De ceremoniële dansen van de Wodaabe nomaden uit Niger. Een onderzoek naar de gelaatsbeschilderingen. (Jacques Van Nieuwerburgh)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 4.: Analyse van de gelaatsbeschilderingen

 

In de vorige hoofdstukken hebben we gezien in welke context de ceremoniële dansen van de Wodaabe plaats vinden. We zijn dieper ingegaan op de esthetische uitdrukking binnen deze gemeenschap met als doel de gelaatsbeschilderingen beter te kunnen duiden. Door een analyse van de gelaatsbeschilderingen door te voeren hopen we een antwoord te vinden op de vragen die wie ons hierover gesteld hebben.

 

We zijn op zoek gegaan naar een werkwijze die binnen deze context het meest relevant leek. De beschikbaarheid van informatiebronnen over dit onderwerp blijkt zeer beperkt te zijn. Deels is dit te wijten aan de aard van het onderwerp: gelaatsbeschilderingen zijn efemeer waardoor we moeten uitgaan van beeldmateriaal dat sterk gebonden is aan plaats en tijd. De beschikbaarheid van fotomateriaal dat bruikbaar is voor analyse is beperkt tot enkele fotoboeken. In de fotoarchieven van de geconsulteerde musea en instellingen hebben we geen informatie kunnen vinden.

 

Ook de informatie over het opmaakproces en de producten die hierbij gebruikt worden is zeer beperkt. We hebben ons daarom vooral moeten baseren op de gegevens die onze informanten verstrekten en die niet altijd overeenstemt. Over het proces waarop de gelaatsbeschilderingen gebeuren hebben we ons grotendeels gebaseerd op videomateriaal, afkomstig van onze informant (Dominique ’t Jolle) en de video die we zelf geregistreerd hebben.

 

Het beeldmateriaal van gelaatsbeschilderingen met duidelijke weergave, hebben we voor de analyse weerhouden en overgetekend op een gelaatsmodel. Dit gelaatsmodel hebben we onderverdeeld in verschillende zones zodat een systematische vergelijking mogelijk werd. De analyse van de opmaakdetails blijft beperkt binnen die context. Het is ons niet gelukt om tot een duiding van de principes te komen zoals uit het onderzoek van Faris gebleken is bij de lichaamsbeschilderingen van de Nuba, Soedan (Faris 1972: 35).

 

Onze werkmethode verwijst enigszins naar het formalistisch onderzoek dat door Olbrechts doorgevoerd werd. In zijn onderzoek werd door de analyse van de formele kenmerken een duiding van de oorsprong mogelijk (Olbrechts 1946). Bij de aanvang van dit onderzoek hebben we vooral de relatie tussen de gelaatsbeschilderingen en de lineages in vraag gesteld. Vanuit deze vraagstelling was een analytische vergelijking van de verschillende zones van het gelaat noodzakelijk.

 

We hebben gezocht naar de interne relaties en eventuele betekenissen van de detailopmaak. Hierbij hebben we getracht gelaatsbeschilderingen contextueel te plaatsen en relaties te leggen naar de gelaatstatoeages of andere esthetische uitdrukkingen van deze gemeenschap. We zijn eveneens gaan kijken naar mogelijke relaties wat betreft verwantschapsgroepen en hun lokaliteit. Voor zover het mogelijk was werd hierbij rekening gehouden met de verschillende periodes.

 

4.1. Methodiek van de analyse

 

We wensen een analytisch onderzoek te voeren over de gelaatsbeschilderingen die de ceremoniële dansen van deze groep typeren. We vermoeden dat hierin bepaalde aspecten naar voor zullen komen die de stijl determineren en waardoor verbanden kunnen gelegd worden naar contextuele elementen.

 

De methode die we bij deze analyse gebruikten gebeurde niet in navolging van specifieke soortgelijke studies, maar heeft zich ontwikkeld naargelang ons onderzoek vorderde. We hebben ons grotendeels moeten baseren op het fotomateriaal dat hierover beschikbaar is, aangevuld met eigen beeldmateriaal. In totaal hebben we 157 afbeeldingen weerhouden waarvan de kwaliteit voldoende was om de detailopmaak over te brengen op een gelaatsmodel. Het overgrote deel is afkomstig uit de westelijke regio, waar ook onze informanten vandaan komen. Dit vormt een belangrijke beperking binnen deze analyse.

 

Dit maakt dat de steekproef niet volgens volkomen toevallige toewijzing gebeurde, maar voorgeselecteerd is door de beschikbaarheid van het materiaal. Het is een onoverkomelijke beperking waarvan de reden in de aard van het onderwerp besloten ligt. Hieruit volgt dat de representativiteit van de analyse beperkt en selectief is en als een casueel onderzoek moet beschouwd worden.

 

4.1.1. Algemeenheden over het onderzoek

 

Om de verschillende relaties te kunnen weergeven hebben we de specifieke informatie die ons relevant leek weerhouden. Zo hebben we bij elke afbeelding een referentienummer meegegeven, waarin de auteur of fotograaf kan afgelezen worden. Dit is belangrijke informatie aangezien de auteur over het algemeen binnen een beperkte regio werkt en ook in de tijd bepaald is. Meestal gebeurt het onderzoek of de fotoreportage binnen een specifieke kader van verwantschapsgroepen of lineages.

 

Wat ons eigen beeldmateriaal betreft hebben we aanvullende persoonsgegevens verzameld, waarbij ook de bloedverwantschappen werden genoteerd. Op die manier kunnen we nagaan of er binnen de gelaatsbeschilderingen van een groep aanverwanten onderlinge verbanden aan te duiden zijn. Soortgelijke verbanden proberen we ook te onderscheiden binnen dezelfde dansgroep. Daarom maken we melding van de andere afbeeldingen die deel uitmaken van dezelfde groep. Een aantal voorbeelden hiervan werden weergegeven in het album (Afb. 6-9). Het fotomateriaal uit vroegere periodes zijn in zwart-wit opnames. De aanwezigheid van opmaaklagen is meestal zichtbaar, maar de kleurvariaties konden hierbij niet herkend worden.

 

Afb. 6: Groep yaake dansers met gelijksoortige motieven in de opmaakzones. (ref.: Fig. 30.jmd.28 tot 33)

 

 

Afb. 7: Groep yaake dansers. (ref.: Fig. 30.jmd.17 tot 20, 23 tot 27)

 

 

Afb. 8: Groep yaake dansers, bij een dansvoorstelling in België: Zuiderpershuis 2000. (ref.: Fig. 31.zpg.01 tot 09)

 

 

Afb. 9: Groep yaake dansers, gefotografeerd in 1957, uit westelijke regio Tahoua. (ref.: Fig. 26.hb.01 tot 04)

 

Bij het overbrengen van de afbeeldingen naar het gelaatsmodel worden een aantal uniformeringen doorgevoerd dat de particulariteit van de gelaatsbeschildering te niet doet. Om deze beperking te overkomen hebben we relevante informatie in de opmerkingen bijgevoegd. Ook andere aspecten van de opmaak die specifieke aandacht vragen worden hierbij genoteerd. De aanwezigheid van gezichtsbeharing of de uitzonderlijke aanbreng van een opmaaklaag krijgen hier een vermelding.

 

Bij de aanvang van ons onderzoek leek het ons relevant om bij elke afbeelding vermelding te maken van het type hoofddeksel en hoofdjuweel er gebruikt werden. Op die manier kunnen verbanden duidelijk gemaakt worden. Aangezien deze attributen sterk variëren hebben we een aantal types aangeduid die bij de dansen gebruikt worden (Fig. 35-36). Bij elke gelaatsopmaak hebben we volgens deze types de hoofdtooi en het hoofdjuweel aangeduid.

 

4.1.2. Methodiek van de analyse

 

Deze selectie van gelaatsbeschilderingen werd nauwgezet overgebracht op een modelgelaat en heeft een nummer meegekregen, dat reeds een classificatie naar afkomst inhoudt. Door de eenvormigheid in de schematische voorstelling van de afbeeldingen is een systematische vergelijking eenvoudiger. De referenties, bijkomende informatie of opmerkingen werden onder de figuur vermeld.

 

We verduidelijken deze nummering aan de hand van een voorbeeld: Fig. 30.jmd.01 tot 37. Het eerste nummer (30) duidt hierbij de reeks aan, de lettercode heeft betrekking op de auteur van het werk of de fotograaf. De lijst van figuren (volume B, p. 81)verwijst naar het desbetreffende werk. In dit voorbeeld staat jmd voor Jean Marc Durou, fotograaf van het boek Nomades de Sahel (Durou & Loncke, 2000). De daaropvolgende nummering slaat op het gelaatsmodel dat de weergave is van een afbeelding in dit boek. In dit geval werden er 37 gelaatsopmaken uit dit boek voor de analyse weerhouden.

 

Bij de referentie verwijzen we naar de plaats waar de afbeelding terug te vinden is. In dit geval: -ref.: (Durou & Loncke 2000: 4, fig. a). Desbetreffende afbeelding vinden we dus terug bij Durou & Loncke 2000 op pagina 4, eerste persoon beginnende van rechts. Indien verschillende foto’s op een pagina geschikt zijn, verwijzen we alfabetisch van linksboven naar rechtsonder. Alle bijkomende informatie werd hieronder vermeld.

 

Het modelgelaat werd opgesplitst in zones, die op logische wijze uit de gelaatstatoeages volgden. In overleg met de informanten bleek deze indeling ook van toepassing te zijn op de gelaatsbeschilderingen. Voor beide geslachten hebben we een model voorzien omdat we ook de gezichttatoeages van de vrouwen hierop aangeduid hebben (Fig. 22). De gelaatsmodellen met de specifieke beschilderingen, werden uitgetekend in een computer tekenprogramma (Autocad 2000). Hierdoor hadden we de mogelijkheid om terugkerende elementen in de beschilderingen te onderscheiden en naast elkaar te vergelijken. Uiteindelijk geven we een overzicht van de verschillende motieven die binnen elke zone terug te vinden zijn. (Fig.37-41).

 

We hebben reeds aangeduid dat de kleur van de opmaaklaag bij deze gelaatsmodellen slechts bij benadering wordt gegeven. Het heeft tot doel de contrastwerking duidelijk te stellen. We zijn daarbij uitgegaan van een zestal kleurschakeringen, die de opmaaklaag van de geerewol en de yaake dans weergeven. Bij zwart-wit foto’s gebruiken we grijs. (Fig. 22,c)

 

Het eerste niveau van onze analyse bestaat erin dat we de verschillende zones onderling vergelijken waardoor de variëteit en verscheidenheid zichtbaar wordt. We maken hiervan een beschrijving in grote lijnen omdat een individuele beschrijving van de zones van elke opmaak ons te ver zou leiden. De zones kunnen uiteraard niet alleen onderling bekeken worden. We moeten daarom ook nagaan wat de verbanden en combinaties zijn van de verschillende zones binnen elk gelaat. Bij deze analyse dienen we rekening te houden met de categorisatie van afkomst en het tijdskader waarin de beschilderingen gemaakt werden.

 

We plaatsen de gelaatsbeschilderingen ook in een ruimer kader, waarin we op zoek gaan naar de contextuele verbanden. We bekijken de relaties binnen de dansgroepen of de opmaken binnen een specifiek tijdskader en lokaliteit. Andere aspecten zoals de relatie naar lineages of verwantschappen worden eveneens van naderbij bekeken. We gaan na wat het verband is tussen gelaatsbeschilderingen bij de mannen en bij de vrouwen.

 

Vanuit deze synthese werden een aantal hypothesen en conclusies naar voor gebracht, die vervolgens voor commentaar voorgelegd werden aan onze informanten. Hierdoor behoudt de analyse een algemene contextuele gebondenheid.

 

4.1.3. Onderverdeling van het gelaat

 

Om een analyse op de gelaatsbeschilderingen te kunnen doorvoeren bleek het noodzakelijk om het opmaakproces in verschillende stappen op te splitsen. Vervolgens werd de opmaaklaag in verschillende zones onderverdeeld. Op die manier kan een gestructureerde vergelijking van de aangebrachte motieven doorgevoerd worden.

 

De onderverdeling van het gelaat is gebaseerd op de analyse van de gelaatstatoeages en werd verder in overleg met onze informanten bepaald. Deze onderverdeling kan toegepast worden op zowel de yaake als de geerewol gezichtsbeschildering, hoewel dit bij het laatste type minder noodzakelijk is. Toch heeft deze opdeling bij sommige gelaatbeschilderingen een aantal beperkingen. Enerzijds omdat de motieven die over verschillende zones lopen opgesplitst worden, waardoor de eenheid van de opmaak deels verloren gaat. Anderzijds zijn er een aantal gelaatsbeschilderingen dat moeilijker binnen deze opdeling past. In onze analyse proberen we deze beperkingen te overkomen.

 

4.1.3.1. De opmaaklaag

 

In het opmaakproces zien we dat onze informant (Lehmu Djima) een transparante onderlaag aanbrengt (Frag. a7; Afb. a7). Volgens andere informanten is deze basislaag geen vereiste. Ze wordt enkel gebruikt om het gelaat een egale kleur te geven en een betere contrastwerking met de opmaaklaag te verkrijgen. Door de rode tint die deze laag aan het gezicht geeft wordt het schoonheidsideaal benaderd. We laten deze onderlaag verder buiten beschouwing omdat ze enkel tijdens het opmaakproces kan waargenomen worden.

 

De eigenlijke opmaaklaag heeft een specifieke vorm die niet gelijk loopt met de natuurlijke omtreklijn van het gelaat. De contouren van deze laag volgen aan de bovenkant van het gelaat de haarlijn om dan via een gebogen lijn, over of naast de slapen verder te gaan. Daarna lopen ze over of naast de jukbeenderen tot aan het kinkuiltje. Bij elke opmaak vallen de omtreklijnen binnen de natuurlijke begrenzingen van het gelaat.

 

De opvulling gebeurt meestal over het gehele vlak, inclusief de oogkassen, met uitzondering van de wenkbrauwen en de lippen. De variaties die hierop voorkomen worden besproken bij de analyse van de opmaaklaag (zie 4.4.2) (Fig. 22, c). De kleur van deze laag heeft een lichtere tint en is in sommige gevallen sterk contrasterend met de huidskleur. Bij de opmaak voor de geerewol dans wordt een andere kleur gebruikt.

