Het ambacht van de zilversmeden te Kortrijk in de tweede helft van de 18de eeuw. (Valerie Vanhoutte)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL I HET RELIGIEUZE, POLITIEK-MILITAIRE, FINANCIËLE EN GERECHTELIJKE LEVEN VAN HET KORTRIJKSE AMBACHT VAN DE ZILVERSMEDEN

 

INLEIDING

 

In het eerste deel zal het ambacht op zich bestudeerd worden in het dagelijks leven van de stad Kortrijk in de 18de eeuw. Een ambacht was trouwens niet alleen een financieel-economische eenheid, maar nam ook deel aan activiteiten buiten het economische veld. Zo droeg het ook bij tot het religieuze en het politiek-militaire leven van de stad.

Bovendien was een ambacht geen opzichzelfstaande entiteit die haar eigen voorschriften en reglementen had, maar was het afhankelijk van een hogere overheid die het ambacht nauw in de gaten hield. Zo was ook het ambacht van de zilversmeden te Kortrijk ondergeschikt aan de ordonnanties en de plakkaten opgesteld door de centrale overheid van de Spaanse en later de Oostenrijkse Nederlanden in de 18de eeuw.

 

Eerst en vooral wordt het religieuze leven van het ambacht geschetst. Hierbij wordt aandacht geschonken aan St.-Elooi, de patroonheilige van het ambacht, en de religieuze activiteiten waaraan het ambacht deelnam.

 

Vervolgens worden de politiek-militaire gebeurtenissen in de 18de eeuw te Kortrijk en hun impact op het ambacht van de zilversmeden van Kortrijk bestudeerd. In de 18de eeuw was de invloed van de Oostenrijkse Successieoorlog en de Brabantse Omwenteling duidelijk merkbaar in een stad zoals Kortrijk.

 

Daarna worden de ordonnanties vanaf de 16de eeuw in verband met het ambacht van de edelsmeden besproken.

 

Tenslotte worden de dertien rekeningen van het ambacht, die overgeleverd zijn tussen 1745 en 1793, nauwkeurig ontleed. Hierbij werden de uitgaven, de inkomsten en de saldi van het ambacht onder de loep genomen.

 

HOOFDSTUK 1: DE PLAATS VAN HET AMBACHT IN HET RELIGIEUZE LEVEN

 

1.1  Inleiding

Eerst en vooral wordt de patroonheilige van het ambacht, St.-Elooi, bestudeerd. Hierbij komt de beschrijving van zijn leven aan bod, evenals de legendes, de relikwie en de afbeeldingen van deze heilige.

Het ambacht was in de 18de eeuw minder betrokken bij de religieuze activiteiten van de stad dan in de voorgaande eeuwen. Enkel de zielmissen van de overleden leden werden intens onderhouden door het ambacht. Caritatieve zorgen en processies verliezen aan belang wanneer men de 19de eeuw nadert.

 

1.2 De patroonheilige van het ambacht van de zilversmeden[1]

 

Het ambacht van de zilversmeden te Kortrijk vereerde St.-Elooi (Eligius van Noyon) met als feestdag 1 december[2]. In sommige streken zoals Atrecht, Doornik, Kamerijk, Reims en Terwaan werd deze Heilige ook gevierd in de zomer, namelijk op 25 juni wanneer de overdracht van de relikwieën van St.-Elooi herdacht werd (translatio)[3]. St.-Elooi was de patroon van talrijke neringen: de ijzersmeden, de messenmakers, de kopersmeden, de tin-en loodgieters, de zilver-en goudsmeden, de geweermakers, de horlogemakers, de lantaarnmakers, de spil-en hekelmakers, de gereedschapsmeesters, de slotenmakers, de hoefsmeden, de paardenkopers, de voermannen, de muildierdrijvers, de verhuurders van wagens en de koetsiers. Hij was ook de beschermheilige van de paarden. Zo werd er in Vlaanderen jaarlijks een ommegang en een paardenwijding gehouden op 1 december of 25 juni waarop de paarden gezegend en hun poten beslagen werden. De spijkers van de oude hoefijzers werden bewaard en geofferd om de vruchtbaarheid van de akkers af te dwingen.

