In dienst van Kerk en Grens. Politieke, sociale en economische knelpunten in de geschiedenis van de Wervikse grensarbeiders (1900-1939). (Steven Masil)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

V. De politieke, sociale en economische cultuur tijdens de jaren 1920 (1922‑1929)

 

1. De monetaire schommelingen en het Belgisch‑Frans handelsakkoord

Zowel België als Frankrijk gaan net na de oorlog gebukt onder een financiële crisis.  Allebei de franken dalen in waarde en de kleinhandelsprijzen schieten de lucht in. 

De regering in beide landen struikelt over het herstel van het budgettair evenwicht[350]).

De hele economische politiek staat in het teken van de monetaire schommelingen. 

 

Dit neemt niet weg dat de nijverheid uit zijn dal treedt.  Het percentage van de industriële activiteiten in Frankrijk stijgt van 65 % in januari 1922 tot 116 % in october 1924[351]).

Frankrijk klampt na de 'wereldbrand' opnieuw aan met zijn vooroorlogse politiek van hoge tolmuren.  Ze verhoogt zelfs nog de toltarieven op vreemde producten en vermindert drastisch de invoer van Belgische nijverheidsproducten. 

België daarentegen houdt vast aan zijn vrijhandelsmentaliteit.

 

De beide landen knopen, ondanks het grote verschil tussen protectionisme en vrijhandel, in 1923 contacten aan om een economisch handelsverbond te sluiten.  Zij hopen op deze wijze een einde te kunnen stellen aan de achteruitgang van de handel en de nijverheid.  Maar in het Belgische parlement worden de onderhandelingen op kritiek onthaald.  De Belgische pers, industriëlen, handelaars en parlementairen zijn van mening dat de Franse economie er wel zal op verbeteren maar de Belgische niet.  De toltarieven aan Belgische zijde verminderen in verhouding meer dan deze aan Franse zijde.  De Franse tariefvermindering slaat vooral op luxe-producten.  Dit zou volgens Belgische tegenstanders leiden tot een waardeverlies van de Belgische frank. 

De gemoederen lopen hoog op en op 29 februari 1924 dient de Belgische regering Theunis‑Jaspar, omwille van de onenigheden over de Frans‑Belgische handelsovereenkomst, zijn ontslag in bij koning Albert.  De koning weigert het ontslag van het kabinet.  Zo blijft Theunis aan tot de verkiezingen van 1925. 

In de maanden februari en maart 1924 bekrachtigen de Kamers dan toch het handelsakkoord van 1923[352]).

 

 

2. De grensarbeid en de Frans‑Belgische akkoorden

 

A. 'Feuille de 46 sous'

 

Het houdt in 1924 niet op bij deze handelsbetrekkingen.  De massale aanwerving van vreemde werkkrachten in Franse industrie van 'le Nord' sinds de industriële heropleving wekt ongerustheid.  Franse patroons beperken de recrutering van Belgische arbeiders niet meer alleen tot de grenszone maar richten zich nu ook tot het binnenland.  Deze evolutie verontrust de Belgische arbeidsmarkt die een tekort aan arbeiders vreest.  Aan Franse zijde reageren de arbeiderssyndicaten tegen de uittocht van de Belgische werklieden naar hun land.

In 1924 start men met onderhandelingen inzake de regeling van het grensarbeidersvraagstuk.  De besprekingen monden op 24december 1924 uit in een arbeidsverdrag.

De regeringen van België en Frankrijk verzetten zich niet tegen de arbeidersmigraties.  Er worden wel enkele beperkingen opgelegd.

Zo moeten de vreemdelingen zich inschrijven in de gemeente waar zij tewerkgesteld zijn.  Die gemeente moet in ruil voor '46 sous' een inschrijvingsbewijs afleveren aan de grensarbeider.  In de volksmond wordt het bewijs een 'feuille de 46 sous' genoemd[353]).

Het arbeidersverkeer is vrij en onbeperkt maar dit betekent niet dat er geen enkele beperking is.  De grensarbeider kan zijn functie verliezen, zonder enig vooropzeg, door een eenvoudig decreet of politiebevel[354]).

 

B. De grensarbeiderskaart

 

Pas vanaf 1924 begint de wissel een belangrijke rol te spelen in de aantrekkingskracht tot de Franse industrie.  De devaluatie van de Belgische frank verandert de situatie in 1920.  Wanneer een arbeider 100 Ffr. verdient en die gaat wisselen in de talrijke wisselkantoren in de Belgische grenszone, dan krijgt hij 148Bfr[355]).  De lonen in de Franse industrie liggen reeds hoger dan in Vlaanderen en als men daaraan nog eens de lagere levensduurte in België koppelt, dan kan men stellen dat de grensarbeider geniet van een heel gunstig koopkrachtverschil.

Zelfs Franse inwoners verkiezen hun verblijfplaats in te ruilen voor een woning op Belgisch grondgebied om zo te kunnen profiteren van de goedkope woningen en de goedkope levensmiddelen.  Vooral de streek tussen Menen en Mouscron liggen, omwille van de Franse omgangstaal, in de gunst van de emigranten[356]).

 

Daarnaast is de nood aan arbeidskrachten in het Noord-Franse departement is enorm groot waardoor de vraag naar arbeiders heel hoog ligt.  De wegen en de spoorwegen zijn ondertussen hersteld, de verkeersmogelijkheden zijn er opnieuw en worden nog uitgebreid na de oorlog.  In de eerste fase zal men de arbeiders afhalen met vrachtwagens aan de stations in de grenszone, daarna worden massaal busdiensten ingezet, die zelfs arbeiders afhalen in Brugge en Gent[357]).

De Belgische arbeiders kunnen vaak mee profiteren van de gunstige sociale wetgeving die in Frankrijk van kracht is (ut infra)[358]).

 

Al deze factoren zorgen ervoor dat de grensarbeidersmigratie in een stroomversnelling raakt vanaf 1924.

Het aantal van 13000 in 1921 is vijf jaar later opgelopen tot 37000 en stijgt nog verder tot meer dan 60000 in 1929[359]).

 

Zoals we reeds vernomen hebben, voelen de Belgische ondernemers zich bedreigd door de stroom Belgische arbeiders die hun loon en geluk zoeken in Frankrijk.  Zij vormen de aanzet tot de onderhandelingen die zullen leiden tot het Frans-Belgisch akkoord van 1928[360]).

De Franse syndicaten zijn verheugd te horen dat er maatregelen zullen getroffen worden inzake de grensarbeid.

Deze syndicaten tonen zich niet enthousiast voor de pendelarbeid.  Vooral tijdens crisisvolle periodes zullen zij het voortouw nemen om hun arbeiders te verdedigen tegen de vreemdelingen.

Tijdens de algemene staking van 1921 hebben de leden van het C. G. T. en het C. G. T. U (ut infra) zelfs een haag gevormd op het Belgische grondgebied om de grensarbeiders te verhinderen Frankrijk binnen te dringen.

Verslaggevers van de Noord‑Franse pers melden woedend dat Franse werknemers vervangen worden door vreemdelingen, voornamelijk Belgen[361]).

Sommige mensen relativeren de toeloop van Belgische arbeiders.  Speciaal Commissaris Richelmi uit Lille heeft zelfs lof voor de arbeiders die over dezelfde gewoontes, sociale organisatie en ideeën beschikken als de Franse inwoners.  Ze zoeken gewoon de Franse nijverheid op omdat ze daar meer kunnen verdienen[362])

Vanaf eind 1925 stijgt de werkloosheid lichtjes en de tegenstanders van vreemde arbeid vallen opnieuw aan[363]).  Op 11augustus 1926 wordt een wet gestemd die tot doel heeft de nationale arbeidsmarkt te beschermen[364]).

Jarenlange wrijvingen liggen aan de basis om de grensarbeid aan banden te leggen. 

Op 4 juli 1928 keuren de Belgische en Franse onderhandelaars het akkoord goed waarbij de invoering van een grensarbeiderskaart voorop gesteld werd. 

Voor de eerste maal wordt duidelijk omschreven wie nu grensarbeider is[365])

 

Hoe krijgt een arbeider nu zo'n grensarbeiderskaart?

De werkgever zal moeten zorgen voor een arbeidsbewijs met vermelding van beroep en loon op de naam van de werknemer.  Dit bewijs moet in het dubbel opgemaakt worden.

De twee exemplaren moeten afgeleverd worden bij het departementale plaatsingsbureau in Frankrijk.  Eén ervan wordt na goedkeuring onmiddellijk teruggestuurd naar de werkgever met de vermelding 'geldig voor 15 dagen'.  Op deze manier kan de grensarbeider reeds zijn werk aanvatten.

Het andere exemplaar wordt na goedkeuring van het departementale plaatsingsbureau opgestuurd naar de burgemeester van de gemeente of stad waar de arbeider woont.  Samen met een bewijs van goed gedrag en zeden kan de burgemeester de goedkeuring geven over het bewijs.

Deze wordt dan opnieuw opgestuurd naar de werkgever.  Hij stuurt het dan op naar het plaatsingsbureau die het na goedkeuring opnieuw aflevert aan de werkgever.  Zo komt de grensarbeider aan zijn grensarbeiderskaart[366]).  De duur van de werving wordt niet aangeduid.  De kaarten zijn meestal 2 jaar geldig en moeten telkens hernieuwd worden[367]).  De regeling zal uiteindelijk pas toegepast worden vanaf 1929.

 

De hele procedure biedt de Franse overheid de mogelijkheid om grensarbeiders te weigeren.  Zonder de kaart is de arbeider illegaal aan het werk in Frankrijk en wordt hij het land uitgezet.  Vooral tijdens crisisperiodes in de jaren '30 worden grensarbeiderskaarten geweigerd.

Maar tot 1930 stijgt het aantal grensarbeiders tot 75000, sommige spreken zelfs van 100000, waarvan 47000 uit de provincie West-Vlaanderen[368]).

De pendelarbeiders gaan zich, ondanks de verbeterde verkeersmogelijkheden, massaal vestigen in de Belgische grenszone[369])

 

 

3. De wankele economische stabilisatie

 

In Frankrijk heeft de overheid af te rekenen met enorme monetaire schommelingen.

Sinds de werkhervatting en de heropbouw na 1920 verhogen de economische activiteiten.  Enkel de crisissen tijdens de jaren 1921‑1922 en 1925 vormen daar een uitzondering op.

Zoals de Belgische nijverheid kent de Franse een sterk stijgend verloop na de geldontwaarding.  In 1928 overstijgt de nationale productie zelfs ruim het vooroorlogse productieniveau[370]).

 

De Franse staat is vooruitstrevend op vlak van sociale wetgeving. 

Zo kan ook de Belgische grensarbeider vanaf 28 augustus 1930 genieten van de bepalingen inzake de ziekte-, invaliditeits-, moederschaps-, ouderdoms- en overlijdensverzekeringen (ut infra).

De verzekering tegen werkloosheid telt niet voor hen en theoretisch kunnen de grensarbeiders ook niet profiteren van het voordeel van gezinstoeslagen maar vaak worden ze toch toegekend[371]).

 

Ondertussen worden de vakbonden door de overheid erkend als instellingen die instaan voor de werkloosheidsuitkering (ut supra).  De arbeider is vrij zich in te schrijven in de vakbond naar keuze.  Na zijn inschrijving moet hij een kleine bijdrage storten in de werkloosheidskas. 

Tijdens een periode van werkloosheid wordt hij uitbetaald door zijn vakorganisatie. De overheid beschouwt de werklozensteun evenwel nog niet als een recht.  De arbeider wordt dus niet verplicht om zich in te schrijven bij een vakbond.  De steun blijft heel laag, zelfs te laag om te voldoen aan de noden van een werkloze[372]).

 

Tijdens de tweede helft van de jaren '20 gaat het met de economie almaar beter en wordt er minder aan werkloosheid gedacht.

De economische heropleving leidt tot een aanzienlijke daling van het aantal gesyndiceerden.  Bij de socialistische vakbond neemt het aantal aangeslotenen af van 690000 in 1921 naar 504000 in 1929 en bij de christenen van 162000 in 1922 tot 133000 in 1925.  Daarna kent het christen syndicalisme opnieuw een stijging tot 181000 leden in 1929[373]).

 

In België kent de crisis uit het begin van de jaren 1920 een vervolg tijdens de jaren 1925 - 1926.  Vooral de monetaire problemen betekenen een rem op de economische vooruitgang.

De ontwaarding van de Belgische munt bereikt een dieptepunt tijdens de christen‑democratische - socialistsche regering Poullet-Vandervelde in 1925 - 1926[374])

De regering onder leiding van Jaspar krijgt de opdracht te slagen daar waar de vorige regering niet in gelukt is, namelijk de consolidatie van de Belgische frank te bewerkstelligen.

Met een programma van besparingen, verhoging van de onrechtstreekse heffingen en hulp van buitenlandse bankiers bekomt Emile Francqui de stabilisatie van de munt in october 1926.  De munt is sterk gedevalueerd maar dit moet zorgen voor een stimulans in de export[375]).

 

Tijdens de tussenoorlogse periode kan, ondanks de financiële schommelingen van de Belgische munt, de grensarbeider genieten van een hoger loon en een hogere koopkracht.

De Belgische geldwaarde stabiliseert zich op een hoger niveau dan de Franse.  Niet echt bevoorderlijk voor de Belgische economie maar de Franse profiteert er dus te meer van.  Voor de grensarbeider is dit tevens een goede zaak want ze kan nu volop genieten van een gunstige wisselkoers[376]).

 

Op 24 october 1929 wordt de economische wereld geschokt door de beurscrash in de Verenigde Staten.  De gevolgen van deze crash zullen in Europa pas voelbaar zijn vanaf 1930.  Dit breekpunt leidt het begin in van de crisis en de massale werkloosheid van de jaren'30[377]).

 

 

4. Wervik en Wervicq-Sud

 

A. De terugkeer en de woningproblematiek

 

De naweeën van de oorlog laten zich nog steeds voelen in Wervik.  Vluchtelingen uit 1917 wonen verspreid in verschillende steden in het land en willen zo vlug als het kan terugkeren naar hun stad.

Verbijsterd moet het stadsbestuur toekijken hoe de inwijkelingentoevloed in 1922 in een stroomversnelling raakt[378]).  Vooral de snelle heropbouw van de industrie in Noord-Frankrijk zorgt ervoor dat de arbeiders opnieuw kiezen voor de vestiging in de grenssteden. .  Hoewel de schade eind 1922 voor 75 % hersteld is, kan ze niet alle gezinnen huisvesten[379]).  De woningnood is enorm en om daaraan te voldoen, worden op het latere Pionierspark rails[380]) weggenomen en nieuwe barakken geplaatst[381]).

 

Overal op braakliggende gronden aan de rand van de stad zijn nu barakkenwijken opgetrokken[382]).  Van isolatie in de noodwoningen is er geen sprake.  Tijdens de zwoele zomernachten kan men nauwelijks slapen van de hitte en 's winters kan men niet dicht genoeg bij elkaar kruipen om het warm te hebben. 

Regen is nog zo'n probleem voor de inwoners van de barakken.  Wanneer men de zondag naar de mis moet, doet men zijn mooiste kostuum aan.  De zondagse kleding moet liefst kraaknet blijven want wat zouden de mensen niet zeggen als men met een vuil pak de kerk zou binnentreden!

Maar het wordt moeilijk voor de bevolking van de stadsrand om bij regenweer zonder spatten tot op de begaanbare weg te raken.  De grond rond de woning is immers drassig en modderig.  In de Speiestraat moeten de mensen zelfs nog over een smalle plank over een sloot voor men aan de weg komt. 

Het onderhoud van deze barakken is onbegonnen werk zodat ze na een tijdje onbewoonbaar worden.  In de verschillende wijken worden na een aantal jaren deze barakken afgebroken en op dezelfde gronden nieuwe geplaatst[383]).

 

B. De economische heropleving in Wervicq-Sud

 

Zoals in alle industriesteden in 'le Nord' vindt de stroom Belgische arbeiders ook zijn weg naar Wervicq-Sud sinds de gedeeltelijke werkhervatting.

In 1922 zijn de bedrijven Dalle, Housez, Dorny frères, Cousin frères, Vanrullen en Vandermeersch grotendeels in werking en kunnen er opnieuw ongeveer 1500grensarbeiders aan de slag.  De reden van dit grote aantal vreemde arbeiders ligt aan het gebrek aan Franse arbeiders in de Noord-Franse gemeente[384]).  Men telt maar 1900 mannen, vrouwen en kinderen in Wervicq-Sud terwijl er 2000 arbeiders nodig zijn[385]).

 

Paul Plovier kent grotere moeilijkheden dan de andere industriëlen.  Ongetwijfeld minder kapitaalkrachtig dan zijn collega's, moet hij de trage heropbouw van zijn fabriek aanschouwen.  In 1923 is het herstel nog niet volledig klaar[386]).

Terwijl de firma's Cousin frères, Vanrullen, Vandermeersch, Plovier en Dalle in 1924 opnieuw op volle toeren beginnen te draaien, tonen 2 nieuwe industriëlen interesse in Wervicq-Sud. 

De patroons kunnen opnieuw genieten van goedkope lonen.  De arbeiders tewerkgesteld in de Noord-Franse gemeente verdienen zeker minder dan hun collega's in Halluin, Roubaix en Tourcoing.  Vele Wervikse arbeiders berusten, uitgezonderd enkele momenten, in deze situatie.  De reden is te zoeken in de lage verplaatsingskosten.  Wanneer men gaat werken in Halluin, dan moet men een fiets kopen.  Wanneer de arbeider werk heeft in Roubaix of Tourcoing, dan moet hij telkens geld stoppen in de busritten.  Wie in Wervicq werkt, gaat te voet en heeft geen kosten voor zijn verplaatsing[387]).

De aanwezige arbeidskrachten en de lage lonen vormen dus een aantrekkingskracht voor patroons die op zoek zijn naar nieuwe vestigingsplaatsen. 

Demeestere bezit een textielfirma in Halluin maar beslist in het begin van de jaren '20 een nieuwe weverij op te richten.  Niet op Halewijns, wel in de 'rue de Jean Jaurès' in Wervicq-Sud bouwt hij in 1924 een prachtig complex in de rue de Jean Jaurès.  300 mensen kunnen aan de slag waaronder veel grensarbeiders[388]).

 

In hetzelfde jaar neemt Léon en Alphonse Dalle uit Bousbecque en Henri Dumont uit Wervik het initiatief om een jutespinnerij en ‑weverij te bouwen tegenover hun oudere 'rubannerie Dalle'.  Begin 1925 stellen zij de fabriek open onder de naam 'Tissage de Jute de la Lys' en Fernand Dalle en Alphonse Dalle worden de geranten.  De laatste vestigt zich in de 'rue de l'Industrie' 67 in Wervicq-Sud, op enkele minuten van de firma[389]).

De naamloze vennootschap 'Tissage de Jute de la Lys', of in de volksmond de 'Goudmijn', biedt in 1928 reeds aan een 150-tal werknemers een job aan.  In de juteweverij werken voornamelijk Belgische mensen, niet zoals in de lintjesweverij van de Dalle-dynastie[390]).

 

C. De stakingen van 1922

 

Maar voor deze mensen zich vestigen in Wervicq-Sud lijdt de gemeente nog aan een korte stakingsgolf in 1922.  Ook hier eist de crisis van 1921‑1922 zijn tol.

Plovier is de eerste die het mag ondervinden.  Op 30mei 1922 leggen 14bobijnsters[391]) het werk neer.  Zij eisen een onmiddellijke loonsverhoging.  Een dag later hervatten ze reeds het werk, zonder enig resultaat.  Sterker nog, Plovier snoeit in hun lonen zodat die nog verder wegzakken[392]).

 

Op 8 september 1922 breken in verschillende bedrijven in Comines stakingen los.  De meeste fabrieken die betrokken zijn in de agitatie zijn lintjesweverijen. 

Ook Wervicq-Sud telt één lintjesweverij, namelijk Dalle[393])

De patroons hebben de beslissing genomen de uurlonen te vervangen door stuklonen.  De uurlonen zorgen niet voor het hoger rendement dat ze willen bereiken.

Maar de arbeiders pikken het niet dat aan hun inkomen geraakt wordt.  Zij willen zelfs een loonsverhoging van 0,30 Ffr. per uur waardoor hun salaris zou oplopen tot 2,50 Ffr. per uur[394]).

 

Eén derde van de stakende arbeiders zijn Belgen.  Opvallend hoe weinig Belgen in de lintjesweverij Dalle werken als we dat vergelijken met de andere fabrieken van Wervicq-Sud (ut infra)[395]).

Vooral het communistisch syndicaat van Halluin zorgt voor de aanwakkering van het strijdgevoel.  Onder hun impuls steunen de syndicale groepen van Comines (F) en Wervicq-Sud de wevers[396]).

Onderhandelingen tussen een arbeidersdelegatie en de patroons van de weverij Dalle worden aangeknoopt. 

Op 5 october 1922 komt men tot een vergelijk.  Tijdens een proefperiode van 4 à 5 weken zullen de werknemers werken onder een systeem van stuklonen waarbij een vast barema gebruikt wordt.  Een dag later begeven 120mannen en vrouwen zich naar de fabriek onder rijkswachtescorte.  De ordediensten verwachten immers problemen van de stakende arbeiders uit Comines (F).  Kleine groepen, vermoedelijk communistische militanten, beschuldigen de hervatters van onderkruipers of 'ratten'. 

Op maandag 8 en dinsdag 9 october keert de rest van de arbeiders terug naar de firma Dalle.

Enkel een twintigtal Komense arbeiders verschijnt niet op het appel.  Waarschijnlijk onder druk van de stakers uit hun stad durven ze het werk niet te hervatten.