 

De volgende stap in het opmaakproces is het aanbrengen van kleine kleurvlakken en gedetailleerde motieven op de opmaaklaag. Het zijn deze motieven die de individualiteit van de gelaatsbeschildering bepalen en die uitdrukking geven aan de schoonheid van de danser. We hebben gekozen om het gelaat op te delen in verschillende zones waarin deze motieven over het algemeen aangebracht worden. Hierdoor kan elke zone systematisch vergeleken worden.

 

4.1.3.2. Vlakverdeling van het gelaat

 

De kleurvlakken en details worden op specifieke plaatsen van het gelaat aangebracht. Deze zones zijn grotendeels gelijklopend aan de plaatsen waar de tatoeages op het gezicht aangebracht worden en die een uitdrukking zijn van de Wodaabe etniciteit.

 

Het aanbrengen van de kleurvlakken en details op de opmaaklaag volgt grotendeels de indeling van de zones, waarbij telkens per materiaalsoort gewerkt wordt. Alle afbeeldingen die in aanmerking kwamen voor deze analyse werden overgebracht op een gelaatsmodel. Hierbij hebben we gekozen voor een gelaatsprofiel in een driekwart positie, waarop de zones aangeduid werden (Fig. 23). We hopen hierdoor eenvormigheid in de presentatie te krijgen die de vergelijking van de zones vereenvoudigt.

 

Gezien de uitgesproken symmetrie in alle gelaatsbeschilderingen, volstaat een gedeeltelijke beschrijving van de opmaak. Bovendien krijgt men door deze driekwart positie, in tegenstelling tot een frontaal profiel een betere kijk op de zone rond de slapen. Hierdoor blijft ook de neuszone grotendeels zichtbaar. De mediaan waarlangs de symmetrische opmaak gespiegeld wordt, loopt vanaf het midden van de haarlijn op het voorhoofd, tot onder aan het kinkuiltje.

 

Zoals vermeld bij de gezichtstatoeages (zie 3.4.2) hebben we het gelaat van boven naar onder in verscheidene zones onderverdeelt (Fig. 23). De zone van de neus en het voorhoofd (regio frontalis & nasalis) begint aan de bovenzijde van het voorhoofd, onder de haarlijn en loopt over de neus en het filtrum door tot aan de bovenliprand. De zone van de slapen wordt doorgetrokken tot aan de ooghoek (regio temporalis). De zone onder de ogen tot het jukbeen toe (regio infra-orbitalis & zygomatica) grenst hieraan. Daaronder wordt de zone van de mondhoek aangeduid die doorloopt tot aan het kaakgewricht (regio buccalis). Als laatste hebben we de zone van de kin (regio mentalis), die vanaf de onderliprand tot het kinkuiltje loopt.

 

Door de eenvormigheid in opmaak van de ogen, wenkbrauwen en lippen, worden deze gelaatsdelen buiten beschouwing van de zones gelaten. We bespreken ze uitgebreider bij het opmaakproces (zie 4.2.3).

 

 

4.2. Kleurmaterialen voor de opmaak

 

De materialen die gebruikt worden bij de gelaatsbeschilderingen kunnen zowel van minerale als van organische oorsprong zijn. Bij deze laatste gaat het vaak om mengsels, die in sommige gevallen magische krachten verlenen aan de danser. De informatie die we hierover in de literatuur terugvinden is zeer beperkt. De meeste gegevens zijn dan ook afkomstig van onze informanten.

 

Bij de beschrijving van de kleuren kiezen we voor algemene kleurbenamingen en combinaties van kleuren. Deze beperking komt er omdat we ons noodzakelijk moeten baseren op beeldmateriaal dat afgedrukt werd en waarvan de kleurechtheid niet kan nagegaan worden. Bovendien is de aard van het materiaal dusdanig dat het in talrijke schakeringen voorkomt.

 

4.2.1. Materiaal voor de opmaaklaag van het gelaat

 

Een waaier van okerkleurige gesteentes in verschillende tinten, vormt het basismateriaal van deze gezichtsbeschilderingen (Afb. 37). De kleuren variëren van citroengeel tot terracotta-rood. Hiertussen bevinden zich alle schakeringen van goudoker over oranjeoker tot rode oker. In sommige gevallen merken we ook olijfgroene kleuren in een mengeling van felrood.

 

Afb.37: Poeders gebruikt voor de gelaatsbeschilderingen.

a) gesteenten en poeders in verschilende tinten,

gebruikt bij gelaatsbeschilderingen.

 

b) Licht okerkleurige steen gebruikt bij het

aanbrengen van strepen (sifull) of

vlekken (tobbe) om de contrast werking

te versterken.

 

c) Rode oker, (polla) gebruikt voor de

opmaak van de geerewol dans.

 

d) Makara pura: okerkleurig gesteente

gebruikt als opmaaklaag bij de yaake dans.

 

e) Rood synthetisch poeder dat als surrogaat gebruikt

wordt. Met dit product kleuren de Touareg hun

lederwaren.

 

 

Deze gesteentes (Afb. 37; b, d) die men volgens Loncke, makara pura (pura = geel) noemt zouden tijdens het dansen het zonlicht beter reflecteren. (Loncke 2000: 98). Het terracottarode gesteente dat vooral gebruikt wordt voor de opmaak van de geerewol dans wordt polla (rood) genoemd (Afb. 37,c). Dit poeder gebruikt men soms als transparante onderlaag (zie 4.1.2.1) of als decoratieve stippen bij de yaake opmaak. Volgens Brandt vermengt men dit rode poeder met boter (Brandt 1956: 119). Bij Bovin, die vooral onderzoek gedaan heeft in Diffa regio, staat het rode gezichtspoeder bekend onder de naam kooya. Het wordt in dezelfde omstandigheden gebruikt als hierboven beschreven (Bovin 2001:37).

 

Het betreft hier sedimentair gesteente, vermoedelijk slibsteen of plinthiet. Andere poeders zijn opgebouwd uit gips in verschillende kleuren. Ze komen vooral voor in gebieden met weinig neerslag, waar het water in de bodem stijgt en een korst van calciumsulfaat achterlaat. Er zijn ook krijtgesteenten bij die door het ijzergehalte rood of geel gekleurd zijn.

 

Deze brokken steen die door de dansers tot kleurpoeder malen, worden in plastic zakjes of blikken kokertjes opgeborgen in een zakdoosje. Dit opmaakgerief waarvan de kleurschakeringen per eigenaar verschillen is zeer waardevol en wordt enkel aan de beste vrienden uitgeleend. De originaliteit van de kleuren bepaalt immers het succes van de opmaak mee. We zien in ons filmfragment (Frag. a9) hoe terughoudend onze informant Ortoudo Bermo is, indien een ander lid hem vraagt om zijn poeder te gebruiken.

 

Volgens onze informanten bevatten deze poeders op zich geen magische krachten. Dit is in tegenstelling tot datgene wat Dupire hierover vermeldt (Dupire 1956 b:216). Wel worden er soms magische bestanddelen toegevoegd zoals een verdroogde en verpulverde kameleon. Hierdoor zouden de kenmerken van het dier overgezet worden op de danser. Vooral de afzonderlijk bewegende, uitpuilende ogen evenals de kleurverandering van de huid zijn belangrijke attributen die bijdragen tot het succes van de dans. (van Offelen 1983: 119).

 

De Wodaabe beperken zich tot de kleurcombinaties van het kleurenpalet zoals we supra omschrijven. Om ons hiervan te vergewissen hadden we aan een aantal dansers opmaakpoeders van een andere kleur aangeboden. Geen van de kleuren voldeed aan hun criteria. De kleisoorten die zij gebruiken zijn niet beschikbaar op markten, behalve een aantal synthetische varianten die bij gebrek aan ander gebruikt worden. De synthetische kleurstoffen gebruiken de Touareg om hun artisanaal lederwerk rood te kleuren. De dansers moeten zich veel moeite getroosten om de zeldzame brokken steen in handen te krijgen, gezien de beperkte beschikbaarheid ervan. We bespreken dit in een volgend punt.

 

4.2.2. Mengsels van organische herkomst

 

Volgens Bovin kunnen in de plaats van de okergekleurde kleisoorten ook mengsels van plantaardige materialen op het gelaat aangebracht worden. Dit wordt wayllungu genoemd, een term die afkomstig is van way (=veranderen) (Afb. 39). Het is een brouwsel op basis van vruchtvlees van citrusvruchten, vermengd met boomschors en andere plantaardige ingrediënten. Volgens deze schrijver wordt het gebruikt als surrogaat voor de saffraankleurige poeder, wanneer dit niet beschikbaar is. In de film van Bovin “Ethnic co-existence in Nigeria” (Bovin 1995), gebruiken meisjes die zich willen transformeren dit brouwsel in plaats van poeder. (Bovin 2001, 37)

 

Afb. 39: Kruidenmasker (wayllungo) wordt

ook als opmaak voor de yaake dans gebruikt.

 

De uitleg van onze informant (Djouri Bigué) bevestigt dat het magische mengsel aangewend wordt om de huid een lichtere kleur te geven. In zijn recept worden geen citrusvruchten toegevoegd, wel verschillende soorten boomschors. Ongeveer drie maanden vóór de aanvang van de jaarlijkse ceremonieën, brengt hij op regelmatige tijdstippen kruidenmaskers op het gelaat aan. Dit mengsel wordt eveneens gebruikt om de tanden te poetsen, zodat ze mooi wit worden. Vermengd met melk wordt het ook als toverdrank genomen omdat het de schoonheid tijdens het dansen zou bevorderen. Met dit kruidenmasker kan men de yaake dansen, maar geen geerewol.

 

Loncke schrijft dat het een uitermate belangrijk recept betreft. Iedereen houdt het geheim omdat dit mengsel het gelaat van de danser laat transformeren en lichtgevend maakt. Ook de ogen gaan er meer van schitteren. (Loncke 2000:147)

 

Verder zijn er nog talrijke andere poedermengsels met magische krachten. Ze worden gebruikt om de schoonheid bij het dansen naar buiten te brengen, of zich te beschermen tegen hekserij (zie 1.5.4). Deze materialen maken geen deel uit van de gelaatsopmaak.

 

4.2.3. Herkomst van de opmaakproducten

 

De bronnen die iets over de herkomst van de opmaakproducten vermelden zijn zeer beperkt. Ze beschrijven vooral de moeite die men zich getroost om deze poeder in handen te krijgen. In sommige gevallen moeten specifieke regels in acht genomen worden om een goede afloop te verzekeren.

 

Zo beweert onze informant (Djouri Bigué) dat de okerrode kleisoort, gebruikt voor de geerewol opmaak, enkel door een ouderling mag gehaald worden uit Nigeria. Jonge mannen zouden de oude man een kameel kopen, om hem de reis mogelijk te maken. Deze reis zou vol gevaren zijn omdat het slechte geesten zou aantrekken, zijn kans op overleven is klein. We vinden dit opmerkelijk aangezien dit nomadenvolk altijd migreert. Loncke voegt hier nog aan toe dat de oude man een lichte huidskleur moet hebben, zoniet kleurt de rode poeder zwart op het gelaat van de dansers. (Loncke 2000: 143)

 

De overige okerkleurige kleisoorten kunnen door de jongemannen zelf gehaald worden. Zoals informant Djouri Bedjé ons vertelde werd deze vindplaats hem aangeduid door zijn vader, ergens in de omgeving van Kao, Nyekolo. Deze kleisoorten vindt men in een gat in de grond. Er zijn veel schakeringen, waarvan sommige stukken sterk geaderd zijn. De meest zuivere brokken krijgen voorkeur. Er worden ook stukken meegenomen voor de andere dansers. Zijn vindplaats heeft hij gemerkt met een steen als herkenning voor volgende expedities. Op de datum van de ondervraging had hij van alle kleisoorten voldoende voorraad voor de komende 5 jaar.

 

Ook Bovin maakt melding over de lange zoektochten, van meer dan 1400 km die ondernomen worden om de saffraankleurige klei te bemachtigen. Slechts enkele Wodaabe weten die te vinden bij een specifieke berg in de omgeving van Jangooria, benoorden Malbaza in zuidelijk centraal Niger of ook in de Josbergen van Noord Nigeria (Bovin 2001: 22) Net zoals Dupire vermeldt ze dat deze producten magisch zijn, omdat geel de kleur van magie en transformatie is.

 

4.2.4. Kleurstofmateriaal voor de ogen

 

Het accenturen van de oogranden met een zwart poeder, behoort voor de Wodaabe tot de standaard opmaak van elke dag. Bovin vermeldt dat ook vrouwen en kinderen deze opmaak dagelijks aanbrengen (Bovin 2001: 22 ). Bij de opmaak voor de ceremoniële dansen wordt er veel meer zwart aangebracht dan in het dagdagelijkse leven. Onze informanten gebruiken tijdens hun verblijf in Europa veel minder gebruik van dit poeder.

 

Fig. 8: Zwarte opmaakpoeder (finaari)

 

Met een staafje, finoriki genoemd, wordt het zwarte poeder aangebracht. Dit staafje maakt deel uit van een buideltje dat men om de hals draagt (Fig. 8: a-b). Hierin zitten grijszwarte keitjes, die het poeder op het staafje afzetten. Deze keitjes worden finarou genoemd en vindt men in de omgeving van Birni ’n Koni, vlakbij de grens met Nigeria. Deze grote stenen die gemakkelijk granuleren vinden we ook Tahoua en Tabalak.

 

4.2.5. Kleurstofmateriaal voor de lippen

 

Afgezien van de bovenvermelde finarou dat door sommige dansers ook gebruikt wordt voor de lippen en de wenkbrauwen, zijn er verschillende producten om de lippen te zwarten. Het zijn meestal mengsels met magische krachten die tijdens het dansen tot uitwerking komen (Bovin 2001: 25). Dit product wordt sumdinirdum genoemd. (Loncke 2000:138)

 

Onze informanten kennen het gebruik van verkoolde vogelvleugels en –poten alleen in een zalf met de naam bumdinirdum, die om de polsen en enkels gesmeerd wordt als bescherming. Sommigen maken kleine inkervingen in de huid zodat het product goed zou inwerken. Het is zeer krachtig en mag slechts in beperkte mate gebruikt worden. Eventueel kan er ook een amulet van gemaakt worden, die men tijdens het dansen draagt. Het betreft hier de vleugels en de poten van de gier (dutal).

