Het belangrijkste probleem bij de implementatie van het ARPAnet was de diversiteit tussen de verschillende hostcomputers. In elk van de vier geselecteerde APRA-nodes stond een andere computer, elk met hun eigen besturingssysteem. [1] In UCLA had men een Sigma 7 computer van Scientific Data Systems met het SEX besturingssysteem, in het SRI stond er een SDS 940 met het Genie-besturingssysteem. Aan de UCSB had met een IBM 360/75 met OS/MVT en tot slot een DEC PDP-10 met het TENEX-besturingsysteem in de University of Utah; verscheidenheid troef.
Om de computers onderling te laten communiceren was er dringen een gemeenschappelijk aanvaard communicatieprotocol nodig. Hoewel het ARPA de bouw van de IMP's uitbesteedde, werd de ontwikkeling van het host-to-host protocol aan de hostsites overgelaten. [2] Larry Roberts probeerde zo de gehele computergemeenschap in het ARPAnet-project te betrekken.
Om de ontwikkeling van het host-to-host protocol op dreef te helpen werd Elmer Shapiro van het SRI opgedragen in de zomer van 1968 een eerste bijeenkomst tussen programmeurs van de eerste vier hosts te organiseren. [3] Op deze eerste bijeenkomst kwamen Jeff Rulifson, Ron Syougton, Steve Carr en Stephen Crocker voor het eerst samen maar er kwam weinig uit de bus, immers de eerste IMP zou pas dertien maanden later geleverd worden en niemand wist precies hoe het netwerk er ging uitzien. Veel belangrijker was de beslissing om op regelmatige tijdstippen samen verder aan het host-to-host protocol te werken. Uit deze bijeenkomsten groeide de Network Working Group. Om een beter overzicht op de ontwikkeling van het host-to-host protocol te krijgen, besliste Stephen Crocker om de verslagen van de bijeenkomsten als Requests For Comment op te schrijven. [4] Op dat ogenblik besefte deze jonge programmeur niet dat zijn RFC's het duidelijkste voorbeeld van de vrije meningsuiting en de vrijheid van informatie op het computernetwerk zouden worden.
Op 14 februari 1969 werden een twintigtal onderzoekers en studenten van de hostsites bij BBN uitgenodigd om er met Hearts team kennis te maken. [5] Veel kwam er bij deze bijeenkomst niet uit de bus want Kahn was nog volop aan de host-to-IMP specificaties bezig. Het echte werk voor de NWG kon in april 1969 beginnen nadat ze van Bob Kahn de host-to-IMP specificaties hadden gekregen. BBN rapport 1822 stelde duidelijk dat het bedrijf niet van plan was om voor software te zorgen. De studenten die reeds maanden over een host-to-host protocol hadden gediscussieërd, zagen in dat ze tijd tekort kwamen en daarom werd beslist dat elke site zelf voor zijn host-to-IMP interface zou instaan. [6]
In UCLA waar op 1 september de eerste IMP zou worden geleverd, vroeg men SDS de host-to-IMP interface te ontwikkelen maar deze achtten het onmogelijk dat in zo een korte tijdspanne te realiseren en bovendien vroegen ze handenvol geld voor de opdracht. [7] Het was daarom dat Mike Wingfield de job kreeg toen hij erom vroeg. Eind augustus was hij met zijn interface klaar.