Vanuit Comines (F) organiseert men op donderdagavond een bijeenkomst in Wervicq‑Sud.  De sprekers roepen de toehoorders op een manifestatie te houden voor de firma Dalle[397]).

De dag erop zet men de woorden om in daden.  200 mensen vatten post voor de poorten van de fabriek.  De manifestanten zijn woedend omdat ze de steun kwijt zijn van het personeel van de Wervikse lintjesweverij.

De rijkswacht begeleidt opnieuw de arbeiders van Dalle tot de fabriekspoorten.  Zij worden er onthaald op een fluitconcert en uitgejouwd voor onderkruipers.

Na de middagpauze durven 48 van de 60 wevers zich niet meer naar hun werk begeven.  Zij vrezen een aanval van de 'opstandelingen'.  De patroons beslissen dan maar om de deuren van hun firma te sluiten[398]).

Deze angstige sfeer blijft een week duren.  De gebroeders Dalle laten de werknemers ondertussen weten dat de fabriek opnieuw opengaat.  15 wevers durven op de 'uitnodiging' ingaan.  De patroons hopen dat de andere werknemers dezelfde beslissing nemen en sluiten daarom de onderneming niet[399]).

 

Het einde is in zicht als een arbeidersdelegatie op 18 october in Comines (F. ) een akkoord sluit met de patroons van de betrokken bedrijven[400]).  Ze hebben een tarief vastgelegd dat de werknemers toelaat om een loon van 2,50 Ffr. per uur te verdienen[401]).  Iedereen is tevreden dat de situatie opnieuw rustig is in Comines(F. ). 

Maar in Wervicq-Sud lijken de problemen nog niet van de baan.  De gebroeders Dalle beslisen 20 militante werknemers de laan uit te sturen.   Waarschijnlijk gaat het niet enkel om militante arbeiders maar eveneens om een afrekening met mensen die de patroons liever kwijt willen.  Het einde van de staking biedt de mogelijkheid om zich te verlossen van enkele overbodige elementen uit de firma.  De arbeiders zijn tevreden over de werkhervatting en kwaad op de stakers die hen twee weken eerder aangevallen hebben.  Niemand die zal reageren, zo denkt het bedrijfsbestuur. 

Maar als de werknemers merken dat er misbruik gemaakt wordt van deze situatie en mensen zie verdwijnen die niks te maken hebben met de agitatie, dan reageren ze[402]).  Zij nemen dit niet en leggen het werk neer.  Zij eisen dat deze mensen opnieuw aangenomen worden.

Na een aantal gesprekken komt de patroon al terug op zijn beslissing.  Op 28october kan uiteindelijk het einde van de staking in de lintjesweverij Dalle aangekondigd worden[403]).

 

De problemen bij de firma Dalle zijn nog niet opgelost als op 13 october om 11 uur 150 bobijnsters het werk neerleggen in de fabriek Cousin frères. 

De dag erop stoppen ook 200 polijsters de arbeid.  Zij willen een aanpassing van het arbeidsreglement en een gevoelige loonsverhoging.  De gebroeders Ferrant en Cousin weigeren deze eisen in te willigen.

De katholiek Paul Ferrant meent dat de staking gesteund wordt door de socialisten van Wervik.  Meer dan 1000 van de 1300 arbeiders zijn Belgen en het is dan ook niet te verwonderen dat het een Wervikse aangelegenheid wordt.

Op 16 october 1922 leggen de andere werknemers van de firma het werk neer uit solidariteit[404]).

De patroons beslissen het bedrijf te sluiten zolang de arbeiders niet veranderen van idee.

Halverwege november keert het tij.  De eigenaars van Cousin frères staan een algemene loonsverhoging toe van 0,15 Ffr. per uur.  495 mensen gaan akkoord met dit voorstel en hervatten op 14 november het werk. 

Vanaf dan ontstaan grote problemen op Belgisch grondgebied.  In Wervik zoeken de stakende arbeiders de werkhervatters op en bestookt hun huizen met stenen.  De stakers willen meer dan een loonsverhoging van 0,15 Ffr alleen.  Zij eisen een aanzienlijke salarisverhoging, geen almoes en een verandering van het arbeidsreglement. 

Op straat wordt gevochten tussen voor- en tegenstanders van de staking.  De Wervikse ordediensten hebben alle moeite om de gemoederen te bedaren. 

Maar het lijkt erop dat de tegenstanders de duimen zullen moeten leggen en hun houding aanpassen.  Vanaf de heropening van de fabriek groeit het aantal hervatters elke dag. 

Uiteindelijk gaan alle werknemers op 22 november 1922 opnieuw aan het werk[405]).

 

D. De politieke partijen en de arbeiders

 

a. De socialisten

De socialisten van Wervik zouden volgens Ferrant aan de basis liggen van de problemen.

De B. W. P. is tijdens de tussenoorlogse periode de partij van de verzuiling.  Naast het syndicaat, de coöperatieve 'De Toekomst' en de mutualiteit 'De Werkman', worden de fanfare 'De Werkman' en de toneelvereniging heropgericht.  Men start eveneens met de turnvereniging 'De Volharding'[406]).  Alle organisaties worden ondergebracht in het Volkshuis in de Molenstraat[407]).

Voor de oorlog eisten zij het grootste gedeelte van de arbeiders voor zich op, voornamelijk omdat enkel zij deze mensen vertegenwoordigden tijdens de verkiezingen.

 

Maar na de oorlog spitsen ook andere partijen zich toe op de arbeiderskringen.  Zij trachten, eveneens via verzuiling, werklieden voor zich te winnen en te verenigen in hun verschillende organisaties.

 

b. De christen-democraten

In 1923 wordt het nieuwe lokaal van de christen-democratische coöperatieve 'Het Volksbelang' in de Duivenstraat ingehuldigd.  Het is een prachtig complex met een feestzaal, een café, een winkel en verschillende kantoren. 

Het A. C. W. of het 'Kristen Werkersverbond van Wervik' neemt zijn intrek in de Duivenstraat.  Het verbond verenigt het christen syndicaat en de mutualiteit 'De Vereenigde Werklieden' die in 1921 herorganiseerd werd[408]).  Emiel 'Filten' Ghesquière wordt tijdens de jaren 1920 de spreekbuis van het A. C. W.

 

Door een ruzie in de 'Grote Harmonie' en uit het trompetterskorps 'Eendracht maakt macht' groeit in 1922 de Christenwerkersharmonie 'Onder Ons'[409]).  De harmonie, de turnclub 'Eendracht maakt macht' en de toneelvereniging 'Hoger Op', opgericht in 1919 vinden eveneens hun onderkomen in de coöperatieve[410]).  Als men in Wervik spreekt over het christen syndicaat of het toneel of over eender welke christelijke organisatie, dan heeft het volk het over het syndicaat van de coöperatieve of over het toneel van de coöperatieve, . . . [411]).

Dat wijst erop dat door het succes van de coöperatieve na de oorlog christelijke verenigingen heropgericht kunnen worden. 

 

c. De liberalen

De socialisten en de christen-democraten nemen de leiding in de verzuiling.

Maar ook de liberale partij eist een rol op in dit gebeuren.  De liberale organisaties komen zonder veel kleerscheuren uit de oorlog.  Het syndicaat 'De Vrije Werklieden' en de mutualiteiten 'La Fraternité' en 'La Prévoyance' hervatten opnieuw hun werking.  Ook de muzikanten van 'Les Amis Réunis' onder leiding van Michel Degroote en van de trompetterskorpsen 'Les Joyeuses Trompettes' en 'La Trompette gigantesque' onder leiding van Leon Bruggeman kunnen opnieuw hun intrek nemen in het lokaal van de samenwerkende maatschappij 'Ons Huis' in de Vlamingstraat.  De turners van de liberale vereniging 'La Libre Wervicqoise' onder leiding van Georges Dumoulin krijgen hun lokaal in de Groenstraat in café 'Au Cerf' of in de volksmond 'bie Vets'[412]).

Ook de toneelgroep 'De Droogaers[413])' wordt heringericht.  Zij voeren op 25 december 1922, vermoedelijk voor het eerst na de vlucht in 1917, een blijspel 'In de Val' op[414]).

Ze vrezen dat de komst van de bioscopen[415]) in Wervik de ondergang zou betekenen van hun vereniging.  Er wordt zelfs één opgericht in 'Ons Huis'[416]).  Maar tot nader inzien vormt het nieuwe medium geen enkele bedreiging voor de 'Droogaers' noch voor de verschillende toneelverenigingen van de stad[417]).

Maar de grootste zorg van de arbeidersorganisaties is het behoud van de arbeider in hun verenigingen door hem in goede en kwade dagen te steunen. 

 

E. De strijd om de arbeiders

 

a. De jongere arbeiders

De katholieke wereld zal opnieuw zijn rol opeisen in het dagelijkse leven van de arbeider.  Nu de fabrieken bevolkt zijn, kan de 'gewone'[418]) aanwervingsprocedure terug zijn intrede doen. 

De scholen vormen, wellicht nog meer dan v de oorlog, de basis voor de recrutering van jonge arbeiders en arbeidsters.  Maar sinds de invoering van de schoolplicht in 1914 moeten de kinderen na de oorlog tot 14 jaar naar school.  In 1923 wordt tevens een overeenkomst gesloten tussen de Belgische en Franse overheid over de minimumleeftijd van de kinderen in de industrie. 

'Kinderen onder de 14 jaar mogen noch gebruikt worden noch werken in openbare of private nijverheidsondernemingen of in hunne aanhoorigheden, met uitzondering van deze waar alleen leden van hetzelfde gezin gebruikt worden. [419])'

 

Dit betekent dat jongere kinderen steeds moeilijker de kans krijgen om te werken in de fabriek.

De scholen van de stad zijn heropgebouwd en heringericht tijdens de eerste jaren na de oorlog. 

De rijkere kinderen kunnen sinds 15 september 1919 de lessen hervatten in het klooster van de Grauwe Zusters[420]).

De school van de Zusters van Liefde is na de oorlog één puinhoop.  De heropbouw wordt vlug gestart nadat de zusters terug zijn van hun ballingschap in Aalst.  De beroepsschool wordt heropgericht en in 1923 wordt de school officieel erkend[421]).

In 1920 zijn 5 broeders Maristen terug in de Magdalenastraat in Wervik om de jongens van de stad te onderwijzen[422])

Ook de gemeenteschool wordt heringericht en de Zusters van Liefde nemen een deel van het onderwijs voor hun rekening.  Enkele leraren en leraressen, aangesteld door het stadsbestuur, verzorgen de meeste lessen in het St. ‑Pol[423]).

In de eerste jaren krijgen de kinderen nog onderwijs in barakken van het Koning Albert Fonds (ut supra) maar in 1922 zitten ze wellicht opnieuw in de herstelde klaslokalen[424]).

 

De nieuwe pastoor Victor Goethals, dokter Henri D'Hondt en de industrieel Paul Ferrant vormen samen het patronagecomité van de scholen van de 'Broeders Maristen', van de 'Zusters van Liefde' en van de 'Grauwe Zusters'[425]).

De industrieel Ferrant heeft op deze manier rechtstreeks toegang tot de potentiële arbeiders, een voordeel waar de andere industriëlen niet kunnen van profiteren.  Ferrant maakt gretig gebruik van zijn positie om contacten te onderhouden met de broeders om zo de 'goede' leerlingen weg te kapen voor de neus van de andere industriëlen en onder zijn hoede te brengen.  De betere, godsdienstige leerlingen van de hoogste klas krijgen met wat geluk een plaatsje in 'de bureau van Cousin frères'[426]).

 

Een subtielere aanpak vormen de zogenaamde bedrijfsbezoeken.  De Broeders Maristen nemen de laatstejaars mee naar een fabriek in Wervicq-Sud en laten hen kennis maken met het productiesysteem.  Terwijl de leerlingen wat rondkijken, slaan de broeders een praatje met de werkgever.  Vooraleer de kinderen het echt beseffen, zijn ze in dienst genomen in één van de weverijen van de Franse gemeente[427]).  De geestelijken brengen tijdens de vakantie geregeld een bezoekje aan Demeestere om te zien of alles verloopt naar wens. 

Als de kinderen niet via de geestelijkheid in het werk raken, proberen ze het via de familie of de kennissenkring[428]).

 

De meest ideale manier om zich te verzekeren van een job in de Noord‑Franse textielnijverheid komt er in 1928.

Jozef Vermeersch en Alphonse Vanderstalle[429]) richten in dat jaar een weefschooltje op.  Het heet het 'Sint-Hilarius' en staat onder de patronage van het A. C. V.  Onderpastoor Leys is er de directeur.

De textielbazen van Wervicq-Sud nemen geregeld contact op met Jozef Vermeersch om leerlingen aan te werven.  Vooral de familie Dalle doet beroep op kinderen uit het 'Sint-Hilarius'[430]).

 

Als de vader zijn zoon of dochter niet ingeschreven heeft bij een syndicaat, dan zijn deze organisaties er als de kippen bij om de jonge arbeider of arbeidster voor zich te winnen.  Van diverse instellingen gaan mensen rond om leden te ronselen.  Voor het katholieke syndicaat zijn dat o. a. de priesters en de dokters[431])

Ook de turnvereniging, het muziekkorps, de toneelvereniging en later de jeugdverenigingen vormen ideale recruteringsbasissen.  Wie zich als kind bij de muziekvereniging 'Les Amis Réunis' aansluit, zal later met grote zekerheid aangesloten worden bij het liberale syndicaat[432])

De jeugdvereniging is natuurlijk de instelling bij uitstek om jongeren aan te trekken.  De christenen nemen op dit vlak het voortouw.  Er is de 'Jongelingencongregatie van het St. -Pol' maar niet een specifieke vereniging voor de jongeren van arbeidersgezinnen.  In 1925 beslist pastoor Leys de 'Kristelijke Arbeidersjeugd' of K. A. J. op te richten.  Maurice Bonnier en broeder Arthur staan samen aan de de doopvont van de jeugdvereniging[433]).  Twee jaar later neemt Elvire Heeman het heft in handen om een vrouwelijke afdeling van de K. A. J. op te richten, namelijk de V. K. A. J. [434]).

In de Molenstraat (B. W. P. ) start Octaaf Vantomme pas in 1929 de voorbereidingen om terug aan te knopen met een vervlogen traditie.  De voorbereidingen monden op 22 december 1931 uit op de heroprichting van de Socialistische Jonge Wacht.  35 'rode' jongeren schrijven zich in waaronder Gustave Breyne die later bekendheid zal verwerven als minister[435]).

 

Niet alleen voor de jongere arbeiders, is het van groot belang waar ze aangesloten zijn.  Zoals we reeds schreven, zorgt het christelijke syndicaat voor de plaatsing van de eerste arbeidskrachten in de bedrijven in Wervicq-Sud.  Dit vormt al een goede reden om zich aan te sluiten bij hen.  Maar er is nog meer.

Sommige werkgevers, zoals Dalle en Ferrant, controleren veelal bij welk syndicaat de werknemer ingeschreven is. 

Wanneer dit vereist is, krijgen een aantal werkzoekenden van de dokter of de priester een briefje mee waarop natuurlijk vermeld staat dat je ingeschreven bent bij het christelijk syndicaat of één of andere christelijke organisatie[436])

Het is van belang dat een werknemer bij het 'goede' syndicaat aangesloten is.  Wanneer de liberale of de socialistische arbeider toch tewerkgesteld is bij een katholieke patroon, dan moet hij rekening houden dat, als de patroon dit te weten komt, hij minder goed werk krijgt[437]).

Het leven is opnieuw volledig in de ban van de Kerk.  De geestelijkheid ziet er, samen met de werkgevers, op toe dat de werklieden hun godsdienstige taken uitvoeren[438]).

 

b. De arbeidsters

Een tweede groep die na de jeugdige arbeiders de aandacht krijgt, zijn de vrouwelijke werknemers.

Sinds de teloorgang van het kantwerk en de kledingnijverheid eisten zij steeds nadrukkelijker hun rol op in de Franse textielnijverheid[439]).  

Deze nijverheid vormt opnieuw de grootste werkgever in Wervicq-Sud en als gevolg hiervan telt Wervik ruim 1000 grensarbeidsters[440]).  De uitbreiding van de firma Cousin frères zal niet vreemd zijn aan deze evolutie.  De fabriek draait grotendeels op vrouwenarbeid.

De liberalen waren reeds in 1911 tegemoetgekomen aan de vrouwen met de mutualiteit 'La Prévoyance'.

 

Op een beweging uitsluitend voor arbeidsters moet men wachten tot 1926. 

In Wervik neemt Marcella Vantomme het initiatief om een lokale groep van de 'Socialistische Vooruitziende Vrouwen' te stichten[441]).  Op 24januari1926 wordt in het Volkshuis de eerste vergadering gehouden en onmiddellijk stelt men een bestuur samen[442]).

Vrouwen hebben het hardst te verduren in deze mannenmaatschappij.  De 'S. V. V. ' willen alle vrouwen van de stad bewust maken van hun zwakke positie.  Ze durven echter geen extreem-feministische stellingen innemen om de socialistische mannen maar niet voor het hoofd te stoten[443]).

In augustus 1929, ruim 3 jaar na het ontstaan van de socialistische vrouwenbeweging, nemen de christene vrouwen het initiatief om een christelijke vereniging te stichten, namelijk de Sint-Anna's vrouwenbond.  Zij laten zich niet echt in met strijdwoorden en slagzinnen.  De vrouwengilde is eerder een gezellig samenzijn van christelijke arbeidersvrouwen.  Zij kunnen kook-, naai-, brei- en gezondheidslessen volgen en formele en informele vergaderingen bijwonen.  Bij het overlijden van een lid komt de gilde tussen in de vergoeding van de mis.

 

Op syndicaal vlak gaat het de verschillende groepen voor de wind.  Het christelijk syndicaat kent een enorme groei.  Bij de heroprichting in 1919 schrijven zich 228 arbeiders in.  Een jaar later is het aantal gesyndiceerden reeds opgelopen tot 745.

In de loop van de jaren '20 overschrijdt het ledenaantal het duizendtal[444]).

Het aantal aangeslotenen bij het socialistisch syndicaat in het begin van de jaren '20 stijgt gestaag en stabiliseert zich rond de 700 leden[445]).

De arbeidersbewegingen winnen aan belang en worden opgeslorpt in het systeem.  De christelijke arbeidersbeweging wordt geïntegreerd in de katholieke partij en de socialisten nemen een reformistischer houding aan.

In Wervik komt de dreiging om de hoek loeren in de vorm van het communisme.

 

c. Het communisme

In 1921 wordt in België, na de oprichting van enkele linkse splintergroepen, de communistische partij opgericht.  Maar de invloed komt niet van deze zijde, wel vanuit Frankrijk.

In december 1920 komt het tot een tweedeling in de Franse socialistische arbeidersbeweging.  Het grootste deel van hen zoekt toenadering tot de Komintern van Moskou en noemen zich leden van de 'Parti Communiste' (P. C. ) of 'Section de l'Internationale Communiste'.  Hun spreekbuis wordt de krant L'Humanité.

 

Ook in het grootste syndicaat van het Franse land, namelijk het 'Confédération Générale du Travail' of het 'C. G. T. ' komt het tot een breuk.  In 1921 winnen de 'comités syndicalistes révolutionnaires' binnen het C. G. T. aan terrein.  Een groot aantal leden is voorstander van de Derde Internationale.

Zoals binnen de socialistische partij komt het ook hier tot een scheuring.  De revolutionaire syndicalisten worden in eind 1922 uit het C. G. T. geweerd.  Zij zijn verplicht een eigen organisatie op te richten, namelijk het 'Confédération Générale du Travail Unitaire' of het 'C. G. T. U. '.  Het verschil tussen de vakbonden en de partijen is dat bij de laatste de socialisten een meerderheid haalt[446]).

 

In Noord-Frankrijk wordt Halluin niet voor niets 'Halluin, la Rouge' genoemd.

Gilbert Declercq[447]) en enkele andere socialistische malcontenten staan in 1919 aan de wieg van de 'parti communiste' en van de 'C. G. T. U' van Halluin.  Tijdens de Franse gemeenteraadsverkiezingen haalt de communistische partij maar liefst 47 % van de stemmen.

Het wordt een machtige organisatie die een grote invloed uitoefent op de revolutionaire socialisten uit de grensstreek[448]).  Eén van hen is Arthur Destailleur. 

Hij wordt geboren op 1 april in 1899 in Menen als zoon van Franse ouders.  Naar aanleiding van een staking wordt hij het land uitgewezen.  Hij gaat zich vestigen in Comines (F. ) en wordt timmerman.  Bij de opkomst van het communisme in de streek sluit hij zich bij de Franse P. C. aan en werpt zich op als gedreven militant.

De jonge Destailleur maakt kennis met Julienne Caytan uit Wervik met wie hij in november 1921 trouwt.  In 1923 vestigen ze zich in de Ommegangstraat 35 in Wervik.  Zijn domicilie behoudt hij in Comines (F. ) zodat hij zich kandidaat kan stellen voor de regionale verkiezingen in de jaren '20.  In 1926 wordt hij tevens secretaris van het 'C. G. T. U' van het kanton Quesnoy-sur-Deûle.

Sinds 1923 woont hij dus in Wervik.  Destailleur verspreidt wellicht in onze contreien de extreem-linkse ideeën. 

In 1924 richt hij met steun van enkele Belgische sympathisanten, een communistische cel op in Wervik.  Om zijn politieke activiteiten zal hij eveneens het land uitgewezen worden in 1928[449]).  Een aantal voelen zich ongetwijfeld aangesproken door het revolutionaire karakter van de communistische partij.  Daarnaast hebben zij reeds kennis gemaakt met linkse unitaristen van Halluin tijdens de staking van 1922.  Vanuit Comines (F. ) organiseerden ze, met de hulp van lokale sympathisanten zoals Destailleur en Martha Desrumeaux[450]), bijeenkomsten in Wervicq-Sud om de onderkruipers van de firma Dalle eens een lesje te leren (ut supra).