Het ambacht van de goud-en zilversmeden kon zich echter niet identificeren met de andere neringen met dezelfde patroonheilige. Zij voerde hierbij het argument aan, dat zij als zilver-en goudsmeden een “notabel” ambacht uitoefenden in vergelijking met andere smeden en dat zij daarom een apart corpus wilden vormen dat de edelsmeden verenigde.

1.2.1 Het leven van St.-Elooi

St.-Elooi werd geboren rond 590 in de streek van Limousin. Na zijn vakopleiding bij de goud-en zilversmid Abbon uit Limoges, kwam hij terecht in Parijs waar hij in contact kwam met de schatbewaarder van Clotharius II. Hij werd muntmeester van Clotharius en na diens dood van Dagobert I, bij wie hij in hoog aanzien stond. In 632 stichtte hij het klooster van Solignac. Na de dood van Dagobert I verliet hij in 639 het hof en werd priester in het noorden van Frankrijk. Hij deed verschillende weldaden voor de armen, zorgde voor gevangenen, bevrijdde slaven en stichtte meerdere kloosters en kerken. In 640 werd hij bisschop van Noyon tot hij in 659 stierf.

1.2.2 De legendes van St.-Elooi [4]

a) St.-Elooi en het paard

St.-Elooi was een hoefsmid voor hij goud-en zilversmid werd. Hij sneed een poot af van een paard om het dier zo makkelijker te kunnen beslaan. Daarna zette hij de poot er terug aan, zonder dat er een druppel bloed werd vergoten. Deze gave werd hem volgens een andere legende gegeven door zijn knecht, die niemand minder was dan Jezus zelf. De knecht kon moeilijk geduld opbrengen voor lastige paarden wiens hoeven opnieuw beslagen moesten worden. Hij sneed dan met het grootste gemak een poot af om de klus te klaren en zette daarna de poot terug aan het paard.

 

b) St.-Elooi en de duivel

Op een dag had de duivel zich als vrouw verkleed en begaf zich naar de werkplaats van de hoefsmid St.-Elooi. Maar deze laatste was niet van gisteren en doorzag de list van de  duivel die hem wilde verleiden. Als straf nam hij de duivel met zijn gloeiende tang bij de neus vast.

1.2.3  De afbeelding van St.-Elooi [5]

Er zijn verschillende voorstellingen van St.-Elooi die we terugvinden: in de hoedanigheid van een hoefsmid, een goudsmid of een bisschop. Als bisschop wordt St.-Elooi meestal afgebeeld in een bisschopsgewaad met een bisschopsstaf en een boek. Als hoefsmid draagt hij gewone werkkledij met een tang, een hamer, een hoefijzer of een aambeeld als attributen. Zelden wordt hij afgebeeld met een afgesneden paardenpoot als verwijzing naar de eerste legende van St.-Elooi. De attributen van St.-Elooi als goudsmid zijn: een hamer met een kroontje dat hem als zilversmid onderscheidt van de andere smeden, een kelk of een verlovingsring.

Het ambacht van de Kortrijkse zilversmeden was in het bezit van een zilveren wapen met een afbeelding van St.-Elooi[6], gekleed in een albe van zilver, een tuniek van sinopel en over het hoofd een zilveren koorkap. In zijn rechterhand hield de patroonheilige van dit ambacht een gouden kromstaf en stond hij op een glasgrond van sinopel. Dit wapen werd meegedragen in de processie op de H. sacramentsdag.

1.2.4 De relikwie van St.-Elooi

Het ambacht van de zilversmeden te Kortrijk was in het bezit van een relikwie van St.-Elooi. Deze relikwie werd door het ambacht in een zilveren reliekschrijn bewaard.

Het feit dat er vanaf 1759 voor het ambacht van de zilversmeden in Kortrijk meerdere gezongen en gelezen missen waren en de kosten die toen gemaakt werden om de reliekhouder  op te smukken, zouden er kunnen op wijzen dat het ambacht verschillende stappen ondernam  om haar reputatie en prestige op te drijven.

In 1750 werd de relikwie door het ambacht aangekocht via de bemiddeling van Philip Devos. De onkosten die Philip Devos hiervoor heeft gemaakt, bedroegen 10.0.0 en werden in oktober 1750 door het ambacht terugbetaald[7].

De relikwie die oorspronkelijk in het bezit was van Doornik, werd door Macleod in 1759 overgebracht naar Kortrijk en hij ontving hiervoor 4.0.0 van het ambacht[8].

Le Creu maakte in opdracht van het ambacht een reliekhouder voor de relikwie. Hij voltooide zijn werk op 28 december en ontving 34.0.0[9]. De reliekhouder werd afgewerkt met kristal, afkomstig uit Rijsel[10]. N. de Geijne maakte een blikken doos waarin de relikwie zou bewaard worden en verdiende hiermee 0.12.0 in 1760[11]. Deze blikken doos, met daarin de relikwie, werd bewaard in een kast die gemaakt werd door Cornelis de Vos op 10 januari 1761 voor de prijs van 38.10.0[12]. De kast werd vervolgens door diezelfde De Vos op 22 januari 1761 in de St.-Joriskapel geplaatst[13]. De kast was bezet met glasvensters, geleverd door de weduwe van Pieter de Bree. De kast werd tenslotte verguld en beschilderd door Joseph Polfliez, wiens werk werd vergoed op 22 januari 1761[14]. In 1771 werden herstelwerken uitgevoerd: het glas van de reliekhouder (hersteld door Pieter Vanderghinste), de kast (Cornelis Devos) en de relikwiecartelle[15].

Naast de relikwie, een reliekhouder en een reliekkast, bezat het ambacht ook een beeld van hun patroonheilige. Het ambacht liet het beeld in 1759 maken door een onbekend meester uit Doornik[16]. Het beeld werd op St.-Elooisdag in de zomer van 1760 verguld door Antone Tardy die hiervoor 19.16.0 ontving van het ambacht[17]. Het beeld werd door de voerman van Doornik overgebracht naar Kortrijk[18].

Momenteel is de St.-Maartenskerk in het bezit van een beeld van St.-Elooi[19], gedateerd rond 1765 en van de hand van een onbekend kunstenaar. Dit beeld is misschien hetzelfde beeld als dat van het ambacht van de zilversmeden.

Bij de afschaffing van het ambacht in 1796 eiste het stadsbestuur de bezittingen op[20]. Het ambacht beschikte slechts over een karige eigendom: de zilveren reliekhouder, een schilderij en een houten beeld van St.-Elooi. Het beeld werd dus eventueel geschonken of verkocht aan de St.-Maartenskerk vóór 1796, aangezien het niet meer voorkomt in de inventaris uit 1796 van het ambacht.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

[1] TIMMERS, J.J. M. Symboliek en iconografie der Christelijke kunst. Maaseik, 1947, 90.

REAU, L. Iconographie des Saints II. (Iconographie de l’art Chrétien III.1). Parijs, 1938, 422-426.

TIMMERS, J.J.M. Christelijke symboliek en iconografie. Bussum, 1974, 253.

TIMMERS, J.J.M. Symboliek op iconografie. Roermond, 1947, 126.

BRAUN, J. Tracht und Attribute der Heiligen in der deutschen Kunst, Stuttgart, 1943, 204-206.

[2] STRUBBE, E.I. en VOET, L. De chronologie van de middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden. Brussel, 1960, 194-195.

[3] Ibidem, 174-175.

[4] TIMMER, J.J.M. Symboliek en iconografie der Christelijke kunst. Maaseik, 1947, 90.

REAU, L. Iconographie des Saints II. (Iconographie de l’art Chrétien III.1). Parijs, 1938, 422-426.

[5] Zie bijlage 1.1.1

[6] DE BRABANDERE, P. De Kortrijkse edelsmeedkunst (Verhandelingen uitgegeven door de Leiegouw). Kortrijk, 1979, 26.

[7] KORTRIJK. Rijksarchief. OSAK 15015 bis: het Neeringboek van de Neering der Goudt - en Silversmeden deser Stadt, f°7r°.

[8] Ibidem, f°16v°.

[9] Ibidem, f°16v°.

[10] Ibidem, f°16v°.

[11] Ibidem, f°17r°.

[12] Ibidem, f°18r°.

[13] Ibidem, f°18r°.

[14] Ibidem, f°18r°.

[15] Ibidem, f°59r°-f°60r°.

[16] Ibidem, f°16r°.

[17] Ibidem, f°17r°.

[18] Ibidem, f°17r°.