Werkgroep De Witte Kaproenen (1967-1985) en Werkgroep Arbeid (1972-1989). Een progressieve poging tot het beëindigen van de historische dichotomie Vlaams-Links. (Soetkin Vincké) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK III. WERKGROEP ARBEID 1972-1989
3.1. Voorgeschiedenis: Were Di
Werkgroep Arbeid ontstond in 1972 vanuit de jongerenwerking van het Verbond van Nederlandse Werkgemeenschappen Were Di (voortaan Were Di)[323].
Were Di werd in 1964 opgericht als Landelijke Vereniging van Vlaams-nationale ouders en opvoeders. In de loop van de jaren 1960 werd Were Di uitgebouwd in Vlaanderen en Nederland, maar bleef qua ledenaantal beperkt tot enkele honderden. Tegen 1970 aan begon de vereniging duidelijk te verrechtsen, hetgeen tijdens de jaren 1970 duidelijker werd onder het voorzitterschap van Karel Dillen, en het vice-voorzitterschap van Roeland Raes.
Were Di beschikte vanaf 1968 over een tijdschrift, Dietsland-Europa en verspreidde verschillende brochures. Vanaf 1972 verscheen het blad Rebel, onder leiding van Paul Van Caeneghem, als supplement van Dietsland-Europa.
Were Di was zeer actief in de jaren 1960 en 1970 op het vlak van de communautaire kwesties. Zo voerde de organisatie onder meer actie voor de vervlaamsing van de Voerstreek, voor amnestie, en tegen het Egmontpakt[324].
In 1970 verscheen een brochure van de hand van Roeland Raes, onder de titel Were Di: Verbond van Nederlandse Werkgemeenschappen: onze grondslagen (toelichting). Hierin zette de ondervoorzitter de standpunten van zijn organisatie uiteen.
In eerste instantie pleitte Were Di voor een algehele amnestie voor collaborateurs. Volgens de organisatie was de repressie in België duidelijk tegen Vlaanderen gekant geweest, hetgeen verklaarde waarom in de nog volop unitaire staat van 1970, de amnestiewetgeving was uitgebleven.
Wat betrof Brussel en de taalgrensgemeenten moesten er wijkwerkingen komen die ervoor zorgden dat de Nederlandstalige inwoners van de gebieden hun band met de Vlaamse cultuur niet verloren. Voorts moesten de francofone uitbreidingspogingen bestreden worden, door onder meer in de Voerstreek de Vlaamse cultuur wortel te doen schieten. Brussel was de hoofdstad van Vlaanderen, maar kon dit enkel blijven wanneer de tweetaligheid gerespecteerd werd.
De in Vlaanderen vertoevende francofonen en gastarbeiders dienden zich ten volle te integreren in de Vlaamse cultuur. Dit impliceerde dat zij zich op straat en in hun werkomgeving moesten bedienen van de Nederlandse taal.
Aan de niet steeds vlot lopende verhouding tot de VU, wijdde Raes eveneens een paragraaf. Were Di steunde de VU, maar kon zich niet altijd akkoord verklaren met de genuanceerde, pragmatische opstelling die de partij innam en waarin weinig plaats was voor radicalisme. Were Di wenste de VU in die mate te beďnvloeden dat zij zich meer actiegericht zou opstellen.
De migratie moest aan strenge bepalingen onderworpen worden. Aanpassing aan de Vlaamse normen en gebruiken en een wettelijke bepaling op de maximale hoeveelheid gastarbeiders, waren twee vereisten. Raes haastte zich om te verklaren dat dit standpunt niet voortkwam vanuit een diepgeworteld racisme, als wel uit een oprechte bezorgdheid voor de migranten die, van zodra de economie stagneerde of achteruit ging, zouden vervallen tot een proletarische groep. Daarom was het voor buitenlanders van het grootste belang zich zoveel mogelijk te blijven richten op werkgelegenheid in hun land van herkomst, en zich indien zij toch wensten te emigreren, zo volledig mogelijk te integreren in de culturele structuren van het gastland. Voor Raes moesten de migranten vanuit de Europese landen voorrang krijgen op die vanuit de andere continenten. De inwijkelingen uit extra-Europese landen moesten zoveel mogelijk geweerd worden omdat zij “niet-integreerbaar” zouden zijn
Ook kwam in de brochure aan bod dat Were Di een heel-Nederlands standpunt innam. Vlaanderen en Nederland moesten opnieuw samengebracht worden om de Nederlandstalige cultuur optimaal te kunnen vrijwaren en verspreiden. Hieruit volgde automatisch het verwerpen van de unitaire Belgische staat als onnatuurlijk en usurpatorisch. België moest verdwijnen
De visie die Were Di t.o.v Europa had, werd in de brochure beschreven als gunstig. Europa moest een volkenstaat zijn, waarin alle nationaliteiten aan bod konden komen. Het politieke Europa van de nationale staten, was onnatuurlijk en diende verworpen te worden.
Were Di verzette zich tegen het imperialisme van de buitenlandse bedrijven die zich op Vlaamse bodem vestigden, om aldus de Vlaamse bevolking uit te buiten.
Om al deze punten te kunnen verwezenlijken, trachtte Were Di volgens Raes een Vlaamse elite te vormen
Were Di geloofde in de “natuurlijke ongelijkheid” van de mens, waardoor sommigen zich konden ontpoppen tot leiders, daar waar anderen geleid moesten worden[325].
De verrechtsing van Were Di kwam in enkele van deze standpunten zichtbaar aan bod. Woorden als kracht, eer, risico, moed, en trouw, doorspekten het besluit van de brochure, daar waar de notie ‘niet-integreerbaarheid’ centraal stond in het extra-Europese migrantenstandpunt van de organisatie.
Tegen deze voelbare verrechtsing kwamen de links-georiënteerden binnen Were Di rond 1972 in opstand. De links-rechts problematiek kwam een eerste keer duidelijk tot uiting toen Paul Van Caeneghem, hoofdredacteur van Rebel en voorzitter van de jongerenwerking van Were Di, zich met een groep mensen afscheurde van de organisatie, en Werkgroep Arbeid oprichtte[326].
3.2. Werkgroep Arbeid 1972: de oprichting
Werkgroep Arbeid ontstond dus toen in 1972 de jongerenwerking van Were Di zich onder leiding van Paul Van Caeneghem afscheurde van de organisatie. Van Caeneghem en de zijnen konden zich niet langer achter de standpunten van Were Di scharen die onder meer de goedkeuring van de Vietnam-oorlog en het verwerpen van de volgens de rechter zijde van Were Di tot zedenverslapping leidende homofilie, predikten. De toenemende verrechtsing van Were Di was de linksen (o.a. Van Caeneghem) binnen de organisatie een doorn in het oog, hetgeen tot conflicten leidde en veel progressieven uiteindelijk deed opstappen Dat vertelde Van Caeneghem ons in het interview dat wij van hem afnamen op 12 september 2002.
Werkgroep Arbeid wilde zich profileren als een linkse Vlaams-nationalistische organisatie die zelfbeschikkingsrecht predikte voor Vlaanderen. In 1972 was de prille werkgroep actief op zoek naar een ideologische omschrijving van haar standpunt. Deze vond ze onder meer bij de Ierse James Connelly die een links-georiënteerde nationalistische strijd had gevoerd tegen de Britten en in 1916 gefusilleerd was[327].
Een echte ideologische houvast kreeg Werkgroep Arbeid op zondag 15 oktober 1972 toen zij tijdens de VVB-betoging te Vilvoorde (cfr. supra) kennis maakte met DWK.
Tussen de Leeuwenvlaggen had Werkgroep Arbeid de rode vlag van DWK waargenomen. Geďntrigeerd door de zichtbare samenvoeging van Vlaamse en linkse elementen in het vaandel, waren de Arbeid-leden praats geraakt met enkele Witte Kaproenen. Van Caeneghem stelde in het interview van 12 september 2002 dat de ontmoeting met DWK cruciaal was geweest wat betreft de ideologische grondvesting van Werkgroep Arbeid. DWK stonden op dat moment reeds verder in hun denken, en hadden al in 1969 de historische link tussen Vlaams en links onderschreven in hun werk Het kolonialisme in Vlaanderen. Werkgroep Arbeid zou voor een groot deel de ideologie van DWK overnemen[328].
1972 was het startsein van een nauwe en langdurige thematische en structurele samenwerking tussen beide werkgroepen.
Christian Dutoit, lid van Werkgroep Arbeid, journalist voor Arbeid-De Wesp, en hoofdredacteur van Meervoud, maakte in 1982 een evolutieschets waarbij hij het bestaan van Werkgroep Arbeid onderverdeelde in vier periodes.
Gedurende de eerste periode (1972-1974) was men op zoek naar een ideologische fundering, deed men aan buurtwerk en organiseerde men buitenlandse werkkampen. De ontmoeting met DWK was cruciaal.
De tweede periode (1974-1977) was die van de uitbouw van Werkgroep Arbeid. Het blad Meervoud werd uitgegeven, in verschillende steden ontstonden kernen, en in 1976 kon de groep naar buiten treden met haar eigen Beginselverklaring. De buitenlandse werkkampen gingen in deze periode verder.
De derde periode (1977-1980) stond in het licht van de Egmont-besprekingen. Men ageerde binnen het Komitee voor een Demokratisch Federalisme (KDF), organiseerde mede betogingen, en besteedde meer aandacht aan de eigen persorganen (waarbij Arbeid vervangen werd door het luxueuzere De Wesp).
De vierde periode (na 1980) ten slotte was die van het verval. Er kwamen principiële spanningen tussen de kernen. Toch bleef men nog een tijd actief, onder meer in de organisatie van het Vlaams Progressief Zangfeest (VPZ) in 1981 en 1982. Ten slotte zou enkel kern Brussel verder gaan[329].
Wij zullen in onze uiteenzetting de werking van Werkgroep Arbeid beschouwen als één geheel, aangezien wij in onze thematische onderverdeling zo nauw mogelijk wensen aan te sluiten bij de werking van DWK. Toch leek het ons opportuun de onderverdeling van Dutoit te vermelden, zijnde de valabele interpretatie van een insider.
3.3. Naamgeving en naamsveranderingen
De werkgroep die in 1972 ontstond kreeg de naam Werkgroep Arbeid. Deze groepsnaam ging terug op twee doelstellingen die WA zich stelde.
Enerzijds doelde Van Caeneghem met Werkgroep Arbeid op de oprichting van een permanente arbeidsdienst voor de armsten. Op basis van vrijwilligerswerk zou men klusjes opknappen voor personen die over te weinig geld beschikten om een professionele aannemer in te huren.
Anderzijds was er de wens tot mobiliseren van de arbeidersklasse in een algemene ontvoogdingsstrijd. Op deze strijd zou men bouwen om de emancipatie van het Vlaamse volk, dat niet enkel cultureel, maar ook socio-economisch onderdrukt werd, te bewerkstelligen. De Vlaamse strijd en de arbeidersstrijd waren volgens WA namelijk twee elkaar veronderstellende en ondersteunende principes.
Contradictorisch was echter dat het ledenkorps van WA grotendeels uit studenten en intellectuelen bestond. En van haar kant kwam de vrijwilligersactie nooit helemaal van de grond omdat de nadruk steeds duidelijker lag op de Vlaams-linkse emancipatorische actievoering. In 1977 besliste men daarom een naamsverandering door te voeren. Werkgroep Arbeid zou voortaan ‘VSB’ (Vlaamse Socialistische Beweging) heten. In de praktijk ging aan deze afkorting toch nog vaak de naam Arbeid vooraf.
Toen in 1981 in Brussel een kern van VSB werd opgericht, ging deze vrij snel de radicale toer op. De eis voor een tweeledig federalisme zag zich in 1983 vertaald in een scherpe republikeinse doelstelling. Op instigatie van de Brusselse kern, die zich gedurende de jaren 1980 als dominant zou weten te profileren, onderging VSB opnieuw een naamsverandering. Voortaan zou de werkgroep bekend staan onder de naam ‘VRSB’ (Vlaamse Republikeinse Socialistische Beweging)[330].
Ongeacht de naamsveranderingen zullen wij gedurende onze studie steeds de afkorting ‘WA’ hanteren.
3.4. Doelstelling en ideologie
Werkgroep Arbeid nam op veel vlakken de ideologie van DWK over. Daarom hanteren wij bij deze hoofding in zoverre mogelijk dezelfde thematische onderverdeling die we bij de bespreking van de doelstelling en ideologie van DWK hebben gebruikt.
Wij hebben ons voor deze studie gebaseerd op de tijdschriften die WA uitgaf, Arbeid (1972-1979, tussen 1979-1981 vervangen door De Wesp), en Meervoud (1976-1980), op de in 1976 verschenen Beginselverklaring van Werkgroep Arbeid. Voor een autonoom en socialistisch Vlaanderen, en op de archiefstukken uit het AMSAB, het ADVN en het archief van Marc Vincké.
3.4.1. De dichotomie Vlaams - Links
WA kreeg in haar pogingen om links en Vlaams nader tot elkaar te brengen, af te rekenen met dezelfde tegenstellingen waarmee DWK werden geconfronteerd.
De VB werd veelal door de linker zijde gepercipieerd als rechts-nationalistisch en klerikaal-burgerlijk, terwijl de linker zijde bij de VB de doembeelden van de repressie en het wallingantisme opriep. Op deze problematiek gingen wij reeds uitgebreid in onder hoofding 2.4.1.
WA zag de problematische discrepantie tussen VB en linker zijde als de blinde veruitwendiging van vooroordelen. Deze waren gebaseerd op negatieve historische gebeurtenissen waaraan beide zijden zich hadden bezondigd, maar die in de context van de jaren 1970 hun legitimiteit waren kwijtgespeeld. Het was hoog tijd voor een toenadering tussen de twee ‘kampen’. WA stelde het in Arbeid van februari 1973 als volgt:
[..]de wel zeer taaie misvatting die Vlaams en links als twee onverzoenlijke polen tegenover elkaar stelt. Wie de gefundeerdheid van de Vlaamse strijd verwerpt omdat de Vlaamse beweging inderdaad door een rechts-konservatieve bovenlaag wordt geleid, verdrinkt het kind met het badwater. Hij blijft dan blind voor de realiteit van de dubbele verdrukking, sociaal-ekonomische en kulturele, die de Vlaming ondergaat in deze staat [oorspronkelijke onderlijning].[331]
Voor Werkgroep Arbeid was het duidelijk dat de Vlaams ontvoogding stond of viel met de links-nationalistische interpretatie. Hiervoor was het van imperatief belang dat de linker zijde haar schroom tegenover de Vlaamse zijde opzij zette, en dat de progressieve krachten binnen de VB tot samenwerking konden worden gebracht met de progressieve krachten binnen de linkse beweging[332].
Dit zou niet leiden tot een contestatie van de Waalse rechten binnen het Belgische bestel, maar zou in tegendeel bijdragen tot de versteviging van de Waalse positie. Walen en Vlamingen moesten elkaar vinden in de gezamenlijke nationalistisch-socialistische strijd tegen de unitaristische usurpator en tegen diens bondgenoot het kapitalisme[333].
Interessant is dat WA ook de Duitstalige Belgen wilde betrekken in de algehele culturele ontvoogding. De zogeheten “Oostkantons”, die sinds 1919 officieel bij België hoorden, hadden met hun specifieke dialect en Duits-geënte cultuurleven evenveel recht op autonomie als de Vlamingen en Walen[334].
Volgens WA had het vervreemdingsproces tussen Vlaams en links vier grote oorzaken. In eerste instantie was er de verlate industrialisatie van Vlaanderen, waardoor het socialisme in het economisch sterkere Wallonië het eerst opkwam. Dit socialisme zou zich dan ook niet bezighouden met de Vlaamse Strijd, wel met de Waals-socialistische. Een tweede oorzaak was het feit dat de socialisten zich in ruil voor een aantal sociale voorwaarden lieten inkaderen binnen het reformisme, en hierdoor blind bleven voor de gerechtvaardigde verzuchtingen van een groot deel van de Belgische bevolking, de Vlamingen. Ten derde assimileerde links het Vlaams-nationalisme al te vaak met rechtsgezindheid, vanwege het collaboratorische ‘avontuur’. Ten vierde was er de schijnbaar onverzoenbare tegenstelling tussen het anti-klerikale socialisme en het katholieke Vlaanderen[335].
WA wou in de verzoening tussen Vlaams en links naar eigen zeggen fungeren als een “katalyserende sensibiliseringsgroep”. Zo zou ze ideeën aanbrengen om naar een waardige oplossing te streven ter beëindiging van de discrepantie[336].
Dat de standpunten van WA inzake de Vlaams-linkse dichotomie voor het grootste deel dezelfde waren als die van DWK, blijk duidelijk uit het feit dat beide werkgroepen quasi tezamen de brochure Vlaamse strijd socialistisch verwezenlijkten, waarin hun ideeëngoed omtrent deze problematiek gestructureerd tot uiting kwam. Hiervoor verwijzen wij naar hoofding 2.5.2.
Een andere indicatie van de gelijklopende idealen van de werkgroepen inzake de Vlaams-linkse strijd, is de vlag die WA in navolging van DWK liet vervaardigen. Beider vlaggen waren identiek, met het verschil dat het opschrift De Witte Kaproenen vervangen was door Werkgroep Arbeid. Dit opschrift evolueerde later analoog met de naamsveranderingen van Werkgroep Arbeid in Arbeid-VSB en in Arbeid-VRSB[337].
3.4.2. Autonomie en het Brussels probleem: van tweeledig federalisme naar separatisme
Voor een politieke en historische achtergrond omtrent de federalisering van de Belgische staat en de manier waarop hierop werd gereageerd door de verschillende (al dan niet politieke) partijen, verwijzen wij graag naar hoofdingen 1.8 en 2.4.2.
WA uitte zich als voorstander van het tweeledig federalisme. Een drieledige federalisering zou volgens haar een vermomd unitarisme betekenen, aangezien de kapitalistische, anti-democratische, en francofone Brusselse elite zich enkel zou inzetten voor de uitbouw van het eigen gewest, hierbij de economische achterstelling van de twee andere landsdelen fundamenteel verder zettend. WA verwoorde haar doelstelling hieromtrent op onverbloemde wijze in Arbeid van april-mei 1975:
De thans heropflakkerende kommunautaire tegenstellingen kunnen slechts zinvol opgelost worden in het kader van een tweeledig federalisme, waarbij aan Vlaanderen en Wallonië reële wetgevende en uitvoerende bevoegdheden worden toegekend. Daarbij dient Brussel bedacht met een statuut, dat het belet uit te groeien tot arbitrerende derde macht en dat de volstrekte gelijkberechtiging aldaar van nederlandstaligen en franstaligen garandeert. [..] een “zelfstandig” Vlaanderen dat slechts een heruitgave zou betekenen [..] van de heersende kapitalistische staatsstruktuur, interesseert ons geen zier.[338]
WA zag, net zoals DWK, in het wederzijdse wantrouwen tussen Vlamingen en Walen, de hand van de Belgicistische elite. Door de twee landsdelen tegen elkaar op te zetten en een onjuiste tegenstelling te creëren, wilde de elite de aandacht afleiden van de werkelijke factor van onderdrukking, zichzelf en haar voornaamste bondgenoot het monopoliekapitaal. Daarom moesten Walen en Vlamingen samen strijden voor het tweeledig federalisme. Enkel in een tweeledige staatsstructuur zou hun beider cultuurautonomie gevrijwaard kunnen worden[339]. De echo van DWK klonk hier duidelijk.
De standpunten omtrent de tweeledigheid van de Belgische staat en de oplossing van de Brusselse problematiek, kwamen aan bod in de brochures De multinationals en Vlaanderen en Het Brussels separatisme, die samen met DWK tot stand kwamen. Voor een bespreking van deze twee werken, verwijzen wij naar hoofding 2.5.3 en 2.5.4.
WA was in haar strijd voor een tweeledig federalisme actief binnen het Komitee voor een Demokratisch Federalisme (KDF). Deze Vlaams-progressieve, democratische organisatie was ontstaan vanuit de ontevredenheid die ten gevolge van het Egmontpakt leefde bij de linker zijde van de VB. Ook de rechter zijde had een dergelijke organisatie, het Anti-Egmontkomitee. Typerend voor het KDF was de link die werd gelegd tussen de strijd tegen het unitarisme als zijnde de strijd tegen het kapitalisme. Ook werd de socialistische invulling van deze concepten benadrukt[340].
In de jaren 1980 radicaliseerde de (op dat moment leidinggevende) Brusselse kern van WA de autonomie-eis tot een voor separatisme. Vlaanderen moest een op zich staande republiek worden. De Vlamingen konden pas ten volle hun eisenpakket tot vervulling brengen wanneer zij erin slaagden de onderdrukkende kapitalistische krachten, zoals de franskiljonse elite en het buitenlandse MNO’s, het (Vlaamse) land uit te zetten. Maar zolang Vlaanderen ondergeschikt bleef aan een besluitvorming op nationaal vlak, zouden deze krachten binnen de Vlaamse geografische grenzen blijven functioneren als dempers op de vrijheid. Pas wanneer Vlaanderen een republiek werd, zou een socialistische maatschappij kunnen worden uitgebouwd die het ontvoogdingsnationalisme ten volle zou behelzen[341].
Het is ons inziens niet helemaal verwonderlijk dat WA haar autonomie-eis verscherpte tot een van separatisme tijdens de jaren 1980. Na de staatshervorming van 1980 was duidelijk gebleken dat de Belgische staat in de toekomst een drieledige structuur zou aanhouden. WA vreesde waarschijnlijk dat de Vlaamse eisen in zo’n model niet aan bod zouden kunnen komen, aangezien het naar haar idee usurpatorische Brussel als evenwaardig aan de twee overige landsdelen zou kunnen functioneren. En Brussel was nu juist een van de belangrijkste actuele problemen van de Vlaamse Kwestie. Daarom is het niet vreemd dat de werkgroep haar heil zocht in een radicalere interpretatie van de autonomie-eis, en hierbij automatisch uitkwam bij het separatisme.
De eis tot separatisme werd vanaf 11 juni 1983 aangenomen door de Brusselse kern. Zij veranderde de naam van Werkgroep Arbeid die op dat moment ‘VSB’ (Vlaamse Socialistische Beweging) luidde, in Werkgroep Arbeid-VRSB (Vlaamse Republikeinse Socialistische Beweging)[342]. Door deze radicalisering zouden veel leden afhaken, en zou WA uiteindelijk nog slechts een zaak zijn van de Brusselse kern, iets waarop we onder hoofding 3.10 dieper ingaan.
3.4.3. Vlaamse grip op Vlaamse land en economie
WA verzette zich, net zoals DWK en Were Di, tegen de grote grip van buitenlandse MNO’s op de Vlaamse economie.
Volgens WA moesten de bedrijven op Vlaamse bodem in handen komen van de Vlamingen. Wanneer dit gebeurd was, moesten in een latere fase de arbeiders de bedrijven overnemen van het patronaat, en zelf instaan voor de productie, werktijden, en vergoedingen. Aldus zou de Vlaams strijd evenredig met de sociale strijd aangebonden kunnen worden, en zou het gemeenschappelijke doelwit, het kapitalisme, uitgeschakeld worden[343].