Zoals bij de vorming van de communistische partijen van Frankrijk en België zijn het in Wervik ook socialistische sympathisanten die ontevreden kiezen voor extreem-links.  Hoewel de invloed van Franse zijde komt, hangt de communistische cel toch af van de Belgische C. P.

De strijd tussen de Belgische socialisten en de Belgische communisten escaleert wanneer in 1924 de socialistische syndicale leiding beslist de communisten te weren in de vakbonden.  In augustus 1924 wordt een voorstel van senator Corneel Mertens goedgekeurd waardoor de leden van de C. P. uitgesloten worden voor leidende functies binnen de organisaties van de 'Syndicale Commissie'[451]).

De Wervikse socialisten Oscar Aernoudt, Pierre Oris en Leon Cappelier kiezen hun B. W. P. -lidkaart in te ruilen voor een communistische partijkaart.  Hun doel is 'de vertrapte en geschonden vaan van het socialisme in eere te herstellen'.

Op deze manier zoeken ze de onmiddellijke aanvaring met de 'mannen van het Volkshuis'.  Volgens de communisten zijn de Wervikse socialisten niet meer dan verraders en slaven van de bourgeoisie[452]).

De C. P. vestigt zich in het café 'Aux Deux Nations' in de Vlamingstraat waar zij hun artikeltjes schrijven voor de 'Roode Vaan' en de krant aan de man brengen[453]).

Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 wagen ze voor de eerste maal hun kans om te infiltreren in het Wervikse stadsbestuur.

 

Maar nog v deze gemeenteraadsverkiezingen gebeuren enkele opmerkelijke feiten, al dan niet in functie van deze verkiezingen.

 

F. De strijd om de Zetel

 

a. De lange voorbereiding

Al een tijdje zitten de socialisten met de idee een krant samen te stellen voor de arbeiders van het arrondissement Ieper.  Henri Mahieu stelt in 1921 tijdens een vergadering van de net heropgerichte socialistische arrondissementsfederatie voor om een eigen weekblad uit te geven.  De bestuursleden verklaren zich akkoord maar wellicht door de financiële beperkingen lopen pas op 4oktober 1925 de eerste exemplaren van 'De Werkman' van de pers[454]).  Mahieu liet zich waarschijnlijk voor de naam inspireren door het Wervikse maandblad uit 1907 (ut supra).

De krant moet een propagandamiddel worden in dienst van de B. W. P.  Ze moet 'een onverbiddelijken strijd voeren tegen de bedekte vijanden van de welstand der arbeiders, welke den naam dragen van christene demokraten, fronters of andere R. K. V. N. evengoed als tegen de openlijke vijanden onzer klasse, met name liberale en klerikale achteruitkruipers'[455]).

Over de afscheiding van enkele kameraden en de oprichting van een communistische cel wordt geen woord gerept.  De ontevredenheid van enkele socialisten is geen goede reclame voor de B. W. P. dus houden ze het liever stil.

 

De invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht (ut infra) heeft voor serieuze veranderingen gezorgd op politieke terrein.  De B. W. P. boekt sindsdien grote vooruitgang.  De resultaten van de wetgevende verkiezing van april 1925 bevestigen de successen.  Ze haalt 43 % van de stemmen, verovert 10 zetels in de Kamer en ziet zijn aantal zetels stijgen tot78[456]).

Voor de eerste maal in hun bestaan verslaan de socialisten uit het kanton Wervik de katholieke partij met 737 stemmen. 

De afscheiding van de christen-democraten met de traditionele katholieke partij zorgt ervoor dat de twee clericale partijen het moeten stellen met de tweede en de derde plaats.

 

Maar in het landelijke arrondissement Ieper moet de socialistische partij toch nog het onderspit delven voor de katholieke partij.  Zij nemen de leiding met 7443 of 25,8% van de stemmen terwijl de socialisten het moeten stellen met 6323 of 21,9% van de stemmen[457]).

Het succes van het B. W. P. moet een verlengstuk krijgen tijdens de provinciale verkiezingen van 8 november 1925.  Maar de bevolking van het arrondissement Ieper kiest voor een evenwichtige verdeling van de stemmen zodat naast de 2 katholieken, Verhaeghe en Lommez, de socialisten Mahieu en Deltour en de fronter Vandenbulcke mogen plaatsnemen in de provincieraad[458]).

 

b. De stakingen

De goede resultaten in het kanton beloven veranderingen in Wervik.  Maar het wordt moeilijk om de coalitie van rijke katholieken en christene arbeiders te verslaan.  Zij vormen een hecht blok tegen hun politieke tegenstanders.

 

Misstappen kan de linkse partij zich dus niet veroorloven.  Zoals op nationaal vlak moeten de spontane acties die arbeiders ondernemen tegen hun werkgever vooraf onderzocht worden op hun kans van slagen.  Alleen bij een positieve evaluatie mag het plaatselijke syndicaat de arbeiderseisen bijtreden.

Eén van die acties is de staking in de nieuwe juteweverij van Dalle, 'Tissage de Jute de la Lys'. 

Op 8 januari 1926 leggen 45 arbeiders het werk stil.  Nauwelijks een jaar na de opening van de fabriek eisen ze een loonsverhoging van 50 centiemen per uur. 

De communisten menen dat de nieuwe industriëlen zoals Fernand Dalle zich enkel in Wervicq-Sud gevestigd hebben omdat de tewerkgestelden er willen werken voor een hongerloon en omdat de arbeidersorganisaties van Wervik een lakse houding aannemen[459])

 

De communisten spreken maar de socialisten handelen, natuurlijk na serieus wikken en wegen.  Wanneer blijkt dat de stakingsbeweging van januari 1926 sterk genoeg is, kiest ze openlijk de kant van jutewevers.

Alfons Segier, propagandist van de Textielcentrale van België, zal onderhandelen, in naam van de arbeiders, met de eigenaars van de juteweverij.  Op 18 januari 1926 eindigen de onderhandelingen met een algemene loonsverhoging van 12%.  De 'prime chère' of de 'premie op het duur leven' wordt eveneens verhoogd met 10 centiemen per uur.

De resultaten worden in een bijeenkomst aan de werknemers voorgelegd.  Na een korte discussie besluiten ze in te stemmen met de nieuwe condities.

De opdracht van de socialisten is geslaagd.  Nu maar hopen dat de arbeiders het succes onthouden tot eind october 1926.

 

De Franse economie draait tussen 1926 en 1929 op volle toeren.  De daling van de waarde van de Franse frank betekent een enorme stimulans voor de export[460]).  De kapitalen van de industriëlen groeien enorm aan.

In Wervicq-Sud loopt het niet anders.  In de jaren 1920 trekken de eigenaars van Demeestere, Cousin frères, Dalle, Vandermeersch en Vanrullen een kasteel op[461]) terwijl hun werknemers nog in barakken leven.  Zonder veel schroom strijken zij grote winsten op door de combinatie van lage lonen en lange arbeidsduur.  Op deze manier houden de patroons de verkoopprijs laag en staan ze concurrentieel heel sterk.

De werknemers uit Wervicq‑Sud stellen zich, ondanks de enkele uitzonderingen, lakser op dan hun collega's uit Halluin. 

De industriëlen in Halluin hebben vaker af te rekenen met stakingsbewegingen tijdens de jaren '20[462]).

 

Toch registreert men in mei 1926 de tweede staking van het jaar.  Deze keer is de weverij van Eduard Vandermeersch kop van jut.

Op 21 mei 1926 leggen 110 Belgische wevers het werk stil.  Opnieuw zijn de lage lonen de aanleiding tot de agitatie.  De arbeiders ontvangen hun loonbriefje en merken dat hun loon onder de 1,50 Ffr. (per 100 meters jute) gezakt is.

De arbeiders eisen een loonsverhoging van 25 centimen voor 100meter geweven jute.  De patroon denkt er zelfs niet aan om toegevingen te doen[463]).

De werknemers beslissen de staking vol te houden tot vooruitgang geboekt is.

 

De socialisten houden zich afzijdig.  Geen enkel krantenbericht in de 'Werkman' wordt gewijd aan de ontevredenheid van de wevers.

Via een krachtige propagandacampagne hopen de strijdende syndicaten[464]) de Belgische niet-stakers van de firma Vandermeersch voor hun kar te kunnen spannen.  Het wordt anders moeilijk om de loonsverhoging af te dwingen.

Op 25 mei 1926 houdt de bestuurder van Vandermeersch samen met 3afgevaardigden van de Belgische syndicaten een bijeenkomst in de fabriek.  Na twee uur discussiëren en onderhandelen komt men tot een compromis.  De tarieven worden lichtjes aangepast[465]).  Geen volledige toegeving maar toch voldoende om de werknemers te paaien en een dag later opnieuw aan het werk te krijgen[466]).

 

c. De gemeenteraadsverkiezingen

Na een woelig begin van 1926 kunnen de partijen hun aandacht vestigen op de verkiezingen van october.  Geen van hen heeft een echte steek laten vallen en zij kunnen met een gerust hart verder werken aan hun programma.

 

De socialisten met hun voorman Mahieu hopen te kunnen teren op de successen op nationaal en op provinciaal vlak. 

De rijke katholieken sluiten opnieuw een coalitie met christen arbeidersvertegenwoordigers als Ghesquière en Pype.

De liberalen hebben het moeilijk om zich politiek te handhaven sinds de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht.

En voor de eerste maal komen de communisten op met een eigen lijst met drie pioniers, namelijk Cappelier, Aernoudt en Oris[467]).  In een nijverheidsgemeente verwachten zij steun te kunnen krijgen van de mistevreden socialistische arbeiders die de reformistische houding van de B. W. P. niet langer tolereren.

 

Op 10 october wachten de verschillende partijen, elk in hun eigen lokaal, samen met hun aanhangers ongeduldig de resultaten van de stembureaus af.

De katholieken kunnen zegevieren als ze te horen krijgen dat 3154 mensen voor hun lijst kozen.  De absolute koploper binnen de partij is landbouwer Ernest Vandecandelaere die met ruime voorsprong brouwer en burgemeester Paul Leroux vooraf gaat.

Op de tweede plaats treffen we, zoals verwacht na de goede resultaten in 1925, de socialisten aan die 1342 stemmen halen.

De liberalen zakken verder weg tot 864 stemmen en kunnen maar 1 zetel meer bemachtigen in de gemeenteraad.

De resultaten van de communisten ontgoochelen.  Als partij van de arbeid haalt ze nauwelijks 140 stemmen.  Het ontbreken van een stevige man als Destailleur, die vanwege zijn Franse nationaliteit niet mocht deelnemen, blijkt een mankement.

 

De katholieke partij van Wervik snoept, door haar voortreffelijke overwinning, een zetel weg van de liberalen en komt op deze manier aan 8 gemeenteraadszetels.  De socialisten, toch ietwat ontgoochelend, moeten het opnieuw stellen met twee zetels.

Het nieuwe gemeentebestuur ziet er als volgt uit.  Paul Leroux kan zijn ambtsperiode als burgemeester verlengen tot 1932.  Omer Vanraes zetelt voor de tweede maal in het schepencollege en verwelkomt de nieuwkomer Henri Delva.  De christelijke arbeiders mogen in de gemeenteraad rekenen op de steun van Emiel Ghesquière, Leon Corselis en Alfons Pype, pioniers van de coöperatieve 'Het Volksbelang'.  Naast hen zitten ook nog architect Paul Lannoy en de grote overwinnaar van de gemeenteraadsverkiezingen, Ernest Vandecandelaere.

In de oppositie zetelen de socialisten Henri Mahieu en Cyrille Masschelein die Emile Vanraes vervangt in de gemeenteraad en de liberaal Paul Castelain[468]).

 

G. De grensarbeider in het slop

 

a. De groei en de woningproblematiek

De gemeenteraad moet afrekenen met een latent woningtekort. 

De groei van de industrie in Noord-Frankrijk vormt een aantrekkingspool voor de inwoners van het Belgische grensgebied.  In 1926 telt de Franse overheid 36850 Belgische arbeiders in het departement 'le Nord'.  Drie jaar later is, volgens 'l'Office de la Main d'Oeuvre de Lille', dit aantal reeds opgelopen tot 60000.  1930 vormt het hoogtepunt in de grensarbeid en de Belgische autoriteiten tellen 70000 pendelende arbeiders waarvan er 46770 in West-Vlaanderen wonen[469]).

Ook in Wervicq-Sud nemen de industriële activiteiten toe.  Nieuwe bedrijven als Dalle en Demeestere worden opgericht en 'oude' zoals Cousin frères diversifiëren hun gamma[470]).

Een grotere bedrijvigheid betekent een grotere nood aan arbeidskrachten.  In de Noord-Franse gemeente stabiliseert het aantal inwoners zich op 2050 waarvan een groot aantal non-actieven zoals kinderen en oudere mensen.

De plaatselijke textielindustrie stelt meer dan 2000 arbeiders tewerk[471]).  Een groot deel van de werknemers moet ze dus recruteren uit andere gemeentes.  Het grootste 'importgebied' van arbeiders tijdens de hele tussenoorlogse periode voor Wervicq-Sud blijkt nog steeds Wervik te zijn. 

 

In de 7-tal weverijen en de 6 vlasfabrieken die de Belgische stad rijk is, werken nauwelijks 400man terwijl er in 1930 3814 mannelijke en vrouwelijke arbeiders wonen[472])

Vooral het natuurlijk accres zorgt voor de toename tot 11000 inwoners op het eind van de jaren '20.  De inwijking slabakt en pas in het begin van de jaren 1930 komt die opnieuw op gang.  Opvallend is de groei in het aantal huwelijken.  Tussen 1900 en 1914 bedroeg het jaarlijkse gemiddelde 71 terwijl het oploopt tot 113 tussen 1919 en 1930[473]).  De gemiddelde huwelijksleeftijd zou voornamelijk in steden en industriecentra sterk dalen.  Het aantal gezinnen groeit opvallend sneller dan het aantal woningen waarbij de meeste steden geconfronteerd worden met een woningtekort.

 

Ondanks de voltooiing van de wederopbouw midden de jaren '20 leven nog een groot aantal arbeiders in de grensstreek, omwille van hun lage huurprijs, in barakken van het Albertfonds[474]).

In 1925 beslist de overheid over te gaan tot de verkoop ervan.  Door de permanente bewoning blijkt het moeilijk de tijdelijke woningen op te eisen en van de hand te doen.  Wanneer een gezin vertrekt uit de barak wordt ze onmiddellijk door een ander gezin ingenomen.

Een jaar later wil de regering de huurprijs met 75% verhogen omdat ze niet langer voor mensen in woningnood dienen maar voor gezinnen die ze omwille van hun lage huurprijs verkiezen.  In 1927 wordt een tweede huurprijsverhoging doorgevoerd.  Het gemeentebestuur wordt eveneens voorgesteld de barakken op hun grondgebied aan te kopen en zelf te beheren.  In 1928 gaat het overwegend katholieke gemeentebestuur over tot de aankoop van80barakken[475]).

De barakken in de Kasteelstraat, de Ten Brielenlaan en in de Ommegangstraat (of de Processiestraat) worden door het Koning Albertfonds verkocht aan Frans Van Humbeeck[476])

 

In 1925 - '26 worden de werken aangevat aan het Pionierspark (oudste gedeelte).  De Duitsers hadden het terrein tijdens de oorlog gebruikt als opslagplaats van waaruit de goederen moesten vertrekken naar het front in Kemmel, Geluveld, Zandvoorde,. . .  Louis Geuten en zijn maatschappij 'La Lys' heeft de barakkenwijk aan de Kruisekestraat opgekocht en omgevormd tot een arbeiderswijk met sociale woningen.  Het grootste deel zal gebouwd worden tijdens de jaren 1930 en 1931[477]).

 

Naast het woningtekort heeft het stadsbestuur ook af te rekenen met overstromingsgevaar en kapotte wegen.  In 1925 liggen de ontwerpen reeds klaar om duikers te plaatsen in het stadscentrum[478]). Ook een aantal straten liggen er erbarmelijk bij.  Zo dienen de inwoners van de Kasteelstraat een klacht in.  Ze eisen het herstel van de openbare weg want tijdens de wintermaanden en 'bij slecht weder' is de straat zo goed als onbegaanbaar[479])

De toename van het aantal inwoners zorgt voor moeilijke situaties in de Hellestraat en de wijk Batavia.  Ze smeken om een gasleiding en verlichting in hun straat[480]).

 

b. De algemene staking van 1928‑1929

 

(1)De voorgeschiedenis

De arbeiders krijgen het nog steeds hard te verduren ondanks de economische hoogconjunctuur vanaf 1926.  Zij kunnen nauwelijks mee profiteren van de winsten die de patroons opstrijken.  De gunstige wissel zorgt er toch voor dat de Belgische arbeiders een degelijk inkomen hebben.  Een aantal van hen verdienen genoeg om een lening af te sluiten om o. a. in de Barrierestraat een huis te kopen[481]).  Maar voor hen slaat het noodlot toe in september 1928. 

 

Tijdens de jaren 1920 groeit het ongenoegen en in 1928 wordt iedereen die rechtstreeks en onrechtstreeks iets te maken heeft met de Noord-Franse textielindustrie in de strijd betrokken.

Reeds in 1919 zoeken de patroons naar steun.  In maart vieren de werkgevers de geboorte van Familia, de eerste kas voor kinderbijslag.  Zij storten op geregelde tijdstippen geld in de kas en uit die 'spaarpot' betaalt Familia de familievergoedingen.

In juli van datzelfde jaar duikt de term Consortium op, een patronale organisatie met een sterkere structuur dan Familia[482]).  Daarnaast wordt in maart 1921 een intersyndicale commissie opgericht waar Désiré Ley secretaris-generaal van is en de onderhandelingen bij eventuele problemen leidt.  Een aantal werkgevers sluit zich aan bij het Consortium van Roubaix en Tourcoing.

Ook de arbeiders gaan zich na de Eerste Wereldoorlog massaal organiseren in hun vakbondsorganisatie (ut supra)[483]).

Halverwege 1921 voeren de patroons een loonaftrek door.  Er ontstaan schermutselingen die eindigen in een algemene staking die tien weken duurt.  De Belgische socialistische vakorganisatie die de leiding over de staking genomen heeft, verliest de strijd en ziet leden vertrekken naar de net opgerichte communistische partij die de ontevredenen met open armen ontvangt.

Na deze staking gaan evenwel meer en meer patroons zich verenigen.  Het Consortium ziet zijn ledenaantal stijgen.  Ondertussen vergaart ze miljoenen door de bijdragen die de werkgevers storten[484]).  De werkgeversorganisatie wordt een machtig instrument in handen van Eugène Mathon en Désiré Ley dat een enorme steun betekent voor de patroons uit het Noorden van Frankrijk.

 

Ondertussen evolueren de lonen van de grensarbeiders in positieve zin.  Tussen 1921 en 1928 stijgen de inkomens 30 à 35%.  De koopkracht van de pendelaars neemt toe door de permanente monetaire spanningen[485]).  Het grensarbeidersaantal zwelt aan en bereikt zijn hoogtepunt in de periode 1926 - 1930.  Maar de Franse regering van Poincaré[486]) beslist eind 1926 de Franse arbieders te beschermen, nadat in de Noord-Franse textielindustrie een kleine terugval te bespeuren valt[487]).

Volgens de Franse regeringsleider kunnen geen nieuwe grensarbeiders meer toegelaten worden.  De lonen van hen die reeds tewerkgesteld zijn in Frankrijk moeten dalen.

Er heersen spanningen alom en pas op 4 juli 1928 bereikt men een Frans-Belgisch akkoord[488]).  De grensarbeiderskaart wordt verplicht en vormt voor de Franse overheid het ideale instrument om de Belgische arbeidersstroom in te dijken.

Door de constante problemen met de Belgische frank[489]) en de Franse frank zal de grensarbeider steeds meer verdienen[490]).

De Belgische overheid wil een deel van deze loonsverhoging innen.  Dit lokt natuurlijk een reactie uit van de zijde van de grensarbeiders.  Twee socialistische volksvertegenwoordigers, Joseph Vandevelde[491]) en August Debunne[492]) nemen het voor de pendelaars op.

Toch blijven de lonen, ondanks de positieve loonevolutie en de gunstige wisselkoers, behoorlijk lager in de grensstreek Halluin, Wervicq-Sud en Comines (F. ) dan in de streek Roubaix-Tourcoing[493]).  In september 1927 leggen de werknemers van het bedrijf Vanrullen nog het werk neer om een loonsverhoging te eisen.  Ze krijgen hun loonsverhoging, een aalmoes van 0,05 Ffr. peruur[494])

 

In februari 1928 verbroederen 1200 socialistische en communistische werklieden van het bedrijf Sion in Halluin om een loonsverhoging af te dwingen.  De operatie mislukt na drie maanden strijd[495]).

Toch worden onderhandelingen gestart tussen de werkgevers en het socialistisch syndicaat van Menen want er broedt iets in het 'rode bastion Halluin'. 

Op 30 juli 1928 weigert de werkgeversorganisatie een loonsverhoging van 0,50 Frf.  Onmiddellijk leggen 79 arbeiders van verschillende bedrijven het werk neer.  De patroons slaan de handen in elkaar.  Zij beslissen niet toe te geven aan de staking[496]).

Pas op 20 september beschouwt men de staking als algemeen.  De meeste textielsteden uit het Noorden zijn erbij betrokken waaronder ook Wervicq-Sud.

