Werkgroep De Witte Kaproenen (1967-1985) en Werkgroep Arbeid (1972-1989). Een progressieve poging tot het beëindigen van de historische dichotomie Vlaams-Links. (Soetkin Vincké) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
ALGEMEEN BESLUIT
In verschillende hoofdstukken hebben wij het ontstaan, de naamgeving, de ideologische fundering, de doelstelling en ideologie, de geschreven producties en artikels, de contacten met de geschreven pers, de organisatie, de leden, de op non-actiefstelling, en de invloed van Werkgroep De Witte Kaproenen en Werkgroep Arbeid trachten te achterhalen. Deze studie hebben wij laten vooraf gaan door een grondige doorlichting van het uiteengroeien van de Vlaamse en socialistische beweging. Verschillende personen, groeperingen en ideeën kwamen hierbij aan bod.
In een concluderend overzicht blikken wij terug.
Toen de Vlaamse en socialistische beweging na 1830 voor het eerst met elkaar geconfronteerd werden, was het snel duidelijk dat zij geheel andere prioriteiten hadden. De VB was een burgerlijke groepering die, gedragen door een intellectuele elite, pleitte voor taalkundige veranderingen. De prille socialistische beweging bekommerde zich daarentegen in se om sociale eisen, en zag het taalflamingantisme als een luxeprobleem. In deze vroege periode berustten de tegenstellingen tussen beide bewegingen dus op het klassenverschil.
In de jaren 1872-1914 kwam het tot goede banden tussen de Christen-democratie en de VB. Onder het vaandel Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristus trachtten de katholieken de VB electoraal aan zich te binden. Dit legde de VB geen windeieren. Immers, tussen 1884 en 1914 regeerden de katholieken het land ononderbroken. De sympathie genietend van de verschillende regeringen, slaagde de VB er in deze periode dan ook in zich gevoelig uit te breiden en enkele eisen te verwezenlijken. Doch dit scheep gaan met de katholieken betekende een verslechtering in de relatie tot de socialistische beweging. In het aangroeiende rijtje van oorzaken van de dichotomie tussen VB en linker zijde, werd het klassenverschil vervoegd door de tegenstelling klerikaal-vrijzinnig.
Gedurende WOI stonden de twee bewegingen zoals nooit tevoren frontaal tegenover elkaar. Langs flamingantische zijde was er een groep personen die zich inschakelde in de Duitse Flamenpolitik en zich via het activisme tegen het unitaire België afzette. De socialisten daarentegen, en met name de BWP, schakelden zich voor een eerste keer in de regering in, maten zich het reformistisch gedachtegoed aan, en raakten ingebed in de Belgische unitaire politiek. Federalisme en nationalisme waren een derde factor die als onverzoenbaar in het rijtje met ‘uiteengroeifactoren’ kwam te staan.
Door de repressie die de eerste jaren van het Interbellum typeerde, en vanwege de onwil van links om zich in de laten met de Vlaamse Kwestie, werd de VB gedurende de jaren 1930 voor een groot deel gekaapt door het nationaal-socialistische gedachtegoed.
Tijdens WOII collaboreerden veel Vlaamsgezinden met de Duitse bezetter om Vlaamse eisen te verwezenlijken, daar waar de socialisten en communisten de leiding van het verzet op zich namen. De tegenstelling rechts-links kwam als vierde element tussen Vlaams en links te staan.
Na WOII zou de epuratiegolf, die haar hoogste tol eiste in Vlaanderen, een wig slaan tussen Vlamingen en Walen. Deze Vlaams-Waalse tegenstelling versterkte als vijfde element het uiteengroeien van Vlaamse en socialistische beweging, aangezien deze laatste intern werd beïnvloed door haar zeer sterke Waalse vleugel.
De directe naoorlogse periode werd gekenmerkt door een Europese socio-economische malaise. Uit levensnoodzaak mocht de eenheid van de Belgische staat onder geen beding in vraag worden gesteld. De Vlaamse Kwestie werd voor vele jaren weggestopt, jaren waarin de VB stilaan haar door de repressie opgelopen wonden te boven kwam. Intussen behaalden de socialisten successen op het socio-economisch vlak.