 

Het zwarte poeder, sumdinirdum, wordt bij onze informanten gemaakt van de krop van een zilverreiger (nyalé), vermengd met de tong van een slang. Deze ingrediënten worden verbrand en verpulverd tot poeder. Vermengd met boter worden ze dan op de lippen aangebracht. De eigenschappen van beide dieren zou op de dansers overgedragen worden, waardoor ze tijdens het dansen de mond snel kunnen bewegen en soortgelijke geluiden maken. De zwart gemaakte lippen worden eveneens sumdinirdum genoemd. Deze magische middelen kunnen de yaake dans krachtiger maken.

 

Indien deze producten niet voorhanden zijn wordt ook gebruikt gemaakt van een indigo kleurstof (siuni), kohl of antimoon, te vinden in de inhoud van batterijen. Maar volgens onze informanten geeft dit een zeer slechte smaak, en zou het ook de lippen aantasten. Daarom geeft men liever de voorkeur aan houtskool

 

4.2.6. Materiaal voor de detailopmaak

 

Bij de detailopmaak van de verschillende zones wordt zoals supra beschreven, gebruik gemaakt van verschillende tinten okerkleurige kleisoorten, waaronder ook het rode poeder polla. Lijnstukken en stippen worden ook met finarou aangebracht, het poeder dat vooral dient om de oogranden te accentueren en eventueel ook de wenkbrauwen te kleuren.

 

In een groot aantal gelaatsbeschilderingen merken we ook het gebruik van witte stippen of strepen, doobal genoemd die als druppeltjes zijn aangebracht. Dit witte pasta wordt volgens Bovin gemaakt van de gedroogde vogeluitwerpselen van de trapgans (Otis arabs), die vermengd wordt met speeksel. (Bovin2001: 37).

 

Deze doobal wordt volgens onze informanten ook als tobbe ali (ali: wit) aangeduid. Dit is een witte poeder (djojerie) dat gemaakt wordt door de verbranding en verpulvering van transparante schilfers die als een sediment voorkomen op bepaalde stenen. Ze gebruiken dit poeder eveneens om de kalebassen te kleuren. Indien dit witte poeder niet voorhanden is wordt doobal ali gebruikt. Met deze termen, doobal ali of tobbe ali worden de witte stippen of cirkels aangeduid. De zwarte stippen worden gewoon met tobbe aangeduid, terwijl de rode stippen of cirkels tobbe koumandi genoemd worden. (Informanten Djouri Bigué, Guirgui Ganayi)

 

 

4.3. Werkwijze bij de opmaak van het gelaat

 

Zoals we gezien hebben nemen de voorbereidingen van het dansen veel tijd in beslag. Vooral de opmaak van het gelaat is een activiteit die verschillend uren kan duren. Hun esthetische voorkomen en het succes tijdens de dansen worden immers mee bepaald door hun gelaatsopmaak. Deze urenlange voorbereiding wordt door de vrouwen zelfs gezien als arbeid (Bovin 2001:37)

 

Om zich klaar te maken voor de opmaak, groeperen de dansers zich op matten in de schaduw van een boom. Hun kledij en tassen worden opgehangen in de takken. Iedereen mag hierbij aanwezig zijn en er gelden geen verbodsregels. Alleen de gewoonte vraagt dat mannen en vrouwen gescheiden zitten. Het vlechten van het haar wordt door de vrouwen gedaan, meestal enkele dagen op voorhand.

 

We volgen in deze beschrijving de opmaak voor de yaake dans, zoals we die gefilmd hebben in In-Gall, september 2001. Het betreft hier vier dansers, waaronder twee informanten Lehmu Djima en Ortoudo Bermo, die we bij hun opmaakproces gevolgd hebben.

 

Wanneer deze informanten oud genoeg waren om mee te dansen, heeft hun vader hen alle technische kennis evenals de magische recepten aangeleerd die hen moeten beschermen en succesvol laten dansen. De eerste keren werden ze nog door hun vader geholpen, daarna volgden ze hun eigen voorkeur in de opmaak. Ook kinderen mogen de poeders aanbrengen, maar gezien de hoge waarde ervan verspilt men het liever niet onnodig.

 

Vanuit de literatuur en het fotomateriaal kunnen we duidelijk twee soorten gelaatsbeschilderingen onderscheiden, die elk kenmerkend zijn voor een dans, de geerewol dans en yaake. De opmaak loopt voor beide dansen vrijwel gelijk, we zullen de verschillen aanduiden bij het opmaakproces.

 

4.3.1. Voorbereiding van de opmaak

 

Zoals vermeld zijn de voorbereidingen een sociale gebeurtenis binnen een groep dansers van dezelfde leeftijd, die samenkomen in het lommer van een boom, om zich klaar te maken voor het dansen. De opmaak gebeurd in een ongedwongen sfeer, maar toch concentreren de dansers zich en bereiden zich ook mentaal voor. Het hele proces voltrekt zich traag en kalm.

 

In deze voorbereidende fase worden de vlechten nagekeken en zonodig bijgewerkt (Frag. a1). Hierbij wordt wederzijds hulp geboden, evenals bij het scheren van de haarlijn op het voorhoofd. Door het afscheren van de haarlijn tot aan de ingevlochten delen wordt het voorhoofd groter en lijkt het gelaat langer. Toch blijft hiervan weinig zichtbaar eens de tulband omgedaan wordt. Ook de snor en baardharen worden afgeschoren.

Afb. 42: Beeldfragmenten: verschillende stappen van het opmaak proces.

a) opmaakpoeder (makara pura)

(ref.: Frag. a4)

b) Lehmu Djima (informant) brengt

onderlaag aan. (ref.: Frag. a7)

c) Versnijden van het opmaakpoeder

(makara pura). (ref.: Frag. b2)

d) Aanbrengen van de omtreklijn.

(ref.: Frag. b5)

e) Omtreklijn wordt duidelijk aangezet.

(ref.: Frag. c3)

f) Aanbrengen van de gele streep

(sifull pura). (ref.: Frag. c7)

g) Aanbrengen van details (tobbe pura)

in de mondhoek. (ref.: Frag. d3)

h) Aanbrengen van de zwarte stippen

(tobbe). (ref.: Frag. d3)

i) Close-up van Ortoudo Bermo (informant)

Bij de gelaatsopmaak. (ref.: Frag. d6)

j) Lehmu Djima (informant) en veelvuldig

winnaar van de dansen. (ref.: Frag. d8)

k) De tulband wordt om een muts gewikkeld.

(ref.: Frag. d6)

l) Schikken van het hoofdjuweel

(doobite). (ref.: Frag. e6)

m) Aanbrengen van de tulband.

(ref.: Frag. f1)

n) Traditionele lederen lendendoek

(deddo ). (ref.: Frag. f6)

o) Gelaatsmimiek tijdens de yaake dans.

(ref.: Frag. g1)

p) Gelaatsmimiek tijden de yaake dans.

(ref.: Frag. g2)

Eén van onze informanten (Lehmu Djima) verkoos, na uitgebreid overleg met andere dansers, om aan beide zijden van het gelaat twee stukken bakkebaarden te laten staan, waarbij de boven –en onderkant wel weggeschoren werden. (Afb.: 42, b , Frag. a7). Vermoedelijk was dit een unieke creatieve uitdrukking, die gezien het overleg toch aan bepaalde criteria moest voldoen. Er werd hierover nog vermeldt dat deze haarplukken het moeilijker maken om de poeder goed aan te brengen op het gelaat. (Informant Djouri Bigué)

 

De tanden worden uitgebreid gepoetst, met een takje waarvan de top ontrafeld is en een kwastje vormt, zoals gebruikelijk in veel Afrikaanse landen. Sommige dansers hebben meerdere tunieken beschikbaar. Men vergelijkt en kiest uiteindelijk de tuniek die men wenst aan te trekken. (Frag. a3) Deze tuniek kan zowel voor als na de opmaak aangetrokken worden. Ook de hoofdband met versierde stroken wordt klaargelegd, de tulband en andere benodigdheden. Dupire vermeldt dat de toverdrank reeds bij de aanvang van het opmaken ingenomen wordt (Dupire.1956 b;220).

 

Het opmaakmateriaal wordt uitgepakt en de poeders worden uit het plastiek gewikkeld. De kleurige kleibrokken worden op het binnenvlak van hun sandaal gelegd en fijn gemaald met hun zwaard of scheermesje (Frag. a4-b2; Afb. 42: a,c). Het restant van de kleibrok met de rest van het poeder wordt later verpakt en opgeborgen. Het poeder kan nu aangebracht worden op het gelaat.

 

4.3.2. Aanbrengen van de opmaaklaag

 

Sommige dansers brengen eerst een transparante onderlaag aan op het gelaat zodat de opmaaklaag van de yaake dans beter contrasteert. (Afb. 42, a; Frag. a7) Hiervoor gebruikt men het roodkleurig poeder, polla, waardoor zichtbare gelaatsdelen de geïdealiseerde rode huidskleur benaderen. Deze onderlaag wordt niet aangebracht bij een geerewol opmaak of indien men een kruidenmasker (wayllungu) (Afb. 39) tijdens de yaake dans draagt.

Afb. 39: Kruidenmasker (wayllungo) wordt

ook als opmaak voor de yaake dans gebruikt.

 

Bij de yaake wordt vervolgens het okerkleurig poeder aangebracht. Met de middelvinger wordt het poeder opgenomen en onder de mond met enkele drukbewegingen aangebracht op het gelaat (Frag. b3-b8; Afb. 42,d). Deze handeling herhaalt men waarbij in eerste instantie de contouren aangegeven worden, beginnend aan de kin, over het linker jukbeen naar de haarlijn van het voorhoofd. Daarna volgen de contouren aan de rechterkant van het gelaat (Frag. c3; Afb. 42,e). Het hele vlak binnen de contouren wordt op deze wijze gestadig opgevuld. Deze opmaaklaag is in de meeste gevallen aanzienlijk kleiner dan de natuurlijke gelaatsomtrek, waardoor de contrasterende werking versterkt wordt. De lippen en wenkbrauwen zullen pas later opgemaakt worden.

d) Aanbrengen van de omtreklijn.

(ref.: Frag. b5)

 

e) Omtreklijn wordt duidelijk aangezet.

(ref.: Frag. c3)

 

 

Deze opmaaklaag kan sterk variëren naargelang de individuele keuze. Soms is de opmaak meer dekkend doordat een dikkere laag poeder aangebracht is. Ook de contouren van de opmaaklaag kunnen sterk verschillen. Lehmou Djima, onze informant en winnaar van verscheidene voorstellingen, is van mening dat het egaal aanbrengen van de poeder een belangrijk criteria voor een geslaagde opmaak is (Frag. b5, Afb. 42,d). In de beeldopnames zien we ook hoe opmerkelijk veel aandacht uitgaat naar het zorgvuldig aflijnen van de opmaaklaag (Frag. c3, Afb. 42,c)

 

c) Versnijden van het opmaakpoeder

(makara pura). (ref.: Frag. b2)

 

Bij de gelaatsbeschildering voor een geerewol dans verloopt het proces identiek. Het enige verschil is dat men hierbij de terracottarode kleikleur (Afb. 37,c) gebruikt, in plaats van de okergele tinten van de yaake dans (Afb. 37,a-d). Volgens onze informanten kan men eventueel een laagje boter aanbrengen boven op de poederlaag. Dit maakt de laag mooi glanzend en egaal. Er worden geen andere kleuren toegevoegd aan deze opmaak, behalve enkele detailversieringen zoals in het volgende punt besproken wordt. De opmaak voor deze dans werd gefilmd door Herzog W. in Les Bergers du Soleil. (Herzog 1987)

 

Het is opvallend hoe traag en met welke kalmte de dansers zich opmaken. Vermoedelijk willen ze transpiratie vermijden zodat de poeders goed kunnen aangebracht worden. Ook een oneffen huid zou een minder goed resultaat geven.

 

4.3.3. Aanbrengen van de detailopmaak

 

Bij de volgende stappen van het opmaakproces worden de details en motieven op de verschillende zones van het gelaat aangebracht. De verscheidenheid van deze motieven wordt in punt 4.4.2 uitgewerkt. Bij wijze van voorbeeld bespreken we hier een variant van deze opmaak, zoals we die terugvinden in onze beeldopnamen.

 

De eerste zone die ingevuld wordt is de neus –en voorhoofdszone. Hierin wordt een verticale streep (sifull pura) aangebracht met een okerpoeder met een heel lichte tint, zoals goudgeel of citroengeel. Afhankelijk van de gewenste dikte van deze streep wordt het poeder met de pink, de index of de ringvinger op de neusrug aangebracht. Men begint op het tipje van de neus en brengt de poeder stapsgewijs aan, doorlopend over het voorhoofd tot aan de rand van de tweede laag (Fragm. c4-c9; Afb.42,f). Bij sommige opmaken wordt deze streep doorgetrokken over het filtrum tot aan de rand van de bovenlip.

f) Aanbrengen van de gele streep

(sifull pura). (ref.: Frag. c7)

 

Deze streep wordt sifull pura of sifull ali genoemd, naargelang de kleur wit of geel is. Ze wordt met de grootste nauwkeurigheid aangebracht. Onze informant (Lehmu Djima) was bij zijn opmaak ontevreden over de rechtlijnigheid van deze sifull pura (gele streep) die hij aangebracht had, terwijl dit voor ons onmerkbaar was (Fragm. c7; Afb. 42,f). Dit motief dat in verschillende varianten voorkomt wordt het meest frequent gebruikt en laat het gezicht langer lijken. Het duidt de mediaan aan waarlangs alle motieven die in een reflectie symmetrie op het gelaat aangebracht worden.

 

Vervolgens kunnen ook andere zones met dezelfde okertint behandeld worden In ons voorbeeld worden tussen de ooghoeken en de slapen, twee ovaalvormige plekken in verticale richting aangebracht. Deze worden in een kleiner versie herhaald aan de mondhoeken. (Fragm. d3; Afb. 42,g). Telkens worden deze motieven aangebracht binnen de begrenzing van de opmaaklaag.

 

g) Aanbrengen van details (tobbe pura)

in de mondhoek. (ref.: Frag. d3)

 

Als laatste wordt een verticale streep geplaatst in de kinzone, vanaf de rand van de onderlip tot aan het kinkuiltje. Ook hier gebruikt men meestal dezelfde okertint als op de neusrug, waardoor de indruk ontstaat dat deze kinstreep een verlenging van de neuslijn vormt. De naam van dit motief is eveneens sifull pura (gele streep). Door deze opmaak wordt de verticaliteit van het gelaat sterk benadrukt (Fragm. d8; Afb. 42,j).

 

j) Lehmu Djima (informant) en veelvuldig

winnaar van de dansen. (ref.: Frag. d8)

 

h) Aanbrengen van de zwarte stippen

(tobbe). (ref.: Frag. d3)

 

 

Indien de danser de voorkeur geeft aan een eenvoudige opmaak is de gelaatsbeschildering klaar. Over het algemeen worden er nog fijne details aangebracht op de lichtgekleurde plekken. Hierbij kunnen stippen of lijnstukken aangebracht worden in allerlei combinaties en diverse kleuren zoals wit, zwart of rood.

 

De zwarte lijnstukken en stippen worden, net zoals bij de oogrand met een staafje (finariki) aangebracht. Het staafje met de zwarte poeder wordt op de huid gedrukt en een kwartslag gedraaid. Rechte lijnstukken worden eveneens met het staafje aangebracht. (Frag. d3; Afb. 42,h). Voor de witte stippen, tobbe doobal of ali, worden het witte poeder vermengd met speeksel en met een stokje in een dun laagje aangebracht, als druppels of lijnstukjes. (Afb. 3)

 

Afb. 3: Groep yaake dansers (ref.: Fig. 28.cb.10 tot 12). De opmaaklaag en details variëren.

 

In ons beeldmateriaal, zien we één van de dansers drie stippen in verticale richting aanbrengen op de lichtgekleurde plekken van de slaapzone. Soortgelijke stippen worden in een horizontale formatie onder de ogen aangebracht (regio infra-orbitalis). Ze zijn een navolging van de typische tatoeages stippen (yaarode tobbe = tatoeage stippen) die de vrouwen hebben (Frag. D3; Afb. 42, h). Bij de gelaatsopmaak worden ze altijd aangebracht, waarbij ze variëren naar kleur, grootte en aantal. Volgens onze informant (Guirgui Ganayi) hebben ze enkel een esthetisch doel. Op de okerkleurige plekken naast de mondhoeken worden in ons voorbeeld twee fijne, gekruiste lijnstukken aangebracht, waarvan het horizontale lijnstuk in het verlengde van de mondhoeken ligt. (Fragm. d6; Afb. 42,i). Ook deze details worden tobbe genoemd.

 

i) Close-up van Ortoudo Bermo (informant)

Bij de gelaatsopmaak. (ref.: Frag. d6)

 

Samen met het aanbrengen van de details worden ook de lippen en de wenkbrauwen zwart gemaakt. Zoals supra vermeld zijn er een hele reeks magische mengsels die voor de lippen gebruikt worden om de gelaatsuitdrukkingen tijdens het dansen nog meer aantrekkelijk te maken. Door de zwartgemaakte lippen laten de tanden nog witter schijnen. Ditzelfde effect krijgt men ook bij de ogen door het zwart maken van de wenkbrauwen en de zwarte omtreklijn van de oogrand. In beide gevallen kan men hiervoor finarou gebruiken.

 

4.3.4. Afwerking van de opmaak

 

De volgende stappen voltrekken zich nadat de gezichtsbeschilderingen voltooid zijn en vormen de afwerking van de opmaak. Op het hoofd wordt een gehaakte muts gezet waarrond een zeven meter lange tulband gedraaid wordt. De dansers helpen elkaar onderling om deze band precies aan te brengen. (Frag. d6; Afb.42, k &m). De tulband moet zo weinig mogelijk het voorhoofd bedekken en de dubbele vlechten aan beide zijden van het gelaat moeten goed zichtbaar blijven. (Dupire 1956b: 220) Rond deze tulband wordt er een hoofdband gebonden, die eventueel met vierhoekige zilveren ornamenten versierd is (Fig. 35; Frag. f2)

 

Fig. 7: a: amuletten in het haar gedragen.

b: hoofdjuweel (doobite) bij de yaake dans

 

Het hoofdjuweel, doobite (Fig. 7,a) wordt juist onder of op de rand van de tulband aangebracht. Het centrale element van dit juweel (zie 3.1.3.2) wordt precies in het midden geplaatst woordoor dit element het verlengde vormt van de streep die de neusrug markeert (Frag. e1-e7, Afb. 42,l). Indien de dansers geen hoed dragen wordt een struisvogelveer in het midden van de tulband gestoken, precies in het verlengde van de streep op de neusrug. Deze laatste attributen worden heel nauwkeurig aangebracht. Ze wijzen op het belang van de symmetrie en vormen een voortzetting van de esthetische principes die we in het vorige hoofdstuk beschreven hebben (Frag. f3; Afb. 42,o).

 

l) Schikken van het hoofdjuweel

(doobite). (ref.: Frag. e6)

 

o) Gelaatsmimiek tijdens de yaake dans.

(ref.: Frag. g1)

 

 

4.4. Analyse van de onderzoeksgegevens

 

Het ligt voor de hand dat de onderzoeksgegevens op verschillende niveau’s kunnen geanalyseerd worden. Allereerst lijkt het ons noodzakelijk op zoek te gaan naar de variaties binnen de zones van het gelaat, zoals we die we in het begin van dit hoofdstuk vooropgesteld hebben. We vermoeden dat we hierin een aantal motieven kunnen terugvinden die deze gelaatsbeschilderingen kenmerken. Door de onderverdeling van het gelaat in zones verliezen ze de totale indruk van de gelaatsbeschildering. Daarom moeten de gelaatsbeschilderingen ook in hun geheel bekeken worden.

 

Het lijkt ons raadzaam om de verhouding tussen de twee types van gelaatsbeschilderingen, met name die van de geerewol en van de yaake, van naderbij te bekijken. We gaan daarbij na of er verbanden zijn met de motieven zoals die gebruikt worden in de materiele cultuur en de gezichtstatoeages bij de vrouwen.

 

In een algemener kader interesseert het ons hoe deze gelaatsbeschilderingen zich verhouden ten opzichte van verwantschapgroepen en lineages of de dansers binnen dezelfde dansgroep. Deze analyse kan dan verder doorgetrokken worden, naar de locaties waar deze verschillende lineages zich ophouden. Niettegenstaande de beperktheid van de onderzoeksgegevens, ligt het toch in de bedoeling om ook het tijdsaspect in onze analyse nader te bekijken.

 

4.4.1. Analyse van de opmaaklagen

 

Aangezien onze steekproef niet als statistisch representatief kan aanzien worden ligt het niet in onze bedoeling om op basis van procentuele vergelijkingen uitspraken te doen. We geven daarom de voorkeur aan een algemene beschrijving in grote lijnen die een indruk weergeeft over hoe deze opmaaklaag zich verhoudt tot de gezichtsbeschilderingen.

 

4.4.1.1. Kleur van de opmaaklaag: contrastwerking

 

We hebben reeds melding gemaakt van de verscheidenheid aan kleuren en schakeringen die voor deze opmaaklaag gebruikt worden. Bij onze opmaakmodellen hebben we vier tinten weerhouden waarmee we vooral de contrastwerking willen aanduiden. Deze contrastwerking staat in relatie met de andere gekleurde vlakken die als motieven aangebracht worden in de verschillende zones. Ze wordt bepaald door de lichtheid van de kleur en de dikte waarmee het poeder wordt aangebracht.

 

We zijn er eerder van uitgegaan dat er bij elke gelaatsbeschildering een opmaaklaag aangebracht werd. Bij vergelijking blijkt dat deze opmaaklaag in uitzonderlijke gevallen zo dun is aangebracht dat ze nauwelijks zichtbaar blijkt te zijn, vanwege de roodbruine huidskleur die de Wodaabe typeren. (Fig. 30.jmd.27)(Fig. 32.zpw.7-8)(Fig. 21.ac.04) Hierdoor krijgen de lichtgekleurde motieven in de verschillende zones een sterke contrastwerking. (Afb.8, a-i)

 

Afb. 8: Groep yaake dansers, bij een dansvoorstelling in België: Zuiderpershuis 2000. (ref.: Fig. 31.zpg.01 tot 09)

 

De opmaaklaag kan evenzeer in een lichte kleur aangebracht zijn (Fig. 31.zpg.08) waardoor de contrastwerking ontstaat met de huidskleur en in mindere mate met de motieven. In een enkel geval zien we dat de oogkassen geen deel uitmaken van de opmaaklaag (Fig. 31.zpg 08), of in tegendeel juist heel dik aangezet zijn (Fig. 31.zpg.03).

 

Afb. 3: Groep yaake dansers (ref.: Fig. 28.cb.10 tot 12). De opmaaklaag en details variëren.

 

Er zijn opmerkelijk veel opmaaklagen waarbij de poeders niet egaal aangebracht werden. (Afb. 3, a-d) Veelal betreft het hier de omtreklaag die dikker aangezet is en de opvulling veel dunner (Fig. 32.zpw.11) (Fig. 28.cb.16). Bij enkele zien we ook de neusrug of de kinzone dikker aangezet (Fig.27.ac.03) (Fig. 27.cb.11), of de oogkassen en het voorhoofd. (Fig. 30.jmd.05)(Fig. 28.cb.10)

 

Wat de geerewol opmaak betreft wordt er uitsluitend rood poeder (polla) aangebracht en blijft de contrastwerking beperkt tot de huidskleur. We zien dat ook hier de poeder op sommige plaatsen dikker is aangebracht, met name op de neusrug en langs de omtreklijnen. (Fig. 32.zpw.15)

 

Bij de gelaatsopmaak in de oostelijke regio, Diffa, zien we dat de poeders vermengd worden met boter vooraleer ze op het gelaat aangebracht worden. Hierdoor is de kleurverdeling zeer egaal en krijgt men verschillend effect dat ook door onze in formanten waardering kreeg (Afb. 10, afb. 33) In de westelijke regio wordt dit enkel bij de geerewol opmaak soms gedaan. (Informant Djouri Bigué)

 

Afb. 10, a en b: yaake dansers uit oostelijke regio, Diffa. (ref.: Fig. 25.bm.05 tot 09)

 

4.4.1.2. Omtreklijnen van de opmaaklaag

 

De variaties binnen het verloop van omtreklijn zijn afhankelijk van de afstand tot de haarlijn en de wijze waarop de natuurlijke begrenzing van het gelaat gevolgd wordt. Bij een aantal dansers die in groep voorkomen merken we dat de afstand van de bovenrand tot de haarlijn ongeveer drie cm bedraagt (Fig. 30.jmd.31)(Fig. 30.jmd.32). Dit is eerder uitzonderlijk. Bij deze laatstgenoemde was de omtreklijn onregelmatig aangebracht. We zien hoe opmerkelijk veel aandacht onze informant (Lehmu Djima) hier aan besteedt. (Frag. c3; Afb. 42e)

 

e) Omtreklijn wordt duidelijk aangezet.

(ref.: Frag. c3)

 

Over het algemeen wordt een smal opmaakgelaat aangezet, toch zijn er ook voorbeelden waarbij het gehele gelaat bedekt wordt. Dit blijkt vooral zo te zijn in de oostelijke regio.(Afb. 10; Fig. 25.bm.05-09) De opmaaklaag kan ook zonder duidelijk omtreklijn aangebracht zijn, maar dit zijn eerder uitzonderingen (Fig. 30.jmd.13)

 

Afb. 40: Djouri Bigué (informant).

Eenvoudige gelaatsopmaak voor

yaake dans.

 

Zo zien we bij onze informant (Djouri Bigué) (Afb. 40) (Fig. 31.zpg.03) een omtreklijn die zeer smal naar de kin toeloopt, waardoor het gelaat langer lijkt. Daarentegen zijn we de opmaak van zijn broer waarbij de opmaaklaag bijna volledig de contouren van het eigenlijke gelaat volgt. (Fig. 31.zpg.02) (Fig. 28.cb.13)

 

De contrastwerking en de omtreklijn zijn twee aspecten die de variatie het meest bepalen. Deze beide variaties vinden we uitdrukkelijk terug binnen dezelfde dansgroep (Fig. 31.zpg.01 & -08) en zelfs tussen bloedverwanten die in dezelfde groep dansen. treffen we eveneens verschillen aan (Afb. 8, a-i)

 

Afb. 8: Groep yaake dansers, bij een dansvoorstelling in België: Zuiderpershuis 2000. (ref.: Fig. 31.zpg.01 tot 09)

 

 

Afb. 9: Groep yaake dansers, gefotografeerd in 1957, uit westelijke regio Tahoua. (ref.: Fig. 26.hb.01 tot 04)

 

Bij de gelaatsbeschilderingen uit het jaar ’57 zien we dat hier eveneens een opmaaklaag aangebracht werd met een duidelijke contrastwerking. (Afb. 9) De omtreklijn, die eerder onnauwkeurig aangebracht is verloopt op dezelfde wijze als tegenwoordig. Zeer opmerkelijk is dat er hier bij de vrouwen eveneens een opmaaklaag wordt aangebracht (Afb. 30)(Fig. 24.hb.01 tot 03). Dit krijgen we in latere periodes niet meer te zien.

 

Atb. 30: Meisje met gezichtstatoeage en opmaak. (ref.: Fig. 24. hb.01)

 

Bij Bovin zien we twee uitzonderlijke opmaken van twee dansers die geen opmaaklaag aangebracht hebben. Beide mannen hebben gelaatstatoeages en hadden in beperkte mate motieven aangebracht die sterk verschillend waren van wat algemeen voorkomt. (Afb. 36) Volgens de schrijver hadden ze nog maar weinig poeder meer, die ze op een individuele manier aangebracht hadden. (Bovin 2001: 101) Hoewel deze opmaak heel verschillend is van de andere werden ze door onze informanten (Bobou Doudje, Guirgui Ganayi) als mooi ervaren. Ze vonden de persoon op de foto opmerkelijk mooi.

 

Afb. 36: Opmerkelijke gelaatsbeschildering uit

oostelijke regio, Diffa.

 

We vermelden hier nog enkele uitzonderingen over de opmaak van de lippen. Zo zien we dat in een enkel geval de lippen tot buiten de rand opgemaakt worden en een andere opmaak waarbij de lippen zeer dun aangebracht zijn (Fig. 31.zpg.02) waarbij de okerkleur en het motief de liprand overschrijd en op de lip doorloopt. (Fig. 30.jmd.15) In een enkel geval werden ook de wenkbrauwen niet gezwart (Fig. 31.zpg.02)

 

4.4.2. Variaties binnen de zones

 

Niettegenstaande het feit dat we gelijksoortige motieven in de verschillende zones aantreffen, stellen we voor om eerst elke zone afzonderlijk te bekijken en vergelijken. Door de verscheidenheid aan opvullingen van dit vlak hopen we een aantal stilistische criteria naar voor te kunnen brengen. We volgen hierbij de verdeling van het gelaat zoals eerder aangeduid. (Fig. 23)

 

Fig. 23: Gelaatsmodel met verdeling

van het gelaat in zones:

 

zone 1 : zone van de neus en voorhoofd

(regio nasalis, regio frontalis).

zone 2 : zone van de slapen (regio temporalis)

zone 3 : zone van de wang

(regio infra - orbitalis, regio zygomatica)

zone 4 : zone van de mondhoek (regio buccalis)

zone 5 : zone van de kin (regio mentalis)
 

 

In sommige gevallen worden kleine vlakken ingevuld met een kleur die anders is dan de opmaaklaag of duidelijk te onderscheiden is omdat de poeder dikker aangebracht werd. Die delen van oppervlak met een afwijkende helderheid of kleurinvulling noemen wij hierna vlekken.

 

4.4.2.1. De neus –en voorhoofdszone

 

De detailopmaak van deze zone betreft meestal een motief dat op de neusrug voorkomt en dat in veel gevallen over het voorhoofd doorloopt tot aan de haarlijn. We hebben de begrenzing van deze zone moeten aanpassen, omdat er bij sommige opmaken motieven waren aangebracht die buiten de verlenging van de neusrug vallen. Het betreft hier de gelaatsbeschilderingen uit de oostelijke regio.

Fig. 3: Elke woonst (suudu) heeft een bed van

Touareg makelij.

 

In deze zone (Fig. 3, zone 1) is het meest karakteristieke motief een streep op de neusrug die doorloopt over het voorhoofd tot aan de tulband of het hoofdjuweel (doobite). Deze streep overschrijdt in geen enkel geval de omtreklijn van de opmaaklaag. Dit motief wordt sifull (streep) genoemd en vormt de mediaan waarlangs alle motieven gespiegeld worden. We zien later dat de kinzone meestal een soortgelijk motief, sifull draagt. Hierdoor krijgt men de indruk dat het motief op de kinzone een verlenging vormt van de neuszone en dat beide zones één geheel vormen. Volgens onze informant (Djouri Bigué) is het aanbrengen van deze streep noodzakelijk.

 

Indien deze streep aanwezig is wordt ze altijd dik aangezet in een lichtere okerkleur (Afb. 37,b). Ze kan doorlopen tot aan de liprand, waarbij ook het filtrum gekleurd is. (Fig. 32.zpw.06) In een enkel geval werd op het filtrum een vertikaal zwart lijnstuk aangebracht in het verlengde van de gele streep. (Fig. 32.zpw.02) De breedte van deze streep kan eveneens variëren. In een enkel geval zien we dat bij het kruidenmasker, wayllungu, op dezelfde plaats als de okerkleurige streep, het kruidenmengsel dikker is aangebracht. (Fig. 34.jmd.02)

 

We bemerken dat in dezelfde regio in het jaar ‘57 deze gele streep niet aangebracht werd. We zien hier wel de detailopmaak met witte pasta aangebracht. Meestal betreft het korte lijnstukjes op de neusrug (Fig. 26.hb.03) of witte stippen op het voorhoofd in een lineaire (Fig. 26.hb.01) of een circulaire formatie (Fig. 26.hb.02). In sommige gevallen zijn ze afwisselend wit en zwart. (Fig.26.hb.08).

 

In de oostelijk regio treffen we een soortgelijke detailopmaak aan als eind jaren ’50 in de westelijke regio (Fig. 25.bm.01 en 09) Hier worden er ook motieven aangebracht op de voorhoofdszone. Het betreft hier stippen op een lijn die vertikaal aangebracht zijn en het voorhoofd in drie delen. (Fig. 25.bm.04)

Afb.33: Yaake opmaak uit oostelijke regio. (ref.: Fig. 25.bm.10)

Opmaakpoeder werd vermengd met boter.

Ander motieven uit deze regio zijn opgebouwd uit ronde rode vlekken omcirkeld met witte stippen. Twee worden er aangebracht in het verlengde van de neusrug, de twee andere boven de wenkbrauwen. (Fig. 25.bm.05-06) Soortgelijke motieven maar eenvoudiger uitgewerkt tellen slechts vier witte stippen kruislings rond een rode stip aangezet. (Afb. 33; Fig. 25.bm.10). In een enkel geval, bij een opmerkelijke gelaatsbeschildering krijgen we op de neusrug een okergele streep op de neusrug, die zich onder de ogen verder loopt tot aan de slapen. (Afb. 36)

 

Afb. 36: Opmerkelijke gelaatsbeschildering uit

oostelijke regio, Diffa.

 

De decoratieve elementen die binnen deze streep toegevoegd worden zijn sterk variërend, toch wordt hierbij meestal de witte pasta gebruikt (ali). Bij een veel voorkomend motief wordt deze pasta druppelsgewijs aangebracht over de hele axiale lijn van de gele streep (Fig. 28.cb.01-05 ; Fig. 27.ac.10). Deze pasta lijkt oneffen en slordig aangebracht in vergelijking met de nauwgezetheid van de andere decoratieve elementen.

 

In een enkel geval wordt de gele streep onderbroken door een rechthoekig vlak in witte pasta aangebracht. (Fig. 32.zpw.10) Deze druppels worden ook onregelmatig aangebracht over de hele lengte (Fig. 30.jmd.22), op de top van de neus (Fig. 28.cb.03) of op de neusbrug. Wanneer de pasta als een lijnstukje aangezet wordt komt het meestal voor op de neustop. Er zijn voorbeelden waarbij de sifull volledig in witte pasta is aangebracht (sifull ali) en waarbij de breedte van de streep varieert van fijn (Fig. 28.cb.13) tot dik (Fig. 30.jmd.27)

 

Sommige gele strepen worden versierd met zwarte (Fig. 32.zpw.11) of rode stippen op een lijn (Fig. 28.cb.08; Fig. 27.ac.09), of afwisselend witte en rode stippen. In een ander voorbeeld werd er bij de boven aan de gele streep een rode vlek aangebracht, door witte pasta omringt, waarbij de witte lijn over de neusrug loopt. Het lijkt op een pendentief dat van het hoofdjuweel komt. (Fig. 28.cb.02) Er zijn ook verschillen merkbaar in de afwerking, waarbij de streep minder rechtlijnig verloopt (Fig. 30.jmd.18).

 

Afb. 6: Groep yaake dansers met gelijksoortige motieven in de opmaakzones. (ref.: Fig. 30.jmd.28 tot 33)

 

Bij een aantal leden van een dansgroep (Afb. 6) merken we een gemeenschappelijk motief op waarbij lateraal twee ronde vlekken aangebracht zijn aan de bovenkant van de gele streep. Ze hebben dezelfde kleur als de streep. (Fig. 30.jmd.28 tot 33). Een soortgelijk motief vinden we terug bij een opmaak waarbij onze informanten veel kritiek hadden. (Afb. 17,a-b) Dit motief en vooral de kleur, kunnen enkel bij de yaake toegepast worden, terwijl het hier om een geerewol voorstelling zou gaan.

 

Afb. 17: Deze geerewol voorstelling is volgens onze informanten niet authentiek gezien de

klederdracht, de dansattributen en de opmaak (zie detail). Deze dansers voldoen niet aan

de traditionele normen die bij deze geerewol van toepassing zijn.

 

Bij de geerewol opmaak wordt het poeder over de gehele opmaaklaag met dezelfde dikte aangezet. We krijgen hier een voorbeeld waarbij een streep in de dezelfde kleur dikker werd aangezet. (Afb. 24.jmd.35 -36) Er werden geen andere motieven op aangebracht.

 

Afb. 24: Ook bij vrouwen vinden we gezichtsbeschilderingen. (ref.: Fig. 24.cb.09)

 

4.4.2.2. De zone van de slapen

 

In deze zone, tussen de ooghoeken en de slapen, wordt meestal een ovaalvormige vlek aangebracht (Fig. 38). Deze heeft dezelfde kleur als de streep op de neusrug en is gelijkaardig aan het motief bij de mondhoeken. (Fig. 30.jmd.06) We treffen het veelvuldig aan in de westelijke regio en vooral bij de Godjanko’en. Deze vlek is rond, langwerpig rond of obovaal en kan de vorm hebben van een smalle streep.

 

In deze gele vlek worden details aangebracht die variëren van korte zwarte lijnstukjes, met witte stippen of rode stippen. Ze worden aangebracht in de zone zelf of aan de buitenrand ervan. De details zijn eveneens afhankelijk van de opmaak in de aangrenzende zones. Bij een aantal opmaken kunnen de motieven niet apart gezien worden omdat ze deel uitmaken van een groter motief op de wangzone en hier herhaald worden.

 

Alle decoratieve elementen worden steeds aangebracht binnen de begrenzing van de opmaaklaag. De details treffen we ook vlakbij de ooghoek aan (Fig. 28.cb.11). Er zijn combinaties van rode stippen aan de zijrand van de vlek (Fig. 31.ac.05) of in het midden (Fig. 31.zpg.08). Dit motief komt ook voor met witte stippen (tobbe ali) (Fig. 32.zpw.05) of zwarte stippen op een verticale as.(Fig. 32.zpw.13). De witte pasta wordt ook in de vorm van een kruis aangebracht (Fig. 32.jmd.06)

 

In een uitzonderlijk geval krijgen we in de westelijk regio een detailopmaak lateraal boven de wenkbrauw. Het betreft vier kruislings geschikte witte stippen, met een rode in het midden. (Fig. 28.cb.19). In tegenstelling tot de oostelijke regio, waar men vaker motieven aanbrengt op deze plaats. Het betreft hier meestal een deel van een groter patroon op de wang (Fig. 25.bm.08) of een herhaling van het motief onder de ogen (Fig. 25.bm.04).

 

Bij een andere opmaak (Afb. 33) uit de oostelijke regio wordt een motief weergegeven dat sterke gelijkenissen vertoont met de tatoeages die in deze zone aangebracht worden. Het is niet zichtbaar welke tatoeage de danser onder de opmaaklaag heeft. In deze regio vinden we in een uitzonderlijk geval een okergele vlek aangebracht. Algemeen kunnen we stellen dat de opmaken binnen deze zone, hier minder uitgewerkt worden.

 

Afb.33: Yaake opmaak uit oostelijke regio. (ref.: Fig. 25.bm.10)

Opmaakpoeder werd vermengd met boter.

 

Bij gezichtstatoeages die door de opmaaklaag heen toch zichtbaar zijn kunnen we duidelijk zien dat ze niet gereproduceerd of benadrukt worden (Fig. 28.cb.04). Dit is in tegenstelling tot de gelaatsbeschilderingen uit de het jaar ’57, waar we duidelijk een wisselwerking tussen de motieven en gelaatstatoeages zien. We merken hier op dat tijdens deze periode geen motieven aangebracht zijn in de zone van de slapen. (Fig. 26.hb.01-11)

 

Zwarte verticale lijnstukken worden verdeeld door regelmatige witte stippen (Fig. 27.ac.07) (Fig. 28.cb.11) of kruisen elkaar diagonaal. (Fig. 32.zpw.08) Zwarte en witte stippen wisselen elkaar af in een lineaire formatie (Fig. 28.cb.09). Een enkel zwart of wit punt (Fig. 30.jmd.33) in het verlengde van de wenkbrauwboog (Fig. 31.zpg.07) (Fig. 32.zpw.11) of als centraal element in een geel vlak (Fig. 32.zpw.09) komen ook voor. Bij de geerewol opmaak worden er weinig motieven in deze zone aangebracht. Bij één ervan vinden we een kort vertikaal lijnstukje in het zwart aangezet (Fig. 28.cb.17)

 

4.4.2.3. De wangzone

 

De meest voorkomende motieven zijn cirkelvormig en worden op het jukbeen (Fig. 29.cb.09) aangebracht. Het betreft hier cirkelsectoren met randornamenten van kleine stippen en minimale herhalingen. Deze cirkels komen in verschillende afmetingen voor en in allerlei okerschakeringen (Fig. 30.jmd.16), ze worden ook met witte pasta (ali) of met rode oker (pola) aangezet. In deze gekleurde cirkels wordt soms een centrale stip in witte of zwarte kleur geplaatst. Een overzicht van deze motieven vinden we terug in fig. 39.

 

Het cirkelvormig motief kan ook aangeduid worden door een successievelijk gebruik van witte druppels pasta (Fig. 29.af.05) (Fig. 28.cb.08). Ze kunnen veelvuldig aangebracht zijn of zeer beperkt met enkele stippen (Fig. 22.cb.09). De motieven die aangebracht werden op het voorhoofd kunnen in deze zone herhaald worden (Fig. 27.ac.02)

 

De opmaak die deze zone het meest typeert zijn de stippen onder de ogen (regio infra-orbitalis) in een verticale of schuine lineaire formatie, zoals de typische tatoeages (yaroode tobbe) aangeduid worden. Het aantal varieert van één tot een achttal. Ze worden aangebracht in witte, zwarte of rode stippen, of in afwisselende combinaties ervan. Deze zwarte stippen vinden we ook terug bij de opmaak van de geerewol waarbij ze meestal dik aangezet zijn (Fig. 28.cb.17 – 18) (Afb. 15)

 

Afb. 15: Geerewol danser.

Informant Guirgui Ganayi.

 

In sommige gevallen vormen ze één geheel met de motieven die op de jukbeenderen aangebracht werden en nog verder uitgebreid zijn met de details in de zone van de slapen. Dit motief vervangt in enkele gevallen één of alle lineaire stippen onder het oog. (Fig. 30.jmd.25) Deze stippen kunnen ook verbonden zijn door kleine zwarte lijnstukjes (Fig. 32.zpw.02 & 12).

 

Bij een aantal opmaken van de Godjanko’en, die in ons land een optreden gegeven hebben werd er geen enkel motief in deze zone aangebracht. Dit kan volgens onze informant (Djouri Bigué) enkel indien er een motief in de ooghoeken werd gezet. De opmaak bij een aantal van deze groep blijkt over de hele lijn zeer minimaal te zijn, met een sterke contrastwerking. Onze informant (Djouri Bigué) (Afb. 40) verkiest deze eenvoudige opmaak.

 

Afb. 40: Djouri Bigué (informant).

Eenvoudige gelaatsopmaak voor

yaake dans.

 

Als we een vergelijking maken met de gelaatsbeschilderingen uit 1957 zien we soortgelijke puntenreeksen afwisselend zwart en wit. Ze zijn in alle opmaken terug te vinden. In een enkele opmaak worden deze drie zwarte punten onder het oog omringd door veel witte stippen (Fig. 26.hb. 04).

 

In de oostelijke regio krijgen we eveneens de lineaire formatie met stippen in afwisselend witte en zwarte kleur. Ze worden in alle gevallen dik aangezet. Bij sommige opmaken zien we dat de echte gezichtstatoeages, vooral de yaarode tobbe onder de oogzone zichtbaar blijft. Deze tatoeages zijn in deze regio zeer duidelijk aangebracht. Het circulaire motief op de jukbeenderen vinden we ook hier terug. Het is meestal een herhaling van de motieven die aangebracht werden op het voorhoofd.

 

4.4.2.4. De zone van de mondhoeken

 

Uit ons onderzoek is gebleken dat er slechts weinig opmaken zijn zonder details aan de mondhoeken. Ook hier willen we het verband benadrukken met de motieven uit de andere zones van hetzelfde gelaat. Wanneer aan de ooghoeken een gele vlek aangebracht wordt, vinden we deze ook bij de mondhoeken terug (Fig. 30.jmd.11). De details die hierin aangebracht worden kunnen dezelfde zijn of verschillend. Ook hier zien we een herhaling van dezelfde elementen (Fig. 40). Alle decoratieve details grenzen aan de mondhoeken.

 

Er worden korte zwarte of witte lijnstukken getekend in het verlengde van de mondhoeken. Dit kan een enkelvoudige lijn betreffen of verschillende lijnstukken die als een waaierpatroon vanuit de mondhoek vertrekken. Deze motieven hebben een treffende gelijkenis met de gezichtstatoeages die we in verschillende periodes bij de vrouwen aantreffen.

 

De okergele vlek is meestal rond van vorm, maar kan ook langwerpig rond (Fig. 32.zpw.06-07) of onregelmatig zijn, aangezien ze met de vingertop getekend is. Zoals bij de ooghoeken staat deze vlek op zich, zonder verdere details (Fig. 31.zpg.01-02-03). Het overgrote deel krijgt wel decoratieve elementen meestal met zwarte lijnstukken, zwarte of witte stippen in variërende formaties.

 

Zo kunnen de stippen op (Fig. 30.jmd.30) of rond de gele vlek aangebracht zijn. (Fig. 32.zpw.02) De zwarte of witte lijnstukken (Fig. 24.jmd.06) worden horizontaal getekend, als verlenging van de liprand (Fig. 32.zpw.04)(Fig. 31.zpg.06). Twee lijnstukken kunnen elkaar kruisen in het gele vlak (Afb. 42, i) of juist ernaast (Fig. 32.zpw.11) Dit motief wordt soms gecombineerd met witte stippen, op de snijding van de lijnstukken (Fig. 28.cb.08)

 

Het waaiermotief wordt veelvuldig gebruikt. De zwarte lijnstukken die uit de mondhoeken vertrekken eindigen vaak in witte of rode stippen, of een combinatie ervan. Deze uiteinden worden soms met elkaar verbonden waardoor het waaiereffect benadrukt wordt. De witte stippen worden dan in een boog gezet die de waaier begrenst. (Fig. 28.cb.03) Bij het aanbrengen van de stippen hebben we een aantal details opgemerkt die niet volledig symmetrisch waren (Fig. 30.jmd.03) (Fig. 28.cb.20) Deze waaier komt niet voor in een witte kleur.

 

Atb. 27: De tatoeages worden niet benadrukt in

deze geerewol opmaak.

 

Dit zelfde waaiermotief vinden we terug als een gelaatstatoeage. (Afb. 27) De tatoeage is zichtbaar doorheen de opmaaklaag, maar toch wordt deze niet benadrukt in de desbetreffende geerewol opmaak (Fig. 28.cb.18)). Dit treffen we ook aan bij een aantal yaake opmaken (Fig. 28.cb.04&10).

 

Ook bij de geerewol worden er decoratieve details aangebracht. Deze details zijn altijd zwart. Het betreft hier zwarte lijnstukken, soms dik aangezet bij de mondhoek om dan horizontaal fijner uit te lopen. Andere vormen een driehoek (Fig. 28.cb.17) of een kruis. (Fig. 30.jmd. 29-32) Het zijn soortgelijke zwarte motieven die we terugvinden bij de yaake en de geerewol. Bij de afb. 17 zien we een geerewol opstelling die volgens onze informanten niet volgens de regels is. De mondhoeken werden met rode okerkleurige vlekken aangeduid (Fig. 30.jmd.37)

 

Atb. 30: Meisje met gezichtstatoeage en opmaak. (ref.: Fig. 24. hb.01)

Afb. 31 : De tatoeages worden benadrukt met witte stippen. (ref.: Fig. 24.hb.03)

De meest opmerkelijke vaststelling zien we op de afbeeldingen van Brandt uit 1957. (Afb. 30&31) (Fig. 24.hb.01&02) Hierbij zijn de gelaatstatoeages aan de mondhoeken bij een aantal vrouwen zichtbaar. Het betreft hier een waaiervormig motief, vertrekkend uit de mondhoek waarbij zijdelings een vijftal witte stippen aangebracht worden. Dit motief bestaat dus enerzijds uit de tatoeages waarbij decoratieve elementen in de vorm van witte stippen aangebracht werden. De schrijver vermeldt dat de stippen onder de ogen, de yaarode tobbe, eveneens met maquillage opgebracht werden.

 

Afb. 10, a en b: yaake dansers uit oostelijke regio, Diffa. (ref.: Fig. 25.bm.05 tot 09)

 

Dit waaiervormig motief zoals het hier bij de vrouwen aangebracht is vinden we veelvuldig terug in de gelaatsbeschilderingen uit de oostelijke regio. (Afb. 10, a-b) Dit motief wordt meestal gevormd door divergerende lijnstukken, vertrekkende uit de mondhoeken, die begrensd worden met witte stippen. De uiteinden van de lijnstukken kunnen eveneens verbonden zijn met een gebogen zwarte lijn met zijdelings zwarte of witte punten. (Fig. 25.bm.07-10)

 

4.4.2.5. De kinzone

 

Bij de bespreking van de neus –en voorhoofdszone hebben we op het verband gewezen met de zone van de kin. Hierbij treffen we in veel gevallen een voortzetting van het motief, die de verticaliteit van het gelaat versterkt. De gele streep (syfull pura) die op de neusrug wordt aangebracht, draagt dezelfde naam als de gele streep die op de kinzone voorkomt. Er worden ook details aangebracht die eventueel in de andere zones terug te vinden zijn. Volgens onze informant (Djouri Bigué) is het noodzakelijk dat deze zone opgemaakt wordt. We hebben evenwel voorbeelden gevonden waarin dit niet gebeurde. (Fig. 28.ac.10)

 

De gele streep op de kinzone begint bij de onderliprand en eindigt aan het kinkuiltje. Ook hier blijven de details nauwgezet binnen de opmaaklaag. Deze streep kan ook deels aangebracht worden onder aan de kin (Fig. 27.ac.08/11/13) of cirkelvormig in het midden van de kinzone (Fig. 30.jmd.10) De breedte ervan is niet noodzakelijk gelijk aan de streep op de neusrug. Men gebruikt dezelfde okerkleurige schakeringen, ook rood komt hierbij in aanmerking (Fig. 28.cb.08).

 

De detailmotieven die men hierop aanbrengt variëren van zwarte of witte lijnstukken, tot stippen en combinaties ervan. Deze witte of zwarte stippen worden zowel aan de buitenrand (Fig.25.zpg.02)(Fig. 26.zpw.05)als mediaal aangebracht, en soms verbonden door een zwart lijnstuk (Fig. 31.zpg.09). Een witte stip kan het enige detail zijn van de gele streep en wordt in het kinkuiltje aangebracht (Fig. 30.jmd.33) (Fig. 27.ac.03) of aan de onderliprand (Fig.25.zpg.06)

 

Deze zwarte lijnstukken worden ook zonder okerkleurige strepen aangebracht en kunnen een deel van de kinzone aanduiden (Fig. 30.jmd.12). Horizontale lijnstukken komen enkel voor in combinatie met verticale lijnstukken (Fig. 32.zpw.13). Deze kruisende lijnstukken worden in witte pasta aangebracht (Fig. 30.jmd.06) Dit zwarte lijnstuk wordt aan de bovenrand veelal dikker aangezet en versmalt naarmate het naar de kin toeloopt (Fig. 30.jmd.29/32/33), of krijgt onderaan een witte stip (Fig. 28.cb.10/13/14/16). We merken op dat deze zwarte verticale lijnstukken in de oostelijke regio dik aangezet zijn. (Afb. 10:a-b)

 

In deze zone worden ingewikkelde motieven aangebracht, zoals een zwarte middellijn op een gele streep, doorbroken door loodrechte verticale lijnstukken en een witte stip. (Fig. 27.ac.09) De gele streep wordt soms afgezoomd met rode lijnen (Fig. 27.ac.05) of witte pasta. (Fig. 31.zpg.07). Het zwarte lijnstuk om de kin kan een randmotief krijgen van witte, zwarte of rode stippen die ook gecombineerd worden. In een enkel geval werden schuine lijnstukjes aangebracht in een visgraatverband, met op het uiteinde witte stippen. (Fig. 29.af.05)

 

Bij de geerewol vinden we het verticale lijnstuk in zwarte kleur terug dat dik aangezet wordt aan de onderliprand en doorloopt tot voorbij de kinzone (Fig. 28.cb.17/18) Hoewel deze lijn niet altijd voorkomt is onze informant (Djouri Bigué) van mening dat het tot de standaard opmaak van de geerewol behoort. In een ander geval wordt de rode poeder dikker aangezet in de vorm van een streep, hierbij wordt geen zwarte kleur gebruikt (Fig. 32.zpw.16).

 

Circulaire motieven worden aangebracht met rode oker of witte pasta, met in het centrum een witte stip. Dit motief kan verbonden zijn met de onderliprand (Fig. 30.jmd.22). Circulaire motieven uit andere zones worden ook herhaald in deze zone. Het betreft hier een opmaak bij een vrouw. (Fig. 24.cb.09)

 

4.4.3. Verband tussen de zones

 

De wijze waarop onze analyse uitgevoerd werd heeft vooral de nadruk gelegd op de verscheidenheid aan motieven die we binnen de zones aantreffen. Wanneer we elke gelaatsopmaak in zijn totaliteit bekijken merken we dat soortgelijke elementen of motieven herhaald worden over de verschillende zones. Het is belangrijk om dit aspect van naderbij te bekijken, hoewel we bij de bespreking van de zones daarop gewezen hebben.

 

4.4.3.1. Vormgevingsregels

 

De belangrijkste vormgevingsregel bij de opmaak van het gelaat is ongetwijfeld de symmetrie. Het vormt de basis voor de onderverdeling van de zones en de wijze waarop de motieven aangebracht worden. De motieven op de neus en voorhoofdszone markeren duidelijk de symmetrieas van het gelaat, ze worden in veel gevallen doorgezet in de kinzone. Door deze opmaak wordt de verticaliteit van het gelaat sterk benadrukt en benadert men de esthetische norm van deze gemeenschap.

 

Elke opmaak wordt getypeerd door de contrastwerking die op verschillende manieren tot stand komt. Door het kleurverschil van de huid met de opmaaklaag bekomt men een grote variëteit en individualiteit van de gelaatsbeschilderingen. Deze contrastwerking wordt verder versterkt door de andere okertinten die in de verschillende zones van de opmaaklaag aangebracht worden. De detailopmaak, met witte pasta en zwart poeder werkt eveneens contrastversterkend door de wijze waarop verschillende elementen gecombineerd worden.

 

De nauwgezetheid waarmee men de poeders egaal op het gelaat aanbrengt is volgens onze informant (Djouri Djema) een vereiste voor een geslaagde opmaak. Om die reden wordt in de oostelijke regio de poeder voor de yaake dans met boter vermengd (zie Afb. 33). In de westelijke regio gebeurt dit soms met een geerewol opmaak. Uit de videofragmenten blijkt dat de dansers veel aandacht besteden aan een egale opmaak. De resultaten ervan kunnen sterk verschillen.

 

4.4.3.2. Variëteit en verdeling van de motieven

 

Sommige opmaken krijgen een sterk individueel karakter mee. De combinaties van lijnstukken en stippen in verschillende kleuren gebeurt door de dansers zelf woordoor ze hun creativiteit te kennen geven. In enkele gevallen gaat die persoonlijke creativiteit opmerkelijk ver. Zo zien we bij afb. 35 (Fig. 27.zpf.04) dat aan beide mondhoeken en aan de onderliprand plukken gelaatshaar deel uitmaken van de opmaak. Ze werden vervolgens benadrukt door twee okergele vlekken die aan de haarplukken grenzen. Een gelijksoortige decoratief element treffen we aan bij onze informant (Lehmu Djima), die bij het scheren de bakkebaarden gedeeltelijk liet staan (Frag. a7; Afb. 42, b)

 

b) Lehmu Djima (informant) brengt

onderlaag aan. (ref.: Frag. a7)

 

Over het algemeen komt de meeste variatie voor in de detailopmaak van de kinzone. De opmaak blijft beperkt tussen de liprand en het kinkuiltje. De kaken blijven vrij van motieven, net zoals de neusvleugels en de zone rond de naso-labiale plooi. We vinden het opmerkelijk dat het fotomateriaal uit 1957 geen enkele beschildering laat zien op de zone van de slapen.

 

In de oostelijke regio van Niger zien we in enkele gevallen motieven aangebracht op het voorhoofd boven de wenkbrauwen. Deze motieven verlopen in een gebogen lijn, evenwijdig met de haarlijn en het hoofdjuweel. Het lijkt alsof deze motieven een weergave zijn van de decoratieve elementen die deel uit maken van het hoofdjuweel. (Afb. 33) We veronderstellen in dit geval een relatie tussen het hoofdjuweel en de opmaakdetails.

 

Afb.33: Yaake opmaak uit oostelijke regio. (ref.: Fig. 25.bm.10)

Opmaakpoeder werd vermengd met boter.

 

De geometrische motieven die we in de detailopmaak terug vinden vormen een beperkte variëteit. We treffen hier vooral lijnstukken, strepen, stippen, circulaire motieven of vlekken met randmotieven aan die in bepaalde formaties voorkomen. Toch is ook hier de verscheidenheid beperkt. Ze worden doorgaans herhaald binnen de zones van de gelaatsopmaak. Samen met de kleurcontrasten bepalen ze de samenhang ervan.

 

4.4.3.3. Relatie tussen de verschillende zones

 

We zien dat circulaire motieven die aangebracht worden in de neus -en voorhoofdszone ook terug te vinden zijn in de wangzone of de slaapzone. Beide zones zijn als het ware met elkaar verbonden en vormen een eenheid. We kunnen geen melding maken van een opmaak waarbij een circulair motief of vlek herhaald zou worden in de slaapzone en op het jukbeen. De weergave van de yaarobe tobbe of getatoeëerde stippen onder de ogen wordt wel vaak herhaald in een rotatie van 45° in de slaapzone. Ze vormen daardoor een patroon met als centraal element, een circulaire vlek of cirkel op de jukbeenderen, die de puntformaties onder de ogen en van de slaapzone verbindt.

 

Afb. 40: Djouri Bigué (informant).

Eenvoudige gelaatsopmaak voor

yaake dans.

 

Deze hypothese wordt bevestigd door de vermelding van onze informant (Djouri Bedjé). Hij geeft de voorkeur aan een eenvoudige opmaak (Afb. 40), waarbij een beperkt aantal motieven als noodzakelijk gezien worden. Het betreft hier de sifull pura, of gele streep op de neusrug die een vervolg krijgt in de kinzone en de okervlekken aan de mondhoeken. Deze okergele vlekken worden herhaald op de slapen of op de jukbeenderen, maar niet op allebei. Ander detailopmaken kunnen volgens hem vrij aangebracht worden. We merken op dat deze informant bij verschillende gelegenheden dezelfde opmaak gebruikt. (Afb. 40, afb. 8, derde danser van links) We vinden soortgelijke opmaken terug in de dansgroep waarmee hij gefotografeerd werd.

 

Afb. 8: Groep yaake dansers, bij een dansvoorstelling in België: Zuiderpershuis 2000. (ref.: Fig. 31.zpg.01 tot 09)

 

De verscheidenheid van de motieven en de contrastwerking is bij de geerewol opmaak veel minder uitgewerkt. De opmaakdetails beperken zich tot enkele zwarte lijnstukken aan de mondhoeken en de kinzone. Hierdoor is de natuurlijke fysionomie van het gelaat beter zichtbaar. De tobbe of stippen onder de ogen worden altijd aangeduid, eveneens in een zwarte kleur. Het aantal varieert van één tot drie, twee zou volgens onze informant (Bouda Droh) niet zo mooi zijn. In een enkel geval wordt er ook aan de slapen een vertikaal lijnstukje aangebracht.

 

4.4.3.4. Betekenis van de motieven

 

In het vorige hoofdstuk zijn we op zoek gegaan naar de esthetische kenmerken van de materiele cultuur en van het lichaam. In een poging om verbanden te leggen met de gelaatsbeschilderingen brengen we een aantal hypothesen naar voor die hierover inzicht kunnen verschaffen. We merken dat de gelaatstatoeages in dezelfde zones aangebracht worden als de opmaakdetails. Omwille van hun belang worden ze apart besproken (zie 4.4.4.2)

 

fig.19: Motief dat veelvuldig op de gelaads-

beschilderingen voorkomt, door sommige auteurs als suudu of woonst omschreven.

 

Bovin is de enige auteur die hierover enige melding maakt. Ze is van mening dat de circulaire vlekken met een randmotief van witte stippen verwijst naar de suudu, of woonst. (Fig. 19) (Bovin 2001: 17) We vermoeden dat ze zich hiervoor baseert op het circulaire motief van het borduurwerk dat door de Wodaabe zo genoemd wordt. (Fig. 21,a) We kunnen deze hypothese moeilijke bevestigen omdat ze enerzijds niet vermeldt of de Wodaabe dit motief ook zo benoemen. Anderzijds vinden we het opmerkelijk dat er telkens een randmotief van witte stippen aangebracht wordt waarvoor geen verdere verklaring gegeven is.

 

fig.21: Twee veel voorkomende motieven op het borduurwerk:

a) (cuudi) of kampementen ; b) kalfskoorden (staan symbool voor welvaart)

 

Onze informanten zien in elk geval geen verband tussen het motief en een suudu, ze benoemen het eveneens als tobbe. Ze zien het enkel als een decoratief element. Aangezien dit motief door de lichtere kleur vooral het jukbeen benadrukt opperen we de hypothese dat dit motief het gelaat afslankt. Binnen deze gemeenschap geeft men de voorkeur aan een slank gelaat. Onze gesprekken hierover hebben geen verdere duiding van de motieven kunnen geven.

 

Afb. 41: Bij deze vrouw bedekt het hoofdjuweel

(doobite) de volledige neusrug.

 

Wat de opmaak van de neuszone betreft hebben we gezien dat vooral de verticaliteit en de fijnheid van het gelaat veel aandacht krijgen. We wensen hierbij te verwijzen naar het fotomateriaal uit 1957 (Afb. 41). Hierin zien we dat het hoofdjuweel (doobite) bij een vrouw, een middenstuk heeft dat de volledige neusrug bedekt. De gelijkenis met de okergele streep (sifull pura) (Afb. 40) vinden we opmerkelijk. Dit type van hoofdjuweel lijkt zich te beperken tot deze periode. Tegenwoordig gebruiken enkel de mannen dit hoofdjuweel, hierbij is het centraal element veel korter geworden. We vermoeden dat er een verband bestaat tussen het haarjuweel en de gelaatsopmaak op de neusrug.

 

4.4.4. Contextuele verbanden

 

In het vorige punt zijn we dieper ingegaan op de verscheidenheid van de motieven en de verhoudingen binnen de gelaatszones. We vinden het daarbij noodzakelijk om deze gelaatsbeschilderingen in een ruimer kader te plaatsen. Uit het fotomateriaal hebben we opgemerkt dat sommige vrouwen decoratieve beschilderingen aanbrengen op het gelaat. We willen nagaan in hoeverre ze onderling in verband kunnen gebracht worden.

 

Andere foto’s van sommige dansgroepen laten een herhaling van motieven zien binnen dezelfde groep. Daarbij komt dat de decoratieve elementen in gevarieerde combinaties voorkomen naargelang de individuele smaak. We willen nagaan in hoeverre deze variaties beperkt blijven in tijd en ruimte, en in hoeverre een relatie kan gelegd worden naar de verschillende lineages.

 

4.4.4.1. Gelaatsbeschilderingen bij vrouwen

 

In ons vooronderzoek hebben we een aantal gelaatsbeschilderingen bij vrouwen gezien, die we opgenomen hebben in onze analyse. De afbeeldingen hiervan werden overgebracht op een vrouwelijk gelaatsmodel. Dupire vermeldt dat jonge meisjes twee rode stippen aanbrengen aan elke kant van de neus (Dupire 1996: 220). Bij Brandt maken jonge mannen en vrouwen zich op met okerkleuren: “… ils alignaient minitieusement des points de couleur autour des marques tribales...” (Brandt 107)

 

Bij één van deze opmaken merken we dat er een okerkleurige circulaire vlek met een randmotief van witte stippen aangebracht werd. Het betreft hier dezelfde periode en lokaliteit als soortgelijke opmaken bij mannen, toch wordt hier geen contrasterende opmaaklaag aangebracht. Dit circulair motief wordt tweemaal herhaald op de neusrug en éénmaal in de kinzone en wangzone. We vermelden hier dat het desbetreffende gelaat eveneens de typische Wodaabe gezichtstatoeages laat zien.

 

Het fotomateriaal uit het jaar 1957 laat zien dat de opmaaklaag met details bij mannen voorkomen, evenzeer toegepast worden door de vrouwen. (Fig. 24.hb.01-03) Opmerkelijk is hier dat de opmaakdetails aangebracht worden rondom de echte gelaatstatoeages die zichtbaar blijven. Waardoor ze geïntegreerd worden beschildering. De yaarobe tobe (zwarte stippen onder de ogen) worden weergegeven met poeder. (Afb. 30-32)(Fig. 24.hb.01-04) Hierdoor wordt de indruk versterk dat de gelaatsbeschilderingen een weergave zijn van gezichtstatoeages, die een eigen ontwikkeling doorgemaakt hebben.

 

Onze informanten (Djouri Bigué, Ortoudo Bermo, Bobou Doudje) vermelden dat vroeger de vrouwen die tijdens de ceremoniële dansen moesten kiezen (surboybe) het gelaat altijd beschilderden. Tegenwoordig kunnen vrouwen nog steeds het gelaat beschilderingen indien gewenst dit gebeurt nu minder frequent.

 

Afb. 26: Fulbe meisje uit Kameroen met gelaatsbeschilderingen. (ref.: Fig. 24.zpf.05)

 

We wensen hier ook nog melding te maken van een gelaatsbeschildering van een Fulbe meisje uit Kameroen. (Afb. 26) (Fig. 24.zpf.05) Stippen in verschillende kleur en in een dubbel lineaire formatie worden schuin op de wangzone aangebracht. Dit motief herhaald zich op het voorhoofd, met op de wenkbrauwboog een centraal hartmotief. We hebben over soortgelijke opmaak geen andere informatie gevonden.

 

Uit dezelfde regio als de Wodaabe maken we melding van een gelaatsbeschildering bij een Touareg bruid. Hierbij werd in rode pigment een verticale streep aangebracht op de neusrug die doorloopt tot de haarlijn. In het midden van de neus wordt deze streep loodrecht gesneden door een soortgelijke streep. We hebben te weinig informatie om het verband te kunnen duiden (Fig. 34.ac.01).

 

4.4.4.2. Relatie met de gezichtstatoeages

 

Bij een aantal punten hebben we de relatie tussen de gezichtstatoeages en de gelaatsbeschilderingen kunnen doortrekken. We zijn dieper ingegaan op motieven die hierbij gebruikt worden en we hebben duidelijke verschillen kunnen vaststellen tussen de oostelijke en de westelijke regio. In de eerstgenoemde treffen we tatoeages aan op het hele lichaam en het gelaat, zowel bij mannen als bij vrouwen. In de westelijke regio daarentegen komen de gelaatsbeschilderingen uitdrukkelijk voor bij de vrouwen en dit enkel in het gelaat. Bij de mannen worden enkel sporadisch minimale tatoeages aangebracht.

 

Het meest gemeenschappelijke kenmerk tussen de gelaatsbeschilderingen en de tatoeages is de plaats waar ze aangebracht worden. Niettegenstaande de voorhoofdstatoeage sterk verschillend is van het motief bij de gelaatsbeschildering, duiden ze allebei de mediaanlijn aan die de motieven symmetrisch spiegelt.

 

Afb. 29: In de oostelijke regio zijn sommige tatoeages in de vorm van scarificaties.

 

Aan de slapen zijn de tatoeage patronen soms complex uitgewerkt (yaarodé marordé) (Afb. 29) in motieven die we niet terugvinden in de opmaak. Een eenvoudiger langwerpig gevlochten motief (yaarodé dangadal) verwijst naar de stijlen van de kalebastafel (Afb. 24, a) (Informant Bouda Droh). Vroeger werden er in deze periode geen tatoeages aangebracht, in de regio van Tahoua. De details bij de opmaak worden op dezelfde plaats aangezet, toch kan men niet spreken van identieke of soortgelijke motieven.

 

Afb. 24: Kalebas tafel (saga) met benaming van de onderdelen.

a: Dangalé: tafelstijl (ook benaming van tatoeage).

b: Gatal saga: ornament van de tafelstijl.

c: Leeso: mat waarop men slaapt.

d: Elletel: kalebaspakket.

e: Gatel elletel: zadel voor pakket.

f: Gashungol elletel: vlechtwerk dat pakket samenbindt.

g: Tekere: kalebashouder, ring van gras

h: Tuumude: kalebas waarin restje zure melk bewaard blijft.

i: Tuumude: kalebas met gierstbrei.

j: Sonporé: gevlochten kalebasbeschermer.

 

Dit is in tegenstelling tot de yaarode tobbe of tatoeagestippen onder de ogen (regio infra-orbitalis). Ze worden in vrijwel alle opmaken aangeduid als gekleurde stippen, eventueel uitgebreid met een zwart horizontaal lijnstukje. Ook bij de geerewol opmaak zijn ze vereist. Volgens onze informant (Bobou Doudje) hebben ze enkel een esthetisch doel.