 

In Wervik wordt de staking van 1928 tevens een strijd tussen de patroons van Wervicq-Sud, geleid door het Consortium van Roubaix-Tourcoing en de werknemersorganisaties van Wervik. 

Er valt niet te twijfelen over de grote invloed die de arbeidersorganisaties van Halluin op de Belgische arbeiders hebben.  De staking die in Halluin heerst sinds 30 juli, met als doel een loonsverhoging van 0,50Frf, zal natuurlijk als muziek in de oren klinken van de Wervikse arbeiders.

De communistische politici uit de Franse stad zullen geregeld opduiken tijdens de meetings van de plaatselijke communisten (ut supra).

In Halluin zullen het vooral de Franse communisten zijn die de (stakers)touwtjes in handen houden, in Wervik ligt het enigszins anders. 

 

(2)De betrokken syndicaten

De christen-democraten hebben enorm aan belang gewonnen.  Het ledenaantal van hun syndicaat neemt toe in de jaren '20 en wordt het belangrijkste van de stad.  Emiel Ghesquière creëert een charisma rond zijn figuur door zijn leven in dienst te stellen van het christelijke werkvolk.

 

De communisten vormen de tweede belangrijke groep in Wervik tijdens de staking, met ruime achterstand op de christen-democraten qua ledenaantal. 

Arthur Destailleur neemt in 1924 het initiatief om een communistische cel op te richten in Wervik.  Reeds jaren is hij actief als militant op het Franse grondgebied.  Oscar Aernoudt, Pierre Oris en Leon Cappelier hebben de socialisten sinds 1926 de rug toegekeerd en hebben zich aangesloten bij Destailleur.

In 1928 beschikt de plaatselijke communistische partij noch over veel leden, noch over een vast lokaal.  Ook de gemeenteraadsverkiezingen van 10 october 1926 zijn voor hen niet echt een succes[497]).  De staking van 1928 biedt voor de communisten een pracht van een kans om nieuwe leden te werven.  Hun doeleinden zijn eerder van politieke aard.

 

De socialisten durven niet echt op het voorplan te treden.  Hun kas laat het niet toe om gedurfde beslissingen te nemen.  Henri Mahieu en de zijnen zien veel liever een oplossing via onderhandelingen en daar denken ze ook zo over op nationaal vlak[498]).  Jammer voor hen dat de christen-democraten en de communisten daar anders over denken.  De extreem-linkse groep valt zowat op elke bijeenkomst de socialistische partij en zijn voormannen aan.  Natuurlijk weten de communisten dat de socialisten een makkelijker prooi zijn dan de liberalen en de christenen[499]).  Bij de 'rode broeders' zijn wel leden te ronselen.

 

De Vlaams-nationalisten halen de laatste jaren heel wat stemmen in het arrondissement Ieper.  Enkel het kanton Mesen en vooral het kanton Wervik vormen een uitzondering op dit gegeven.  De oorzaak is te vinden in het groot aantal Waalse gemeentes in deze kantons.

De Vlaams-nationalisten van Wervik richten in 1927 een vakvereniging op en kunnen rekenen op maar 3 leden.  Ze zullen enkel deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen van 1932, de eerste na de staking van 1928.  Alleen al om dit feit mogen ze niet ontbreken.  De ideale manier om in een stad met veel textielarbeiders leden te werven (lees: stemmen te halen), is zich tijdens een staking positief op te stellen tegenover deze arbeiders.  Deelname aan de staking, zelfs maar vanuit de tweede lijn, is geen verkeerde beslissing geweest als in december 1928 blijkt dat het ledenaantal van hun vakvereniging gestegen is tot 51 en in 1930 zelfs tot 202[500]).  Ze hebben echter nooit hun stempel kunnen drukken op de beweging.  Dat doen de christen-democraten en de communisten.

 

De mannen van de firma Plovier die de ijzeren knoppen aan de veters bevestigen, leggen op 12 september het werk neer.  Zij eisen een loonsverhoging van 0,05 Frf per gros katoenen veters.  Het bestuur weigert die toe te staan.  Wanneer twee afgevaardigden van het Wervikse christen-democratische syndicaat zich melden, krijgen ze onmiddellijk te horen dat ze zich maar tot het Consortium moeten wenden.  Arbeiders die het werk niet gestaakt hebben, krijgen van het syndicaat de opdracht niet langer te werken[501]).

 

Emile Bostoen[502]), Arthur Destailleur en Martha Desrumeaux, ook wel 'la Vierge Rouge[503])' genoemd, komen in Comines (Fr. ) bijeen om de arbeiders toe te spreken.  De staking heerst op 18 september in de bedrijven Dalle en Plovier[504]).  De dag erop houden 200werknemers van de firma Vandermeersch op te werken[505]).

 

Op 20 september wordt het startsein gegeven van de algemene staking in de textielindustrie in het Noorden van Frankrijk.  Steden als Halluin, Roubaix, Tourcoing, Rijsel zijn bij het gebeuren betrokken.

In Halluin nemen de Franse communisten de leiding van de staking.  In Wervicq-Sud zijn het vooral de Belgen die het gros van de stakers uitmaken.  Het Wervikse christen-democratische syndicaat neemt het heft in handen.  Het arbeiderssyndicaat geeft het Consortium 24 uur de tijd om een algemene loonsverhoging van 0,50 Ffr. toe te staan in de bedrijven van Wervicq-Sud.  Onmiddellijk treedt de communistische partij hun christelijke 'collegae' bij in deze eis[506]).  Ook de socialisten volgen met gemengde gevoelens de andere syndicaten in de staking[507])

Voor de eerste maal in de geschiedenis van Wervicq‑Sud treedt het Consortium als instelling naar voren bij onderhandelingen.  Tijdens de vorige stakingen was het enkel maar de bestuurder die met de afgevaardigden van de syndicaten praatte.  Wellicht had de patroon, als hij aangesloten was, de steun van het Consortium maar nooit moeide hij zich in de discussie.  In 1928 liggen de kaarten anders en ligt heel de textielindustrie plat.  Deze instelling bundelt zijn krachten en verwerpt de eis tot loonsverhoging.  De algemene staking kan beginnen, 'Vive la grève des dix sous'[508]).

 

Op 21 september liggen negen textielbedrijven stil, enkel bij Vanrullen blijven de 90 Belgische arbeiders werken.  Tijdens een bijeenkomst in het Wervikse christen textielsyndicaat schetst men de situatie van de staking.

 

De textielbazen van Wervicq-Sud scharen zich achter de charismatische figuur Désiré Ley.  Hij meent dat de staking bestreden moet worden met alle mogelijke wettelijke middelen waarover hij beschikt.

Vijf dagen na het uitbreken van de algemene staking laat Ley de industriëlen van de geteisterde bedrijven uit Wervicq-Sud en Comines (F. ) een overeenkomst tekenen waarin ze unaniem verklaren de staking tot het einde te zullen weerstaan en geen enkele toegeving te doen aan de arbeidersorganisaties.

Om dit vol te houden stelt hij de patroons voor hun bedrijfskosten drastisch te verlagen[509]).

 

De propagandamachine van de communisten in Frankrijk draait op volle toeren.  De beleidslijn wordt bepaald vanuit de partijzetel in Rijsel.  De kernwoorden in hun verslagen zijn meetings, optochten en ordeverstoring[510]).

In Wervicq-Sud voeren vooral de communisten Martha Desrumeaux en Arthur Destailleur het hoogste woord, de laatste dan meestal in het Vlaams[511]).  Op geregelde tijdstippen komen ook Emile Bostoen en Gilbert Declercq hun woordje zeggen op de koer van Jules Depoortere, in de volksmond 'Scele Jules' genoemd.  Zij rekenen erop dat de stakers volhouden tot het bittere einde en spreken de hoop uit dat alles mag verlopen in alle sereniteit[512]).

 

Destailleur neemt het niet dat de burgemeester van Comines, Meurillon, en een onderpastoor van een parochie in Wervik onderhandelingspogingen ondernemen met de patroons.  De communisten verwijten de burgemeester van bourgeois, parasiet, hypocriet en als dat nog niet genoeg was, eveneens van jezuiet.  De poging om tot een vergelijk te komen mislukt.  De communisten zetten hun bijeenkomsten verder[513]).

 

In de streek betuigen een aantal bedrijven hun steun aan de stakers uit de textielindustrie.  Uit sympathie zullen de werknemers van de electriciteitsfabriek van Comines, die een groot deel van het Noord-Franse departement voorziet van electriciteit, het werk neerleggen[514]).

 

De druk wordt opgedreven wanneer een speciale eenheid van de Franse politie aankomt in Wervicq-Sud.  De rust wordt verstoord wanneer een politieagent zijn kunnen wil demonstreren aan zijn collegae.

'De mannen moesten binnenblijven in het café 'Au Drape Français' want de politie deed weer zijn ronde,' getuigt Valere Ramon, de zoon van de eigenaars van de drankgelegenheid.  'De agenten reden in groep door de straten.  Mijn moeder mocht wel buiten, de vrouwen werden niet verhinderd de straat op te komen.  Zo hadden ze het toch verteld.  Dus mijn moeder wandelde rustig door de straat om haar boodschappen te doen.  Plots dook een ordehandhaver te paard op achter mijn moeder.  De man liet het hoofd van zijn paard duwen in haar rug.  Op een bepaald ogenblik kon ze haar evenwicht niet meer houden en viel ze.  Dit gebeurde allemaal in het gezichtsveld van de mannen die in het café zaten.  Uiteraard pikten ze die situatie niet.  Ze liepen naar buiten en trokken de man van zijn paard.  We hebben met zijn allen, ja, ik was er natuurlijk ook bij, de agent geschopt en geslagen tot hij blauw zag.  Andere ordehandhavers kwamen aangedraafd en er werd er toen serieus in 'gekletst'[515]).

 

(3)De twijfel

Op 11 october 1928 troepen 800 christen-democratische stakers samen in de zaal in de Duivenstraat 86 om hun leiders te horen spreken.  Emiel Ghesquière, bijgenaamd 'Filten', en Arthur Houtte[516]) uit Halluin verkondigen dat de patroons van Wervicq-Sud[517]) niet bereid zijn de syndicaten te spreken[518]).

Onbegrijpelijk is de uitspraak van secretaris Ghesquière van het christen-democratische syndicaat, de dag erop, 'het is beter dat jullie het werk terug hervatten'.  Er rijst groot ongenoegen in de zaal en een aantal roepen 'Leve de staking' en zingen luidop de 'Internationale'.

Waarschijnlijk staat de secretaris onder druk van de geestelijkheid van Wervik en de ultra-katholieke partijgenoten.  Zij zien liever geen uitbreiding van de sociale onrust in hun parochie en hun stad[519]).  Uiteindelijk zal 'Filten' toch de kant kiezen van de arbeiders, vermoedelijk dankzij de steun van de christene textielcentrale in Gent[520]).

 

Bij de Wervikse zuiderbuur heerst halverwege october verdeeldheid onder de stakers.  Na een waarschuwing van Destailleur over de manoeuvers die de industriëlen zullen hanteren in de komende dagen om de arbeiders te lokken, stelt een vrouw de staking in vraag en verwijt ze de arbeiders een grote laksheid.  'De mannen durven niet opkomen voor hun mening.  Wie is voor de staking of is tegen', roept ze de menigte toe.  Arbeiders van het bedrijf Masurel in Linselles, ten zuiden van Wervicq-Sud, tonen zich bereid het werk opnieuw te hervatten, de andere aanwezigen negeren haar oproep[521]).

 

De staking begint in enkele Franse steden barsten te vertonen.  Journalisten melden gedeeltelijke werkhervattingen in Armentières, Madeleine en Lille.  Rond 11 oktober 1928 lijkt de textielstaking in Noord-Frankrijk zo goed als beëindigd te zijn, enkel de beweging in de Leievallei houdt stand[522]).

Halverwege oktober hervatten ook de arbeiders van Comines (F. ) het werk.  Beslissingen die genomen worden in de lintjesweverijen van Comines (F. ) hebben steeds een grote invloed gehad op de 'lintjesweverij Dalle' in Wervicq-Sud (ut supra).

Op 18 oktober is het niet anders als Albert en Gilbert Dalle hun deuren openen voor hun arbeiders.  De Franse rijkswacht krijgt de opdracht de arbeiders, waaronder 10 Belgen, te begeleiden tot de werkplaats.

Twee dagen later kunnen de eigenaars van de lintjesweverij tevreden zijn wanneer alle 289 werknemers zich melden, waaronder 105 Belgen[523]).  De staking is voor de heren Dalle en zijn werknemers na een maand al afgelopen.

 

In Menen kan men de socialistische burgemeester August Debunne geen echte voorstander noemen van de agitatie.  Hij beschikt niet over de middelen om een langdurige staking vol te houden.  De stadskas kan de lasten die de 'grève des dix sous' met zich meebrengt moeilijk dragen.  Daarnaast ziet hij een samenwerking met de communisten uit Halluin niet echt zitten[524]).

In Wervik kent men een heel andere situatie.  Daar zetelen de socialisten in de oppositie en aast de extreem-linkse partij uit Wervik op hun leden.  Maar ook de kas van de communisten laat langdurige stakingen niet toe, zal later blijken.  De socialisten van Wervik werpen het over een heel andere boeg.  Fier melden Henri Mahieu, secretaris van het socialistisch syndicaat van Wervik en Alfons Segier[525]), propagandist van de TACB dat ze een akkoord zullen sluiten met het communistisch syndicaat[526]).  Hierin verklaren ze dat ze zullen doorstaken tot 0,50 Ffr loonsverhoging toegestaan wordt.  Daarnaast wil het socialistisch syndicaat onderhandelingen aanknopen met het Consortium van Roubaix.  Tenslotte beloven ze hun leden 5 tot 22 Bfr. te blijven betalen, 'zelfs al duurt de staking 6 maanden'[527]).

 

De Vlaams-nationalisten duiken af en toe eens op.  Voor een honderdtal luisteraars houden ze bijeenkomsten in de Nieuwstraat in Wervik.  Hun eis is, zoals de andere stakende partijen, het bekomen van een loonsverhoging van 0,50 Ffr. in de firma's van Wervicq-Sud.  Hun aantal is te klein om van wezenlijk belang te zijn en ze hebben ook niemand, uitgezonderd enkele nationalisten uit Ieper, die hen steunt[528]).

 

(4)De agressieve politiek

De Wervikse communisten treden op 20 september onmiddellijk in de voetsporen van de christen-democraten als deze hun eis ingewilligd willen zien binnen de 24 uur (ut supra).  Hun houding tijdens bijeenkomsten is heel wat agressiever dan de andere partijen.  Hier zal Arthur Destailleur tot eind december, zoals in Wervicq-Sud, een voortrekkersrol spelen.  Hij krijgt steun van een Antwerps communist, Frans Morriens[529])

Laatstgenoemde houdt, wegens gebrek aan een lokaal, een meeting op de openbare weg.  Burgemeester Paul Leroux is niet opgezet met deze situatie en stelt prompt een samenscholingsverbod in[530]).

Op 26 oktober krijgen ze in de Bakkerstraat een veld van Oscar Aernoudt ter beschikking[531]).  Daar zullen de communisten, tot schrik van allen, zowat dagelijks oppositie voeren tegen diegene die de staking in de kiem trachten te smoren.  Vooral Morriens doet zijn best om de gemoederen van de arbeiders op de juiste momenten aan te wakkeren.

 

Bepaalde arbeiders beginnen het moeilijk te krijgen om te voorzien in hun levensonderhoud.  Eén van hen is een zekere textielarbeider Canniere.  Hij verklaart tijdens een bijeenkomst van het christen-democratisch syndicaat dat de staking ongeschikt is voor gezinshoofden.  De aanwezigen jouwen hem uit.  De communisten zien in deze persoon een list van het Consortium.  Op deze manier wil deze instantie de stakersbeweging breken.

Canniere wordt uit het syndicaat gesloten en kan op deze manier niet meer genieten van de 120 Bfr. die hij per maand uitgekeerd krijgt[532]).

In het café 'A la Bourse de Bruxelles' in Wervik onstaat een hevige discussie tussen voor- en tegenstanders van de staking.  Het gaat hier vooral om arbeiders van de firma Vanrullen.  De woordenwisseling ontaardt en de eigenaar van het café zet de mannen uit het café.  Op de Steenakker zetten ze de discussie verder maar de politie komt tussenbeide.  Onder de aanwezige oproerkraaiers bevindt zich Destailleur.

Op de bijeenkomst die volgt na de discussie verklaart hij dat dit een bewijs is dat de bedrijven een loonsverhoging van 50Franse centiemen zullen moeten toestaan.

Verkeerde conclusies om de arbeiders terug wat moed in te pompen. 

Ook de communisten komen in financiële problemen.  Om opnieuw wat geld in het laadje te krijgen, organiseren ze bals en concerten[533]).

 

In dezelfde periode brengt Paul Ferrant, directeur bij Cousin frères, verslag uit aan het Consortium over een onderhoud met politiecommissaris Maertens van Wervik.  De commissaris vindt de situatie niet meer houdbaar.  Hij is van mening dat er zonder versterking enorme problemen komen.  Hij stuurt aan op een gedeeltelijke werkhervatting.  Maar bij zo'n beslissing zouden de conflicten zeker escaleren tussen stakers en werkhervatters.  Maertens stuurt erop aan meer mankrachten te aanvaarden[534]).

 

De leiding van de socialistische beweging rekent op een andere manier om aan een loonsverhoging te komen.  Onderhandelingen en niet langer de staking zouden voor een oplossing moeten zorgen.  De staking brengt immers teveel lasten met zich mee.

Corneel Mertens, Belgisch socialistisch senator, leidt begin november een meeting in Wervik.  Hij verklaart dat het Consortium te sterk is voor de textielsyndicaten.  Gilbert Declercq, eveneens aanwezig op de bijeenkomst, vraagt of de senator voor of tegen de staking is.  Mertens twijfelt en antwoordt, zoals het een politicus past, naast de kwestie.  Hij hoopt enkel dat communisten en socialisten elkaar blijven volgen[535]).

 

Morriens denkt er anders over en valt de hem oude bekende[536]) Corneel Mertens onmiddellijk aan.  'De socialistische senator is een verrader van het werkvolk.  Hij is wel bereid zijn goedkeuring in de Senaat te geven om geweren toe te kennen aan de Belgische rijkswacht.  Ook al weet hij dat de rijkswacht de kant kiest van het patronaat,' zo schreeuwt de Antwerpse communist het uit[537]).

 

De textielpatroons hebben de woorden van Mertens goed begrepen en hopen dat ook de arbeiders dat doen.  Demeestere en Vanrullen vragen de toelating aan het Consortium de deuren van hun fabrieken te openen.  De toelating komt er en op 14 november profiteren alle werkgevers van deze beslissing[538]).

 

Gespannen kijken de arbeidersorganisaties toe hoe de stakende werklieden zullen reageren op de 'uitnodiging'.  Er heerst een nerveuze toestand in de stad.  De verdeeldheid begint te groeien tussen de stakende partijen.  De liberale en Vlaams-nationalistische vakorganisaties houden zich afzijdig in het hele gebeuren, de socialistische partij twijfelt aan de staking en stuurt aan op onderhandelingen en de christen-democratische en communistische organisaties houden elk op hun eigen manier vast aan de staking.

 

Het extreem-linkse en het christene syndicaat halen opgelucht adem als maar 195 arbeiders ingaan op de opening van de bedrijven[539]).  Emiel Ghesquière beslist een harde politiek te voeren en schort de uitkeringen van de werkhervatters op[540]).

Frans Morriens spuwt kritiek op de ordehandhavers.  Hun gewelddadige houding zint de Antwerpenaar niet en belooft de komst van de stakers van Menen als de situatie niet verandert.  Naast de ordehandhavers komt Paul Ferrant aan de beurt.  De directeur van Cousin Frères wordt beschuldigd van manipulatie.  Hij zou namelijk de oudere werknemers bedreigen als ze het werk niet vlug opnemen.

De dreigende woorden van de communist maken indruk op de politiecommissaris en hij eist een surplus aan mankrachten[541]).

 

Twee maanden na het uitbreken van de algemene staking gaat men een andere tactiek toepassen. 

Vandermeersch en Demeestere, twee textielpatroons zijn bereid elk een arbeidersdelegatie te ontvangen.

Eduard Vandermeersch belooft een opslag, maar dan enkel wanneer de arbeiders eerst terug het werk opnemen.  Demeestere weigert elke vorm van salarisverhoging en volgt daarmee nauwkeurig de orders op van Désiré Ley.  Op 11 november beveelt hij de industriëlen in een circulaire geen enkele toegeving toe te staan[542])

De dag na de delegaties bij Vandermeersch en Demeestere komen de firma's Cousin frères en Paul Plovier aan bod en ook zij reageren niet anders.

Ghesquière is nochtans van mening dat deze politiek de juiste is.  Daarmee treedt hij in de voetsporen van de socialisten die voorstander zijn van onderhandelingen maar hij wil de staking verderzetten tot alle eisen van de arbeiders ingewilligd zijn.

 

Op 20 november telt men 227 werknemers.  De fabrieksbazen zijn deze situatie beu.  Na een bijeenkomst in het Consortium in Roubaix besluit men de bedrijven opnieuw te sluiten, ditmaal tot 5 december.  Ondertussen beslissen de patroons van Wervicq-Sud en Comines (F. ) een interpatronale commissie op te richten.  Deze commissie zou over een zekere autonomie beschikken ten opzichte van het Consortium van Roubaix - Tourcoing.  De industriëlen willen zich duidelijk nog versterken tegen het arbeiderssyndicalisme.  Het contact tussen de verschillende patroons van Wervicq-Sud wordt op deze manier optimaler[543]).

 

Henri Mahieu verteert moeilijk de kritiek van de communisten.  Hij weet natuurlijk dat de jacht op zijn leden open is nu extreem-links zich niet meer gebonden voelt met de ideeën van de socialisten.  Mahieu verwijt de communistische partij dat zij enkel uit zijn op een kartel om zo te kunnen voldoen in de uitbetaling van hun stakende leden[544]).

Twee dagen daarna, op 4 december, dienen Morriens en de zijnen Mahieu van antwoord.  Het gevecht met de woorden tussen de socialisten en de communisten zal na de uitspraken van Mertens de hele strijd typeren.  Beste vriendjes worden ze in de eerste jaren niet.

Dezelfde dag feliciteert Morriens het christen-democratisch syndicaat dat de vergoeding voor de stakers verhoogd heeft.  Emiel Ghesquière wil niet toegeven aan de patroons zolang zij de 0,50 Ffr. loonsverhoging niet goedkeuren[545]).

 

Op 5 december openen de eigenaars van 'Tissage de Jute de la Lys', 'Vandermeersch', 'P. Plovier', 'Vanrullen', 'Cousin frères en 'Demeestere' hun deuren voor diegenen die willen werken.  De opkomst is povertjes[546]) en de christen-democraten en communisten kunnen tevreden zijn over hun arbeiders.

Ghesquière deinst er niet voor terug heftige woorden in de mond te nemen.  'Wij zullen het paternalistische blok van uitzuigers en marionetten van het Consortium eens een lesje leren.  Hoe langer de staking duurt, hoe hoger de uitkering zal worden,' belooft hij de stakers.

 

Ontgoocheld sluiten de patroons opnieuw hun deuren, dit maal tot 20 december 1928.  De industriëlen van Wervicq-Sud, aangevoerd door Ley, wensen het Belgisch christelijk syndicaat te vloeren. Het Consortium gaat in de tegenaanval[547]).  De getroffen firma's zullen 6000000 Ffr. ontvangen op de dag van de volgende opening.  Dit bedrag moeten ze dan onder elkaar verdelen[548]).

 

Twee dagen na zijn krasse uitspraken, schrijft Ghesquière Désiré Ley een uitnodiging tot onderhandeling.  De secretaris van het Consortium is bereid om te praten met de gesyndiceerde arbeiders, niet met het syndicaat zelf[549]).

 

Na het opschorten van de uitkering voor werkhervatters, gaat Ghesquière een stapje verder.  'Oproep aan alle stakers! Jullie moeten zich inzetten om de namen van de verraders te geven en hen kenbaar te maken aan de leiders van onze syndicaten die hen openlijk zullen 'brandmerken'.  Wij zullen de namen van de werkhervatters op een affiche bekend maken.  Na de bekendmaking zullen ze uit het syndicaat gezet worden,' meldt de secretaris tijdens een vergadering[550]).

 

Ley schrijft op 11 december een tweede brief aan Ghesquière.  Die maakt de brief over aan zijn leden tijdens een vergadering.  De arbeiders zouden volgens het Consortium het werk moeten hervatten zonder enige winst te boeken.  Unaniem stemmen de aanwezigen voor de verderzetting van de staking[551]).

Het syndicaat kan op de onvoorwaardelijke steun rekenen van zijn leden.  Op deze manier staat Emiel Ghesquière sterk in zijn schoenen.  Hij twijfelt er dan ook niet aan een week later de namen van de werkhervatters te afficheren.

De patroons laten de sirenes loeien om zo werkvolk te lokken maar steeds minder mensen durven te reageren.  Zij zijn bang voor de vergeldingsacties[552]).

 

Zoals beloofd openen de industriëlen, na een gezamenlijke beslissing in het Consortium van Roubaix - Tourcoing, nog maar eens hun firma's.  Het aantal arbeiders dat de weg terugvindt naar de werkplaats groeit van 288 op 20 december 1928 tot 365 vier dagen later.  Niet slecht als men bedenkt dat bij de vorige opening net geen 200 werknemers reageerden en dat het christen syndicaat dreigt met de affichering van werkhervatters[553]).

 

De situatie begint hachelijk te worden.  De feestdagen staan voor de deur en het feestmaal waar ieder jaar tijdens Kerstmis voor gezorgd wordt, komt in het gedrang.  De stakersuitkering laat geen extraatjes toe.

Ook de politie is in groten getale aanwezig op straat.  De plaatselijke politiecommissaris heeft zijn troepenmacht de opdracht gegeven geplande manifestaties te breken.  De syndicaten waarschuwen hun leden om zich in groepjes te verspreiden om zo het samenscholingsverbod te omzeilen[554]).

Op 21 december vaardigt de Belgische overheid een koninklijk arrest uit dat de uitwijzing eist van Martha Desrumeaux en Arthur Destailleur.  Zij worden verplicht het land te verlaten binnen de 48 uur omdat ze het te bont maken tijdens de vergaderingen.  De politie ziet graag de Franse communistische oproerkraaiers verdwijnen uit het Wervikse straatbeeld.

Martha Desrumeaux verlaat, onder dwang van de rijkswacht, het Werviks grondgebied[555]).  De zieke Destailleur moet hetzelfde lot delen als zijn communistische collega maar hij wordt met meer vertoon de grensbrug overgebracht[556]).

 

Het stedelijk politiekorps bereidt zich voor op een woelige periode en ontvangt op tweede kerst 25 rijkswachters.  Zij moeten zorgen voor de rust in de stad[557]).  Voor Morriens levert dit het bewijs dat burgemeester Paul Leroux tegen de arbeiders is.  Hij wil de arbeiderseenheid breken.  De sprekers in het Vlaams-nationalistisch syndicaat roepen de stakers op tot kalmte.  'Deze mensen [25 rijkswachters] komen enkel om hun dienst te doen, hun brood te verdienen.  Zij hebben ook kinderen en vrouwen die ze moeten voeden.  Wij hopen dat ze hun werk op een voortreffelijke manier zullen uitvoeren. '[558])

 

(5)De terloopse evaluatie

Tijd om eens te overlopen hoe de situatie geëvolueerd is sinds september 1928. 

Bij het christen-democratisch syndicaat, met Ghesquière voorop, start de hele stakingsbeweging.  Door druk van buitenaf twijfelt de secretaris, maar één of andere impuls sterkt hem en zet de bijeenkomsten in de Duivenstraat voort.  Tegenover de werkhervatters voert hij een harde politiek maar zijn toespraken lijken minder agressief dan deze van de sprekers uit de Bakkerstraat (nvdr. de communisten).

 

De communisten zullen in navolging van hun Franse collegae van Halluin meestrijden voor 'les dix sous'.  Hoewel de christene syndicalisten het heft in handen hebben genomen, voeren zij gedreven propaganda tegen alles wat tegen de strijd is.  Arthur Destailleur leidt de communisten in het gebeuren in Wervicq-Sud.  Het epicentrum van de extreem-linkse beweging verhuist eind october naar het veld van Aernoudt.  Zij plaatsen er een tent en voeren er heftig oppositie tegen de patroons, de ordediensten en de socialisten.

 

De socialisten vinden de periode ongepast om een stakingsbeweging te starten.  Toch volgen ze en geven ze een uitkering aan hun leden.  Tot grote ergernis van Mahieu krijgen zij de volle laag van de communisten.  Alles komt in een stroomversnelling wanneer senator Mertens in Wervik komt spreken over de onmacht van de stakers tegenover het Consortium.  Al snel worden de socialisten aangewezen als de stakingbrekers van 1928.  Eind december zou een afgevaardigde van de socialistische textielcentrale van België een gesprek hebben met Désiré Ley[559]).  Dit ligt in de lijn van hun politiek om een oplossing te vinden door onderhandelingen te voeren met de werkgevers.

 

Een rol in het gebeuren is nauwelijs weggelegd voor de Vlaams-nationalisten.  Op een passieve wijze steunen zij de staking door een uitkering te betalen aan de stakende leden.  Af en toe duiken de Vlaams-nationalisten in de Nieuwstraat op om een bijeenkomst te houden.

 

Het Consortium van Roubaix leidt de patroons van Wervicq-Sud.  Door deze steun hebben de industriëlen niets te vrezen.  Maar toch willen zij de werkhervatting en stellen zij alles in het werk om de arbeiders terug aan het werk te zetten.  Verschillende keren openen ze de deuren van hun bedrijven en laten ze de sirenes loeien om arbeiders te lokken.  Niets helpt en de werkhervatting blijft uit.  Bij de laatste opening begint het aantal werkhervatters toch te stijgen.  Wordt dit het keerpunt van 'la grève des dix sous'?

 

(6)De aanval en de onderhandelingen

Het communistisch syndicaat jut de stakers op en een deel van hen zet de woorden van hun leiders om in daden.

Een twintigtal stakers houdt eind december permanent de wacht aan de huizen van de textielpatroons.  Op deze manier hopen ze te verhinderen dat hun gezinnen bevoorraad worden.

De stakers roepen de plaatselijke handelaars tevens op niets te verkopen aan de werkhervatters.

 

De angst groeit bij de mensen die rechtstreeks of onrechtstreeks iets te maken hebben met de staking.  Sommige stakers schrikken er niet voor terug om huizen te bekladden met teer of om ramen in te werpen[560]) als het hen niet zint.

De eigenaar van cinema Olympia heeft dit begrepen en hangt een affiche aan de ingang van de bioscoop.  Werkhervatters zijn niet langer welkom in zijn etablissement[561]).

 

Maandenlang staken eist zijn tol.  Veel arbeiders moeten het stellen met gekookte aardappelschillen, niet de eerste keuze voor het avondmaal[562]).

De communisten trachten deze problemen te omzeilen door hun kinderen te laten vertrekken naar veiliger oorden [?].  De kost die de kinderen met zich meebrengen, valt zo weg.  Het geld kan volop besteed worden aan de levensmiddelen die nodig zijn voor de stakende man en zijn vrouw.

Hun kinderen worden niet langer geconfronteerd met het strijdgewoel[563]).

 

Op 11 januari 1929 raden de leiders van het socialistisch syndicaat hun leden aan het werk op te nemen als de patroons hun deuren terug openzetten.

De uitgeputte kas laat geen hoge stakersvergoeding meer toe en daarom beslist het socialistisch syndicaat dat de uitkeringen met 25 % moeten dalen vanaf 19 januari[564]).

Dit zorgt voor heftige reacties vanuit het communistische en christen-democratische kamp.  De leiders van de christene textielcentrale van België publiceren in hun krant een open brief aan de socialistische centrale.  Zij veroordelen de socialistische voormannen hun leden te ontmoedigen, ook al strijden zij al maanden tegen verdrukking en honger[565]).

 

Het geweld escaleert.  Mensen die de oproep van de socialisten positief durven te beantwoorden, krijgen het hard te verduren.  In andere steden is het werk al geruime tijd hervat en ook in Wervicq-Sud zijn de bedrijven nog steeds open.  De patroons halen de werknemers, die vooral uit de streek van Ieper en Poperinge komen, met 'camions' af aan het station in Wervik.  De stakers pikken het niet dat deze verraders hun werk durven over te nemen terwijl zij vechten voor een hoger loon en betere arbeidsomstandigheden.

Deze onvrede mogen de 'vreemdelingen' voelen als ze op 17januari van de trein stappen.  Zij worden 'vriendelijk getracteerd' op een aanval van sneeuwballen.

Minder onschuldig is de gebeurtenis tijdens dezelfde nacht van het sneeuwballen-incident.  Om 4 uur werpen enkele mannen het raam van een weduwe Desrumeaux kapot[566]).  Nog een tweede gezin moet er tijdens dezelfde nacht aan geloven[567]).

Vandermeersch dient klacht in nadat nog eens twee deuren van zijn werknemers met teer beklad werden[568]).

 

Ook het socialistisch syndicaat moet het ontgelden[569]).  Eind januari bestormen extreems-linkse sympathisanten het 'Volkshuis'.  Jozef Coole[570]) die er een toespraak over de besproken patronale voorstellen hield, moet vluchten.  Volgens Henri Mahieu is Morriens de schuldige in het hele gebeuren[571]).  Volgens de Antwerpenaar echter daagt Mahieu de massa uit.  Hij voelt zich gesterkt door de aanwezige gendarmen[572]).  Het zoveelste woordenspel in hun kranten.

Om de socialisten in de toekomst te beschermen, zullen de rijkswacht de uitbetaling van hun stakers bijwonen om zo aanvallen van hun tegenstanders te verhinderen.

 

Anders dan de communisten, trachten de christen-democraten tot een echte oplossing te komen.  Zij zien de ernst van de situatie in en zien dat de patroons onwrikbaar vast blijven houden aan de afspraken met Désiré Ley (ut supra).

Ghesquière meldt eind januari dat de leden het werk moeten hervatten als in de Frans-Wervikse bedrijven een arbitraire commissie samengesteld mag worden.  Deze zou moeten bestaan uit een vertegenwoordiger van de Franse regering, een vertegenwoordiger van het patronaat en een vertegenwoordiger van de arbeiders[573]).  Ley keurt het voorstel af.  Volgens hem wil Ghesquière op deze manier enkel een loonsverhoging van 0,50 Ff. afdwingen van het Consortium[574]).

 

De secretaris van het christene syndicaat moet niet alleen de afkeuring van Ley incasseren, maar ook een aantal slagen die hem begin februari toegediend worden door enkele onbekende individuen[575]).  Wat hun motief is, is moeilijk te achterhalen.  Verschillende groepen kunnen ontevreden zijn.  Arbeiders die geen uitkering meer krijgen na de opschorting van hun stakersvergoeding, communisten die in de onderhandeling met Ley een verraad zien of socialisten die de bestorming van hun lokaal nog steeds niet kunnen verkroppen.

 

Het hoger echelon van de Belgische christen-democratische textielcentrale gaat zich nu op het voorplan stellen. 

Zo biedt Emiel Verheeke, schatbewaarder van de Belgische federatie van de christen-democratische syndicaten, de gesyndiceerden de mogelijkheid om zich in te schrijven voor een plaatsing in een Belgisch bedrijf[576]).

Wanneer de patroons van Wervicq-Sud de salarissen op dezelfde koers willen brengen als die van Roubaix - Tourcoing[577]), laat Gaston Bossuyt, Belgisch senator en directeur-generaal van de christen-democratische partij zijn welwillendheid over deze beslissing.

Onmiddellijk wordt een vergadering voorzien tussen Eugène Vandermeersch, vertegenwoordiger van de Wervikse patroons en Gaston Bossuyt want de idustriëlen hopen op een werkhervatting op zaterdag 16 februari 1929.

Jammer voor Vandermeersch maar de senator wil enkel naar het Consortium als Henri Pauwels, secretaris-generaal van alle christen-democratische syndicaten of Vital Depraetere van de Belgische centrale meekan.  De bijeenkomst wordt eerst uitgesteld tot 13 februari en uiteindelijk tot het eind van de week[578]).

Ley keert de christen leiders de rug toe nadat hij vernomen heeft dat Ghesquière tijdens een bijeenkomst het Consortium besmeurde met roddels[579]).  Verdere bemiddelingspogingen tussen de twee syndicaten hebben op deze manier (op dat moment) geen nut meer.

 

De werkgevers van Wervicq-Sud leggen zich niet bij deze situatie neer.  De politiecommissaris van Wervik, burgemeester Leroux en Vandermeersch komen in het Consortium in Roubaix samen.  Ze stellen nieuwe barema's op die, zonder dat ze de syndicaten passeren, aan de arbeiders bekend gemaakt moeten worden.  Enkel Cousin frères en vooral Paul Ferrant wilen deze nivellering niet toepassen.  De politie en de burgemeester zijn aanwezig op deze vergadering om de veiligheid te verzekeren van de arbeiders die opnieuw willen werken[580]).

 

De communisten gaan tijdens deze periode gewoon door op hun elan.  De aanklacht tegen het brutaal gedrag van de Belgische rijkswacht, de kritiek op de Belgische en Franse regering voor hun passiviteit tegenover het geweld en het belachelijk maken van het socialistisch textielsyndicaat vormen de hoofdmoot van hun bijeenkomsten.

Zij verhuizen van de tent in de Bakkerstraat naar een café in de Molenstraat[581])

 

Morriens roept op tot geweld tegen de 'sluwe vossen' die het werk hervat hebben.  Incidenten volgen elkaar tijdens de volgende dagen in razendsnel tempo op.

De rijkswacht, die op de hoogte is van de oproep van de communisten, heeft de Stationplaats bezet om de arbeiders te beschermen. Ondanks de talrijk aanwezige rijkswachters ontstaan er schermutselingen als de arbeiders van de trein stappen.  Onder het geharrewar valt er een gewonde.  De ordediensten zijn het beu om telkens opnieuw uit te rukken tegen Morriens en zijn communisten.  Zij stellen 2 processen-verbaal op tegen de Antwerpenaar en er worden ook voorstellen gedaan om Gilbert Declercq, Emile Bostoen en Cornette, de communisten uit Halluin, het land uit te zetten[582]).  Een dag later wordt een 18-jarig meisje, Maria Lagae, in Wervik opgepakt voor haar rebelse houding en voor opzettelijke slagen en verwondingen aan een agent.

Tijdens de nacht van 8 op 9 maart gieten enkele onbekenden benzine over de rolluiken van mevrouw Prouvosq en steken die in brand.  De buren merken de vuurhaard op en verwittigen de vrouw en haar kinderen.  Met enkele emmers water wordt de brand bedwongen.  De vrouw wordt door sommige stakers geviseerd omdat zij, samen met haar zoon; het werk hervat heeft bij de firma Vanrullen en haar dochter bij de firma Demeestere[583]).

 

(7)De eindmeet in zicht

Halverwege maart komen de gesprekken, op aandringen van Eugène Vandermeersch, tussen de christen-democraten en het textielconsortium van Roubaix opnieuw op gang.  Wanneer Désiré Ley een einde wil stellen aan de staking in Wervik, is hij wel verplicht contact te houden met het grootste syndicaat van Wervik. 

Ondertussen is het aantal werkhervatters opgelopen tot 461 en wordt de druk op de schouders van de arbeiderssyndicaten opgevoerd.  Vermoeid en uitgehongerd hopen de arbeiders zesmaand staken op een oplossing.

Ley stelt op 28 maart 1929 aan Emiel Verheeke en 35 leden van het Wervikse syndicaat voor om eerst het werk te hervatten en daarna de besprekingen over loonsverhoging en arbeidscondities aan te vangen.  Na een beraadslaging van de arbeidersdelegatie, geeft zij de goedkeuring over het voorstel[584]).

Twee dagen daarna luisteren honderden werklieden naar hun voormannen in de feestzaal in de Duivenstraat.  Zij brengen verslag uit over de bijeenkomst in het Consortium en verkondigen de werkhervatting voor dinsdag 2 april 1929.

'De blikken zijn opgeruimd.  De zorg verdwijnt uit de ogen van de arbeiders. '[585])

De mensen zijn inderdaad blij dat alles afgelopen is maar dat de zorg verdwijnt valt te betwijfelen.  Maandenlang staken eist zijn tol, zowel op moreel als op financieel vlak.  Mensen zijn opgelucht dat ze opnieuw voor geld in het laatje kunnen zorgen.

Maar gelukkig kan men ze onmogelijk noemen na zeven maand strijd zonder resultaat.  Sommigen onder hen raakten tijdens de staking in de miserie.  Een deel van hen grijpt na de staking naar de fles en hun gezin ondergaat de gevolgen hiervan[586]).

 

Deze onderneming van de christen-democraten zint de communisten niet.  Hun voorman Morriens wordt eind maart vervolgd in de correctionele rechtbank van Ieper[587])

Enkele extreem-linkse rakkers dringen de feestzaal binnen en trachten amok te maken maar zij moeten de duimen leggen voor de christelijke werkmakkers[588]).

Voor zowel de Franse als de Belgische communisten is het duidelijk: door verraad van de socialistische en christelijke leiders is de staking afgelopen[589]).

 

Op 4 april 1929 wordt de werkhervatting als algemeen beschouwd[590]).  Slechts enkele communisten willen de staking voortzetten maar hun beweging is te klein om deze vol te houden[591]).

Vele van hen worden na de staking de deur gewezen[592]).  De christelijke patroons houden niet van goddeloze oproerkraaiers.

 

(8)De staking in dienst van de wetgevende verkiezingen van 1929

De christen-democraten en de communisten hebben uiteindelijk de strijd verloren tegen het Consortium.  Corneel Mertens had gelijk toen hij zei dat de arbeidersorganisaties niet opgewassen zijn tegen de kracht van het Consortium.

De socialisten hadden enigszins gelijk om te twijfelen aan de strijd.  Toch hebben ze leden verloren aan de verschillende syndicaten.  Vooral de communisten onthalen de 'overlopers' met open armen.  Ontevreden of uitgesloten socialisten zoals Oscar Lacroix, Leopold Baelen en Julien Braem vinden hun geluk bij de communistische partij en zullen heel actief meewerken om de extreem-linkse partij uit te bouwen.

 

'La grève des dix sous' was een politieke strijd.  Vlaams-nationalisten en vooral communisten wilden vooral sympathisanten winnen.  Dat de opdracht voor extreem-links gelukt is, blijkt uit de woorden van Julien Braem die meldt dat het ledenaantal boven het 100-tal gestegen is terwijl voor de staking maar een 20-tal mensen ingeschreven waren[593]) (ut supra).

