De oliekoeken
3. Het nijverheidsafval
4. De mengsels
5. Kalk en mergel
2.3. De stalmest en gier op de hoeve
2.3.1. De stalmest: bestanddelen
1. Het strooisel
a. De aard van het strooisel
b. Het vochtopzuigend vermogen van het strooisel
c. De hoeveelheid strooisel
2. De productie van mest per dier
2.3.2. De omzettingen in de stalmest
1. De microbiologische organismen
2. De C/N-verhouding
2.3.3. De wijze van bewaring
2.3.4. De gier
2.3.5. De productie van de veestapel: herleiding tot GVE
2.3. De bemesting
2.3.1. De bodem
- De humus en organische bestanddelen van de bodem
- De waterhuishouding
- De zuurtegraad van de bodem
- Bespreking van enkele belangrijke bodems in Vlaanderen
- De polders
- De zandgronden
- De leem- en zandleemgronden
2.3.2. De bemesting met stalmest1. De samenstelling van stalmest
2. De bemestende waarde van stalmest
- De ouderdom van de mest
- Het tijdstip en wijze van toedienen
- Duur van de verspreide ligging van de mest
3. Werking van de stalmest
4. De invloed van stalmest op de bodemvruchtbaarheid
2.3.3. De waarde van de gier als meststof
2.3.4. Groenbemesters
2.4.
Het mest- en beeralaam
1. Het mestalaam
2. Het beeralaam
Hoofdstuk 3: De stedelijke mestproductie
3.0. Inleiding: een landbouweconomische benadering van een stedelijk fenomeen
3.1. Het stadsvervuilingsprobleem: waarde en mogelijkheden
3.1.1. Typologie van de stadsvervuiling
3.1.2. De Brugse bronnen: overzicht en kritische evaluatie
1. De rekwesten en de processtukken
2. De hallegeboden en de plakkaten
3. De stadsrekeningen
3.2. Het Brugse antwoord op de vervuiling
3.2.1. De professionele mestwerkers
1. De deken van de meuraers
2. De meuraers of mestrapers
3. De beerruimers
4. De mesttransporteurs
3.2.2. Het epos van de mestwerkers
3.2.3. De actieradius van de deken van de meuraers
1. De straten
2. De waterwegen
3. De andere stedelijke publieke plaatsen
4. De stedelijke ordehandhaving
5. Inkomsten voor de deken
3.2.4. Relatieschema
1. De relatie tussen het stadsbestuur en de deken van de meuraers
2. De relatie tussen de deken van de meuraers en de professionele mestwerkers
3. De relatie tussen de professionele mestwerkers en de Brugse inwoners
4. De relatie tussen de inwoners en de deken van de meuraers
5. De relatie tussen de innwoners en de stedelijke overheid
3.2.5. Korte vergelijking met de situatie in enkele andere Zuid-Nederlands steden
3.2.6. De stedelijke stortplaatsen als tussenhalte naar het platteland
3.3. Het transport van de stedelijke meststoffen
3.3.1. Over land
3.3.2. Langs het water
1. De mesttekens: evaluatie van de bron
2. Een ruwe schatting van de grootte van de mestuitvoer
3. Seizoenale fluctuaties
Hoofdstuk 4: Oost-Vlaanderen: Mest-Vlaanderen? Een kwantitatief en comparatief onderzoek naar de bemesting in Oost- Vlaanderen in het eerste kwart van de 19de eeuw
4.1. Een poging tot schatting van de Oost-Vlaamse mestproductie. Hoeveelheid, aard en verspreiding
4.1.1. De menselijke mest
4.1.2. De productie van de Oost-Vlaamse veestapel
1. De productie in de stokerijen
2. De absolute productie door de rest van de veestapel
4.1.3. Benaderende schattingen van de andere meststoffen
- Oliekoeken
- De (Hollandse) asse
- Besluit
4.1.4. Het vee en de bevolking in Oost-Vlaanderen: verpreiding van de mestproducenten
4.2. Een comparatieve analyse van de Oost-Vlaamse bemesting aan de hand van de kadastrale expertises
- Inleidende opmerkingen
- De bodem
- Bodemgebruik
4.3. De oorsprong en verspreiding van de gekochte meststoffen
Overzichtslijst van de gemeenten van Oost-Vlaanderen volgens de kaart
home | lijst scripties | inhoud | volgende |