Het UNIX-besturingssysteem


Sinds 1964 waren GE, MIT en AT&T samen betrokken bij de ontwikkeling van het MULTICS-besturingssysteem maar omwille van uitblijvende resultaten en een te hoge kostprijs trok AT&T zich in 1969 uit het project terug. [1] Deze beslissing bracht zowel de partners als de onderzoekers in de Bell Laboratories in een vervelende situatie. Terwijl de investeerders zich vooral zorgen maakten over het verlies van de financiële steun van de communicatiegigant, verloren de onderzoekers van AT&T hun gebruiksrecht op het krachtige, weliswaar experimentele, besturingssysteem dat ze voor hun softwareprojecten gebruikten.

De nood aan een krachtig besturingssysteem dwong Ken Thompson, Dennis Ritchie, Joe Ossanna en Rudd Canaday, allen softwareontwikkelaars in de Bell Laboratories, zelf een besturingssysteem te ontwikkelen voor hun verouderde DEC PDP-1. Ze noemden hun besturingssysteem UNIX. [2] Begin 1970 kreeg het UNIX-team een nieuwe DEC PDP-11 en de bestaande UNIX-systeem werd in DEC-assembler herschreven. De ontwikkeling van C tijdens de periode 1969-1973 liet Ritchie toe het UNIX-systeem in de zomer van 1973 in C te herschrijven. [3] Voortaan kon UNIX ook op andere computersystemen als besturingssysteem gebruikt worden.

De grote doorbraak van UNIX was echter niet het gevolg van de systeemonafhankelijkheid maar wel van de lage kostprijs. Academische instellingen konden het besturingssysteem voor $150 aankopen. [4] Als tegenprestatie werd van deze instellingen verwacht dat ze het UNIX-systeem perfectioneerden en hun aanpassingen kenbaar maakten.

Eén van die vernieuwingen was het UNIX-to-UNIX Copy Protocol, in 1976 door Mike Lesk in de Bell Laboratories ontwikkeld en een jaar later met UNIX versie 7 meegeleverd. UUCP maakte het mogelijk tussen twee UNIX-computer bestanden uit te wisselen over een telefoonlijn. [5] Hoewel technische vrij eenvoudig opende deze applicatie de weg naar de bouw van onafhankelijke netwerken.


10/04/97