Het was voor WA een feit dat de MNO’s de feitelijke ontvoogding van Vlaanderen tegenwerkten, aangezien een landsdeel dat economisch monddood werd gehouden, zich geen cultureel en nationaal bewustzijn kon aanmeten, hetgeen de mogelijkheid van politieke groepsvorming in grote mate beperkte.
Een bevolkingsgroep die hier zichtbaar de vruchten van plukte, was volgens WA de unitaire Belgicistische bourgeoisie. Zij was de grootste bondgenoot van de MNO’s, aan wiens onderdrukking van Vlaanderen zij haar volle steun betuigde[344].
De werkgroep geloofde daarom niet in de verwezenlijking van democratische mogelijkheden binnen het unitaire België, en bepleitte het verdwijnen van België, en het zelfbeschikkingsrecht voor Vlaanderen[345].
De standpunten van WA omtrent de strijd tegen het monopoliekapitaal en de MNO’s, kwamen verder aan bod in de met DWK verwezenlijkte brochure De multinationals en Vlaanderen uit 1974 (cfr. hoofding 2.5.3).
3.4.4. Sociaal-maatschappelijke punten
Buiten de voornaamste standpunten van WA, die we net bespraken, hanteerde de werkgroep heel wat socio-maatschappelijke eisen, die ingegeven werden door haar linkse en democratische ingesteldheid.
Amnestie
Net zoals DWK pleitte WA vanuit humanitair en utilitair oogpunt voor een algehele amnestie[346]. Hierop gingen wij reeds uitgebreid in onder hoofding 2.4.4.
Als kanttekening merken wij op dat WA inzake het amnestiestandpunt een kind was van zijn opvoeding. Het rechtse Vlaams-nationalistische Were Di, waaruit de werkgroep in 1972 ontstond, eiste sinds 1957 amnestie, en verkondigde deze idee in haar blad Dietsland-Europa. In 1966 werd de brochure Amnestie door Were Di verwezenlijkt, en op geregelde tijdstippen werd op de amnestie-eis teruggekomen, niet zelden in nauwe samenwerking met de rechtse VMO[347].
Vrouwenemancipatie
Voor WA was vrouwenemancipatie een wezenlijke eis. Deze kwam voort vanuit het ideologische standpunt dat elke bevolkingsgroep ten volle zijn menselijke vrijheden moest kunnen beleven. Het ging niet op dat de helft van de wereldpopulatie gefnuikt zou worden in haar fundamentele bewegingsvrijheid.
Op sociaal, economisch, politiek en cultureel vlak dienden vrouwen een evenwaardige behandeling te krijgen als mannen. Dit impliceerde dat zij geen achterstelling zouden ervaren inzake tewerkstelling, en dat zij zich als volwaardige burgers konden inschakelen in alle facetten van het maatschappelijke leven.
Vrouwen dienden over hun eigen lichaam en vrijheid te kunnen beslissen. Daarom wou WA onder meer dat abortus uit het strafrecht verdween, en dat voorbehoedsmiddelen gratis verstrekt zouden worden[348].
Steun aan minderheidsgroepen
Ingegeven vanuit eenzelfde ideologische invalshoek als haar standpunt t.o.v vrouwenemancipatie, ijverde WA in haar denken voor de ontvoogding van minderheidsgroepen.
Homo- en bisexuelen, zigeuners, gastarbeiders. Deze waren niet zelden het slachtoffer van onverdraagzaamheid en achterstelling. Er moest volgens WA een algemene tolerantiecampagne opgestart worden om elkeen te ontdoen van eventueel gekoesterd wantouwen t.o.v de minderheidsgroepen.
Dit kaderde in de sociale revolutie die de werkgroep voorstond, en die analoog met de Vlaamse ontvoogding moest plaatsvinden. Op die wijze zouden de minderheidsgroepen gelijktijdig met de rest van het Vlaamse volk ontvoogd worden van hun respectievelijke onderdrukking[349].
Vrijwaren van democratische vrijheden
WA stelde zich in haar ideologische profilering op als de verdediger van de democratische vrijheden waar ook ter wereld. Persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, culturele ontvoogding, vrijheid van religie, en het eigenaar zijn van eigen lichaam, waren hierin de belangrijkste termen. De werkgroep ging net zoals Were Di uit van de natuurlijke ongelijkheid van mensen, maar voegde hieraan toe dat elkeen wel gelijkwaardig diende behandeld te worden.
Het vrijwaren van ieders democratische vrijheden, was de basisvoorwaarde voor de socialistische revolutie. Immers, men diende de onderdrukking te overstijgen om de strijd te kunnen winnen tegen de gemeenschappelijke vijand van de democratie: het kapitalisme[350].
Solidariteit met de derde wereld
De socialistische maatschappij die na uitvoering van de klassenstrijd en de Vlaamse strijd tot stand zou komen, mocht zich volgens WA niet beperkten tot het eigen land. Het was van imperatief belang dat men zich solidair stelde met álle volken, zeker deze die zich in een onderdrukte politieke en socio-maatschappelijke positie bevonden.
Vooral de derde wereld verdiende empathie. Zij was immers jarenlang uitgezogen geweest door de Westerse kolonisatoren en werd net zoals Vlaanderen niet zelden uitgebuit door buitenlandse MNO’s, die een verholen neo-kolonialisme voerden. Ook hier gold de sociale en nationale strijd als één gezamenlijk ageren tegen het kapitalisme, de oorzaak van de verpaupering van de derde wereld en haar volken[351].
De 36-urenweek
Vanaf 1975 lanceerde de bank- en petroleumsector de eis tot arbeidsduurverkorting tot 36 uren per week. Deze vond snel zijn weg naar het interprofessioneel overleg. In verschillende sectoren braken spontane stakingen uit. Tussen 1975 en 1980 bleef de 36-urenweek een strijdpunt tussen arbeiders en overheid. Aanvankelijk resulteerden de stakingen in het verkrijgen van een 38-urenweek voor verschillende sectoren. Na een slepende strijd kwam de 36-urenweek in enkele sectoren tot stand. Doch in de inflatoire jaren die volgden op de economische crisis van midden jaren 1970, vielen de onderhandelingen vrijwel geheel stil[352].
WA erkende de eis van de arbeiders tot een arbeidsduurverkorting. Arbeiders waren geen machines, maar mensen. Daarom mocht de tot stand te brengen 36-urenweek niet gecompenseerd worden door ritmeverhoging en loonsverlies[353].
3.4.5. Politieke punten
A. Binnenland
De koning als unitair symbool
Net zoals DWK stond WA wantrouwig tegen de Belgische monarchie. Deze impliceerde immers de institutionalisering van de francofone overheersing in de unitaire staat. De koning symboliseerde de eenheid van België. Maar welk België viel er te symboliseren? Welke eenheid? De te Brussel gevestigde monarch, was de koning van de Brusselse, francofone elite. Hij kon niet de vorst zijn van Vlaanderen en Wallonië, aangezien deze landsdelen onderdrukt werden door die elite.
WA wilde de Belgische staat zien verdwijnen, om tot zelfbeschikking te komen voor de twee onderdrukte Belgische volken. De koning, als symbool van België, en dus de usurpatie, zou met de unitaire staat verdwijnen[354].
B. Buitenland
WA was in haar streven solidair met alle volken ter wereld die een vergelijkbare ontvoogdingsstrijd voerden als die van het Vlaamse volk. Om ten volle de inhoud van de buitenlandse nationalistische strijd te begrijpen, organiseerde WA studiereizen en werkkampen in gebieden die de solidariteit van de werkgroep genoten.
Voorts schreef de werkgroep in haar bladen Arbeid-De Wesp, en Meervoud scherpe artikels die de onderdrukking van deze gebieden aankloegen.
WA onderhield contacten met verschillende nationalistische bewegingen, waaronder het Baskische ETA en diens politieke vleugel Herri Batasuna, het Ierse IRA en diens politieke vleugel Sinn Féin, de Friese groep Sneed, het Sardinische Su Populu Sardu, het Corsikaanse FNLC, en het Frans-Vlaamse Menschen Lyck Wieder[355].
De Basken, Corsikanen, Ieren, Bretoenen, Franse Vlamingen, Friesen, Catalanen, Zuid-Afrikanen, Indianen van Noord- en Zuid-Amerika, Papoea’s, Elzassers, Schotten, Occitaniërs, Sardiniërs, Kroaten, Eskimo’s, Koerden, en andere volken wiens nationaal gevoel gefnuikt werd door een staat waartoe zij op kunstmatige basis behoorden, kwamen geregeld aan bod in de bladen De Wesp en Meervoud.
Elke links-georiënteerde nationalistische strijd werd door WA gepercipieerd als behorend tot het internationaal ontvoogdingskluwen. Hierdoor hechtte de werkgroep zulk een groot belang aan de internationale solidariteit.
Geen enkele ontvoogdingsstrijd stond op zichzelf, noch in het binnenland (Vlaams en links), noch in het buitenland. Samenwerking was mogelijk én noodzakelijk.
Einddoel van de nationalistische strijd was de vervanging van het politieke Europa door het Europa der volken. Ontvoogdingsnationalisme, internationalisme en socialisme waren de drie krachttermen die hierbij centraal kwamen te staan[356].
WA besteedde eveneens aandacht aan de pogingen van links-georiënteerden waar ook ter wereld om zich staande te houden in een dictatoriale omgeving. Zo verspreidde de werkgroep eind 1973 voor de prijs van 25 BF een solidariteitsposter voor de eerder dat jaar omgekomen Chileense president Salvador Allende[357]. Ook de voorzichtige linkse tendensen in een land als Portugal, dat pas in 1969 van het regime van Dr. Oliveira Salazar was verlost door diens dood, kregen een plaats in het schrijven van WA[358].
Tijdens haar bestaan, heeft WA verschillende brochures gerealiseerd. Sommige kwamen tot stand in nauwe samenwerking met Werkgroep De Witte Kaproenen.
3.5.1. Vlaamse strijd socialistisch 1973, 16 p.
Vermoedelijk participeerde WA aan deze door DWK geschreven brochure. Hiervoor verwijzen wij naar hoofding 2.5.2.
3.5.2. De multinationals en Vlaanderen 1974, 25p.
Deze brochure werd samen met DWK gerealiseerd. Hiervoor verwijzen wij naar hoofding 2.5.3.
3.5.3. Het Brussels separatisme 1975, 30p.
Ook deze brochure werd samen met DWK tot stand gebracht. Hiervoor verwijzen wij naar hoofding 2.5.4.
3.5.4. Beginselverklaring van Werkgroep Arbeid. Voor een autonoom en socialistisch Vlaanderen: van zelfbestuur naar zelfbeheer: een pakket theoretische uitgangspunten, goedgekeurd op een weekend van Werkgroep Arbeid 20-21 maart ’76 te Kortrijk 1976, 24p.
Deze brochure was voor WA wat Vlaamse strijd socialistisch voor DWK was, de profilering van haar ideologische identiteit.
In de Beginselverklaring stelde WA zich als volgt voor:
Werkgroep Arbeid is een sensibiliseringsgroep die gegroeid is uit de sfeer van de zogenaamde Vlaamse Beweging maar die zijn kontestataire energie niet langer laat kanaliseren door een kleinburgerlijk kortzichtig en in de grond nog weinig veerkrachtig flamingantisme.
[..]. Wij laten ons herkennen als een groep typische doorbraakradikalen, die via het flamingante slingerpad in het linkse nest zijn aanbeland. De werkgroep is tot een globale maatschappijkritiek overgegaan en is alras tot het inzicht gekomen dat de Vlaamse emancipatie niet meer dan een deelproblematiek vormt in een maatschappelijk bestel dat over de hele lijn rot is tot op het bot.[359]
Met dit rotte bestel werd verwezen naar de volgens WA heersende economische uitbuiting, nationale onderdrukking, communautaire problematiek, Belgicistisch en buitenlands imperialisme, en dichotomie tussen Vlaams en links, die het Vlaamse land beroofden van haar ontplooiingsmogelijkheden.
De economische uitbuiting was volgens WA een wezenlijk aspect van de kapitalistische arbeidsverhoudingen. De arbeiders werden slaaf gemaakt van de meedogenloze wetten van vraag en aanbod, waarbij productiviteit prevaleerde op sociale voorwaarden. Ook de consument werd met een doordachte reclamepolitiek ingepast in het consumptiepatroon, waarvan de nadruk lag op het aankopen van nodeloze materiële goederen. Het was niet langer de behoeftevoorziening die centraal stond in de economische politiek, maar wel de verslaving van de mens aan allerhande modevoorwerpen.
De bedrijfstop profiteerde van deze door haar gecreëerde toestand van blinde koopzucht door steeds meer te produceren en van de arbeiders te eisen dat zij zich automatisch aanpasten aan de nieuwe noden.
Dit was het probleem van alle wereldburgers. Binnen België betekende het de problematiek van Vlamingen én Walen.
Volgens WA was het de burgerlijke staat die dit wiel draaiende hield. Het was de verantwoordelijkheid van de staat om zich in te zetten voor het heil van ál haar inwoners, en hierbij een halt toe te roepen aan onderdrukkende factoren[360].
Met de term ‘nationale onderdrukking’ klaagde WA de taalproblematiek in Vlaanderen aan. De werkgroep stelde dat een volk waarvan de elite een vreemde taal sprak, een onderdrukt volk was. De heersende cultuur was immers niet die van het Vlaamse volk, maar van een francofone minderheid.
De schuldige van de ‘nationale onderdrukking’ van Vlaanderen was de Belgische staat, die verkoos blind te blijven voor de verzuchtingen van de helft van haar onderdanen, en hierin geleid werd door de francofone bourgeoisie[361].
Het communautaire probleem dat in België vaak Vlamingen en Walen tegen elkaar opzette, ging volgens WA terug op twee aspecten: economische grieven en culturele grieven.
De economische problematiek was een logisch gevolg van de kapitalistische overheersing. Tot in de jaren 1960 profiteerde Wallonië van een economische uitbouw. In de jaren 1970 echter keerde het tij en vestigde het monopoliekapitaal zich in Vlaanderen. Deze ongelijke groei gaf doorheen de Belgische geschiedenis aanleiding tot wederzijds wantrouwen en zelfs diepe afkeer. Deze Vlaams-Waalse tegenstellingen waren dus kunstmatig, en de schuld van de kapitalistische economische politiek.
De culturele problematiek was het gevolg van het onnatuurlijk samenvoegen van twee totaal verschillende volken in één staat. Die staat werd geleid door een van de twee volken vervreemde elite die haar machtsmonopolie camoufleerde door de twee culturele identiteiten tegen elkaar op te zetten[362].
Het Belgicistisch imperialisme sloeg op de sterke politieke greep die de francofone elite uitoefende op het Belgische geheel, en die als basis diende voor de economische overheersing door het buitenlands imperialisme[363].
Voor WA was Vlaamse Strijd een logisch synoniem van sociale strijd. Dat Vlaams en links in de loop der jaren weinig affiniteit met elkaar hadden gehad, noemde de werkgroep een gemiste kans.
Enkele primaire redenen van het naast elkaar blijven bestaan van de VB en de socialistische beweging, waren voor WA de volgende. Zo kwam het socialisme het eerst tot stand in het geďndustrialiseerde Wallonië, waar het zich de Waalse identiteit aanmat en zich zeker niet inliet met de Vlaamse Kwestie. Ten tweede waren de socialisten een reformistische koers beginnen varen en hadden ze zich in ruil voor sociale voorwaarden geďntegreerd in de unitaristische partijpolitiek. Federalistische verzuchtingen zoals de Vlaamse, kon het socialisme dan ook missen. Ten derde had de gijzeling van een groot deel van de VB door extreem-rechts gedurende de jaren 1930-1940 bijgedragen aan de achterdocht van links. Een vierde aspect was het klerikale en burgerlijke karakter van de VB, dat afstak bij het vrijzinnige arbeidersimago van de socialisten.
WA riep bij deze ‘links’ op om een nuchtere analyse te maken van de discrepantie. De werkgroep hoopte dat men aldus tot de conclusie zou komen dat het nationalistisch probleem een oplossing kon vinden in de linkse voogdij[364].
De Vlaamse én Waalse nationalistische problemen hadden volgens WA een tweevoudige oplossing. In eerste instantie moest men via zelfbestuur uiteindelijk komen tot zelfbeheer voor de twee landsdelen. Tegelijk met deze evolutie, moest de socialistische klassenstrijd tot stand komen, waarbij de onderdrukkende krachten zouden bestreden worden. Einddoel was de creatie van een België waarin de twee landsdelen zelf konden instaan voor de verwezenlijking van hun eisen. Vlaamse strijd, sociale strijd, en Waalse strijd waren hierin elkaars bondgenoten[365].
3.5.5. Brussel: Amoco Cadiz van Vlaams-Brabant: werkdocument 1978, 17p.
Alvorens in te gaan op de inhoud van deze brochure, zullen wij eerst het begrip Amoco Cadiz verklaren.
Op 16 maart 1978 leed de Liberiaanse olietanker Amoco Cadiz schipbreuk voor de kust van Bretagne, toen het vaartuig op de klippen liep. Hierbij kwam 223.000 ton ruwe olie in het zeewater terecht, een 360 km lange strook kustgebied vervuilend tussen Brest en Saint Brieux. Vanuit legerhelikopters dropte de Franse marine 16 waterbommen op het wrak om de olie meteen uit het ruim te bevrijden. Men wilde ten alle koste verhinderen dat de sterke wind het grootste deel van de olie van de kust weg zou blazen.
Vandaag de dag figureert de schipbreuk van de Amoco Cadiz als de nummer zes in de lijst van de grootste olierampen aller tijden[366].
Inhoudelijk is de brochure een aanklacht tegen het Egmontpakt. Door de bevoorrechte positie van Brussel in een drieledig federalisme te beschrijven, lanceerde WA een eisenpakket ten aanzien van de hoofdstad.
Op korte termijn dienden het Egmontpakt en de faciliteiten voor Franstaligen in Vlaamse randgemeenten ingetrokken te worden. Het kiesarrondissement Halle-Vilvoorde moest gesplitst worden, er diende een provincie Vlaams-Brabant opgericht te worden, men moest voorzien in een prijzenstop op de gronden in de Brusselse periferie, en diende een sociaal beleid te voeren naar gastarbeiders toe. Op lange termijn stelde WA twee zaken voor. In eerste instantie een grondige politieke en economische decentralisatie, waarbij de machtskernen niet langer automatisch in Brussel kwamen te liggen. In tweede instantie het tegengaan van verkrotting van sommige arbeiderswijken in Brussel.
Als antwoord op de vraag waarom Brussel de Amoco Cadiz van Vlaams-Brabant was, stelde WA dat de stad de verscherping betekende van de communautaire conflicten. De francofone invloed van de agglomeratie zou zich door het Egmontpakt ongemoeid als een olievlek uitbreiden over de randgemeenten, hiermee de tweetaligheid in gevaar brengend. De eis ter oprichting van een provincie Vlaams-Brabant was voor WA een manier om de Nederlandse taal en Vlaamse cultuur in de randgemeenten te vrijwaren.
WA besloot de brochure met de idee dat de strijd tegen het Egmontpakt niet slechts communautair was, maar kaderde in een ruimere actie voor federalisme en socio-economische structuurhervormingen[367].
3.5.6. Ontwaak verworpenen der aarde: zangbundel 1978, 30p.
In 1978 gaf WA een zangbundel uit. De bundel was samengesteld uit volksliedjes, strijdliederen, en nationalistische liederen uit verschillende landen. Een overzicht.
Volksliedjes waren ’t Vliegerke, Kaperslied, Dat Du Min Leefsten Bist (Nederduits minnelied), en Zeven Dagen Lang (Bretoens drinklied).
Strijdliederen waren Marianne (Frans), Rebellenzang, Socialistenmars, Plakkerslied, De Gedachten Zijn Vrij (Duits), Soldaten Uit Beverlo (anti-oorlogslied), Jezus Redt (tegen de commercialisering van geloof), en Al Zijn We Zwakke Vrouwen (vrouwenemancipatie).
De nationalistische liederen waren in de meerderheid. Zo was er De Vlaamse Leeuw, het Kerelslied en De Vlaamse Kwestie voor Vlaanderen, het Wilhelmuslied voor Nederland, Jan Mijne Man voor Frans-Vlaanderen, de Friese versie van de Internationale voor Friesland (door de groep Sneed), Els Segadors voor Catalonië, Euzko Gudariak en Batasuna voor Baskenland, en The Belfast Brigade, The Army of the People en The Old Brigade voor Ierland.
De zangbundel werd toepasselijk afgesloten met De Internationale[368].
3.5.7. Voor een onafhankelijk socialistisch Vlaanderen 1986, 10p.
Deze brochure is een pleidooi voor separatisme.
Het schrijven vangt aan met een historisch overzicht van het naast elkaar groeien van de VB en de socialistische beweging in Vlaanderen. De schaarse toenaderingspogingen die in de negentiende en twintigste eeuw werden ondernomen, wogen niet op tegen het wederzijdse wantrouwen. De socialistische beweging verloor tenslotte haar Vlaamse imago volledig toen ze zich in het reformisme inplantte. WA noemde dit een begrijpelijke zet ter bekoming van gunstige sociale voorwaarden. Aldus werd de socialistische beweging een Belgische beweging.
Verder stelde WA dat België een van de meest kunstmatige staten ter wereld was. Er leefden twee totaal verschillende volken. Er was dus niet zoiets als één Belgisch volk, met als gevolg dat de Belgische staat niet kon bestaan. Het gevolg van deze anomalie was volgens de werkgroep dat elk probleem in België terug te voeren was op communautaire tegenstellingen, een mooiere bewoording voor nationaliteitenconflict.
De enige oplossing om dit soort conflicten voorgoed op te lossen, was volgens WA het separatisme. Vlaanderen en Wallonië moesten verworden tot twee onafhankelijke republieken. Zo konden beide landsdelen streven naar de zo groot mogelijke verwezenlijking van hun zelfbeschikking en het tot stand brengen van een doelgerichte probleemoplossing.
Doch dit separatisme was geen doel op zich. Het was een stap in het verwezenlijken van de Vlaamse ontvoogding. Naast (en doormiddel van) het separatisme, diende het Belgicistisch en buitenlands monopoliekapitaal uit Vlaanderen te worden verbannen. Einddoel was de socialistische republiek Vlaanderen, met zo groot mogelijke beslissingsbevoegdheden op zo laag mogelijk echelon.
Ook werd de internationale solidariteit onderstreept. De socialistische republiek Vlaanderen zou een eerste stap zijn in de vorming van een Europa der Volkeren, een geheel waarin het nationaliteitenbeginsel, en niet de staatkundige identiteit, centraal stond[369].
3.6. Contacten met de geschreven pers
WA publiceerde voornamelijk artikels in haar eigen persorganen. Toch schreef de werkgroep op occasionele basis in externe tijdschriften/dagbladen. Wij geven in wat volgt een overzicht van de contacten tussen WA en de geschreven pers.
3.6.1. Eigen pers
Voor de studie van de eigen persorganen, hebben wij ons wat betreft de organisatie gebaseerd op het interview dat wij op 24 september 2002 afnamen van Christian Dutoit, journalist voor Arbeid-De Wesp, en hoofdredacteur van Meervoud. Voor de inhoudelijke studie hebben wij de beschikbare exemplaren van Arbeid-De Wesp en Meervoud ingekeken.
A. Arbeid (1972-1979) - De Wesp (1979-1981): binnenland
Bij het ontstaan van WA, richtte Paul Van Caeneghem Arbeid op als contactblad van de personen die zich van Were Di hadden losgemaakt.
Al gauw werd Arbeid een maandblad. Het werd gedrukt in Antwerpen en steunde voornamelijk op abonnees. Het blad telde nooit meer dan acht bladzijden, was in zwart-wit, en werd geniet.
Niet zelden gingen de leden van WA het blad colporteren op door de VB georganiseerde activiteiten, zoals de IJzerbedevaarten.
Inhoudelijk beschreef Arbeid in hoofdzaak de Vlaamse en sociale problematiek aan de hand van actuele gebeurtenissen. Hierbij werden de geografische grenzen van de Belgische staat haast nooit overschreden. De thema’s die aan bod kwamen, konden steeds teruggebracht worden op de onder hoofding 3.3 besproken ideologische profilering. Wanneer het blad toch berichtte over buitenlandse aangelegenheden, ging het onderwerp niet zelden over linkse pogingen zich in een dictatoriaal regime staande te houden. Daarnaast kwam ook de nationalistische problematiek van in staatkundige anomalieën levende volken aan bod, zoals de Basken, Ieren, Bretoenen,..
In 1979 veranderde Arbeid in De Wesp. De reden van de naamsverandering was de luxueuzere vorm waarin het blad voortaan verscheen, en waardoor het er frisser uitzag. WA oordeelde dat bij deze modernere look een nieuwe naam paste. Ook het blad Meervoud kreeg in 1979 een nieuw uitzicht.
Inzake het drukken en abonnementsgehalte van De Wesp, veranderde er niets. Het nieuwe blad was echter veel dikker. Het telde gemiddeld 30 bladzijden. Het titelblad en de achterflap werden in kleur gedrukt en het blad was geniet.
Inhoudelijk werd steeds meer aandacht besteed aan de buitenlandse links-nationalistische problematiek, al bleef de Vlaamse Kwestie prevaleren.
In 1981 staakte WA de publicatie van De Wesp, naar analogie met de eerder gestaakte publicatie van Meervoud. Volgens Dutoit lag dit aan het uitdoven van Werkgroep Arbeid als geheel. De kernen werkten niet langer probleemloos samen, waardoor de organisatie van de overkoepelende bladen in het water viel[370].
B. Meervoud (1975-1980): buitenland
Toen in 1975 Meervoud werd opgericht door WA, was dit met de bedoeling om naast het blad Arbeid een blad te hebben dat zich specifiek bezighield met nationale minderheden in de internationale context. Het eigen land zou hierin niet of nauwelijks aan bod komen.
Meervoud werd net zoals Arbeid gedrukt in Antwerpen, bij een lid dat over een offsetpers beschikte. Het was een driemaandelijks blad, met een oplage tussen de 500 en de 700 exemplaren, dat voornamelijk op abonnees steunde. Meervoud werd geniet, en het voorblad kreeg gedeeltelijk een kleur. Het blad telde gemiddeld 40 bladzijden, en werd via de contacten die WA onderhield met de Friese groep Sneed ook in Nederland verspreid.
In 1979 kreeg Meervoud net zoals De Wesp een moderner uitzicht. Voor-en achterblad kwamen voortaan volledig in kleur, en het aantal bladzijden lag om en rond de 30. Aan de organisatorische, financiële, en inhoudelijke omlijningen veranderde er niets.
In 1980 hield Meervoud op met bestaan, net zoals een jaar later het geval zou zijn voor De Wesp. De reden hiervoor haalden wij reeds aan. De geschillen tussen de verschillende Arbeid-kernen hadden in die mate vorm gekregen dat een verdere overkoepelende organisatie van de groepsbladen niet langer mogelijk leek[371].
In 1992 werd Meervoud heropgericht, en vandaag bestaat het nog steeds. Hiervoor verwijzen wij graag naar hoofding 2.6.4.
3.6.2. Pennoen
In navolging van DWK, onderhield ook WA contacten met Het Pennoen. Het tijdschrift maakte een eerste vermelding van WA in mei 1973, en stelde de werkgroep kort voor als een groep jonge Vlaams nationalisten, die meer en meer tot de overtuiging zijn gekomen dat de VB als een hol vat klinkt daar waar ze niet sociaal geëngageerd is.[372]
Vanaf mei 1973 kreeg Paul Van Caeneghem in Het Pennoen een rubriek, genaamd Alternatief, waarin hij progressieve alternatieve tijdschriften besprak, zoals Akzie (KAJ), Repressie Revue (Nederlands blad voor nationale minderheden), Klassenstrijd (RRS), De Scholier (linkse studenten), Kerk en Leven (sociaal geďnspireerd blad), De Nieuwe Maand, en Doorbraak (VVB). De rubriek verscheen echter slechts twee maal, om na juni 1973 te verdwijnen[373].
Paul Van Caeneghem en Jos Debrabander, tijdens het prille ontstaan van WA de twee leidinggevende krachten, zetelden kortstondig in de redactieraad van Het Pennoen[374].
Veel artikels werden door WA niet geschreven in Het Pennoen. Hiervoor bestonden ons inziens drie redenen.
In eerste instantie had WA haar eigen persorganen die gevuld dienden te worden met artikels. Er was weinig extra tijd om voor Het Pennoen eveneens stukken te schrijven.
Een tweede reden bestond er - zoals Paul Van Caeneghem ons in het van hem afgenomen interview toevertrouwde - uit dat WA enkel uit sympathie artikels schreef in Het Pennoen, en niet, zoals bij DWK het geval was, het tijdschrift als spreekbuis voor de eigen werkgroep nuttigde. Hierdoor was het engagement naar Het Pennoen toe minder sterk, want minder gebaseerd op existentiële noodzaak, dan dat van DWK.
Tenslotte zetelden Paul Van Caeneghem en Jos Debrabander slechts kortstondig in de redactieraad van Het Pennoen. Het is opmerkelijk dat na hun vertrek in 1974 WA nauwelijks nog artikels schreef in Het Pennoen.
In totaal werden door Werkgroep Arbeid een handvol artikels in Het Pennoen geschreven.
3.6.3. Andere
Slechts af en toe publiceerde WA enkele artikels in externe tijdschriften/dagbladen. Zo had de werkgroep een zeldzame tribune in De Nieuwe en De Morgen[375].
De Nieuwe was een Brussels weekblad dat sinds 1964 bestond. Het werd uitgegeven door enkele leken die eveneens werkzaam waren geweest binnen het door Jezuďeten gerunde blad De Linie, dat kort tevoren was opgedoekt.
De Nieuwe bepleitte het samengaan van de VB en de socialistische beweging. Vanaf het einde van de jaren 1960 werd het tijdschrift dan ook de spreekbuis van het linkse flamingantisme.
In 1984 werd het blad overgenomen door de VU[376].
Het dagblad De Morgen ontstond in 1978 als quasi samenvoeging van de linkse bladen Vooruit (Gent) en Volksgazet (Antwerpen). Een van de aandeelhouders was de kersverse SP, waardoor De Morgen vaak werd gepercipieerd als woordvoerster van de socialisten binnen de partijpolitiek. De redactie echter trachtte een onafhankelijkere koers te varen. Zo was er af en toe ruimte voor een bespreking van de VB, en werd er uitgehaald naar de conservatieve Vlaamsgezinden die de VB in hun ban hielden. Toch kon De Morgen niet beschouwd worden als Vlaamsgezind. Het dagblad bleef in eerste instantie trouw aan haar socialistische roots[377].
Ook schreef WA occasioneel een lezersbrief naar tijdschriften zoals Humo, De Rode Vaan, Rood, en dagbladen zoals Het Laatste Nieuws, Volksgazet, De Standaard, Het Volk-De Nieuwe Gids[378].
In Elcker-Ik, het tijdschrift van de gelijknamige volkshogeschool, verschenen in 1977 twee artikels van WA, waarin respectievelijk de Vlaamse Kwestie en de Belgicistische overheersing besproken werden. Ook omschreven in 1977 WA en DWK hun gedeelde amnestie-standpunt in Elcker-Ik (cfr.hoofding 2.4.4.) [379].
De volkshogeschool Elcker-Ik ontstond in 1972. Naast een zeer uitgebreid gamma aan bijscholingscursussen, leverde de organisatie eveneens een bijzonder sociaal engagement. Zorg voor het milieu, bescherming van minderheden, en opkomen voor persoonlijke zelfontplooiing, waren hierbij centrale thema’s. Elcker-Ik deelde in tal van initiatieven, zoals het Vrouwenoverlegkomitée, Werkgroep Bijzondere Jeugdzorg, gehandicaptenwerking, ecologische voorlichting, en de vredesbeweging VAKA (Vereniging voor Vrede en Verdraagzaamheid)[380].
Tenslotte schreef WA twee artikels in Het Blad (cfr. hoofding 2.6.6.), respectievelijk in 1977 en 1979. In het eerste artikel werden de oorzaken van de Vlaamse problematiek geschetst. Het tweede was een aanklacht tegen de schending der mensenrechten in Noord-Ierland, hetgeen het engagement van de werkgroep ten aanzien van nationale minderheden onderstreepte[381].
3.7.1. Kernen
Aanvankelijk werd WA gedragen door enkelingen in verschillende Vlaamse steden. Zij verzamelden verwante zielen rondom zich via voordachten en het uitdelen van flyers. Na een tijdje ontstond de idee van het oprichten van kernen. Elke stad waar WA aanwezig was, zou in de uitbouw van een kern voorzien. In de negen steden Gent, Kortrijk, Leuven, Antwerpen, Mechelen, Oostende, Izegem, Aalst, en tenslotte Brussel kwamen op deze wijze reeds vanaf ongeveer 1974 kernen tot stand[382].
In de jaren 1970 waren Gent, Kortrijk en Antwerpen de dominante steden. In de jaren 1980 waren dit Leuven en ten slotte Brussel[383].
De oprichting van de kernen kaderde in de organisatorische en praktische behoeften van WA. De werkgroep was te gedecentraliseerd om vanuit overkoepelend echelon haar Vlaamse netwerk te leiden. Daarom werd geopperd voor de verspreiding van het initiatiefrecht over verschillende aan elkaar gelijkgestelde subwerkgroepen. Hieruit kwam voort dat een officiële leiding op nationaal niveau bewust ontbrak[384].
De verschillende kernen waren geheel vrij in hun ideologische en organisatorische uitbouw. Hierdoor hadden alle steden een quasi gelijklopende werking, maar waren er inzake de gelegde accenten bepaalde verschillen aan te duiden. Zo liet Arbeid-Gent zich meer in met buurtwerk en met nationalistische minderheden in het buitenland, terwijl Arbeid-Leuven aan studentenpolitiek deed en Arbeid-Antwerpen zich door haar link met DWK dan weer meer bezig hield met de linkse visie op de Vlaamse Kwestie[385].
Per kern werd er maandelijks een vergadering gehouden, tijdens dewelke de agenda van de kern bepaald werd. Ook de algemene werking van WA kwam op deze vergaderingen aan bod. Van de vergaderingen werd nadien een verslag getypt.[386].
Ondanks de verschillende invalshoeken bleef in grote lijnen de algehele cohesie tussen de kernen gedurende de jaren 1970 bewaard. Zo werd elke maand een ‘Algemene Vergadering’ (AV) georganiseerd, waarin per kern enkele leden aanwezig dienden te zijn. Op de AV werd de werking en schriftelijke neerslag van WA besproken, en stond de politieke actualiteit in binnen- en buitenland centraal. De grote lijnen van de theoretische en praktische actievoering van WA als geheel, werden hier vastgelegd. Ook werden soms externe personen uitgenodigd op de AV. De AV verliep niet steeds even moeiteloos. Naar 1982 toe verslechterden de contacten tussen de kernen, hetgeen terug ging op de verschillende accenten en ideeën inzake de te volgen strategie. De besproken punten van de AV’s werden steeds op papier gezet[387].
