Begin 1979 telde de Verenigde Staten ongeveer 120 academische computercentra waarvan slechts 15 op het ARPAnet aangesloten waren. De gemeenschap van computergebruikers was dus door het ARPAnet verdeeld. Om begrijpelijke reden gaven de studenten en wetenschappers er de voorkeur aan te studeren of te werken in één van die 15 instellingen met een ARPAnet-host. Op een iets langere termijn betekende dit echter dat de academische centra zonder ARPAnetaansluiting dreigden leeg te lopen. Er moest dus iets veranderen, en liefst snel.
De komst van UUCP met UNIX versie 7 maakte datacommunicatie tussen twee UNIX-computers mogelijk en dit leidde tot verschillende netwerkexperimenten. Eén van de eerste UUCP-netwerken was het THEORYNET dat in 1977 aan de University of Wisconsin werd opgestart. [6] Hoewel primitief voorzag het in e-mail faciliteiten voor meer dan honderd wetenschappers op de campus.
Gesteund op het succes van THEORYNET nodigde Lawrence Landweber, hoofd van de afdeling computerwetenschappen aan de University of Wisconsin, in mei 1979 vertegenwoordigers van zes universiteiten uit om de mogelijkheden voor de bouw van een Computer Science Research Network te bespreken. [7] Deze bijeenkomst werd ook bijgewoond door Bob Kahn, die er DARPA vertegenwoordigde en Kent Curtis, als vertegenwoordiger van de National Science Foundation, een organisatie opgericht ter bevordering van wetenschappelijk onderzoek.
In een eerste voorstel werd bepaald dat het CSNET als een autonoom netwerk uitgebouwd zou worden, dus zonder gateway naar het ARPAnet. Dit voorstel werd in de lente van 1980 door de NSF afgewezen. In augustus van hetzelfde jaar kwam Landweber met een nieuw voorstel aanzetten. Deze keer werd een gateway naar het ARPAnet voorzien en bovendien zou CSNET zo georganiseerd worden dat zelfs het kleinste laboratorium in de Verenigde Staten zich een CSNET-aansluiting zou kunnen veroorloven. [8] De NSF stemde toe en beloofde de opstartkosten, voor een periode van vijf jaar, te zullen dragen. Na die vijf jaar verwachtte de NSF dat participerende instellingen zelf de kosten voor het onderhoud van CSNET zouden financieren. Organisatorisch zou het CSNET de eerste twee jaar onder direct bestuur van de NSF komen te staan om nadien aan de University Corporation for Atmospheric Research overgelaten te worden.
In juli 1982 hadden alle betrokken instellingen toegang tot e-mail en begin 1983 werd CSNET met het ARPAnet verbonden. [9] De kloof tussen haves en have-nots was hiermee gedicht. Ondertussen waren ook andere onafhankelijke netwerkprojecten opgestart en actief.