Werkgroep De Witte Kaproenen (1967-1985) en Werkgroep Arbeid (1972-1989). Een progressieve poging tot het beëindigen van de historische dichotomie Vlaams-Links. (Soetkin Vincké) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK V. INVLOED VAN WERKGROEP DE WITTE KAPROENEN EN WERKGROEP ARBEID
Wanneer we trachten een studie te maken over de invloed van de door ons besproken numeriek marginale niet-partijpolitieke groeperingen op de twee maatschappelijke uitersten die zij in hun vaandel droegen, lijkt het alsof wij snel zijn uitgepraat. De globale structuren van de politieke machtsfrequenties lijken niet te zijn aangetast door de twee werkgroepen.
Toch zou het bepaald incorrect zijn te concluderen dat er überhaupt geen beïnvloeding bestond. Aan de hand van interviews hebben wij getracht een reconstructie te maken van de persoonlijke contacten die beide werkgroepen onderhielden met actoren binnen de VB en de partijpolitiek. Uit de gesprekken met de politici Nelly Maes (VU) en Jan Debrouwere (KPB) kwam een geheel ander beeld naar voren van de ‘onbekende werkgroepen’. Voor insiders bleken zij zeker geen onbekenden te zijn. En in sommige gevallen gingen de contacten zelfs verder dan de erkenning van elkaars bestaan, en vond er een beïnvloeding plaats die steunde op een grote wederzijdse sympathie.
5.1.1. Volksunie
Als men al kan en mag spreken van een zekere beïnvloeding die uitging van DWK en WA op het maatschappelijke spectrum, dan gebeurde dit wel binnen de rangen van de VU.
In de jaren 1960 en 1970 was binnen de VU een forum geschapen waarlangs progressieve partijleden hun stem konden laten horen. Instigator was onder meer Hugo Schiltz. Door dit alles vergrootte de kloof tussen links en rechts binnen de partij, en gingen beide vleugels steeds onafhankelijker van elkaar functioneren. Onder invloed van de verruiming binnen de linker VU-vleugel, begonnen progressieve VU-ers zoals Nelly Maes en Schiltz zelf, contacten te onderhouden met progressieve nieuwe sociale bewegingen. Twee van hen waren DWK en WA, die de politici aantrokken met hun dualistische ideologie[420].
Het is zoals Nelly Maes, Europees Parlementslid voor de VU, stelt in het interview dat wij van haar afnamen op 7 oktober 2002. Globaal gezien valt de invloed van DWK en WA marginaal te noemen. Doch op bepaalde personen, waartoe Maes zichzelf rekent, hebben de werkgroepen een reële invloed gehad, en wel in die zin dat zij het levende bewijs vormden van het harmonieus samengaan van links en Vlaams binnen éénzelfde beweging. Op die wijze fungeerden de werkgroepen als katalysator. De progressieve VU-ers die met hen contact zochten, werden positief beïnvloed door de ideologische lijn van de werkgroepen, en droegen deze met zich mee binnen de VU, er op hun beurt anderen mee beïnvloedend[421].
Het feit dat de impact van DWK en WA op de VU op informele persoonlijke contacten steunde, is precies de reden waarom het zo moeilijk is een procentueel cijfer te zetten op de mate waarin deze beïnvloeding haar stempel drukte op de partijpolitiek van de VU.
Een persoon als Nelly Maes was gastspreker op een aantal WA-activiteiten, besprak binnen de progressieve VU-zijde het werk Het kolonialisme in Vlaanderen, en was een occasionele gaste op vergaderingen van DWK en WA. Een persoon als Hugo Schiltz, verruimer van de progressieve vleugel van de VU, stuurde DWK een felicitatietelegram ter gelegenheid van hun 10-jarig bestaan. Dat zijn onze feiten. Doch de verwerking van deze feiten in gestandaardiseerd cijfermateriaal, moeten wij onze lezer omwille van de beschreven onmogelijkheid, schuldig blijven.
5.1.2. Vlaamse Beweging
Voor de invloed van DWK en WA op de VB, nemen wij de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging als uitgangspunt.
Volgens Stephen Bouquin, schrijver van het stuk rond het links-radicalisme in de Encyclopedie, waren DWK, WA en Het Pennoen de drie belangrijkste deelnemers aan éénzelfde beweging, het radicaal-linkse flamingantisme. Alhoewel numeriek marginaal heeft deze beweging de bedding gelegd van een – en wij citeren Bouquin – kleine maar nog steeds bestaande progressieve flamingantische stroming, waarvan leden als Joost Vandommele, Christian Dutoit [..] vandaag terug te vinden zijn in de redactie van het tijdschrift Meervoud[422]. Ook hier geldt dus de regel dat hoewel marginaal, er een zekere invloed uit is gegaan van DWK en WA op de Vlaamse zijde.
De invloed van DWK en WA op de linker zijde was veel minder reëel dan op de Vlaamse zijde. In wat volgt geven wij een overzicht.
5.2.1. BSP
Van een eventuele toenadering tussen de BSP en de VB was in de door ons bestudeerde periode niet of nauwelijks sprake. Binnen de partij zelf kwam er door de op handen zijnde splitsing van de unitaire partij, in de jaren 1970 hoe langer hoe meer ruimte voor Vlaamsgezindheid. Doch voor de socialistische partij was de VB nog steeds de veruitwendiging van de twee aspecten die onverzoenbaar tegenover de socialistische partij-ideologie stonden: het klerikalisme en het federalisme. Ook de herinnering aan collaboratie en repressie lag voor beide kampen vers in het geheugen.
Dat DWK en WA geen contacten onderhielden met de unitaire BSP mag daarom niet vreemd heten. Hierdoor was van enige invloed van de werkgroepen op de socialistische partij geen sprake. Wel onderhielden DWK en WA sporadische contacten met de redactie van Links (cfr. hoofding 1.8)[423].
5.2.2. KPB
Om een duidelijk beeld te krijgen van de contacten tussen DWK en WA enerzijds en de KPB anderzijds, hebben wij Jan Debrouwere geïnterviewd. Debrouwere was tussen 1952 en 1989 vrijgestelde van de KPB. Hij was lange tijd partijbestuurder van de Antwerpse KPB-sectie en internationaal partijsecretaris. Daarnaast is hij de auteur van enkele werken, waaronder zijn autobiografie.
Volgens Debrouwere vonden de contacten tussen DWK/WA en de KPB plaats op frequente basis. Vooral met de Antwerpse afdeling van de communistische partij waren er affiniteiten, aangezien DWK en WA (Antwerpen was in de jaren 1970 immers een van de twee belangrijkste WA-kernen) vooral in Antwerpen actief waren, en omdat de Antwerpse afdeling van de KPB veel Vlaamsgezinder was dan de nationale KPB.
De (Antwerpse) KPB had een zekere sympathie voor DWK en WA, en deze laatsten trachtten die positieve gevoelens om te buigen tot beïnvloeding. Volgens Debrouwere waren de redenen voor deze sympathie veelvuldig. Enerzijds waren DWK/WA geen politieke partijen, waren ze numeriek marginaal, en dus relatief onschadelijk. Anderzijds was de Antwerpse KPB in zekere zin Vlaamsgezind te noemen, vanwege de input van enkele toonaangevende flamingantische communisten, zoals de personen rond De Rode Vaan. Een derde reden was tenslotte het feit dat de Antwerpse KPB begrip had voor de eis tot federalisme, en deze zagen als de democratische veruitwendiging van de verzuchtingen van een volk, en niet als een rechtse poging tot ondermijning van de staatkundige eenheid.
De informele contacten van DWK/WA met enkele Vlaamsgezinde KPB-ers, zoals Debrouwere, waren een feit. Vooral DWK konden rekenen op een zekere sympathie. Doch van een heuse beïnvloeding was nauwelijks sprake. Hiervoor benadrukten de werkgroepen - met name Arbeid-VRSB - te zeer hun sektaristische waarden. Als er al sprake was van beïnvloeding, dan ging deze uit van de KPB, die DWK en WA inspireerde bij hun zoektocht naar een sociale en ideologische invalshoek. Anderzijds hebben volgens Debrouwere DWK en WA wel een positieve stimulans gegeven aan de federalistische gedachte die reeds via de Waalse communisten in de KPB leefde. Doch ze hebben deze gedachte niet gecreëerd. Deze bestond reeds[424].
5.2.3. Klein-links
DWK en WA hadden af en toe contacten met personen uit het Maoïstische AMADA en het Trotskistische RAL. Men vond elkaar in de gezamenlijke wens tot arbeidersontvoogding. Verder ging de rode draad evenwel niet. Het internationalisme van RAL en AMADA druiste regelrecht in tegen de belangen van DWK en WA. Toch participeerden RAL en PVDA (AMADA) samen met WA aan de organisatie van de twee Vlaams Progressieve Zangfeesten. Verder ging de Vlaamse reflex van deze klein-linkse groepen niet.
DWK en WA zochten veeleer contacten met een KPB dan met een klein-links dat niet Vlaamsgezind genoeg doch uitermate internationalistisch was. Indien er al sprake zou zijn geweest van een meetbare mate van beïnvloeding van de werkgroepen uit, was deze quasi nihil te noemen [425].
5.3. Op zoek naar een verklaring voor de geringe invloed
5.3.1. De theorie van de drukkingsgroep
Een belangrijke reden waarom DWK en WA geen noemenswaardige invloed hebben uitgeoefend op de partijpolitiek, is het feit dat zij zich nooit hebben weten ontwikkelen tot de drukkingsgroepen die zij in essentie waren.
Immers, Paul Claeys stelt in zijn studie Groupes de pression en Belgique dat drukkingsgroepen hun grootste belang ontlenen aan hun contacten binnen de politieke structuren. Vaak zijn de leden van drukkingsgroepen actief binnen het politieke systeem, en staan ze in interactie met personen die dit eveneens zijn. Door deze nauwe verbintenis met de politiek zijn de drukkingsgroepen in staat een groot ledenaantal onder zich te verzamelen, hieraan hun primaire macht ontlenend. Het gaat er in een volgend stadium om, die macht om te zetten in een wisselwerking: de staat geeft op bepaalde punten toe aan de drukkingsgroep, en in ruil weerhoudt deze laatste haar leden ervan de vrede binnen de staat te verstoren. Dit creëert een artificiële, doch functionerende, vicieuze cirkel, waarbij steeds vaker rekening wordt gehouden met de drukkingsgroep door de politieke machthebbers. Anderzijds kan de drukkingsgroep door haar aanwezigheid in de maatschappelijke structuur ook inspraak hebben in het tot stand komen van beleidslijnen. De drukkingsgroep komt steeds naar voren met een duidelijk omschreven identiteit waarin haar leden zich kunnen terugvinden[426].
DWK en WA hadden geen eigen affiniteiten met de partijpolitiek. De leden die hiervoor in aanmerking kwamen door hun leeftijd, kozen er bewust voor zich te beperken tot theoretische niet-politieke actievoering. De andere leden waren studenten, die hoewel gericht op actie, zich (nog) niet inlieten met een participeren aan de partijpolitiek.
Intern was na verloop geen sprake meer van cohesie. Toen Kern Antwerpen opgericht werd, kozen de jongere leden van DWK na een bepaald punt om zich vooral bezig te houden met de uitbouw van deze organisatie. Onder meer hierdoor bloedden DWK stilaan dood. Intern was WA een wespennest, waarbij de verschillende kernen de voeling met elkaar verloren. Toen een van de kernen bij een van de naamsveranderingen de republikeinse toer opging, haakten de andere kernen af. Om de leemte op te vullen richtten enkele overlevenden opnieuw DWK op, evenwel zonder duidelijke identiteit, en zonder noemenswaardige numerieke basis.
Pogingen tot progressieve frontvorming liepen op niets uit, aangezien men zich beperkte tot de niet-politieke groepen, en geen sterke banden aanknoopte met de partijpolitiek door hier bijvoorbeeld zelf aan te participeren, of personen uit de politiek te overhalen deel uit te maken van de groep door zich te profileren als machtscentrum.
5.3.2. Het radicaal sektarisme
Groepen als DWK en - vooral - WA waren ons inziens te radicaal sektaristisch in hun denken om een zekere aanhang te verkrijgen via dewelke zij invloed uit konden oefenen op al dan niet politieke groepen.
De werkgroepen profileerden zich als én Vlaams én socialistisch, trachtten contacten aan te knopen met de socialistische, Maoïstische, Trotskistische, én Vlaamse zijde, en bekenden geen uitgesproken kleur in de levensbeschouwelijke dichotomie. Voegt men daar in 1983 het republikeinse aspect aan toe, en binnen de werkgroepen zélf rees twijfel omtrent de integriteit van de groepsidentiteit. Dan spreekt men nog niet van de wijze waarop externe groepen naar de werkgroepen keken. Met perplexiteit. Voor de socialisten waren de werkgroepen te Vlaams. De VB en VU vonden hen te links. Klein-links zag geen heil in het federalisme. De communisten wilden van het Vlaams-republikeinse aspect niet weten.
Het leek erop dat de links-radicale werkgroepen bij geen enkele bestaande beweging terecht konden met ál hun standpunten. Dit verklaart niet enkel hun geringe invloed, maar ook hun geringe ledenbestand en dito levensduur.
5.3.3. De historische dichotomie Vlaams-links
Wat we bij onze studie niet uit het oog mogen verliezen, is de onverzoenbare mate waarop het Vlaamse en het linkse kamp sinds de negentiende eeuw tegenover elkaar stonden. Klerikaal versus anti-klerikaal, taalkundige versus sociale eisen, burgerij versus arbeidersklasse, federalisme versus nationalisme, Vlaanderen (VB) versus Wallonië (BSP), collaboratie versus verzet, amnestie versus repressie.
Ondanks het feit dat DWK, WA en Het Pennoen misschien een bedding hebben gelegd voor een democratische progressieve flamingantische stroming, zoals Stephen Bouquin het stelt, waren ze niet opgewassen tegen het temmen van het historische monster waarmee ze zich trachtten te meten. De dichotomie was te sterk verankerd om vanuit numeriek en politiek marginale hoek te worden overwonnen. Dat, samengeteld met de onmacht tot het verworden van een noemenswaardige drukkingsgroep, en het profileren van een radicaal sektaristische identiteit, was de reden van het falen van DWK en WA. Al was hun poging op zijn minst waardevol.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[420] R. DE SCHRYVER e.a. ed., Nieuwe Encyclopedie [..], p.2708.
[421] Interview van Soetkin Vincké met Nelly Maes in het Europees Parlement te Brussel op 7 oktober 2002.
[422] R. DE SCHRYVER e.a. ed., Nieuwe Encyclopedie [..], p. 1936.
[423] Interview van Soetkin Vincké met Jan Debrouwere te Hoboken op 20 september 2002.
[424] Interview van Soetkin Vincké met Jan Debrouwere te Hoboken op 20 september 2002.
[425] Interview van Soetkin Vincké met Jan Debrouwere te Hoboken op 20 september 2002, en R. DE SCHRYVER e.a. ed., Nieuwe Encyclopedie [..], p.3368.
[426] P. CLAEYS, Groupes de pression en Belgique [..], pp.28,32,34.