In het kielzog van de uitbouw
van de tertiaire en quartaire sector

 

Bediendesyndicalisme in België tussen 1970 en 1985

 

Celine Maertens

 

Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte,
voor het behalen van de graad van
Licentiaat in de Geschiedenis.

Academiejaar: 2003-2004

Katholieke Universiteit Leuven

 

Promotor: Prof. Dr. P. Pasture

home lijst scripties inhoud volgende  

 

Dankwoord

 

Algemene inleiding

 

Hoofdstuk 1: De explosie van de tertiaire en quartaire sector TOT 1970

    1.1. De evolutie binnen de tertiaire sector tot 1970.

    1.2. De uitbouw van de quartaire sector in navolging van de opbouw van het
                        Belgisch sociaal zekerheidssysteem

    1.3. Besluit

 

Hoofdstuk 2: Het onderscheid tussen bedienden en arbeiders

    2.1. Inleiding

    2.2. Mentaliteitsverschil

    2.3. Het juridisch verschil: de bediende als beschermde werknemer

    2.4. Besluit

 

Hoofdstuk 3: Bediendesyndicaten, ontwikkeling van 1970 tot 1985

    3.1. Inleiding

    3.2. De zoektocht naar nieuwe leden

    3.3. LBC

    3.4. CNE

    3.5. BBTK

    3.6. Verhoudingen tussen de verschillende bediendesyndicaten onderling en de
                        verhouding met het ACV en ABVV.

        3.6.1. LBC - CNE - ACV

        3.6.2. Verhouding LBC/NVK- BBTK

    3.7. Besluit

 

Hoofdstuk 4: Een klasse apart, het Nationaal Verbond voor Kaderleden

    4.1. Inleiding

    4.2. Kaderwerking BBTK/SETCA

    4.3. Kaderwerking LBC/NVK

    4.4. Besluit

 

Hoofdstuk 5: De intrede van de vrouwelijke bediende op de arbeidsmarkt

    5.1. Inleiding

    5.2. Vrouwenwerking en werving van vrouwelijke leden BBTK

    5.3. Vrouwenwerking en werving van vrouwelijke leden LBC/NVK

    5.4. Besluit

 

Hoofdstuk 6: Syndicale realisaties tussen 1970 en 1985

    6.1. Belang van de dienstverlening en van de organisatorische uitbouw

    6.2. De belangrijkste syndicale realisaties tussen 1970 en 1985

    6.3. Besluit

 

Hoofdstuk 7: Syndicalistische internationalisering

 

Algemeen besluit

 

Bibliografie - Literatuurlijst

 

Lijst van afkortingen

 

Bijlagen

 

 

samenvatting

 

Het syndicalisme, en in het bijzonder het bediendesyndicalisme, heeft in de tweede helft van de twintigste eeuw een grote rol gespeeld in de relatie tussen werkgevers en werknemers. In deze eindverhandeling is het dan ook de bedoeling een dieper inzicht te krijgen in dit specifieke bediendesyndicalisme en meer bepaald in het ontstaan, de evolutie en de  machtsverhoudingen tussen de vakbonden in de periode tussen 1970 en het midden van de jaren tachtig. De ledenwerving van de twee grootste bediendevakbonden, de christelijke LBC en de socialistische BBTK komen in elk hoofdstuk opnieuw tot uiting. De liberale vakbond wordt niet behandeld wegens haar weinig adequate vakbondswerking tussen 1970 en 1985.

Evoluties in het productieproces, de toenemende automatisering en veranderingen in de economische bedrijvigheid, met name het toenemend belang van de dienstensector leidde tot een enorme groei van de bedienden, ofwel de tertiaire sector. Vanaf 1973 kent de tewerkstelling in de quartaire sectoren een trendmatige toename, het meest uitgesproken in de zorgsector (gezondheid en de sociale sector). De voorbije vijfentwintig jaar is de quartaire sector met ongeveer 500.000 jobs gegroeid.

In de tertiaire sector zorgt de crisis van het einde van de jaren twintig voor een trendbreuk: waar voorheen de bedienden vaak als een verlengde van de patroons bekeken werden, blijken ook zij eensklaps niet langer zo onkwetsbaar te zijn: de nood tot organisatie brengt velen onder hen ertoe zich te verenigen.  De verhouding tussen bedienden en arbeiders wordt in de tweede helft van de twintigste eeuw radicaal gewijzigd door de groei van de diensten- en non-profitsector: Deze quasi-proletarisering wat hun taken en lonen betreft, brengt deze categorieën dichter bij de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders en vergemakkelijkt of ontwikkelt de syndicale bewustwording. 

Ook de organisatie en het bestuur van de bediendevakbond en hun faciliteiten bieden een verklaring van de ledengroei tussen 1970 en 1985, want van grote en goed gestructureerde organisaties gaat immers een grotere wervingskracht uit.  Met de nieuwe eenheidsbond, de Landelijke Bedienden Centrale stapte men af  van het idee van één grote nationale vakbond. De eigenlijke werking was afkomstig van de twee gewesten. De kloof tussen LBC-Vlaanderen en CNE-Wallonië werd steeds groter en tastte het nationaal karakter van de bediendeorganisatie aan. Officieel bleef de unitaire structuur nog lang bestaan, alhoewel de praktijk helemaal anders was. Tot 1980 bleven de in theorie oude statuten uit 1934 van kracht. Pas in de jaren tachtig werden de statuten van de beide organisaties aangepast aan de werkelijkheid. Ondanks de verschillende conflicten tussen CNE en LBC bleef er tussen de twee een samenwerking en solidariteitsgevoel bestaan. De relatie tussen de LBC en de BBTK kende zowel hoogte- als dieptepunten. Tijdens de jaren zeventig verliep de relatie tussen de BBTK en de LBC vrij goed. Dit was te danken aan  enkele strijdpunten die specifiek de belangen van de bedienden aangingen.

De kaders werden als werknemers beschouwd en niet meer aanzien als medewerkers van de ondernemer. Het aantrekken van kaderleden en de specifieke acties om deze groep te overhalen zich te syndiceren situeert zich in de constante poging van de bediendebeweging om nieuwe leden aan te werven. Na de Tweede Wereldoorlog ontstaan er in het kielzog van de uitbouw van de tertiaire en quartaire sector steeds meer specifiek vrouwelijke beroepen. De sterke toename van de vrouwelijke beroepsactiviteit in de economie is vooral te situeren in de tertiaire en quartaire sector. Alhoewel de bediendebeweging aanvankelijk negatief stond ten opzichte van de intrede van de vrouw op de arbeidsmarkt veranderde zij haar houding en volgde de veranderde maatschappelijke realiteit. Het aantal vrouwelijke werknemers bleef toenemen en vond geleidelijk aan ook de weg naar het syndicaat. De bediendebewegingen verbinden zich er eveneens toe om de belangen van de vrouwen zo goed mogelijk te behartigen. Zij ijverden voor gelijk loon voor gelijk werk, voor een afname van de discriminatiemaatregelen jegens de vrouwelijke werknemers en voor een voldoende vertegenwoordiging van de vrouwelijke leden in de statutaire organen.

De bediendebond past eveneens zijn structuren en de aard van de dienstverlening aan, aan de voortdurende wisselende maatschappelijke realiteit. De juridische diensten en de organisatie van vormings- en informatieve activiteiten zijn een voorbeeld van een efficiënte dienstverlening waarvan de leden profiteren.

De toenemende internationalisering en globalisering van de wereld, de Europese eenmaking dwingen er meer en meer toe om de nationale en culturele grenzen te overstijgen. Internationale solidariteit beïnvloedt ook de vakbonden. De belangrijkste doelstelling van de internationale beambtenorganisatie had immers tot doel de aanwezigheid van de bedienden binnen de bestaande syndicale structuren maximaal te waarborgen.

 

home lijst scripties inhoud volgende