De aandacht ging voor mensen als Frans Morriens uit naar de kamerverkiezing van 26 mei 1929.  Als 1ste kandidaat voor de Kamer in het arrondissement Ieper moest hij zeker aan sympathie winnen tijdens de staking[594]).  De Antwerpenaar had zonder twijfel een enorm voordeel met zijn redenaarstalent.  Hij kan zijn tegenstrever overtreffen met woorden.  Daar ligt zijn pluspunt.  Maar de minpunten blijken uit het feit dat hij bij de verkeerde partij en in het verkeerde arrondissement zit om veel stemmen te halen.  Enkel de 'industriesteden' uit de grensstreek hebben oor naar de revolutionaire arbeidersstrijd. 

Voor de eerste maal in het arrondissement strijden de communisten om een zetel in de Kamer.  Ondanks de gedreven strijd en het stijgend ledenaantal in Wervik moeten ze het stellen met 689 stemmen waarvan 493 of 71 % van de stemmen uit het kanton Wervik.

 

De socialisten krijgen het deksel op de neus.  Hun afzijdige houding heeft ervoor gezorgd dat veel mensen de socialistische partij de rug toekeren.

In 1925 haalden ze nog 6323 of 21,9 % van de stemmen en sprak men van een overwinning.  In 1929 blijken ze een groot deel van hun populariteit bij het arbeidersvolk verloren te hebben.  In het arrondissement Ieper zakt de socialistische partij tot 5071 of 16,3% van de stemmen.  Het verlies is duidelijk merkbaar in het 'industriële' kanton.  Tijdens de vorige verkiezingen haalt de B. W. P. nog 2242 of 35,2% van de stemmen terwijl ze het in 1929 moet stellen met 699 stemmen minder (of 27,7 % van het totaal aantal stemmen).

 

Opvallend is de stijging van de Frontpartij.  Hoewel ze in 1929 de grootste partij van het arrondissement Ieper is met 9492 stemmen, blijkt het kanton Wervik niet te volgen in deze evolutie met slechts 1061 stemmen[595]).  De 'deelname' aan de staking van 1928 - 1929 werpt toch zijn vruchten af want ze haalt in het kanton 15 %.  Ondertussen hebben ze in Wervik, de grootste stad van kanton, hun diensten voor de arbeiders uitgebreid.  In 1927 hebben ze het syndicaat 'Helpt elkander' opgericht en een jaar later de mutualiteit 'De Broederliefde'.  Zoals bij de communisten zal het ledenaantal van het syndicaat in de maanden na de staking gestaag toenemen.  In 1927 startten ze met 3 leden, in december 1928 waren dit er al 51 en 1930 telt men er 202[596]).

Maar toch moeten ze echter nooit rekenen op groot succes, zoals zal blijken uit de gemeenteraadsverkiezingen van 1932.  De arbeidersbewegingen en de sociale thema's leven te sterk in de nijverheidsstad.  De grensarbeiders zijn moeilijk te overtuigen voor de Vlaamse noden.

 

Over de liberale partij kan men weinig kwijt.  Ze blijven hangen onder de 10%.  Enkel de communistische partij laat ze achter zich.

In het arrondissemt Ieper lukt de alliantie van christen-democraten en katholieken niet zoals dat tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in Wervik gebeurt.  Daarom blijken de afzonderlijke christene partijen niet sterk genoeg om de fronters te verslaan.  Met 5793 stemmen neemt ze de derde plaats in en moet ze de rijkere katholieke partij laten voorgaan.  Zij halen 7225 stemmen, 2267 meer dan de 'fronters'.

 

De grotere verliezers zijn de socialisten.  Zij verliezen een zetel aan de Vlaams-nationalisten zodat zij twee zetels hebben.  De katholieke partij behoudt zijn zetel[597]).

 

De wetgevende verkiezingen zijn nauwelijks afgelopen of de provinciale verkiezingen staan voor de deur.  Op 9 juni 1929 moeten de stemgerechtigden opnieuw naar de stembus.  De Wervikaan Henri Mahieu leidt de socialistische lijst.  In 1925 had de B. W. P. 2 zetels veroverd in de provincieraad en kwam zo naast de katholieke partij.  Maar de uitslagen in de provincieraadverkiezingen bevestigen de resultaten van de wetgevende verkiezingen.  Opnieuw moeten de socialisten een zetel prijsgeven aan de 'fronters'.  Zo moeten ze het stellen met één afgevaardigde, namelijk Henri Mahieu.  De katholieke partij en de christen-democraten hebben de katholieke alliantie vaarwel gezegd en strijden elk apart.  De weerslag is te voelen in de zetelverdeling.  Ze moeten het stellen met elk één zetel.  De machtigste partij in het arrondissement Ieper is en blijft de frontpartij die nu twee zetels toegewezen krijgt[598]).

 

(9)De sociaal-economische nabesprekingen

Met alle drukte rond deze verkiezingen zou men haast de gevolgen van de staking van 1928 vergeten.

De arbeiders hebben het werk hervat met de belofte dat er besprekingen zouden volgen over de tarieven.

Op 1 juni 1929 komen de arbeidersafgevaardigden van de christelijke Centrale Verheecke en Bossuyt, de secretaris van het christelijk syndicaat van Wervik Ghesquière en de afgevaardigde van het 'Union Patronale de Wervicq' Ley samen om de arbeidsvoorwaarden en de lonen definitief vast te leggen[599]).

 

De arbeiders hebben maanden gestreden voor een hoger loon en wat blijkt met de nieuwe loontarieven? Uitgehongerde, moegestreden werknemers moeten zelfs nog enkele centiemen opofferen[600]).

 

De arbeidsduur wordt vastgelegd op 48 uren.  De arbeiders moeten eveneens een uur bijrekenen voor het wekelijks onderhoud van de fabriek.  De patroons mogen naast de verplichte middagrust, 'smorgens en 's avonds een onderbreking invoeren van 10 minuten.  Deze pauzes worden niet uitbetaald en de dagtaak wordt automatisch met 20 minuten verlengd.

De uurlonen worden, daar waar het mogelijk is, vervangen door stuklonen.  Er wordt wel een garantie ingevoegd dat de daglonen, na invoering van stuklonen, niet lager zullen liggen dan vroeger wanneer de uurlonen in voege waren.

De arbeiders die niet voldoen aan de eisen en waarvan hun prestatie ondermaats is, zullen mogen verplaatst of afgedankt worden[601]).

Daar knelt het schoentje.  De arbeiders worden opnieuw overgeleverd aan de grillen van hun oversten.  Hoe controleert men zoiets? Wie beslist of iemand niet voldoet aan de eisen van de werknemer?

Zo ontstaan er ongetwijfeld misbruiken.  In de katholieke fabrieken als Dalle controleren katholieke meestergasten de wevers.  Wanneer een arbeider bijvoorbeeld tijdens de staking teveel gaan luisteren is bij de communisten, verdenken ze hem al als communist.  Komt de katholieke meestergast dit te horen, dan moet de arbeider niet langer rekenen op sympathie[602]).  Natuurlijk moet men er zich van bewust zijn dat men niet mag veralgemenen.

 

Opvallend is dat de partijen in hun kranten geen woord wijden aan de resultaten van de onderhandelingen van 1 juni 1929.  Ze hebben het veel te druk met de verkiezingen van 1929.

Ondertussen hebben de patroons zich verenigd in een patroonsverbond van Wervicq-Sud.  Tijdens de voorgaande agitaties moest de patroon het nog voor zichzelf opnemen.  Nu wordt hij bijgestaan door de secretaris van het patroonsverbond.  Désiré Ley die tevens zetelt in het Consortium van Roubaix neemt deze taak tijdelijk op zich.  Later neemt een zekere Maréchal als directeur van het Patroonsverbond van Wervik de leiding in handen[603]).

Het wordt een stevig blok tegen de sterke, groeiende arbeidersorganisaties van Wervik.

 

Niet alleen voor de arbeiders maar ook voor de patroons is de staking van 1928‑1929 een financiële nachtmerrie.

In december 1928 hebben ze 6000000 Ffr. gekregen van het Consortium die ze onder elkaar moesten verdelen.  Nu is de tijd aangebroken dat ze het bedrag terugstorten.  In december 1929 krijgen ze de opdracht om de eerste schijf terug te betalen[604]).  Eind 1931 krijgen de patroons nog steeds de opdracht de nodige leningen terug te storten.  Zij worden ieder jaar nog geconfronteerd met de agitatie van eind 1928, begin1929[605]).

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[350])HIRSCH EN SAUVY, Op. Cit. , p. 28 & MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , p. 154.

[351])HIRSCH Anita & SAUVY Alfred, Op. Cit. , p. 81.

[352])CLAES Ernest, Tussen de twee wereldoorlogen, Aartselaar, Uitgeverij de Keyser, 1984, pp. 59‑65 & WITTE Els, CRAEYBECKX Jan en MEYNEN Alain, Op. Cit. , p. 188.

Leo Michielsen schrijft in zijn boek over de verwerping van het handelsakkoord met 95 stemmen tegen 79.  De regering zou na deze parlementaire stemming ontslag moeten nemen.  Theunis moet echter wel zelf instaan voor de vorming van een nieuw kabinet.  Het nieuwe kabinet is niet meer dan een voortzetting van het vorige.  (MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , p. 279)

[353])De gepensioneerde grensarbeiders van Wervik spreken altijd over het 'billet van 42 sous', niet over het 'feuille de 46 sous'.  (o. a. Interview met Camiel Lewille, 22/01/1999)

De wet op de registratie is een uitbreiding van de wet van 1893 op de vreemde arbeiders die zich gingen vestigen in Frankrijk.  (ut supra)

[354])THEYS Juliaan, Op. Cit. , p. 37‑38 & DECLERCQ J. , Op. Cit. , p. 311.

[355])West-Vlaanderen en het grensarbeidersvraagstuk.  Verzamelingen dokumenten, Brugge, W. E. S. , 1957, p. 13.

[356])La main-d'oeuvre frontalière dans le Nord de la France, s. l. , Presses universitaire de France, 1949, pp. 47‑48 & LENTACKER Firmin, Geographie industrielle et frontière Franco-Belge, s. l. , s. n. , 1956, p. 269.

[357])Interview met Camiel Lewille, 22/01/1999.

[358])THEYS Juliaan, Op. Cit. , p. 122.

[359])AMSAB, 583. 20/010, Les travailleurs frontaliers de Belgique dans le département du Nord, april 1965.

[360])LENTACKER Firmin, Les frontaliers dans la région du Nord, s. l. , s. n. , 1959, p. 475.

[361])CAMT, 1996 110 252, Nota, 04/01/1922 & Journal de Roubaix, 31/12/1921.

[362])ADN, 208/124, Commissaire Spéciale Richelmi au Préfet du Nord, 21/03/1923.

Deze uitspraken dateren wel uit een economisch gunstiger periode dan 1921.

[363])SAUVY Alfred en HIRSCH Anita, Op. Cit. , p. 81.

[364])De wet wordt jammergenoeg niet toegelicht zodat de juiste inhoud niet gekend is.  (ADN, M 605/19, Lettre du directeur de l'office régional de la main-d'oeuvre au secrétaire général de la préfecture du Nord, 23/04/1934.

[365])'De Belgische grensarbeiders zijn die arbeiders die werken in nijverheids-, handels- of landbouwinrichtingen gelegen in Frankrijk terwijl ze hun woonplaats in België houden waar zij elke dag of elke week terugkeren. ' (Geciteerd uit: Bestuursmemoriaal. Provincie West-Vlaanderen, Brugge, s. n. , 1929, p. 322)

[366])Id. , p. 323.

[367])DECLERCQ J. , Op. Cit. , p. 293.

[368])THEYS Juliaan, Op. Cit. , p. 37‑38 & LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 276.

[369])Het inwonersaantal van 10 Belgische grensgemeenten (Mouscron, Menin, Rekkem, Herseaux, Dottignies, Wervik, Comines (B. ), Warneton, Ploegsteert en Estampuis) stijgt, ondanks de verbeterde verkeersmogelijkheden, tussen 1920 en 1940 met 40%.  De stijging heeft vooral plaas tijdens de jaren 1920.  En dat terwijl de 12 gemeentes uit de Franse grenszone (Roubaix, Wattrelos, Tourcoing, Neuville-en-Ferrain, Halluin, Bousbecque, Wervicq-Sud, Comines-France, Deûlémont, Frelinghien, Houplines en Armentières) maar een stijging kennen van 4%.  (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 276en p. 420)

[370])SAUVY Alfred en HIRSCH Anita, Op. Cit. , deel I, p. 67‑68.

[371])THEYS Juliaan, Op. Cit. , p. 122.  De Franse arbeiders genieten als sinds 5 april 1928 van de Franse wet op de sociale verzekeringen.  (DECLERCQ J. , Op. Cit. , p. 296)

[372])WITTE Els, CRAEYBECKX Jan en MEYNEN Alain, Op. Cit. , p. 176.

[373])VANTHEMSCHE Guy, Arbeid in België tijdens de jaren '30, in: De massa in verleiding.  De jaren '30 in België, s. l. , ASLK - Ludion, 1994, p. 163.

[374])VANHAUTE Eric, Op. Cit. , p. 87.

[375])MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , pp. 285‑286.

[376])TIPTON Frank B. en ALDRICH Robert, An Economic and Social History of Europe, 1890 - 1939, London, MacMillan Education Ltd. , 1987, pp. 181‑182 & THEYS Juliaan en VANNESTE Olivier, Westvlaamse grensarbeiders in Noord-Frankrijk.  Analyse van een kwantitatief en kwalitatief onverzoek, Brugge, W. E. S. , 1964, p. 9.

[377])VANHAUTE Eric, Op. Cit. , p. 88.

[378])In 1924 overschrijdt het bevolkingsaantal, dankzij de grote inwijking in 1923, het vooroorlogse aantal.  1225 mensen melden zich in dat jaar om zich te mogen vestigen op Werviks grondgebied.  (DEFRANCQ R. , Op. Cit. , p. 127)

[379])SAW, Algemene Briefwisseling 1914‑1935, Ongeadresseerde brief, 22/08/1922&DECLERCQ Guido en VANNESTE Olivier, Op. Cit. , p. 23.

[380])Vanuit deze sectie van de stad lieten de Duitsers hun materiaal opladen op wagons en vervoeren naar de frontlinie in o. a. Kemmel. (Interview met Gerard Decherf, 19/01/1999.

[381])Id. , 22/08/1922.

[382])Privé-collectie Roger Verbeke, Kijk op Wervik, s. d.

[383])SAW, Algemene Briefwisseling 1914‑1935, nota van het stadsbestuur van Wervik, 1922 & 1923.

[384])ADN, M 605/19 Main d'oeuvre étrangère (1914‑1935), enquête commune de Wervicq-Sud, 29/12/1922.

[385])Annuaire du Nord, Wervicq-Sud, Lille, Ravet Anceau, 1922, s. p.

[386])Le Monde Illustré, 05/03/1923.

[387])De gepensioneerde arbeiders waren blij dat ze in de Franse buurgemeente konden werken.  Want zij zijn van mening dat vele mannen die bijvoorbeeld in Halluin werkten, hun lonen verteerden in de verschillende herbergen onderweg naar huis.  Daarnaast waren er natuurlijk nog de verplaatsingskosten in de vorm van de aankoop van een fiets of een busabonnement.

[388])Cadastre: matrice des propriétés bâties, arrondissement de Lille, canton de Quesnoy sur Deûle, commune de Wervicq-Sud, 1910 & ADN, M 619/79b, Commissaire de police de Comines (F. ) au préfet du Nord, 14/11/1928.

[389])ADN, 6U2 1033, Tissage de Jute de la Lys

[390])ADN, Ibid. & Interview met Camiel Lewille, 22/01/1999.

[391])In totaal werken in 1922 80 arbeiders bij de firma Paul Plovier.  (ADN, M 617/28, Id. , 30/05/1922)

[392])Ibid.

De reden waarom de stakingsgolf zo vlug afgelopen is wordt niet vermeld.  Wellicht zal de dreiging en de toepassing van de loonsverlaging wel een rol gespeeld hebben.

[393])ADN, M 619/66b, Capitain Dehédin, section gendarmerie du Roubaix au Préfet du Nord, 30/09/1922.

[394])ADN, M 619/79b, Maire de Wervicq-Sud Jules Dorny au Préfet du Nord, 08/09/1922.

[395])Interview met Valère Ramon, 20/01/1999.

[396])Ibid. , 30/09/1922.

[397])ADN, M 619/79b, Capitaine Dehédin au Préfet du Nord, 06/10/1922&12/10/1922.

[398])ADN, M 619/79b, Id. , 12/10/1922.

[399])ADN, M619/79b, Id. , 16/10/1922.

[400])ADN, 619/79b, Id. , 18/10/1922.

[401])ADN, M 619/ 79b, Commissaire de Police de Comines au Préfet du Nord, 28/10/1922.

[402])Deze stelling is hypothetisch maar hoe kan men het anders verklaren? Het kan nauwelijks mogelijk zijn dat de arbeiders van de firma Dalle het opnemen voor de mannen die hen twee weken eerder aangevallen hebben.  Dus lijkt het logisch dat er mensen ontslagen werden die niks te maken hadden met de staking.  Andere werknemers merken wat er gebeurt en stoppen spontaan het werk.

[403])ADN, M 619/79b, Id. , 28/10/1922.

[404])ADN, M 619/66c, Capitaine Dehédin au Préfet du Nord, 16/10/1922.

[405])ADN, M 619/66c, Id. , 22/11/1922.

[406])De Werkman, 26/01/1930.

[407])De Werkman, s. d.

[408])De mutualiteit bestond reeds sinds 1865 onder de naam 'De Vereenigde Spaarders'.  Na de oorlog treden de arbeidersbelangen op de voorgrond en verandert de naam in 'De Vereenigde Werklieden'.  (SAW, Algemene Briefwisseling 1914‑1935, Brief van het stadsbestuur van Wervik aan de Provincieraad van WestVlaanderen 13/12/1928)

[409])Voor 1922 verenigde de 'Grote Harmonie', opgericht in 1830, alle katholieke klassen van de stad.  Maar tijdens een concert in Comines (B. ) komt het tot een ruzie.  Het St. -Annafeest wordt verstoord wanneer de harmonie met het lied 'Vliegt de Blauwvoet . . . ' inzet.  Iemand speelt in op de tekst met de woorden 'dat hij op zijn kloten in de zee bruist'.  Een aantal muzikanten weigeren het lied te spelen.

Na het concert escaleert de ruzie en komen de klasseverschillen tot uiting.  De christelijke arbeidersverenigingen kennen een groeiend succes en een aantal ontevreden leden van de 'Grote Harmonie' beslissen een muziekvereniging voor de arbeidersklasse op te richten. 

Ondertussen waren reeds een aantal trompetters gestart met een eigen korps en zij repeteerden in de Duivenstraat.  (DEPUYDT Dieter, Op. Cit. , pp. 11‑12 & GHESQUIERE Emiel, Op. Cit. , pp. 35‑36)

[410])Het Programmaboekje van het Kristen Werkersverbond van Wervik, Grootsche jubel- en vlaggefeesten, 13, 14, 15 en 16 mei 1938.

[411])GHESQUIERE Emiel, Op. Cit. , p. 37.

[412])SAW, Algemene Briefwisseling 1914‑1935, Brief van de liberale partij aan het stadsbestuur van Wervik, 25/12/1921.

[413])De geschiedenis van 'De Droogaers' gaat terug tot de 16de eeuw.  De groep neemt in 1911 zijn intrek in 'Ons Huis' in de Vlamingstraat. (RONDELEZ Jules en DELBEECKE Sandra, Geschiedenis van de Wervikse rederijkerskamer 'Droogaers' (II), eind 19de eeuw, 1ste helft 20ste eeuw, in:Verslagen en Mededelingen van de Stedelijke Oudheidkundige Commissie Wervik.  Jaarboek 1997‑1998, p. 106)

[414])SAW, Dossier Feestelijkheden, Affiche van de mutualiteit 'La Prévoyance', 25/12/1922.

[415])'De verschillende tussenoorlogse Wervikse bioscopen zijn 'Olympia' bij het Steenakker, 'Ons Huis' in de Vlamingstraat, bij 'Sjoten' aan de brug, in 't coöperatief Het Volksbelang' in de Duivenstraat hoewel de geestelijkheid tegen de cinema's was en later ook nog in 't Kapittel' en het 'Vlaamsch Huis'.  (Interview met Gerard Braem, 20/01/1999)

Ook de socialistische partij houdt geregeld cinemavoorstellingen in de zaal van het 'Volkshuis'.  (De Werkman, 19/05/1929)

[416])SAW, Algemene Briefwisseling 1914‑1935, Klacht van de coöperatieve 'Ons Huis' aan het stadsbestuur, 16/08/1923.

[417])RONDELEZ Jules en DELBEECKE Sandra, Op. Cit. , p. 106.

[418])De aanwerving zal grotendeels opnieuw langs katholieke weg gebeuren zoals de plaatselijke geestelijkheid, het onderwijs,. . . (ut supra)

[419])Geciteerd uit: Arbeidsblad, 1923, p. 546.

[420])BAILLEUR Roger, Werviks oudst gekende school, in: Verslagen en Mededelingen van de Stedelijke Oudheidkundige Commissie Wervik. Jaarboek 1988, p. 62.

[421])In 1925 zitten 108 leerlingen verdeeld over 4 klassen op de banken van de beroepsschool.

Id. , het kloostertje, in: Verslagen en Mededelingen van de Stedelijke Oudheidkundige Commissie Wervik.  Jaarboek 1988, p. 85 & DEFRANCQ R. , Op. Cit. , p. 107.

[422])Recensement spécial des religieux et des religieuses, 1920.

[423])BAILLEUR Roger, De gemeenteschool in beeld, in: Verslagen en Mededelingen van de Stedelijke Oudheidkundige Commissie Wervik Jaarboek 1988, p. p. 133‑135 & Notulen van het College van Burgemeester en Schepenen, 28/09/1923.