 

Afb. 38: Gelaatstatoeage bij vrouwen, aangebracht

in de typische zones van het gezicht.

 

Het waaiervormig motief (Afb. 38) dat aan de mondhoeken getatoeëerd wordt (yaarode gougoufema) is typisch Wodaabe en wordt expliciet gebruikt in de gelaatsbeschildering. Vroeger werden deze tatoeages zichtbaar gehouden en werden er stippen op aangebracht. Dit waaiervormig motief komt zowel in westelijke als oostelijke regio voor, waar ze het duidelijkst aanwezig zijn. Volgens onze informant (Bouda Droh) kunnen de motieven die hier aangebracht worden zowel gougoufema als tobbe genoemd worden.

 

De tatoeage op de kinzone (yaarode wokude) kan een waaiermotief voorstellen met divergerende lijnen of één enkele lijn tot aan het kinkuiltje toe. Gezien de verscheidenheid in opmaakdetails is er geen rechtstreekse weergave van motieven, zien we duidelijke overeenkomsten in de plaats waarop ze aangebracht worden. Hierbij is de aanzet van het motief meestal de onderliprand.

 

4.4.4.3. Correlatie naar groepsverband

 

In ons eerste en tweede hoofdstuk zijn we dieper ingegaan op de structuur van de lineages. Hierbij is het ons opgevallen dat de organisatie ervan gebaseerd is op een theoretisch schema en sterk onderhevig is aan afsplitsingen en fusies. In ons vooronderzoek dachten we een relatie te kunnen leggen tussen de gelaatsbeschilderingen en de lineages. We hebben geprobeerd in onze analyse dit aspect van naderbij te bekijken voor zover dit mogelijk was.

 

Uit onze analyse is niet gebleken dat er een correlatie bestaat tussen de opmaak en deze lineages. Deze conclusie werd bevestigd in de besprekingen met onze informanten betreffende de verschillende opmaken. We hebben gemerkt dat de identiteit van de lineage niet herkend wordt aan het type opmaak. Herkenning blijkt wel mogelijk te zijn aan de hand van de juwelen of aan de schikking van de kalebastafel. Zoals we supra gezien hebben zijn de hymnen tijdens de ceremonieën eveneens een herkenningsteken.

 

We hebben supra besproken in welke mate de individuele creativiteit de opmaakdetails bepaald. Toch blijken de decoratieve elementen afkomstig te zijn uit een beperkt set van mogelijkheden die aan de esthetische normen voldoen. Wanneer we de gelaatsbeschilderingen van dansgroepen onderling vergelijken, valt het op dat er bepaalde combinaties optreden die men niet noodzakelijk bij andere dansers terugvindt.

 

Afb. 6: Groep yaake dansers met gelijksoortige motieven in de opmaakzones. (ref.: Fig. 30.jmd.28 tot 33)

 

Als voorbeeld zien we een dansgroep (Afb. 6) (Fig. 30jmd.28 tot 33) met een gelijksoortig motief op de neus –en voorhoofdzone. De verticale streep op de neusrug loopt door tot aan de haarlijn met aan de top twee okerkleurige vlekken, lateraal geplaatst. In onze videofragmenten zien we eveneens gelijksoortige detailopmaak onder de vier dansers die zich gezamenlijk klaarmaken. Het fotomateriaal uit de oostelijke regio (Afb. 10,a-b) laat eveneens gelijksoortige opmaken zien met gebruik van opmaakdetails. De overeenkomsten binnen deze gelaatsbeschilderingen worden nog versterkt door het gebruik van gelijksoortige okerkleuren.

 

Afb. 10, a en b: yaake dansers uit oostelijke regio, Diffa. (ref.: Fig. 25.bm.05 tot 09)

 

Bij de gelaatsbeschilderingen van de dansgroep die in Europa voorstellingen gaf treffen we soortgelijke overeenkomsten. De verschillen worden veroorzaakt door de kleur en de omtreklijn van de opmaaklaag, en in mindere mate door de individuele detailopmaak. Deze groep is grotendeels samengesteld uit bloedverwanten.

 

4.4.4.4. Lokaliteit van opmaken

 

In de gelaatsbeschilderingen van beide regio treffen we opmaken aan die gebruik maken van gelijksoortige motieven die eventueel anders gecombineerd worden. Ook bij de detailopmaken worden soortelijke elementen gebruikt die op individuele manier gecombineerd worden. We zijn van mening dat deze regio als stijlzones kunnen gezien worden, waarbij soortgelijke vormgevingsregels en esthetische normen aan de basis liggen.

 

Deze stijlvariaties zijn deels te wijten aan de materialen en de techniek. In de oostelijke regio zien we dat de opmaakpoeder vermengd wordt met boter en dat de okertinten verschillend zijn. Bovendien zien we dat de gebruikte motieven sterk gelijken op de gelaatsbeschilderingen uit de westelijke regio, eind jaren 50. In de oostelijke regio komen meer gelaatschilderingen voor dan in de westelijke. De motieven aan de mondhoeken worden er groter aangezet en circulaire vlekken met randmotief van stippen worden veelvuldig gebruikt op het voorhoofd.

 

Onze informanten waren verwonderd over het beeldmateriaal uit de oostelijke regio. Soortgelijke opmaken hadden ze niet eerder gezien en toch was men eenstemmig in de waardering ervan. De opmaak bleek volledig in overeenstemming met de esthetische regels. Informant Djouri Bigué merkte spontaan op dat de oostelijke groepen sinds lange tijd afgesplitst waren en hun eigen mode ontwikkeld hadden. Indien andere Wodaabe in deze regio zouden migreren, zullen ze na verloop van tijd dezelfde gelaatsopmaak overnemen.

 

 

4.5. Synthese van het onderzoek

 

Uit deze analyse komt de individualiteit van de gelaatsbeschilderingen sterk naar voor. Of zoals Brandt schrijf: “…on commence par se parer, on invente le maquillage d’un nouveau jour, on se refait la beauté…” (Brandt 1957:128). Onze informant (Djouri Bigué) bevestigt dat de individuele combinaties van de beschildering ontstaan tijdens het proces. Toch merken we op dat een specifieke detailopmaak hergebruikt wordt door dezelfde danser, in dit geval zelfs vijftien jaar later. (Afb. 28.cb.06 & Afb. 30.jmd.15) Als belangrijkste vormgevingsregel bij deze gelaatsbeschilderingen komt de symmetrie naar voor.

Afb. 28: Sommige mannen uit oostelijke regio hebben ook tatoeages op het lichaam.

 

Atb. 30: Meisje met gezichtstatoeage en opmaak. (ref.: Fig. 24. hb.01)

 

 

Men kan stellen dat de opmaakdetails die in een gelaatszone voorkomen, zoals de gekleurde stippen en lijnstukken, herhaald worden in de andere zones. Dit geldt zeker zo voor de opmaakproducten die hiervoor gebruikt worden, zoals de licht okerkleurige poeders, de witte pasta of de het zwarte poeder (finaari). Net zoals de motieven vindt men ze terug over meerdere zones. De aard van de materie is bepalend voor de fijnheid waarin de opmaak gebeurt.

 

Sommige opmaakdetails, met name de gele streep op de neusrug benadrukken de esthetische normen die binnen deze gemeenschap gelden. Dit geldt zeker zo voor de opmaaklaag bij de yaake dans. Er wordt als het ware een ander gelaat aangebracht dat kleiner is dan de natuurlijke gelaatsomtrek en dat door zijn kleur de esthetische normen benadert. Deze hypothese wordt versterkt door het feit dat alle opmaakdetails binnen de omtreklijn van de opmaaklaag vallen. De danser krijgt als het ware een nieuw gelaat.

 

De invulling van dit gelaat volgt de zones zoals we die bij de gezichtstatoeages terug vinden. Daarbij hebben we gemerkt dat bij de gelaatsbeschilderingen in het verleden de gezichtstatoeages werden geïntegreerd in de opmaak. Dit is in elk geval zo bij de vrouwen, bij de mannen hebben we hierover minder zekerheid. In de zone van de slapen werden vroeger, eind jaren ’50, geen motieven aangebracht en treffen we net zo min tatoeages aan. Met zekerheid kunnen we over een verband tussen beiden spreken.

 

Door de vergelijking van de opmaken en de gesprekken met onze informanten wordt onze hypothese bevestigd. De stijlvariaties in de gelaatsbeschilderingen moeten gezien worden als tijdelijk en lokaal gebonden. Ze zijn aan mode onderhevig en variëren niet naargelang de lineages, maar eerder naar lokaliteit. Motieven worden overgenomen binnen de groepen die met elkaar in contact komen en zijn gedurende een bepaalde tijd in de mode. Toch blijven deze variëteiten beantwoorden aan de esthetische normen binnen deze gemeenschap. We vermoeden dat de kleurschakeringen minder onderhevig zijn aan mode aangezien de locatie van de gesteenten aan de volgende generaties doorgegeven wordt.

 

4.6. Besluit

 

In dit hoofdstuk hebben we de gelaatsbeschilderingen van naderbij bekeken. We hebben daarbij gebruik moeten maken van beeldmateriaal uit verschillende regio en periodes. De afbeeldingen die kwalitatief geschikt waren, brachten we over op een gelaatsmodel. Dit model hebben we onderverdeeld in verschillende zones, waarna we de opmaakdetails overgebracht hebben op de modellen. Op deze manier konden we een vergelijking van de motieven tussen de verschillende zones doorvoeren. De relaties tussen de zones binnen hetzelfde gelaat hebben we eveneens van dichtbij gekeken.

 

We hebben het opmaakproces van de yaake dans digitaal opgenomen. Aan de hand van geselecteerde fragmenten geven we een overzicht van de verschillende stappen van het opmaakproces. Het is opvallend hoe nauwgezet deze opmaak aangebracht wordt en hoeveel tijd men hieraan besteedt.

 

Door de gegevens van onze informanten hebben we een duidelijk overzicht gekregen van de opmaakproducten die hierbij gebruikt worden en de herkomst ervan. Sommige producten kennen vooral een magische functie. Hierbij worden lichaamsdelen van vogels vermengd met ingrediënten en als zalf aangebracht. De karakteristieken van die vogel zouden hierdoor overgebracht worden op de dansers zelf. We zien hier nogmaals een relatie tussen de dansen en de vogelbewegingen die onze hypothese, zoals we die formuleerden in hoofdstuk 2, versterkt.

 

In een volgend luik van dit hoofdstuk zijn we op zoek gegaan naar de contextuele verbanden van de gelaatsbeschilderingen. We hebben nagegaan welke relaties er zijn tussen de gelaatstatoeages uit de verschillende zones en de opmaken. Onze afbeeldingen hebben betrekking op verschillende periodes, waarbij we proberen om de verschillen te herkennen. Binnen de beperkingen van de onderzoeksgegevens hebben we geprobeerd om geprobeerd om daar rekening mee te houden. We hebben duidelijke verschillen kunnen constateren tussen de westelijke en de oostelijke regio van Niger.

 

De onderzoeksgegevens, afgeleid uit de modelopmaken, hebben we per gelaatszone vergeleken. Deze opmaken voldoen aan een geordend set van regels waarbinnen variatie mogelijk is. De invulling van de opmaakdetails gebeurt door een individuele combinatie van een aantal standaard elementen zoals lijnstukken en stippen in verschillende kleuren, die telkens variëren. De onderlinge verhouding tussen de motieven in de verschillende zones bepaalt de eenheid van de gelaatsopmaak.

 

Door de gegevens van onze informanten hebben we de motieven kunnen benoemen. We zijn op zoek gegaan naar de variaties binnen die zones en hebben gezien dat specifieke motieven veelvuldig voorkomen. Bij een aantal ervan kunnen relaties gelegd worden naar de materiële cultuur. We vermoeden dat er in de oostelijke regio een verband bestaat tussen de motieven op het voorhoofd en de decoratieve elementen van het haarjuweel.

 

De opmaaklaag, waarvan de omtreklijnen sterk kunnen variëren, zijn bepalend voor de contrastwerking binnen het gelaat. Het effect wordt mede versterkt door de opmaakdetails in wit, zwart of rode kleur. Ze worden altijd aangebracht binnen de opmaaklijn.

 

We zijn dieper ingegaan op de gelaatstatoeages van de vrouwen en hebben die in verband gebracht met de opmaak. We constateerden dat de aanbreng van opmaakdetails gelijklopend is met de gelaatstatoeages. Op bepaalde gelaatszones werden vroeger geen tatoeages aangebracht en in overeenstemming hiermee treft men bij de opmaken eveneens geen details aan. In dezelfde periode zien we dat sommige gelaatstatoeages bij de vrouwen geïntegreerd worden in de opmaak. Ze worden benadrukt door stippen in verschillende kleur. Andere tatoeages worden op dezelfde manier herhaald in de opmaak. Vroeger was de relaties tussen opmaak en tatoeages veel duidelijker aanwezig.

 

Uit het voorgaande durven we de hypothese te stellen dat de opmaaklaag als een gelaat kan aanzien, waarbij de gelaatstatoeages weergegeven worden in de detailopmaken. Zowel de opmaaklaag als de motieven benadrukken de esthetische principes van de Wodaabe.

 

Er is geen correlatie gebleken tussen de gelaatsopmaak en de verschillende lineages, een vaststelling die later bevestigd werd door onze informanten. De onderlinge herkenning van de lineages wordt bepaald door elementen uit de materiële cultuur zoals de opstelling van de kalebastafel of de juwelen. Zoals we eerder zagen, heeft elke lineage ook een eigen hymne.

 

Een analyse van de dansgroepen heeft laten zien dat er wel verbanden kunnen bestaan tussen de onderlinge opmaken binnen dezelfde groep. Dit merken we ook in de videofragmenten en uit de analyse van de opmaken bij de dansgroep die in Europa voorstellingen gaf. Deze laatste groep bestaat vooral uit bloedverwanten. We merken dat sommige motieven herhaald worden, maar niet noodzakelijk onder leden van dezelfde familie.

 

Tussen de oostelijke en westelijke regio kunnen we eveneens stijlverschillen die ook in tijd variëren. Ze zijn aan mode onderhevig en worden bepaald door individuele combinatie bepaald

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende