Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw) (Laurent Hoornaert)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit

 

Het uitgangspunt van ons onderzoek naar de productie van, handel in èn verbruik van kaas en boter, of meer algemeen zuivel, voor de Kasselrij Veurne tijdens de periode van de 16de eeuw tot begin 19de eeuw, werd voornamelijk in de hoofdstukken 6 en 7 gevoerd. Voor resultaten van dit kernonderzoek wordt verwezen naar de twee samenvattingen die zich op het einde van die hoofdstukken bevinden. De belangrijkste verdiensten van ons onderzoek vinden daarin hun weerslag.

Vooraleer we tot een dergelijk onderzoek konden overgaan, moesten er eerst een aantal probleemvelden worden opgelost. Eén daarvan was de kwestie maten en gewichten. Onderlinge vergelijking en logisch redeneren gaf de bevestiging dat zowel het ‘gewone’ pond als het pond voor boter of kaas te Veurne gelijk was. Dit was 0,436 kg. voor het Ancien Régime.

Een beknopte beschrijving van onze geografische omschrijving (i.c. de Kasselrij Veurne) was eveneens nodig. Eerst en vooral behandelden we daarbij de geografie van de streek. Vervolgens was het noodzakelijk om de eertijdse administratieve indeling van de Kasselrij Veurne toe te lichten. Dit was in de eerste plaats onontkoombaar omdat we dit nodig hadden bij de verwerking van de staten van goed. Ten derde gaven we een overzicht van de belangrijkste politieke gebeurtenissen voor dit landsgedeelte, met daarbij meer dan normale aandacht voor de wisselende positie van het gebied. Tenslotte konden we uit de literatuur een bijna continue overzicht van de demografische tendenzen vanaf het midden van de 16de eeuw tot het begin van de 19de eeuw samenstellen. De lacune van de tweede helft van de 17de eeuw vulden we op door een vergelijking te maken met de naburige Kasselrij Sint- Winoksbergen. De resultaten van deze demografisch enquête waren onontbeerlijk voor het latere onderzoek naar bijvoorbeeld het hypothetisch verbruik van zuivel in de Kasselrij Veurne. Hoofdstuk 5 was essentieel voor het verder onderzoek omdat hierin duidelijk werd gesteld wat we onder zuivel verstonden. We analyseerden van ieder product de samenstelling, de gebreken, de bewaringsmogelijkheden in vroegere tijden en deden aan de hand van twee uitstekende werken: Hofstede en landhuys van J. Libaut (1662) en Précis d’expériences et observations sur les différentes espèces de lait, considérés dans leurs rapports de la chimie, la médicine et l’économie rurale van A. Parmentier (1799) een onderzoek naar de toenmalige kennis van zuivel. Als laatste punt van dit hoofdstuk onderzochten we de voedingswaarde van de verschillende zuivelproducten. We vergeleken die daarna met vlees, vis, brood en aardappelen. Wat we onthouden is het volgende: 75 gram kaas vervangt 100 gram vlees en wie vroeger van boter naar reuzel overschakelde, nam uiteindelijk 100 % vet tot zich in plaats van 83 % bij boter. Wat betreft onze centrale onderzoeksvraag over de oorzaak van de verdwijning van de kaasproductie in de Kasselrij Veurne hebben we, door gebruik te maken van de staten van goed, eerst en vooral een effectief bewijs van die afname van de kaasmakerij gevonden[1]. Eén van de oorzaken van de bovengenoemde reductie was de geleidelijke overschakeling van veehouderij naar akkerbouw tijdens onze periode. Dit leidden we af uit de toename van het gemiddeld aantal paarden per bedrijf, de procentuele toename van die paarden in de veestapel èn de constante afname van het aandeel van het weiland in de verhouding akkerland/weiland. In de rundveestapel werd er daarenboven tijdens de 18de eeuw overgeschakeld van zuivelproductie naar vleesproductie. Bewijs daarvan is de toename van het aantal (vette) ossen die op de bedrijven voorkwam. Men schakelde daarom in de Kasselrij Veurne over naar enkel nog boterproductie, ook al omdat deze het meest lonend was[2]. Andere verklaringen, als zou de kaasproductie zijn afgenomen wegens consumptie van enkel de Hollandse soort en door het duurder worden van het levensonderhoud, gaan niet op. We zagen dat de eigen coeyen kaas gemiddeld 3 maal goedkoper was dan de Hollandse variëteit en dat hij van de 16de naar de 17de eeuw, constant goedkoper werd! Ons onderzoek van het verbruik van zuivel bracht de waarschijnlijke hoofdoorzaak van het verdwijnen van kaas uit het voedingspatroon van de gewone man aan. Door komst van de aardappel in de 18de eeuw verdwenen de dagelijkse broodmaaltijden met toespijs (boter en/of kaas). Bij het overgrote deel van de bevolking werden die stelselmatig door aardappelen met een lichte saus vervangen. Door de toenemende verarming van de bevolking tijdens de 18de eeuw, met als gevolg overschakeling op schaarstevoedsel zoals aardappelen met een lichte saus en waarschijnlijk ook reuzel in plaats van boter, zorgde dit er dus voor dat de vraag naar kaas afnam en dat men in Veurne-Ambacht overschakelde op de goed renderende boterbereiding[3].

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  


[1] Zie hiervoor grafiek 8.

[2] Zie hiervoor de onderlinge prijsvergelijkingen.

[3] Zie de analyse van de reële koopkracht van het loon in tabel 35 en grafiek 24