Versterkt door haar partijvorming in 1954, en haar organisatorische uitbouw, stond de VB gedurende de Golden Sixties eens te meer op als aanklager van de Vlaamse inferiorisering door de Belgische staat. Zij slaagde erin de taalgrens te laten vastleggen, de overheveling van de Waalse vleugel van de Leuvense universiteit te verwezenlijken, en begon in de jaren 1960 te ijveren voor het tweeledig federalisme als ultiem ontvoogdingsmechanisme van het Vlaamse volk. Dit alles stootte de socialistische beweging tegen het hoofd, aangezien de sterke Waalse vleugel de VB als een gevaar zag. Toch was tijdens de jaren 1960 het federalisme ook een socialistische eis, aangezien deze in Wallonië reeds langer leefde dan in Vlaanderen.
Na veel omzwervingen, slaagden beide bewegingen er in 1970 in om een grondwetshervorming te instigeren, die in drie stappen een einde maakte aan het unitaire België door dit te vervangen door een drieledige staat. Sluitstuk was het Sint-Michielsakkoord van 1993.
Doch ondanks alle verworvenheden langs Vlaamse en linker zijde, waren beide bewegingen doorheen de Belgische bestaansgeschiedenis zo ver uit elkaar gegroeid, dat zij een diep verankerd wantrouwen en misprijzen voor elkaar voelden. Er bestond geen enkele formele toenadering tussen beide. De enkelingen die toch contacten aangingen met het andere kamp, stonden hier vaak alleen in.
Het is in deze sfeer dat in 1967 Werkgroep De Witte Kaproenen (DWK) het licht zag. Vanuit de wil om de dichotomie tussen Vlaamse en linker zijde te beëindigen, kwam een handvol mensen uit de schoot van de VVB bij elkaar, om in georganiseerde actie beide kampen de hand te reiken. DWK inspireerden zich ideologisch op de Daensistische Beweging, de Clarté-Beweging en de Frontpartij. Hun naamgeving ging terug op de veertiende-eeuwse Gentse Witte Kaproenen die in 1379 een opstand ontketenden tegen de graaf van Vlaanderen, Lodewijk van Male.
In 1972 ontstond Werkgroep Arbeid (WA) vanuit het rechts-nationalistische Were Di. WA wenste de Vlaamse Kwestie als een links probleem op te vatten, en schakelde zich in binnen het ideeëngoed dat DWK hieromtrent aanhingen. DWK waren in dit opzicht de voedstervaders van WA. De naam ‘Arbeid’ ging terug op het initiële doel van de werkgroep, namelijk het vormen van een permanente arbeidersdienst voor de allerarmsten en het uitvoeren van vrijwillig buurtwerk. Ook behelsde deze naamgeving de idee om de arbeidersklasse sociaal te ontvoogden om hen op die wijze in te schakelen in de culturele ontvoogding van Vlaanderen.
De twee werkgroepen beïnvloedden elkaars werking in een voortdurende wederzijdse krachtenbundeling.
Concreet stelden DWK en WA zich verschillende doelen. In eerste instantie wensten zij de dichotomie Vlaams-links te beëindigen, aangezien volgens hen het Vlaamse volk pas kon ontvoogd worden wanneer deze ontvoogding plaats vond in het licht van de sociale emancipatie. Andersom moest de linker zijde de Vlaamse Kwestie helpen oplossen, aangezien de Vlaamse verzuchtingen geen rechts-reactionair gegeven waren, maar een natuurlijke uiting van een sociaal probleem. Onder het vaandel Vlaamse Strijd Socialistisch trachtten DWK en WA hun ideeëngoed te verduidelijken.
