Naar een internationaal netwerk


Na de ICCC verliet Bob Kahn BBN om voor Roberts in het DARPA te werken. [47] Begin jaren 1970 was een periode van intense experimenten met computer netwerken. In die context waren enkele mensen beginnen denken aan een nieuw soort packet-netwerk. In 1969 had Bob Taylor reeds geld vrijgemaakt voor een radionetwerk die in de University of Hawaii zou worden gebouwd. De uitdenker van het radionetwerk Norm Abramson noemde zijn netwerk ALOHANET. [48] Het principe van ALOHANET was vrij simpel. Iedere host kon zijn boodschappen via een zender op elk ogenblik doorsturen en wanneer het geen bevestiging van aankomst van het alle packets kreeg dan werd het geheel op een later tijdstip opnieuw doorgestuurd. Het beperkte bereik van radiosignalen maakte het nodig voor packet-radionetwerken om de relaisstations slechtst enkele kilometer van elkaar af te maken maar een link boven de aarde zou deze belemmeringen niet hebben.

Bob Kahn begon aan een satellietnetwerk te denken en hoewel satellietcommunicatie traag was (vertraging van 30 seconden), sprak het beeld van een packet-switched satelliet netwerk niet alleen de Amerikaanse maar ook verschillende Europese regeringen aan. [49] Het voorgestelde satellietnetwerk kreeg de naam SATNET en Amerikaanse onderzoekers werkten er samen met collega's uit Groot-Brittannië en Noorwegen. SATNET werd evenwel spoedig overbodig omdat de telefoonmaatschappijen de koperen transatlantische verbindingen door glasvezelkabels vervingen. [50] Tijdens de implementatie van SATNET begon Kahn zich vragen te stellen over de mogelijkheid om verschillende netwerken met elkaar te verbinden. [51]

Op de ICCC waar de belangrijkste netwerkspecialisten uit verschillende landen samen waren, werd de International Network Working Group opgericht. [52] Onder leiding van Vinton Cerf had de INWG zich voorgenomen een internationaal netwerk uit te bouwen. Larry Roberts was enthousiast met de INWG omdat hij het ARNAnet ook toegankelijk wilde maken voor de niet-DARPA gesubsidieerde wereld. [53] De Franse en Britse regering was evenzeer tevreden dat hun nationale netwerken een breder bereik kregen. De INWG begon aan de ontwikkeling van een concatenated network, een transparante interconnectie van netwerken die volgens verschillende protocolen werkten.

Begin 1973 kwam Bob Kahn naar Vinton Cerf, die hij sinds de ARPAnet-tests in UCLA in 1970 kende en legde hem zijn probleem voor:

"…how I get a computer that's on a satellite net and a computer on a radio net and a computer on ARPAnet to communicate uniformly with each other without realizing what's going on in between?" [54]

 

In de lente van 1973 kwam Cerf met een antwoord. Wat ze nodig hadden was een gateway, een routingcomputer die tussen twee verschillende netwerken in stond en berichten van het ene netwerk naar het andere over gaf. Binnen elk netwerk zou de gateway als een ordinaire host worden beschouwd. [55] Deze oplossing bracht echter onmiddellijk een nieuw probleem met zich mee namelijk de verscheidenheid in de packets tussen de verschillende netwerken. Het werd Cerf en Kahn duidelijk dat het NCP die specifiek voor het ARPAnet was ontwikkeld zou moeten vervangen worden door een onafhankelijker protocol. De uitdaging voor de INWG was een protocol te ontwerpen dat voldeed aan de specifieke eisen van elk netwerk maar ook toeliet dat hostcomputers op verschillende netwerken met elkaar konden communiceren. Om het probleem praktisch verder uit te werken gaf Vinton Cerf het door aan zijn studenten in Stanford die het samen met hem en Bob Kahn verder uitwerkten. [56]

Tijdens een communicatieconferentie aan de University of Sussex in september 1973 stelde ze hun ideeën over een nieuw protocol aan de INWG voor en werd het voorstel met de onderzoekers uit Engeland en Frankrijk bediscussieerd. [57] Hierbij werden trouwens ook de eerste Europese ARPAnet-sites geopend; één aan het University College of London en een ander aan het Royal Radar Establishment in Noorwegen. [58]

Terug in de Verenigde Staten legden Cerf en Kahn de laatste hand aan hun artikel die als "A Protocol for Packet Network Intercommunication" in mei 1974 werd gepubliceerd. In de publicatie werd voorgesteld om de elektronische communicatie in een datagram op te slaan. [59] Deze packets zouden Transmission Control Protocol- of TCP-berichten worden genoemd. De gateways zouden enkel het datagram lezen zodat enkel de ontvangende host de inhoud zou lezen. Ook het probleem van de betrouwbaarheid werd aangeraakt. Terwijl men er bij de ontwikkeling van het NCP vanuit ging dat het ARPAnet betrouwbaar was, ging men er bij de ontwikkeling van TCP van uit dat het netwerk onbetrouwbaar was. Daarom werd analoog met de radionetwerken voorzien dat een packet zo lang werd doorgestuurd tot er de versturende host bevestinging van ontvangst kreeg. [60] De betrouwbaarheid van het netwerk werd van het fysieke netwerk naar de hostcomputers verlegd.

In de tussentijd was het verkeer op het ARPAnet gestaag toegenomen en niet alle communicatie had nog banden met defensieprojecten. Sinds 1971 waren reeds vragen gerezen rond DARPA's operationele verantwoordelijkheid voor het ARPAnet. [61] Dankzij het ARPAnet waren de belangrijkste onderzoeksinstellingen waarmee het DARPA samenwerkte met elkaar verbonden en daarmee was het onderzoeksluik afgewerkt. DARPA was in de eerste plaats een onderzoeksinstelling en geen service provider. Er werd dan ook naar een overnemer voor het ARPAnet gezocht. [62]

AT&T weigerde het aanbod en wanneer Roberts begin 1973 bij BBN aan het TELENET-project ging werken, regelde hij het zo dat het Defense Communications Agency, het dagelijks beheer over het ARPAnet ad interim overnam. [63] Roberts kon echter niet naar BBN vertrekken zonder een opvolger te hebben aangeduid en sinds de Vietnamoorlog was een positie bij DARPA niet langer gegeerd. Om Roberts evenwel de kans te geven naar BBN te gaan stelde Licklider hem voor opnieuw directeur van het IPTO te worden. [64] Nadat hij begin 1975 het ARPAnet voorgoed aan het DCA had overgedragen, verliet ook Licklider DARPA en keerde naar het MIT terug. [65]

Bevrijdt van het dagelijks beheer van het ARPAnet kon DARPA nu verder investeren in de ontwikkeling van het TCP. In 1975 had Yogen Dalal, een Stanford student, Cerf's en Kahns artikel uit 1974 in een reeks concrete specificaties omgezet. [66] Een eerste demonstratie van TCP kwam er in juli 1977 toen er packet over van een packet-radio netwerk over het ARPAnet en SATNET naar het ARPAnet werd gestuurd. [67] Begin 1978 stelde Danny Cohen aan Vinton Cerf voor om TCP in twee delen te splitsen: TCP zou zich voortaan bezig houden met de fragmentering van de boodschap in packets terwijl het Internet Protocol verantwoordelijk zou zijn voor de routing van de individuale datagrammen. [68] Eind 1978 was TCP officieel TCP/IP geworden.


10/04/97