Vanaf 1976 vond elk jaar een ‘Kongres’ van WA plaats. Per jaar lag de verantwoordelijkheid voor de organisatie bij een andere kern. Op het ‘Kongres’ werd een jaaroverzicht gegeven en werden krachtlijnen vastgelegd voor de toekomstige werking.
Ook was er jaarlijks een gezamenlijk congres met de Friese organisatie Sneed, waarmee WA nauwe contacten onderhield[388].
In navolging van Were Di voorzag WA elke zomer in een als werkkamp opgevatte buitenlandse reis naar gebieden van nationale minderheidsgroepen. Leden van alle kernen konden hieraan deelnemen. Zo werden Corsika, Bretagne, Baskenland, Catalonië, Occitanië en dergelijke meer bezocht. De reizen waren bedoeld om in contact te komen met de cultuur en problematiek van het gastland[389].
De kernen bleven eveneens met elkaar in contact via het interne ledenblad Interne Boterham dat vanaf 1973 driemaandelijks verscheen. Hierin werd de weerslag van de acties van WA besproken, en werd aan de hand van gekopieerde artikels uit externe tijdschriften de politieke actualiteit besproken. Ook bleven de kernen via Interne Boterham op de hoogte van komende activiteiten, al dan niet door WA georganiseerd. De productie van het blad lag in handen van personen, en dus niet van een eventueel overkoepelend niveau[390].
3.7.2. Theoretische actievoering
Wij bespreken in wat volgt WA als geheel, omdat de theoretische en praktische actievoering van de kernen werd bepaald tijdens de AV’s. Hierdoor waren de kernen, ondanks de verschillende accenten, grotendeels verweven rond eenzelfde rode draad.
WA zag zichzelf als een actiegroep/studiegroep. Het studiewerk voorzag in het organiseren van politiserend vormingswerk waarbij het overtuigen van een brede basis tot doel gesteld werd. De ideologie van WA moest worden uitgedragen binnen de VB, de arbeidersbeweging, en de partijpolitiek. Dit trachtte men vooral te bereiken via het geschreven woord[391].
In eerste instantie legde WA zich toe op het verspreiden van haar eigen tijdschriften Arbeid en Meervoud, grotendeels via abonnementen.
Daarnaast realiseerde de werkgroep, al dan niet in nauwe samenwerking met DWK, verschillende brochures die gecolporteerd werden op gelegenheden van de VB of de linker zijde.
Ook schreef WA occasioneel een artikel in externe tijdschriften/dagbladen, zoals Het Pennoen, De Nieuwe, De Morgen, Elcker-Ik, Het Blad, Humo, De Rode Vaan, Rood, Het Laatste Nieuws, Volksgazet, De Standaard, en Het Volk-De Nieuwe Gids.
3.7.3. Praktische actievoering
Het praktische luik van de werking van WA, bestond uit het sensibiliseren van de publieke opinie door het voeren van een hardnekkige aanwezigheidspolitiek enerzijds en het organiseren van allerhande activiteiten anderzijds.
WA zorgde ervoor dat er steeds een delegatie van haar leden vertegenwoordigd was op door externe groepen georganiseerde activiteiten die voor de werkgroep van belang waren. Men trachtte zo uitgesproken mogelijk aanwezig te zijn op betogingen, IJzerbedevaarten, Vlaamsgezinde actievoering, studiedagen, en linkse samenscholing, hierbij de rode vlag met in de rechter bovenhoek de Vlaamse Leeuw, met zich meevoerend. Ook werden WA-leden soms door externe groepen uitgenodigd als gastsprekers. Hierin verschilde WA in wezen nauwelijks van DWK. Net als deze werkgroep, was WA niet steeds welkom op bepaalde activiteiten. Zo werden enkele leden van WA die op de IJzerbedevaart van juli 1974 progressieve Vlaamse pamfletten uitdeelden, door VMO’ers en Were Di-getrouwen fysiek aangevallen[392].
In tegenstelling tot DWK, voorzag WA ook zelf in het tot stand brengen van allerhande activiteiten, tijdens dewelke werd getracht de ideologische standpunten naar buiten te dragen. Wij geven een overzicht van de in de archieven en de progressieve pers teruggevonden activiteiten die door WA georganiseerd werden. Hierbij gaan wij chronologisch te werk.
In de beginperiode van WA werden er werkkampen georganiseerd gedurende de zomervakantie, hetgeen opnieuw duidelijk toont dat WA voornamelijk op studenten steunde. De werkkampen evolueerden stilaan in de richting van culturele vakanties. Ze waren steeds gericht op gebieden waar nationale minderheidsgroepen huisden, en hadden tot doel een solidariteitsfront te creëren met zoveel mogelijk links-georiënteerde nationale ontvoogdingsstrijders in Europa[393].
Ook voorzag WA in de beginperiode in buurtwerk. Vooral de Gentse kern hield zich bezig met de organisatie van plaatselijke socio-culturele activiteiten. Op deze wijze wenste WA de term ‘arbeid’ in praktijk om te zetten[394].
Eigen 11 juli vieringen en bezinningsweekends in de Voerstreek, waren een jaarlijkse constante[395].
Occasioneel organiseerde WA een manifestatie. Zo ook op 9 april 1975 toen in Schaarbeek een betoging plaats vond onder de slogans “Stop racisme tegen Vlamingen en gastarbeiders”, “Vlaamse strijd socialistisch” en “Vlaamse arbeiders, Waalse arbeiders: één vijand, één strijd”. De WA-leden bezetten enkele strategische plaatsen en hesen er hun vlag. De betoging was echter van korte duur. Toen de Schaarbeekse politie de actievoerders uit elkaar dreef, een identiteitscontrole uitvoerde, en het materiaal in beslag nam, werd ze reeds snel ontbonden. Na de demonstratie gaf WA een pamflet uit waarin kort de problematiek van de in Schaarbeek wonende Vlamingen en gastarbeiders werd geschetst. Volgens WA werden deze twee groepen systematisch gediscrimineerd door de francofone administratie van de gemeente. Het pamflet kreeg de titel Stop discriminatie tegen Vlamingen en gastarbeiders[396].
In 1978 werd het Komitee voor een Demokratisch Federalisme (KDF) opgericht, ten gevolge van het progessief-Vlaams protest tegen het Egmontpakt. Het KDF omschreef zichzelf als een comité van ondertekenaars van de “oproep tot ruime diskussie”, en stelde zich tot doel te ijveren voor de democratische doorvoering van het federalisme, dat automatisch moest leiden tot de socialistische maatschappijverandering. Aangezien het KDF verschillende groeperingen onder zich verenigde, waaronder WA, werd er een Intern Bulletin uitgegeven om de ideologische belangengroepen op de hoogte te houden van de acties[397].
Tussen 1977 en 1981 werd door WA 6 keer de cyclus Vlaamse strijd - Sociale strijd georganiseerd. Deze cyclus bestond uit 4 gespreksavonden waarin een historisch overzicht werd geschetst van het uiteengroeien van VB en socialistische beweging, en een bespreking werd gehouden van hun gemeenschappelijke belangen. Sprekers waren telkens dezelfde leden van WA die elk een historische periode op zich namen. Tijdens de vierde avond vond steeds een afsluitend panelgesprek plaats, waaraan ook externen, zoals VU-er Nelly Maes, deelnamen. In maart 1977 ging de cyclus door in het Elcker-Ik gebouw te Antwerpen, in januari-februari 1978 in het Elcker-Ik gebouw te Turnhout, in september-november 1978 bij het Daens-Aktiefonds in Merksem, in januari-maart 1979 in het Elcker-Ik gebouw te Gent, in november-december 1980 in het Elcker-Ik gebouw te Leuven, en in mei-juni 1981 opnieuw in het Elcker-Ik gebouw te Antwerpen[398]. Dit toont de goede contacten die er bestonden tussen Elcker-Ik en WA.
Op 13 december 1980 organiseerde WA het Colloquium Herman van den Reeck. Enkele gastsprekers maakten een these omtrent de relatie van Herman van den Reeck met de Clarté-beweging en hun beider betekenis in de maatschappelijke context van 1980. Ter afsluiting kon men participeren aan een panelgesprek[399].
Op 1 maart 1980 participeerde WA samen met een aantal andere progressieve groeperingen aan de oprichting van het Vlaams Progressief Zangverbond (VPZ). Dit verbond was er gekomen nadat gedurende enkele jaren verschillende progressieve groeperingen tegen de rechtse sfeer van het jaarlijkse Vlaams Nationaal Zangfeest (VNZ) hadden geprotesteerd. Zo weigerden de progressieve Vlaamsgezinden het Zuid-Afrikaanse volkslied te zingen, aangezien zij dit percipieerden als het symbool van het apartheidsregime. Ook tegen de negatieve opmerkingen aan het adres van Walen en gastarbeiders tijdens het VNZ, werd door de linkse flaminganten van leer getrokken. Met de organisatie van een Vlaams Progressief Zangfeest wilde men een ethisch alternatief bieden. Ook gaf het VPZ tussen 1980 en 1982 een tweemaandelijks tijdschrift uit onder de titel VPZ Nieuws.
Het eerste alternatieve zangfeest ging door in de Deurnese Arenahal op 1 maart 1981. De centrale thema’s waren kritiek op de rechtse traditionele VB, de linkse visie op de staatshervorming, het Brusselse probleem, bedenkingen rond de arbeidersstrijd, milieu en kernenergie, kernraketten, de Voerense problematiek, en de strijd voor het behoud van democratische rechten en tegen het fascisme. Verschillende bekende zangers, zoals Wannes van de Velde, Walter de Buck, en auteurs, zoals Paul Koeck en Walter van den Broeck, verleenden hun medewerking.
Op 7 maart 1982 vond het tweede Vlaams Progressief Zangfeest plaats. Dit stond geheel in het teken van de solidariteit met de internationale ontvoogdingsscčne. Doch enkele extreem-linkse participanten verstoorden met luid geroep het zingen van De Vlaamse Leeuw, het nationale Vlaamse lied, dat volgens hen te erg verweven was met de rechter zijde van de VB. Hieruit bleek dat de organisatoren met niet verzoenbare standpunten tegenover elkaar kwamen te staan. Het Vlaams Progressief Zangfeest zou dan ook geen derde keer plaatsvinden[400].
In 1981 publiceerde Antoon Roosens, de toenmalige voorzitter van het Masereelfonds, het boek De Vlaamse kwestie: pamflet over een onbegrepen probleem. Omtrent het onderwerp van het werk organiseerde WA op 11 december van dat jaar een politiek praatcafé in het Elcker-Ik gebouw te Antwerpen, waarbij Roosens toelichting zou geven bij zijn boek. Buiten WA waren ook Elcker-Ik, Masereelfonds Antwerpen, het Vlaams Progressief Zangverbond en het Daens-Aktiefonds bij de organisatoren[401].
In februari-maart 1983 werd mede door WA de cyclus Vlaams en links. Kan dat? georganiseerd in het Elcker-Ik gebouw te Antwerpen. Gespreid over drie dagen verkondigden vertegenwoordigers van de arbeidersbeweging, WA, het VPZ, en het Anti-Fascistisch Front (AFF) hun mening over de dichotomie tussen Vlaams en links[402].
Op 28 april 1984 organiseerde de Brusselse kern van WA te Steenokkerzeel de studiedag Wallonië en de Vlaamse Beweging. Enkele gastsprekers gaven hun ideeën omtrent de verhouding tussen de twee gewesten, en lanceerden de open vraag naar een Vlaamse republiek[403].
3.7.4. Samenwerking met DWK
Voor de samenwerking tussen WA en DWK verwijzen wij graag naar hoofding 2.7.4.
Wij maken bij de bespreking van de leden een onderscheid tussen de Antwerpse kern en de overige kernen, aangezien DWK in Antwerpen de organisatoren waren van de plaatselijke WA.
Vanwege het relatief grote ledenaantal van Werkgroep Arbeid hebben wij ervoor geopteerd geen politiek-ideologische en sociologische doorlichting, noch een sociologische netwerkanalyse door te voeren. Wel hebben wij getracht een globaal beeld te scheppen.
3.8.1. Arbeid-Antwerpen
De in 1976 door DWK opgerichte Antwerpse kern telde op haar hoogtepunt, in 1978, zeventien leden. Drie van hen, Vincké, Wolfs, en Van Ryckeghem, waren eveneens actief binnen DWK[404].
Het voornaamste verschil tussen de leden van DWK en die van WA-kern Antwerpen, was ons inziens het volgende. Met uitzondering van de studenten Van Ryckeghem en Vandervliet, behoorden de instigatorische leden van DWK allen tot de actieve bevolking. Daarentegen was de Antwerpse WA-kern, op enkele personen na, voornamelijk samengesteld uit studenten. Hierdoor kon WA-Antwerpen een veel actiever engagement aan de dag leggen dan DWK. Studenten hadden immers meer vrije dagen dan werkenden, en waren veelal meer bereid tot het ondernemen van fysieke acties. Ook het leeftijdsverschil tussen de drie leidinggevende Witte Kaproenen en de leden van WA was belangrijk. Jeugdig idealisme in een periode waarin nieuwe sociale bewegingen in grote getale het licht zagen, zou een ideale drijfveer blijken voor een kleine progressieve groepering zoals WA.
3.8.2. Overige kernen
De acht overige kernen waren in de chronologische volgorde van hun oprichting: Gent (1972), Kortrijk (1972), Izegem, Aalst, Mechelen (midden jaren 1970), Leuven (1976), Oostende (derde kwart jaren 1970), en Brussel (1981).
Gedurende de jaren 1970 waren de kernen Gent, Kortrijk en Antwerpen dominant binnen WA. Tegen 1980 aan verschoof het zwaartepunt naar Leuven, en tijdens de jaren 1980 ontpopte Brussel zich tot het kloppende hart van de werkgroep[405]. Izegem, Aalst, Mechelen, kenden slechts een kortstondig bestaan. De Izegemse kern bestond uit twee ontevreden ex-leden van de VU. Toen zij op een van de IJzerbedevaarten bedreigd werden met een mes, beslisten de twee om kern Izegem op te doeken. Kern Aalst hield op met bestaan toen de leidinggevende persoon naar Gent verhuisde. In Mechelen werd WA gedragen door studenten. Toen zij in het beroepsleven stapten, hield de kern automatisch op met bestaan[406]. Kern Oostende tenslotte werd onder meer gedragen door enkele ontevredenen uit de VU[407].
WA als geheel (inclusief Antwerpen) kende een vijftig actieve leden, en een dito aantal passieve leden en/of sympathisanten. Tot de sympathisanten behoorden enkele politici, zoals Nelly Maes[408]. De kernen Gent, Kortrijk-Leuven, Antwerpen, en Brussel, telden de meeste leden.
Aanvankelijk waren de WA-kernen voornamelijk samengesteld uit studenten. Het belang van dit feit reflecteerde zich bijvoorbeeld in de door studenten opgerichte WA-kern aan de Kortrijkse universiteit. In 1976, toen de studenten voor hun licenties overstaken naar de universiteit van Leuven, hield de Kortrijkse kern op met bestaan en richtten de studenten een Leuvense kern op.
Interessant is dat toen de meeste studenten tegen 1980 in het beroepsleven stapten, de kernen hun strijdlustig elan verloren en stilaan ophielden met bestaan. Brussel was volgens insiders de enige kern die niet gedragen werd door studenten. Het was dan ook deze kern die zou overleven gedurende de jaren 1980[409].
In 1982 bestond WA tien jaar. Dit werd op 8 januari gevierd met een feestmaal en een diareeks in centrum “De Jachthoorn” in Watermaal-Bosvoorde.
Ook werd een plakboek samengesteld waarin aan de hand van krantenknipsels, omzendbrieven en foto’s, een overzicht werd gegeven van een decennium van actievoering[410].
In 1982 begonnen spanningen te groeien tussen de WA-kernen, toen de Brusselse en Leuvense kern op natuurlijke wijze de leiding van WA overnamen. Naast deze twee waren op dat moment enkel nog kern Antwerpen en Gent actief. Vermits steeds de onafhankelijkheid van de verschillende steden was benadrukt geweest, hadden Antwerpen en Gent zich met hun specifieke interessepunten beziggehouden, net zoals Brussel en Leuven. In 1982 echter wensten deze laatsten de cohesie opnieuw te versterken door in een sterkere nationale werking van WA te voorzien. Op de AV van 18 maart 1982 kreeg Kern Gent hierbij het verwijt zich te veel in te laten met de Ierse nationalistische strijd, hetgeen ten koste ging van het engagement naar WA toe. Antwerpen gebruikte in haar participatie aan het VPZ de naam Werkgroep Arbeid, terwijl zij de AV’s van diezelfde WA steeds minder frequent vervoegde. Hierin moest verandering komen volgens Brussel en Leuven[411].
In 1983 bereikten de spanningen een hoogtepunt. Kern Brussel, die zich als steeds leidinggevender profileerde, besliste dat Gent zich niet langer een Arbeid-kern mocht noemen, aangezien deze zich meer bekommerde om de extra-Belgische links-nationalisten dan om haar functie binnen WA[412].
Toen Kern Brussel op 11 juni 1983 een naamsverandering doorvoerde waarbij het republikeinse aspect een visuele veruitwendiging kreeg, was voor velen de maat vol.
Uiteraard hingen de Arbeid-leden het republikeinse ideeëngoed aan, doch zij oordeelden dat het beter was dit niet te vermelden in de naam van hun organisatie, om eventuele leden in spe niet af te schrikken. Immers, een werkgroep die zich én Vlaams én socialistisch én republikeins noemde, was op zijn minst een vreemde eend in de bijt. Evenmin was het volgens de leden een verstandige zet om zich, in het licht van het ontstaan van het rechtse Vlaams Blok dat het republikeinse aspect in het vaandel droeg, visueel tot republikeinen om te dopen. Dit zou de linker zijde afschrikken.
Ook de centralistische wijze waarop de werkgroep werd omgedoopt tot Vlaamse Republikeinse Socialistische Beweging (VRSB), viel bij veel leden in slechte aarde. Deze strookte volgens hen niet met het decentralistische gedachtegoed van de oorspronkelijke WA-idee[413].
Na 1983 ging de cohesie die nog bestond tussen de Arbeid-kernen snel achteruit.
3.11. Op non-actief stelling 1983-1989
Ook hier maken wij een onderscheid tussen Kern Antwerpen en de overige kernen.
3.11.1. Arbeid-Antwerpen
Op 9 november 1983 werd in een allerlaatste vergadering van Kern Antwerpen beslist om de Kern op non-actief te stellen. Het engagement van de leden naar WA toe was door toedoen van bovenstaande spanningen aangetast. Men weigerde de naam VRSB aan te nemen, en wenste evenmin nog langer te functioneren onder auspiciën van Brussel. Ondanks pogingen om de brokken te lijmen, hield Kern Antwerpen eind 1983 op met functioneren[414].
Vanuit deze op non-actiefstelling zou op 22 januari 1984 Werkgroep De Witte Kaproenen kortstondig heropgericht worden
3.11.2. Overige kernen
Rond 1980 waren de studenten die WA hadden gedragen allen afgestudeerd, en begonnen de laatsten onder hen aan een professionele carričre. Het surplus aan tijd dat de leden gedurende hun studentenperiode voor de werking van WA hadden kunnen reserveren, ging nu uit naar het beroepsleven. Toch werd vanuit de vier kernen die na 1981 nog actief waren, getracht de werkgroep draaiende te houden. Dit elan stierf echter een stille dood na de interne strubbelingen van 1982-1983.
De Leuvense kern, die meer dan elders steunde op studenten, hield rond 1983 op met bestaan. De leden die verder wensten te gaan met WA, staken over naar Kern Brussel. Kern Gent distantieerde zich na 1983 van de werkgroep om zich met de buitenlandse links-nationalistische strijd bezig te houden.
Het lijkt alsof geen van de kernen de botsingen van 1982-1983 overleefd heeft. Enkel Kern Brussel zette de werking van WA verder, hetzij als VRSB.
In 1984 verkreeg de kern van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap de erkenning als JOCEMA (Jongerencentrum voor Maatschappijvernieuwing)[415]. Tussen 1983 en 1989 bleef Brussel op een laag pitje functioneren[416].
De door ons bestudeerde archieven maken een laatste vermelding van Arbeid-VRSB Brussel in 1989, wanneer de kern een schriftelijke poging onderneemt om WA als geheel opnieuw samen te brengen tijdens een volksbanket en een 11 juli viering[417]. Na 1989 verdwijnt Kern Brussel uit de bronnen, waaruit wij afleiden dat de kern in dat jaar haar werking heeft gestaakt.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[323] R. DE SCHRYVER e.a. ed. , Nieuwe Encyclopedie [..], p.3683.
[324] o.c. , pp.3207-3208.
[325] R. RAES, Were Di: Verbond van Nederlandse Werkgemeenschappen: onze grondslagen (toelichting), pp.3-23.
[326] R. DE SCHRYVER e.a. ed. , Nieuwe Encyclopedie [..], pp.3208,3683.
[327] Interview van Soetkin Vincké met Paul Van Caeneghem te Gent op 12/09/2002.
[328] Interview van Soetkin Vincké met Paul Van Caeneghem te Gent op 12/09/2002.
[329] ADVN D.426 AC50.1.1. Evolutieschets van Arbeid-VSB door Christian Dutoit (1982).
[330] ADVN D.426 AC50.8.1. Interne boterham. Kaderblad van Arbeid-Vlaams Republikeinse Socialistische Beweging: jg.11, juni 1983, voorblad nov. 1983, interview van Soetkin Vincké met Joost Vandommele te Gent op 15 oktober 2002, en interview van Soetkin Vincké met Christian Dutoit te Brussel op 24 september 2002.
[331] Arbeid, nr.5, februari 1973, p.4.
[332] ADVN D.426 AC50.1.5. Vlaamse strijd is de zaak van links.
[333] Werkgroep Arbeid, Beginselverklaring van Werkgroep Arbeid. Voor een autonoom en socialistisch Vlaanderen, pp.4-5, en ADVN D.426 AC50.1.3 Arbeid: nationale en sociale ontvoogdingsstrijd.
[334] De Wesp, nr.6, juni-juli-augustus 1980, pp.7-12.
[335] ADVN D.426 AC50.2.16 Tekst: “Economische Uitbuiting” en “Werkgroep Arbeid: katalysator” pp.13-14 (uit: Meervoud).
[336] ADVN D.426 AC50.2.16 Tekst: “Economische Uitbuiting” en “Werkgroep Arbeid: katalysator” p.14 (uit: Meervoud).
[337] Interview van Soetkin Vincké met Marc Vincké te Antwerpen op 22/09/2002.
[338] Arbeid, nr. 25, april-mei 1975, p.11.
[339] Arbeid, nr.33 bis, april 1976, p.3.
[340] AMSAB archief nr.220: Wim Wabbes: Doos 6/nr. 3: Komitee voor een Demokratisch Federalisme, en R. DE SCHRYVER e.a. ed., Nieuwe Encyclopedie [..], pp. 1739,1934.
[341] WERKGOEP ARBEID-VRSB, Voor een onafhankelijk socialistisch Vlaanderen, p.9-10.
[342] ADVN D.426 AC50.8.1. Interne Boterham. Kaderblad van Arbeid-Vlaams Republikeinse Socialistische Beweging, jg.11, juni 1983, november 1983.