[424])In 1920 meldt de gemeenteraad immers dat o. a. de lokalen van de jongensschool in de Magdalenastraat noodzakelijk hersteld moeten worden.  (SAW, Verslagen van de gemeenteraad van de stad Wervik, 08/06/1920)

[425])SAW, Id. , 12/12/1919.

[426])'Paul Ferrant had in 1930 jonge bedienden nodig voor zijn fabriek.  Hij kwam naar de 'frère scole' om, na overleg met een broeder, Albert Roman, Albert Vandamme en mijzelf in dienst te nemen.  Ik was toen 14 jaar en mocht beginnen met etiketjes maken. ' (Interview met Gerard Decherf, 19/01/1999)

[427])'We gingen met broeder Arthur van de 'frère scole' naar de firma Demeestere (ut infra).  We waren met zijn 30 en zoveel had hij er ook nodig.  Wij werden allemaal in dienst genomen. ' (Interview met Noël Clicque, 22/01/1999)

[428])'Ik was bevriend met Daniel Vantomme.  Zijn moeder was weduwe en was in relatie met een zekere Vandewoestyne, in de volksmond 'Watje'.  En hij was bevriend met de directeur van Demeesters.

Ik speelde met het liberale muziek 'Les Amis Réunis' en ging vaak naar 'Ons Huis'.  Zondagnamiddag ging ik naar de cinema van 'Ons Huis'.  De moeder van Daniel en haar vriend zaten daar ook.  Daniel begon te praten met zijn ma en vertelde dat ik werk aan 't zoeken was in Wervik Frans.  Vandewoestyne luisterde geïnteresseerd en al pratend ben ik in 't werk geraakt bij Demeesters.  Anders geraakte je er niet binnen zonder broeder of priester. ' (Interview met Gerard Braem, 20/01/1999)

[429])Alphonse Vanderstalle wordt geboren op 04/07/1885 in Wervik en overlijdt op 17/09/1951 in Comines (B. ).  Hij was lid van de 'Bond van het Heilig Hart' en is medestichter van de christelijke coöperatieve 'Hand in Hand' [?].  (Privé-collectie Bernard Delvoye, Doodsprentje Alphonse Vanderstalle)

[430])De kinderen krijgen er Nederlandse taal en praktische wiskunde, daarnaast ook praktijk waronder het werken met een schietsspoel.  (Interview met Michel Breine, 27/01/1999 & DEFRANCQ R. , Op. Cit. , p. 109)

[431])Interview met Camiel Lewille, 22/01/1999.

[432])Interview met Gerard Braem, 20/01/1999.

[433])De 'Jongelingencongregatie' vormt een degelijke voorbereiding voor de jeugd op een deugdzaam, onderdanig en diep christelijk volwassen leven. (PENET Marcel, Wij waren de revolutie.  Bijdrage tot de geschiedenis van de K. A. J. te Wervik - 1925‑1970, Wervik, s. n. , 1970, pp. 3‑5)

[434])Het Programmaboekje van het Kristen Werkersverbond van Wervik, Grootsche jubel- en vlaggefeesten, 13, 14, 15 en 16 mei 1938.

[435])VERHEYE Staf, Op. Cit. , p. 38 & De Werkman, 03/01/1931.

[436])Vooral de leden van de christelijke organisatie de 'Bond van het Heilig Hart' maken veel kans om een mooier postje te bemachtigen in de bedrijven van Wervicq-Sud.  (Interview met Camiel Lewille, 22/01/1999)

[437])Interview met Noël Clicque, 22/01/1999; Interview met Gerard Braem, 20/01/1999 & Interview met Camiel Lewille, 22/01/1999.

[438])Alle geïnterviewden hebben het over de werkgevers die hun werknemers verplichten de zondagsmis bij te wonen.

[439])DECLERCQ J. , Op. Cit. , p. 305‑306 & CASIER W. , De nijverheid als arbeidsmarkt in het arrondissement Ieper, Gent, RUG (Onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1974, p. 99.

[440])Kronieken van de Christelijke Vakbeweging van het arrondissement Ieper, s. l. , s. n. , s. d. , p. 92.

[441])In april 1922 wordt 'Socialistische Vooruitziende Vrouwen' of S. V. V. opgericht.  Deze afdeling heeft tot doel te voorzien in de noden van de arbeidersvrouwen zoals de strijd voor wettelijke bescherming voor moeder en kind, politieke en burgerrechten voor de vrouw, degelijk onderwijs voor vrouwen, . . .  (DE WEERDT D. , De dochters van Marianne, 75 jaar SVV, Antwerpen‑Gent, s. n. , 1997, pp. 27‑28)

[442])De Werkman, 31/01/1926.

[443])DEPUYDT Dieter, Op. Cit. , p. 19.

[444])Het Programmaboekje van het Kristen Werkersverbond van Wervik, Grootsche jubel- en vlaggefeesten, 13, 14, 15 en 16 mei 1938.

[445])DEWILDE Bart, Vereenigd zijn we alles, onvereenigd zijn we niets, 100 jaar socialistisch textielsyndicalisme 1898‑1998, Gent, Ludion-AMSAB, 1998, p. 12.

[446])MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , pp. 143‑149.

[447])Gilbert Declercq is op 15/08/1896 geboren in Halluin.  In 1911 sluit hij zich aan bij de Jong-Socialisten waarvan hij in 1913 secretaris wordt.  Hij behoudt die post tot 1920.  Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt hij meermaals gevangen gezet omdat hij weigert te werken voor de Duitse vijand.

In de jaren '20 staat hij aan de wieg van de C. G. T. U. en de communistische partij van Halluin.

In 1935 wordt Gilbert Declercq burgemeester van Halluin.  Hij kan zijn oren niet geloven als Stalin in 1939 een niet-aanvalspact ondertekent met Hitler.  Hij weigert dit te aanvaarden en op 4 october 1939 stopt hij zijn samenwerking met de communistische partij.  Eind 1939 verlaat hij de stad Halluin.

Hij wordt in september 1944 in zonderlinge omstandigheden in de regio van Nîmes dood teruggevonden.  (MAITRON Jean, Dictionnaire biographique du mouvement ouvrier français IV, 1914‑1939, de la Première à la Seconde Guerre Mondiale, Paris, Les Editions Ouvrières, 1985, deel 24, p. 170‑172)

[448])MAITRON Jean, Ibid.

[449])ADN, M 154/195b; DEPUYDT Dieter, Op. Cit. , pp. 22‑23; MAITRON Jean, Op. Cit. , , deel 25, p. 143 & Privé-collectie Roger Bailleur, Het communisme in Wervik.  Interview met Oscar Lacroix.

[450])Marthe (Martha) Desrumeaux wordt geboren op 18 october 1897 in Comines (Fr. ).  In de verhandeling komt deze vrouw op verschillende plaatsen aan bod.  Haar vele functies alleen al spreken voor zich.  Zij is een gedreven communistische militante, secretaresse, schatbewaarster, adjunct-secretaresse van een communistische afdeling, lid van het centraal comité, lid van het uitvoerend comité van de C. G. T. U, later van de C. G. T. (na de eenmaking van de C. G. T. en de C. G. T. U. tijdens de jaren 1930), lid van het communistische verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. (MAITRON Jean, Dictionnaire biographique . . . , pp. 134 - 136)

[451])MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , pp. 298‑300.

[452])De Roode Vaan, 28/11/1925.

[453])De Roode Vaan, 28/11/1925.

[454])VERHEYE Staf, Op. Cit. , p. 59.

[455])Geciteerd uit: De Werkman, 04/10/1925.

[456])WITTE Els, CRAEYBECKX Jan en MEYNEN Alain, Op. Cit. p. 157 & MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , p. 279.

[457])De B. W. P. haalt 2242 stemmen in het kanton Wervik terwijl de katholieke partij maar 1505 stemmen haalt.  (AMSAB, doos 140. 1, Id. , 1925)

[458])De Werkman, 04/10/1925.

[459])De Roode Vaan, 19/09/1925.

[460])TIPTON Frank B. en ALDRICH Robert, Op. Cit. , p. 174.

[461])Annuaire du Nord, Wervicq-Sud, Lille, Ravet Anceau, 1930, s. p.

[462])ADN, M 617/25‑31, Enregistrement des grèves 1909‑1939.

[463])ADN, M 619/74b, Le maire de Wervicq-Sud au Préfet du Nord & Préfet du Nord au Ministère de l'Intérieur et du Travail, 22/05/1926.

[464])Zeker is dat de communisten strijden voor een positief resultaat.  (De Roode Vaan, s. d. )

[465])ADN, M 619/74b, commissaire de police de la ville de Comines au Préfet du Nord, 25/05/1926.

[466])ADN, M 619/74b, Id. , 26/05/1926.

[467])Het Ypersche, 02/10/1926.

[468])Het Ypersche, 16/10/1926 & DEPUYDT Dieter, Op. Cit. , p. 54‑65.

[469])LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 276.

[470])In de loop van de jaren 1920 vernieuwt en specialiseert Cousin frères zich in het spinnen van verschillende soorten garen, het vlechten van allerlei veters, koorden, ectriciteitskabels en het maken van allerlei visgerief.  (ADN, 6U2 1035, Cousin frères)

[471])ADN, M 619/79b, Commissaire de police de Comines (F. ) au préfet du Nord, 14/11/1928.

[472])DEFRANCQ R. , Op. Cit. , p. 117; Interview met Gerard Decherf, 19/01/1999 & Interview met Noel Clicque, 22/01/1999.  De verschillende weverijen zijn Dedecker in de Leiestraat, Blockeel in de Magdalenastraat, Pectoor op het St. -Maartensplein, Vervaecke in de Duivenstraat, Leroy in de Speiestraat, de gebroeders Degroote in de Meensesteenweg en Denys in de Pontstraat (waar nu de fabriek Vanrullen ligt).  Langs de Leie (The Golden River) liggen de vlasfabrieken Ponseele in de Koestraat, Descamps in de Koestraat, Thery in de Menenstraat, Denys in de Academiestraat, Demyttenaere in de Speiestraat en de grootste, Delbeke in de Speiestraat (waar nu het domein Oosthove is).  (Privé-collectie van Gerard Decherf, Eigen notities)

[473])DEFRANCQ R. , Op. Cit. , p. 127.

[474])De barakken worden soms, omwille van hun erbarmelijke toestand, gratis bewoond.  (SAW, Notulen van het College van Burgemeester en Schepenen, 08/10/1927)

[475])SMETS Marcel, Resurgam.  De Belgische wederopbouw na 1914, s. l. Gemeentekrediet, 1985, p. 184‑186. 

In 1927 beslist het schepencollege om geen barakken te kopen omdat het grootste deel van deze woningen na een tijdje toch onbewoonbaar zullen verklaard worden.  De kosten om ze te herstellen zouden te hoog oplopen.  (SAW, Ibid. )

Waarom ze in 1928 dan toch de barakken aankopen, is onduidelijk.  Wellicht om de terreinen waarop ze gevestigd zijn vrij te maken om die dan te verkopen of heeft het stadsbestuur gekozen voor de mooiste barakken en die wat opgeknapt.

De laatste barakken worden pas in de jaren 1970 afgebroken.

[476])SAW, Algemene Briefwisseling 1914‑1935, nota van het stadsbestuur van Wervik, 28/04/1930.

[477])Interview met Gerard Decherf, 19/01/1999.

[478])SAW, Id. , 05/08/1925.

[479])SAW, Id. , Brief van Albert Delva aan het stadsbestuur van Wervik, 1929.

[480])SAW, Id. , Brief van het wijkcomité Batavia aan het stadsbestuur, 13/07/1929.

[481])Vele arbeidersgezinnen kunnen omwille van tal van problemen hun lening niet meer afbetalen.  Ze worden verplicht hun huis te verkopen.  De Barrierestraat wordt al vlug de 'Miseriereke'.

(Interview met Gerard Braem, 20/01/1999. )

[482])Familia zal uiteindelijk ontbonden worden bij de oprichting van het Consortium.  (CAMT, Texnord, inventaris, p. 13)

[483])Ook in Frankrijk loopt het ledenaantal van de syndicaten op.  De C. G. T. telt in 1918 400000 leden en midden 1920 zijn dat er al 2400000 geworden. (Passim)

[484])De Volksmacht, 20/10/1928.

[485])Zo is de Belgische frank constant onderhevig aan devaluatie en door een positieve wissel, ziet de grensarbeider zijn loon stijgen. (DEFOORT Hendrik, Id. , p. 358 & De Volksmacht, 20/10/1928)

[486])v de regering Poincaré heerst een sociaal-economisch ongunstig klimaat in Frankrijk.  Er is een grote kapitaalsvlucht en er wordt intens tegen de Franse frank gespeculeerd.  De Franse munt brokkelt af op de wisselmarkt.  Nochtans is de economische conjunctuur gunstig sinds 1924.

Tussen 10 april 1925 en 21 juli 1926 mislukken vijf radicale ministeries.  De hoop van de Fransen ligt bij de regering Poincaré.  Eind 1926 blijkt Poincaré al gelukt te zijn in zijn missie.  De speculatie tegen de frank neemt een einde, de gevluchte kapitalen keren massaal terug, de staatsschulden op korte termijn worden gekonsolideerd.  Na een jaar bewind slaagt hij erin de Franse munt te stabiliseren op een gedevalueerd niveau.  Op deze manier stimuleert hij de uitvoer en wordt in Frankrijk een gunstige economische conjunctuur gecreeërd.

Door dit succes wordt Poincaré herkozen in mei 1928.  (MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , pp. 153 - 154)

[487])Er is een duidelijke daling in de inkomsten van de Noord‑Franse textielnijverheid merkbaar.  (ADN, M 208/124, Commissaire Spéciale de Lille au Préfet du Nord, 22/02/1927)

[488])In zijn licentiaatsverhandeling heeft Hendrik Defoort het over een Frans-Belgisch bilaterale overeenkomst van 10 februari 1927.  Dat serieuze gesprekken aan het akkoord van 4 juli 1928 voorafgaan, valt niet te betwijfelen, maar over het bestaan van een eerder bilateraal akkoord tussen België en Frankrijk inzake de grensarbeid, uitgezonderd het Frans-Vlaams akkoord van 1924, durf ik me niet uitspreken.  Volgens Hendrik Defoort houdt het verdrag van 10 februari 1927 in dat de Belgische arbeiders kunnen blijven werken tegen dezelfde lonen als de Fransen maar dat ze vanaf dan in het bezit moeten zijn van een grensarbeiderskaart. (DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , p. 358 - 359)

[489])De Belgische regering heeft in augustus 1914 de inwisselbaarheid van de Belgische frank tegen goud opgeheven.  De waarde wordt vanaf dan uitgedrukt in ponden maar die vertoont de constante neiging almaar te dalen.  Dat hangt uiteraard samen met de inflatoire ontwikkeling in de Belgische economie.  Eén van de belangrijkste redenen van de inflatie is de enorme stijging van de Belgische staatsschuld (van 22 miljard in 1919 tot 55 miljard in 1925).  (MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , p. 282)

[490])Voor 1920 hebben de Franse en Belgische franken zowat dezelfde waarde.  In 1920 vermindert de waarde van de Franse frank en bij de wissel ontvangt de Belgische arbeider voor 120 Franse frank maar 100 Belgische frank.  In 1924 devalueert de Belgische frank echter en wisselt de grensarbeider plots 100 Franse frank in voor 141 Belgische frank.  (West-Vlaanderen en . . . , p. 13)

[491])Joseph Vandevelde wijst erop dat de arbeid in Frankrijk extra kosten, zoals vervoer, met zich meebrengt. (DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , p. 359)

[492])Zo vindt August Debunne dat de regering niet mag raken aan de inkomens van de grensarbeiders omdat ze nu meer verdienen.  Wanneer de wisselkoers ongunstig is, dan past de overheid ook niet bij. (DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , p. 359)

[493])Dit blijkt uit de pogingen die men tijdens de staking van 1928 onderneemt om de lonen in Wervicq-Sud op dezelfde koers te brengen als Roubaix-Tourcoing. (ADN, M 619/79b, Commissaire . . . , 15/02/1929)

Ook in Halluin liggen de lonen heel wat lager dan in Roubaix-Tourcoing.  Franse arbeiders verdragen het niet dat Belgische arbeiders lagere lonen in 'hun' fabrieken aanvaarden.  Zo worden zij verplicht tevens tegen lagere lonen te werken of te pendelen naar Roubaix of Tourcoing waar hogere lonen verdiend kunnen worden.  Deze sfeer bevordert de situatie natuurlijk niet in de grensstreek.  (DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , p. 359)

[494])ADN, M 617/30 Enregistrement des grèves 1926‑1928.

[495])Bij twee patroons die niet aangesloten zijn bij het Consortium zal de loonsverhoging toegestaan worden.  ('De Volksmacht', 27/10/1928)

[496])DEFOORT Hendrik, 'Op. Cit. ' p. 360.  Dit feit kan men als werkelijk startsein van de staking van 1928 beschouwen.  Het wordt een krachttest tussen de werkgevers, vereenzelfigd in het 'Consortium van Roubaix en Tourcoing' en de arbeidersorganisaties.

[497])De communistische partij krijgt tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 128 lijststemmen. ('Het Ypersche', 16/10/1928)

[498])Corneel Mertens, Belgisch socialistisch senator, zal in november 1928 de socialisten van Wervik toespreken: 'De textielsyndicaten zijn niet opgewassen om de staking vol te houden tegen het Consortium'. (ADN, M 619/79b, Commissaire . . . , 02/11/1928)

[499])De liberalen zullen nooit een rol van betekenis hebben tijdens de staking van 1928.  Zij betalen een vergoeding aan hun stakende leden maar zullen zich nooit inlaten met optochten en strijdkreten.  (Interview met Valere Ramon, 20/01/1999)

[500])ROSSIE Joris, Het Vlaams-nationalisme in het arrondissement Ieper vanaf 1918 tot en met de Tweede Wereldoorlog, Gent, UG (Onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1993, p. 72 en DEPUYDT Dieter, Op. Cit. , pp. 45 - 53)

[501])De zoon van Paul Plovier schrijft zijn vader dat twee arbeiders, Léon en August Carton, naar zijn bureau zijn gekomen om te melden dat ze van het syndicaat niet langer mogen werken.  (CAMT, 1996 110 495, Grève générale dans l'industrie textile de Comines, Halluin, Wervicq: affiche, texte, correspondance)

[502])Emile Bostoen ziet op 30/03/1903 in Halluin het levenslicht.  Op 18-jarige leeftijd sluit hij zich aam bij de Jong-Socialisten.  In januari 1925 volgt hij Edouard Vandewaltyne op als secretaris van het lokale communistische textielsyndicaat en als secretaris van de 'Bourse du Travail'.

In 1931 verlaat hij die positie om post te vatten als hoofd van het Franse communistische textielsyndicaat van Roubaix - Lille - Tourcoing. 

Hij wordt gemeenteraadslid in Halluin en later eerste adjunct van de burgemeester.  In september 1939 weigert hij het Duivelspact tussen Stalin en Hitler te erkennen en wordt uit zijn ambt gezet.  In december van datzelfde jaar overlijdt Emile Bostoen.  (MAITRON Jean, Id. , p. 429)

[503])Interview met Gerard Decherf, 19/01/1999.

[504])ADN, M 619/79b, Commissaire de police de Comines (Fr. ) au Préfet du Nord, 18/09/1928.

[505])ADN, M 619/79b, Maire de Wervicq-Sud, Jules Dorny à PdN, 19/09/1928.

[506])CAMT, 1996 110 495, Id.

In Wervicq-Sud staken bij de weverij Vandermeersch 270 Belgen en 30 Fransen, bij het bedrijf Plovier 149 mannen en vrouwen, waarvan 90 % Belgen en bij de lintjesweverij Dalle 289 arbeiders.  (ADN, M 619/79b, Id. , 20/09/1928)

[507])Op een vergadering op 19/09/1928 vertellen de woordvoerders van het Volkshuis de aangeslotenen dat de periode slecht gekozen is.  'We zijn geheel akkoord dat er een verhooging van loon dient te komen maar wij moeten het gunstig oogenblik afwachten.  Indien de staking toch doorgaat, zullen wij in de maat van het mogelijke u geldelijk steunen.  Overweegt goed, vooraleer gij dezen stap doet. ' (De Werkman, 20/01/1929)

[508])De staking wordt in de volksmond 'la grève des 10 sous' genoemd.  De Franse krant 'l'Enchaîné' verkoopt voor 10 Franse centiemen het liedje 'la grève des 10 sous' aan iedereen die het wenst.  De meeste oude grensarbeiders zullen zich nog wel het refreintje herinneren: 'Vivent les dix sous, c'est notre salaire.  Messieurs les filous, donnez nos dix sous. ' (Privé-collectie Gerard Braem, Origineel van liedje 'la grève des 10 sous' uit l'Enchaîne)

[509])CAMT, 1996 110 1076, Grève du textile d'Halluin.  Réunion des industriels, Comines et Wervicq: procès-verbal, 1928.

[510])ADN, M 619/79b, Commissariat de police de Comines au préfet du Nord, 28/09/1928.

[511])In Wervicq-Sud houdt Arthur Destailleur zijn toespraken in het Vlaams omdat zijn toehoorders voor 90 % uit Vlaamse arbeiders bestaan.  (ADN, M 619/79b, Commissaire . . . , 04/10/1928)

[512])ADN, M 619/79b, Commissariat de police de Comines au préfet du Nord, 24/09/1928.

[513])ADN, M 619/79b, Commissaire spécial Vilchien au préfet du Nord, 03/10/1928 & 04/10/1928.