Een tweede doelstelling was het bekomen van het tweeledig federalisme. Hierin toonden beide werkgroepen zich een kind van de VB. De op til zijnde drieledige staatsstructuur werd door de Vlaamse zijde verworpen, aangezien zij deze zag als een verholen unitarisme. Verholen, aangezien Brussel, het bastion van de usurpatorische Belgicistische en franskiljonse bourgeoisie, hiermee een eigen gewest zou vormen. De VB en de werkgroepen vreesden dat hierdoor de onderdrukking van Vlaanderen (en Wallonië!) gewoon verder zou gaan. Daarom wensten zij Brussel in te schakelen in een tweeledige gewestvorming, waardoor de agglomeratie onderhevig zou zijn aan de twee landsdelen, en niet andersom.
Een derde aspect dat de aandacht van de werkgroepen opeiste, was de ondergeschiktheid van de Vlaamse economie aan het buitenlandse monopoliekapitaal. De multinationals die, gesteund door de unitaristische Belgicistische elite, het Vlaamse economische potentieel leegzogen, dienden geweerd te worden, aldus de werkgroepen. Er moest een Vlaamse elite opkomen die haar eigen economie stevig in handen nam.
Ten vierde figureerden verschillende socio-maatschappelijke punten op de agenda van de werkgroepen. Aandacht en sympathie voor het amnestieprobleem, de Limburgse mijnstakingen, de vrouwenemancipatie, steun aan minderheidsgroepen, het vrijwaren van democratische vrijheden, solidariteit met de Derde Wereld, het ijveren voor de 36-urenweek. Dit waren slechts enkele van de problemen waarover DWK en WA zich in een algeheel sociaal engagement bogen.
Ten slotte hadden de werkgroepen een grote aandacht voor politieke gebeurtenissen waar ook ter wereld. De militaire junta in Chili, de oorlog in Vietnam, de links-georiënteerde nationalistische ontvoogdingsstrijd van de Basken, Ieren, Bretoenen, en dergelijke meer, vormden reële punten van bezorgdheid en actie voor DWK en WA.
Gedurende hun bestaan hebben beide werkgroepen hetzij afzonderlijk hetzij samen verschillende brochures en/of boeken gerealiseerd. Ook trachtten zij de publieke opinie te beïnvloeden via het geschreven woord, wanneer zij contacten aangingen met de pers.
DWK schreven een vijftigtal artikels in progressieve tijdschriften of dagbladen zoals Het Pennoen, Volksgazet, Vrijdag, Meervoud, Vlaams Marxistisch Tijdschrift, Het Blad, Komma en De Rode Vaan. Vooral Het Pennoen werd door de werkgroep gehanteerd als spreekbuis.
WA richtte haar eigen tijdschriften op, Arbeid (later De Wesp) en Meervoud. Daarnaast schreef de werkgroep enkele artikels of lezersbrieven in progressieve tijdschriften of dagbladen zoals Het Pennoen, De Nieuwe, De Morgen, Humo, De Rode Vaan, Rood, Het Laatste Nieuws, Volksgazet, De Standaard, Het Volk-De Nieuwe Gids, Elcker-Ik, en Het Blad.
De twee werkgroepen hadden goede contacten met Het Pennoen. DWK zetelden lange tijd en WA korte tijd in de redactieraad van het tijdschrift, en WA kreeg twee maal een rubriek. Samen met Het Pennoen hebben DWK en WA de bedding gelegd voor een radicaal-linkse stroming binnen de VB die vandaag nog steeds bestaat en onder meer terug te vinden is rond het (tweede) tijdschrift Meervoud.
Organisatorisch verschilden de twee werkgroepen van elkaar. DWK waren op theoretische actievoering gericht, via publicaties en de uitgave van brochures. Zij deden aan een aanwezigheidspolitiek op door externe groepen georganiseerde activiteiten, doch waren zelf te klein om activiteiten op te stellen. WA daarentegen kon vanwege haar groter ledenaantal een strijdbaar elan ontwikkelen en ontpopte zich geregeld tot de organisator van allerhande evenementen. Toch bleef ook het theoretisch studiewerk een wezenlijk aspect van de werkgroep.
WA was opgedeeld in kernen, hetgeen kaderde in de organisatorische en praktische behoeften van de werkgroep. Immers, WA strekte zich uit over alle Vlaamse provincies (behalve Limburg), doch had geen overkoepelende leiding. Daarom was men overgegaan tot het oprichten van een WA-kern in elke stad waar zich Arbeid-leden bevonden.