[343] Arbeid, nr.11, oktober 1973, p.1.
[344] Arbeid, nr.17, juli 1974, pp.3-4.
[345] ADVN D.426 AC50.1.12 Voorstel strijdprogramma Arbeid-Antwerpen.
[346] AMV B.6.1. WA: Interne nota Werkgroep Arbeid: basistekst met de bedoeling uiteindelijk te komen tot een volwaardig links standpunt inzake amnestie.
[347] B. DE WEVER, Amnestie, in: LEEMANS, G. e.a. ed., Vlamingen komt in massa [..], pp.185,187.
[348] ADVN D.426 AC50.1.12 Voorstel strijdprogramma Arbeid-Antwerpen.
[349] ADVN D.426 AC50.1.12 Voorstel strijdprogramma Arbeid-Antwerpen.
[350] ADVN D.426 AC50.1.3 Arbeid: nationale en sociale ontvoogdingsstrijd, en 50.1.12. Voorstel strijdprogramma Arbeid-Antwerpen.
[351] ADVN D.426 AC50.1.12 Voorstel strijdprogramma Arbeid-Antwerpen.
[352] J. BREPOELS, Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn. [..] Deel II, pp.189-191.
[353] ADVN D.426 AC50.1.12 Voorstel strijdprogramma Arbeid-Antwerpen.
[354] Arbeid, nr.21, december 1974, p.7.
[355] ADVN D.426 AC50.1.5. Vlaamse strijd is de zaak van links.
[356] WERKGROEP ARBEID-VRSB, Voor een onafhankelijk socialistisch Vlaanderen, pp.9-10.
[357] Arbeid, nr.11, oktober 1973, p.4.
[358] Arbeid, nr.25, april-mei 1975, pp.8-9, en W. MCWILLIAMS en H. PIOTROWSKI, The World since 1945 [..], p.139.
[359] WERKGROEP ARBEID, Beginselverklaring van Werkgroep Arbeid [..], p.4.
[360] o.c. , p.2.
[361] o.c. , pp.3-4.
[362] o.c. , pp.5,9.
[363] o.c. , p.9.
[364] o.c. , pp.12-14.
[365] o.c. , pp.15-18.
[366] http://www.le-cedre.fr, http://response.restoration.noaa.gov/photos/ships/01.html, http://www.divernet.com/wrecks/cadiz0200.htm.
[367] WERKGROEP ARBEID-VSB, Brussel Amoco Cadiz van Vlaams-Brabant [..], pp. 11-13,16-17.
[368] WERKGROEP ARBEID-VSB, Ontwaak verworpenen der aarde: Arbeid-VSB-zangbundel, pp.3-30.
[369] WERKGROEP ARBEID-VRSB, Voor een onafhankelijk socialistisch Vlaanderen, pp.3-6, 8-10.
[370] Interview van Soetkin Vincké met Christian Dutoit te Brussel op 24 september 2002, Arbeid, nr.5 (februari 1973) – nr.33bis (april 1976), en De Wesp, nr.6 (juni-juli-augustus 1980) – nr.7 (september-oktober 1980).
[371] Interview van Soetkin Vincké met Christian Dutoit te Brussel op 24 september 2002, en Meervoud, nr.1 (december 1975) – nr.17 (december 1979).
[372] Het Pennoen, jg.23, nr.2, mei 1973, p.5.
[373] Het Pennoen, jg. 23, nr.2, mei 1973, p.9, en jg.23, nr.3, juni 1973, p.2.
[374] Interview van Soetkin Vincké met Jan Olsen te Oostende op 7 september 2002, en interview van Soetkin Vincké met Paul Van Caeneghem te Gent op 12 september 2002.
[375] Interview van Soetkin Vincké met Paul Van Caeneghem te Gent op 12 september 2002.
[376] R. DE SCHRYVER e.a. ed., Nieuwe Encyclopedie [..], p.2203.
[377] E. DE BENS, De pers in België. [..], pp.326-327, 334-335, en R. DE SCHRYVER e.a. ed., Nieuwe Encyclopedie [..], p. 2096.
[378] AMV B.13 WA: Plakboek ter gelegenheid van 10 jaar Werkgroep Arbeid.
[379] WERKGROEP ARBEID, Vlaamse Kwestie, een analyse, in: Elcker-Ik, februari 1977, jg.5, nr.2, s.p., en WERKGROEP ARBEID, Voor ’t Belgikske...nikske. Voor Vlaanderen...alles?, in: Elcker-Ik, jg.5, nr.2, februari 1977, s.p.
[381] WERKGROEP ARBEID, Vlaanderen morgen: Het klassebelang van de Vlaamse elite, in: Het Blad, jg.1, nr.3, april 1977, pp.12-13, en WERKGROEP ARBEID, Schending mensenrechten – Noord-Ierland, in: Het Blad, jg.3, nr.27, juli-augustus 1979, pp.10-12.
[382] Interview van Soetkin Vincké met Paul Van Caeneghem te Gent op 12 september 2002.
[383] Interview van Soetkin Vincké met Lieven Van Den Brande te Antwerpen op 16 september 2002, en interview van Soetkin Vincké met Paul Van Caeneghem te Gent op 12 september 2002.
[384] Interview van Soetkin Vincké met Paul Van Caeneghem te Gent op 12 september 2002.
[385] ADVN D.426 A50.4.5. VSB-Arbeid Antwerpen: algemene vergadering 23/10/1978, ADVN D.426 AC50.3.1. Werkgroep Arbeid Kern Leuven: Egmont neen, en interview van Soetkin Vincké met Joost Vandommele te Gent op 15 oktober 2002.
[386] AMV B.3.WA: Verslagen van vergaderingen, ADVN D.426 AC50.4.5. VSB-Arbeid Antwerpen: algemene vergadering 23/10/1978., en ADVN D.426 AC50.11.2. Algemene vergadering Brussel d.d. 01.03.1986: uitnodiging.
[387] Interview van Soetkin Vincké met Marc Vincké te Antwerpen op 22 september 2002, interview van Soetkin Vincké met Paul Van Caeneghem te Gent op 12 september 2002, interview van Soetkin Vincké met Lieven Van Den Brande te Antwerpen op 16 september 2002, interview van Soetkin Vincké met Christian Dutoit te Brussel op 24 september 2002, interview van Soetkin Vincké met Joost Vandommele te Gent op 15 oktober 2002, en ADVN D.426 AC50.7.4. Arbeid VSB: algemene vergadering 18.03.1982.
[388] Interview van Soetkin Vincké met Lieven Van Den Brande te Antwerpen op 16 september 2002, en interview van Soetkin Vincké met Christian Dutoit te Brussel op 24 september 2002.
[389] Interview van Soetkin Vincké met Christian Dutoit te Brussel op 24 september 2002.
[390] AMV B.11. WA: Interne Boterham 1982-1983.
[391] ADVN D.426 AC50.1.3. Arbeid: nationale en sociale ontvoogdingsstrijd.
[392] Arbeid, nr.17, juli 1974, p.1.
[393] ADVN D.426 AC50.1.1. Evolutieschets van Arbeid-VSB door Christian Dutoit (1982), Arbeid, nr.11, oktober 1973, pp.3-4, interview van Soetkin Vincké met Paul Van Caeneghem te Gent op 12 september 2002, en interview van Soetkin Vincké met Lieven Van Den Brande te Antwerpen op 16 september 2002.
[394] ADVN D.426 AC50.1.1. Evolutieschets van Arbeid-VSB door Christian Dutoit (1982), en interview van Soetkin Vincké met Joost Vandommele te Gent op 15 oktober 2002.
[395] ADVN D.426 AC50.7.6. Arbeid VSB Nationaal: uitnodiging algemene vergadering d.d. 07/07/1982, en AMV B.9.1. WA: Uitnodigingsbrief voor viering 10 jaar WA.
[396] Arbeid, nr.25, april-mei 1975, pp.10-11, J. VANDOMMELE, Aktie van linkse flaminganten in Schaarbeek, in: Het Pennoen, jg. 24, nr.8, april-mei 1975, p.7.
[397] AMSAB archief nr.220: Wim Wabbes, Doos 6/nr.3: Komitee voor een Democratisch Federalisme, en R. DE SCHRYVER e.a. ed., Nieuwe Encyclopedie [..], p.1739.
[398] AMV B.5.2, 5.3, 5.4, 5.5,5.6: WA: Cyclus Vlaamse Beweging – Sociale Beweging, AMV A.17.DWK: Agenda 1980 en 1981, en Elcker-Ik, jg.6, nr.1, januari 1978, p.6.
[399] AMV B.5.7.WA: Folder colloquium Herman van den Reeck.
[400] AMSAB archief nr.220: Wim Wabbes, Doos 6/nr.2: Vlaams Progressief Zangfeest, ADVN D.426 AC50.6.5. Vlaams Progressief Zangverbond aggl. Brussel: verslag d.d. 22.12.1981, en R. DE SCHRYVER e.a. ed., Nieuwe Encyclopedie [..], p.3368.
[401] AMV B.5.1. WA: De Vlaamse Kwestie: Politiek praatcafé.
[402] AMV B.5.17. WA: Vlaams en links. Kan dat?
[403] AMV B.5.12. WA: Wallonië en de Vlaamse Beweging.
[404] AMV B.3.4. WA: Vergadering kern Antwerpen 7/2/1978, B.3.5. WA: Vergadering Arbeid VSB Antwerpen 16/5/1978, B.3.6. WA: Kaderdag Arbeid-VSB Antwerpen 1/10/1978, B.3.8. WA: Vergadering Arbeid-VSB Antwerpen 5/12/1978, B.3.9. WA: Vergadering Arbeid-VSB Antwerpen 9/1/1979, B.3.10. WA: Kaderdag Arbeid-VSB Antwerpen 23/9/1979, interview van Soetkin Vincké met Lieven Van Den Brande te Antwerpen op 16 september 2002, en interview van Soetkin Vincké met Marc Vincké te Antwerpen op 22 september 2002.
[405] Interview van Soetkin Vincké met Christian Dutoit te Brussel op 24 september 2002, en interview van Soetkin Vincké met Paul Van Caeneghem te Gent op 12 september 2002.
[406] Interview van Soetkin Vincké met Christian Dutoit te Brussel op 24 september 2002, en interview van Soetkin Vincké met Joost Vandommele te Gent op 15/10/2002.
[407] Interview van Soetkin Vincké met Joost Vandommele te Gent op 15/10/2002.
[408] AMV B.2.2. Arbeid adressenlijst van de leden.
[409] Interview van Soetkin Vincké met Christian Dutoit te Brussel op 24 september 2002.
[410] AMV B.9.1 WA: Uitnodigingsbrief voor viering 10 jaar WA., en B.13 WA: Plakboek ter gelegenheid van 10 jaar Werkgroep Arbeid.
[411] ADVN D.426 AC50.7.4. Arbeid VSB: algemene vergadering 18.03.1982.
[412] ADVN D.426 AC50.8.5.Verslag werksessies voerweekend september 1983.
[413] Interview van Soetkin Vincké met Marc Vincké te Antwerpen op 22 september 2002.
[414] AMV A.17.16. DWK: Persoonlijke agenda Marc Vincké 1983, interview van Soetkin Vincké met Marc Vincké te Antwerpen op 22 september 2002, en interview van Soetkin Vincké met Koen Van Ryckeghem te Evere op 26/09/2002.
[415] ADVN D.426 AC50.9.8. Aanvraag van Arbeid-VRSB Brussel om erkend te worden als Jocema d.d. 19/01/1984.
[416] ADVN D.426 AC50.9 – 50.14
[417] ADVN D.426 AC50.14.1.Volksbanket Werkgroep Arbeid d.d. 25.02.1989: uitnodiging en programma, en 50.14.3. 11 juli viering Werkgroep Arbeid VRSB d.d. 06/07/1989: uitnodiging en programma.