[514])ADN, M 619/79b, Commissariat de police de Comines au préfet du Nord, 28/09/1928.

[515])Interview met Ramon Valere, 20/01/1999.

[516])Arthur Houtte is op 11/10/1875 geboren in Halluin.  Als overtuigd katholiek treedt hij op tegen het anti-clericalisme van de C. G. T. (des Cuirs et Peaux) waarbij hij aangesloten is.

Wanneer de C. G. T. C. in 1919 in Halluin opgericht wordt, wordt Houtte de secretaris van de textielafdeling.  Hij blijft op deze positie tot zijn zestigste.  Arthur Houtte overlijdt op 29/08/1939.  (MAITRON Jean, Op. Cit. , s. p. )

[517])Enkel de firma Vanrullen en de firma Demeestere vormen hierop een uitzondering. (ADN, M 619/79b, Commissaire . . . , 12/10/1928)

[518])ADN, M 619/79b, Ibid.  Dit blijkt het eerste volledige verslag van een bijeenkomst op Werviks grondgebied.

[519])Het christen-democratische syndicaat uit het 'diepgelovige' Wervik dat een stakingsbeweging overneemt van het uiterst communistische Halluin is niet echt een referentie voor de geestelijken.  Deze krijgen van hun oversten waarschijnlijk ook de opdracht de staking te breken.  Zo ergert Désiré Ley er zich aan dat de leiding van het Belgisch christen-democratisch syndicaat zelfs de tussenkomst van de hogere geestelijkheid durft te weigeren.  (ADN, M 619/79b, Id. , 05/12/1928)

[520])Hoewel de Franse krant 'Le Nord Industriel' schrijft dat de christelijke syndicaten zonder de steun werken van de Belgische centrale, kan men aannemen dat Emile Ghesquière wel steun krijgt uit Gent (LENTACKER Firmin, La frontière franco-belge, . . . , p. 277).  Het Wervikse syndicaat hangt van de Belgische centrale af en krijgt ook uit deze hoek geld voor de stakersuitkeringen.  Op een bepaald ogenblik roept de Wervikse secretaris dat de uitkeringen zullen stijgen zolang de staking duurt.  Naast een portie bluf moet hij toch zeker geweest zijn van de steun uit de centrale.

[521])ADN, M 619/79b, Id. , 13/10/1928.

[522])Het Volk, 05/10/1928 & 11/10/1928.

[523])Ondertussen hebben de Franse christene syndicaten hun leden opgeroepen het werk te hervatten en dit tot grote ergernis van de stakende groepen. (ADN, M 619/79b, Id. , 19/10/1928 & CAMT, 1996 110 495 Id. ) Waarschijnlijk heeft dit eveneens een grote invloed op de werknemers van de weverij Dalle.  Het grootste deel van de arbeiders bestaat uit Fransen (64 %), anders dan in de andere firma's in Wervicq-Sud.  De familie Dalle houdt, zoals vele andere industriëlen, van arbeiders die katholiek zijn en aangesloten zijn bij het christene syndicaat.  Op deze manier kan de beslissing van de christene syndicaten in Frankrijk een doorslaggevende rol spelen bij de werkhervatting bij de 'Rubannerie Dalle'.

[524])DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , pp. 360 - 363.

[525])Alfons Segier wordt op 1 december 1886 geboren in Rekkem.  Hij begint zijn loopbaan op 10-jarige leeftijd.  Drie jaar later wordt hij tapijtwever.  Na een staking in Halluin in 1901 ontslaat men hem en sluit iedere firma de deuren voor hem.

Van 1919 tot 1921 neemt hij post als secretaris van de Federatie van Vakbonden van Midden - en Zuid - West-Vlaanderen.

In 1921 wordt hij propagandist van de Textielarbeiderscentrale van België (TACB).  Men benoemt Alfons Segier in 1932 tot secretaris van de Vlaamse Gewestelijke Textielcentrale en in 1935 tot algemeen secretaris van het TACB.

Hij is daarnaast gemeenteraadslid van Ingelmunster van 1921 tot 1934 en provincieraadslid van 1925 tot 1932 voor het district Izegem.

Alfons Segier overlijdt op 30 mei 1953 in Knokke.  (DEWILDE Bart, Id. , p. 123)

[526])Of ze dit akkoord ooit gesloten hebben, betwijfel ik.  Hele goede vriendjes zijn de communisten en socialisten nooit geweest.  Vele communisten zijn ontevreden radicale socialisten die geweerd worden uit de socialistische werking.  (ut infra)

[527])ADN, M 619/79b, Id. , 18/10/1928.

[528])ADN, M 619/79b, Id. , 12/10/1928 en 15/10/1928.

[529])Frans Morriens geboren in 1901, stamt uit een familie van socialistische strijders.  Hij wordt na de Eerste Wereldoorlog een voorvechter van het communisme, eerst als oprichter van de communistische jeugd, later als secretaris van de landelijke federatie van deze groep.  Zijn deelname aan deze staking is niet zonder belang.  Hij neemt in mei 1929 deel aan de verkiezingen voor de Kamer als eerste kandidaat voor de communistische partij in het arrondissement Ieper.  (De Rode Vaan, 25/05/1929)

[530])ADN, M 619/79b, Id. , 21/10/1928.

[531])De communisten zullen een tent optrekken op het veld in de Bakkerstraat in Wervik.  (ADN, M 619/79b, Id. , 26/10/1928)

[532])ADN, M 619/79b, Id. , 28/10/1928 en 30/10/1928.

[533])ADN, M 619/79b, Id. , 29/10/1928 en 30/10/1928.

[534])Wervik is een stad van 11000 inwoners met slechts 1politiecommissaris, 2 politiemensen en 5 rijkswachters.  (CAMT, 1996 110 495, Id. )

[535])ADN, M 619/79b, Id. , 02/11/1928.

[536])Frans Morriens kent Corneel Mertens nog uit het verleden.  De communisten hebben begin jaren '20 pogingen ondernomen om in de socialistische vakbonden binnen te dringen.  Dit wordt gedwarsboomd door de motie van Corneel Mertens op het nationaal congres van de Syndicale Commissie.  De motie zorgt ervoor dat de communisten uit de besturen van de vakorganisaties gesloten worden.  De beslissing van de Commissie heeft als gevolg dat zeventien communisten uit de Metaalbewerkersbond gezet worden.  Frans Morriens is kandidaat voorzitter in deze bond maar wordt eruit gezet omdat hij in Antwerpen communistisch partijleider is.

Natuurlijk komt het in 1928 in Wervik tot een botsing als beide mannen met elkaar geconfronteerd worden. (HUNIN Jan, Op. Cit. , p. 581)

[537])ADN, M 619/79b, Id. , 03/11/1928.

[538])ADN, M 619/79b, Id. , 12/11/1928.

[539])Een waar succes als men weet dat er volgens de politiecommissaris van Comines (F. ) 2433 textielarbeiders tewerkgesteld zijn in Wervicq-Sud.  (ADN, M 619/79b, Commissariat . . . , 14/11/1928)

[540])Dit blijkt een zware dobber voor deze arbeiders.  Arbeiders zoals Canniere (ut supra) hebben het geld nodig om te voorzien in het levensonderhoud van hun gezin.  Dat is ook de reden waarom de arbeiders het werk terug opnemen, om genoeg te verdienen om hun vrouwen en kinderen te voeden.  (ADN, M 619/79b, Commissaire . . . , 15/11/1928)

[541])ADN, M 619/79b, Id. , 15/11/1928.

[542])ADN, M 619/79b, Id. , 19/11/1928.

In die circulaire verbiedt Désiré Ley de textielpatroons een loonsverhoging toe te staan.  Er mag ook niet geraakt worden aan de arbeidscondities.  (CAMT, 1996 110 495, Id. )

[543])ADN M 619/79b, Commissariat . . . , 21/11/1928.

[544])ADN M 619/79b, Commissaire . . . 29/11/1928.

[545])ADN, M 619/79b, Id. , 04/12/1928.

[546])Men heeft het over 169 werknemers die op het appel verschijnen terwijl 2069 mensen overtuigd blijven van het nut van de staking.  (ADN, M 619/79b, Id. , 05/12/1928)

[547])ADN, M 619/79b, Id. , 05/12/1928.

[548])ADN, M 619/79b, Id. , 07/12/1928.

[549])ADN, M 619/79b, Id. , 16/12/1928.

[550])ADN, M 619/79b, Id. , 10/12/1928.

[551])ADN, M 619/79b, Id. , 16/12/1928.

[552])ADN, M 619/79b, Id. , 19/12/1928.

[553])ADN, M 619/79b, Id. , 20/12/1928, 21/12/1928 & 24/12/1928.  Het kan ook zijn dat de Wervikse arbeiders vervangen worden door arbeiders uit het Vlaamse hinterland (Poperinge en Ieper) (ut infra).

[554])ADN, M 619/79b, Id. , 25/12/1928.

[555])MANIE Philippe, Récit de la vie de Martha Desrumeaux, femme, ouvrière, syndicaliste, communiste du Nord (1919 - 1939), Lille, Lille III (Onuitgegeven licentiaatsverhandeling), tome II, 1979, p. 17.

[556])Eén zaak is zeker, tientallen mensen hebben geholpen om Arthur Destailleur in een huifkar over de grens te trekken onder aandachtig toezicht van de plaatselijke bevolking en de ordehandhavers.  Wanneer dat allemaal gebeurde, blijft een raadsel.  Volgens een dossier in de 'Archives Départementales du Nord' mag Destailleur België niet verlaten in december.  Dokter D'Hoore meent dat hij 'intransportable' is.  Uiteindelijk verlaat hij toch België op 1februari 1929 en gaat hij zich vestigen in Comines.  (ADN,M154/195b, Dossiers individuels Parti Communiste, Arthur Destailleur)

Volgens 'Commissaire spéciale' Vilchien wordt Destailleur onder begeleiding van de rijkswacht het land uitgezet.  Hij wordt begin januari gesignaleerd bij Jules Depoortere, dicht bij de Frans-Belgische grens.  Hij zou bij 'Scele Jules' inwonen.  (ADNM619/79b, 'Commissaire . . . , 02/01/1929)

De Roode Vaan brengt op 2 februari 1929 verduidelijking rond de persoon Destailleur.  'Kameraad Destailleur heeft het land verlaten.  De dag van uitdrijving was donderdag [31/01/1929]. Woensdag werd een beroep gedaan opdat mannen en vrouwen een handje bij den verhuis zouden toesteken. [. . . ] In omliggende straten staan honderden de wagen waarop Destailleur gezet is op te wachten.  Vrouwen en mannen trekken de kar.  [. . . ] Op de Fransche grens, waar de wagen werd overgenomen was het grote mobilisatie.  Een haag gendarmen links en rechts opgesteld tegen mogelijke uitbarstingen van stakers. ' (De Roode Vaan, 02/02/1929)

Hij verschijnt niet meer op het strijdtoneel.  Een collega meldt in augustus 1929 dat Destailleur te ziek is om zijn activiteiten voort te zetten. (Le Travailleur, Août 1929) Het jaar daarop zou hij overlijden en begraven worden in Halluin.

[557])ADN, M 619/79b, Id. , 26/12/1928.

[558])ADN, M 619/79b, Id. , 27/12/1928.

[559])Tijdens dit gesprek geeft de secretaris van het Consortium toe dat de salarissen in Roubaix-Tourcoing hoger liggen dan in Wervicq-Sud.  Oplossingen blijven evenwel uit.  (ADN,M619/79b, Id. , 28/12/1928)

[560])Op 2 januari 1929 werpen onbekenden de ramen in van twee meestergasten van de firma Vandermeersch en de ramen van een weduwe wiens kinderen bij Demeestere werken.  De slachtoffers durven uit vrees voor represailles geen klacht indienen.  (ADN,M619/79b, Id. 02/01/1929)

[561])ADN, M 619/79b, Id. , 27/12/1928.

[562])Interview met Camiel Lewille, 22/01/1999.

[563])ADN, M 619/79b, Id. , 04/01/1929.

[564])ADN, M 619/79b, Id. , 11/01/1929 & 19/01/1929.  De Werkman,20/01/1929.

[565])De Volksmacht, 26/01/1929.

[566])De dochter van de weduwe heeft het werk opgenomen bij de firma Vandermeersch.  (ADN,M619/79b, Id. , 18/01/1929)

[567])ADN, M 619/79b, Id. , 17/01/1929 & 18/01/1929.

[568])'Het gebeurt ook meermaals dat de stakers de huizen gaan teren.  Gelukkig vergoeden de patroons de beschadiging. ' (Interview met Noël Clicque, 22/01/1999)

[569])Ook in Menen moet de socialistische burgemeester Debunne lijden onder de druk van de communisten.  In deze grensstad kent men vooral moeilijkheden met de Franse stakers.  'Sedert 3 weken wonen de gendarmen op verzoek van de socialistische leiders te Menen en te Wervik, de uitbetaling van de stakersondersteuning aan de leden van het socialistische textielsyndicaat bij. ' (De Volksmacht, 09/02/1929)

Op 12 januari vaardigt hij een verbod uit voor elke vorm van openluchtbijeenkomst of betoging en een samenscholingsverbod. (DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , p. 361).

[570])Franse bladen, zoals het socialistisch-communistisch dagblad 'L'Egalité de Roubaix - Tourcoing', hebben het niet echt voor de persoon Jozef Coole en verwijten hem al sinds het begin laksheid tegenover de staking.  (DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , p. 360)

[571])De tekst uit 'De Werkman' beschrijft de situatie van zaterdag 26 januari uitstekend.

'Bij de communisten, in hunne kermistent, ging het er erger aan toe.  Daar werd den spreker, een verachtelijke kerel uit Antwerpen, de aanhoorders aangezet, alles in het werk te stellen om te verhinderen dat de vergadering in ons lokaal doorging, en zelfs, desnoods met geweld er binnen te dringen.  Wanneer gezel Coole, afgevaardigde van de Centrale, die de vergadering zou leiden, van de trein stapte, werd hij door een bende schavuiten en misleiden op geroep en getier onthaald.  [. . . ] De deuren der vergaderzaal werden geopend en de leden gingen langzaam binnen.  Zeker ogenblik stormde een bende van 300 mannen en vrouwen naar den ingang der zaal.  Onder dezen waren er van al de kleuren van den Wervikschen politieken regenboog, zelfs Meenenaars, Halewijnaars en eenige lawijdmakers van Wervick-Frankrijk, en, ongelukkiglijk genoeg; ook eenige onzer partijgenooten, die zich jammerlijk laten meeslepen in dit avontuur.  Zij meenden alzoo het peloton onzer partij, aangesteld om den ingang der zaal te bewaken, te kunnen overrompelen.  Onze kameraden gedroegen zich dapper; ze keerden zooveel mogelijk de slagen van zich af.  Ruiten werden door de woestaards aan den ingang stukgeslagen, de partijgenoten werden bij de keel gegrepen.  [. . . ]' (DeWerkman,03/02/1929)

[572])De Roode Vaan, 02/02/1929.

[573])ADN, M 619/79b, Id. , 29/01/1929.

[574])ADN, M 619/79b, Id. , 30/01/1929.

[575])ADN, M 619/79b, Id. , 02/02/1929.

[576])ADN, M 619/79b, Id. , 01/02/1929.  De hoeveelheid arbeiders dat zich inschrijft, blijkt nergens vermeld.

[577])De industriëlen hopen op deze manier een werkhervatting op 16februari 1929 te kunnen bereiken. (ADN,M619/79b, Id. , 15/02/1929)

[578])ADN, M 619/79b, Id. , 15/02/1929.

[579])Zo zou de secretaris van het christen syndicaat verkondigen dat Dalle en Vandermeersch zich zouden afscheiden van het Consortium.  (ADN, M 619/79b, Id. , 17/02/1929)

[580])ADN, M 619/79b, Id. , 22/02/1929.

[581])Het is onduidelijk waar het geld vandaan komt om het café aan te kopen maar het wordt misschien duidelijker als men kijkt naar de eigenaar van het café.

De eigenaar voor en na de Eerste Wereldoorlog van het café 'Au Jambon' in de Molenstraat heette Delbaere-Degeytere Julien en zijn buur heette Caytan-Minnekeer Cyrille.  (Livre des adresses de Wervicq, 1911, Wervicq, Impr. Ve Demazière-Berten J. , 1911, p. 34)

Deze familienamen duiken vaak in Wervikse communistische middens op.

Onder de schuilnaam Calypso gaat een zekere communist Degeytere door het leven.  Arthur Destailleur is gehuwd met Julienne Caytan, een andere communiste.  (Privé-collectie Roger Bailleur, Het communisme in Wervik. Interview met Oscar Lacroix)

Dit zijn allemaal gissingen.  Als het aangekocht is zoals Lacroix verklaart dan moet het op een soepele, goedkope manier gebeurd zijn.  Voor de winter verklaren de communisten dat ze geld moeten halen uit de organisatie van bals en feestjes om de stakers te betalen en plots zouden ze genoeg geld in kas hebben om een café aan te kopen.  Dit valt moeilijk te verklaren tenzij een donatie gebeurd is door een trouwe communist (zoals Aernoudt zijn stukje land uitleende aan de communisten).

[582])Wat met hen gebeurd is, is onduidelijk maar de namen duiken niet meer op in verdere politieverslagen.  (ADN, M 619/79b, Id. , 08/03/1929)

[583])ADN, M 619/79b, Id. , 09/03/1929.

[584])ADN, M 619/79b, Id. , 25/03/1929 & 29/03/1929.  De Volksmacht, 06/04/1929.

[585])De Volksmacht, 06/04/1929.

[586])Interview met Camiel Lewille, 22/01/1999.

[587])De Roode Vaan, 30/03/1929.

[588])De Volksmacht, 06/04/1929.

[589])L'Humanité, 04/04/1929 & De Roode Vaan, 006/04/1929.

[590])Van de 2019 arbeiders voor de staking zijn er 1787 opgedaagd op 4 april.  Sommige Wervikse arbeiders vonden tijdens de agitatie werk op Belgisch grondgebied.  (ADN, M 619/79b, Id. , 04/04/1929)

[591])'In de nacht van zondag 31 maart gooit een onbekende een granaat in het raam van de heer Raas, arbeider in Wervik.  Het projectiel is gelukkig niet ontploft,' staat er te lezen in de Frans communistische krant 'L'Humanité' van 3 april 1929.  Er rijst wel twijfel rond het granaat-incident als een andere krant enkele dagen later meldt dat het maar om een steen gaat.  Wel was een aantal dagen daarvoor een granaat ontploft in Halluin en dat had voor heel wat opschudding gezorgd.  (CAMT,1996110496,Id. )

De twijfel en ongeloof wordt nog gesterkt als geen enkele Belgische krant een woord rept over een granaat.

[592])Interview met Camiel Lewille, 22/01/1929.

[593])Privé-collectie Dieter Depuydt, Persoonlijke Dossiers, Oscar Lacroix; Leopold Baelen en Julien Braem.

[594])De Roode Vaan, 25/05/1929.

[595])De sterke regio's binnen het arrondissement Ieper voor de Vlaams-nationalisten blijken Ieper met 4001 stemmen, Poperinge met 1445 stemmen en het landelijke Roesbrugge met 1257 stemmen.  (De Werkman, 02/06/1929)

[596])ROSSIE Joris, Op. Cit. , p. 72-75.

[597])De Werkman, 02/06/1929.

[598])De Werkman, 16/06/1929.

[599])CAMT, 1996 110 495, Brief van Désiré Ley aan Paul Plovier, 03/06/1929.

[600])Het is mogelijk om de lonen van alle fabrieken in Wervicq-Sud te vergelijken met elkaar.  Hier worden enkel in de vorm van een steekproef de uurlonen van Cousin Frères voor 20 september 1928 met de uurlonen van 1 juni 1929 vergeleken.

beroep

oude lonen

Ffr.

nieuwe lonen

Ffr.

garenafwindster (dévideuse) (per stuk)

1,416

1,35

garenafwindster (per uur)

1,208

1,20

[pels]glazer (lustreur) (incl. vergoeding)

2,291

2,15

baalbreker (batteur) (incl. vergoeding)

2,166

1,95

bobijnster (bobineuse) (per stuk)

1,333

1,30

bobijnster (per uur)

1,208

1,20

[?] (doubleuse) (incl. vergoeding)

1,125

1,20

vlechtster (tresseuse) (incl. vergoeding)

1,125

1,20

vouwster (plieuse)

1,25

1,30

spinster (fileuse)

1,083

1,20

glanzer van stoffen (glaceur) (2 machines)

1,625

1,63

glanzer van stoffen (2 machines)

-

1,93

(Bron: CAMT, 1996 110 495, Union Patronale de la région . . . )

[601])CAMT, 1996 110 495, Union Patronale de la région de Wervicq, salaires et conditions de travail, 01/06/1929.

[602])Interview met Camiel Lewille, 22/01/1999.

[603])Het Volk, 04/06/1931 & Annuaire du Nord, Wervicq-Sud, Lille, Ravet Anceau, 1935, pp. 3580‑3581.

[604])Ieder bedrijf moet een bepaald bedrag terugstorten in verhouding tot datgene wat ze gekregen hebben.  Dit ziet er als volgt uit voor 27/12/1929:

Cousin frères:                                       175762,72 Ffr.

Demeestere - Demeestere:               50302,41 Ffr.

Paul Plovier et fils:                               36127,97 Ffr.

Tissage de Jute de la Lys:                   24974,10 Ffr.

Vandermeersch et fils:                        23911,45 Ffr.

Vanrullen frères:                                     6377,40 Ffr.

(CAMT, 1996 110 1081, Lettre de Désiré Ley au trésorier du Consortium de l'industrie textile, 27/12/1929)

[605])Ibid.