De ultieme verweving tussen DWK en WA kwam tot stand in 1976, toen DWK het initiatief namen om in hun thuishaven Antwerpen een kern van Werkgroep Arbeid op te richten, om de tot dan toe morele steun aan Arbeid om te zetten in een actieve deelname aan de werking van de organisatie. Na het op non-actief stellen van DWK, zou deze kern nog enkele jaren bestaan.
De leden van DWK waren in hoofdzaak arbeiders, met een overwegend katholieke en Vlaams-nationalistische achtergrond. WA steunde daarentegen initieel op studenten.
Op 26 februari 1980 werden DWK om verschillende redenen ontbonden. De overblijvende Witte Kaproenen schakelden zich nu ten volle in in de dochteronderneming WA-Kern Antwerpen. Hieraan kwam een einde op 9 november 1983, toen ook Kern Antwerpen werd ontbonden. De overige WA-kernen hielden op met bestaan tussen 1983 en 1989. Hiervoor bestonden verschillende redenen, waaronder onderlinge onenigheid en het afstuderen van de meeste leden, de voornaamste waren. Om de leemte te vullen die was ontstaan na het ontbinden van Kern Antwerpen, werd op 22 januari 1984 beslist om DWK opnieuw op te richten. Dit initiatief bleef echter zonder succes, en op 17 januari 1985 hield de werkgroep voorgoed op met bestaan. Tenslotte ging in 1989 WA-Kern Brussel als laatste Arbeid-kern ter ziele.
De werkgroepen hebben een – marginale – invloed gehad op de Vlaamse zijde. Wat betreft de VU hebben DWK en WA enkele leden van de progressieve vleugel blijvend beïnvloed, een invloed die door deze personen werd verder gedragen binnen de partij. Wat betreft de VB was het de verwezenlijking van de werkgroepen dat er in samenwerking met Het Pennoen een radicaal-linkse stroming haar weg vond binnen de Vlaamse rangen.
Op de linker zijde was een eventuele beïnvloeding veel minder het geval, aangezien de contacten moeilijker verliepen. Met de BSP waren er haast geen contacten en kon er dus geen invloed uitgaan van de werkgroepen. Wel waren er contacten met de KPB. DWK en WA hebben volgens insiders een positieve stimulans gegeven aan de federalistische gedachte die reeds via de Waalse communisten in de KPB leefde. Doch ze hebben deze gedachte niet gecreëerd. Deze bestond reeds. De invloed van de werkgroepen op het communistische kamp was dus miniem. Op klein-links (AMADA en RAL) hadden de werkgroepen geen invloed. Daarvoor strookte beider ideeëngoed niet voldoende.
De redenen van de geringe invloed gingen ons inziens terug op drie elementen. Vooreerst is er het feit dat de werkgroepen zich nooit voldoende hebben weten te profileren als de drukkingsgroepen die ze waren. Met een schaars ledenaantal, met gebrek aan actieve leden in de partijpolitiek, zonder een sterke centrale leiding, en met mislukte pogingen tot progressieve frontvorming, konden de werkgroepen niet de druk uitoefenen die zij als drukkingsgroepen hadden moeten uitoefenen. Een tweede factor was het radicaal sektarisme waarmee de werkgroepen, en dan met name Werkgroep Arbeid, zich profileerden. Het was haast onmogelijk om met ál hun standpunten aansluiting te vinden bij andere bewegingen. Ten derde moesten de kleine werkgroepen een gevecht aangaan met een tweekoppig monster dat zich doorheen de anderhalve eeuw van haar bestaan had gevoed met de gebeurtenissen die Vlaams en links onherroepelijk uit elkaar hadden gedreven. Een onbegonnen taak.
Wij hopen dat wij duidelijk hebben gemaakt dat, hoewel numeriek en politiek marginaal, Werkgroep De Witte Kaproenen en Werkgroep Arbeid toch een noemenswaardige bijdrage hebben geleverd aan een vernieuwende wijze waarop de dichotomie Vlaams-links werd gepercipieerd.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |