Vrijen en trouwen te Deinze (1699-1893). Een historisch-demografische studie van het premaritaal gedrag in een kleine stad. (Eva De Wulf)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk VIII: Onwettigen

 

8.1 Inleiding

 

In dit hoofdstuk behandelen we de onwettigen.  In de inleiding gaan we dieper in op de term onwettigen en bespreken we de evolutie van de onwettigen met extra aandacht voor de scharniereeuw 1750-1850.  In de daaropvolgende paragrafen schetsen we het profiel van de moeders van de onwettigen.  In de laatste paragraaf bespreken we de wettiging van de onwettigen en schetsen we het profiel van de echtgenoot van een ongehuwde moeder.

 

Een bastaard, een natuurlijk kind of een onwettige is een kind dat verwekt en geboren werd buiten het huwelijk.  P.Laslett omschrijft een bastaard als volgt: ‘the bastard, like the prostitute, thief and beggar, belongs to that motley crowd of disreputable social types which society has generally resented, always endured.  He is a living symbol of social irregularity.’[132]  Kinderen die geboren werden buiten een huwelijk waren probleemkinderen want ‘Respectable people amongst Europeans like ourselves procreate only with partners to whom they are wedded at the time of the procreative act’’[133].

 

In de scharniereeuw 1750-1850 nam het aantal onwettigen en het aantal prenuptialen enorm toe.  In de voorgaande periode 1650-1750 kwamen bijna geen voorhuwelijkse kinderen voor.  Verschillende auteurs hebben geprobeerd om dit verschijnsel te verklaren.  Allerhande theorieën werden dienaangaande ontwikkeld.  Wij zetten de belangrijkste ervan in dit hoofdstuk uiteen.  Er waren meer onwettigen in deze periode, met andere woorden er kwamen meer premaritiale betrekkingen voor dan voorheen.

 

Was die toename van onwettigen het rechtstreekse gevolg van een veranderde houding ten overstaan van seks?  E. Shorter meent van wel.  Hij verwerpt de idee dat het invoeren van de Burgerlijke Stand een stijging van de onwettigen met zich meebracht.  Dit was ook hoogst onwaarschijnlijk aangezien slechts in uitzonderlijke gevallen de onwettigen konden ontsnappen aan de registratie in de parochieregisters.

 

Hij is ook niet akkoord met historici die de toename verklaarden doordat zwangere vrouwen het moeilijker hadden om hun verleider tot een huwelijk te dwingen.  Volgens E.Shorter was dit niet het geval aangezien parallel met een stijging van de onwettigen er ook een toename van de prenuptialen was in dezelfde periode.  Door deze parallelle stijging kan men niet besluiten dat deze toenames iets te maken hebben met het uitstellen van het huwelijk maar met een toename van premaritale seksuele betrekkingen.  Dit wijst op het feit dat verloofde koppels meer seks hadden vόόr het huwelijk en dat de losse flirts meer geconstitutionaliseerd waren dan in het verleden.  Door de liberalisering van de seks gingen de koppels vrijer met elkaar om kort nadat de verloving bezegeld was[134]

 

Waarom er meer gevreën werd vόόr het huwelijk, verklaart E. Shorter met begrippen als ‘expressive sexuality’ en ‘manupilative sexuality’[135].  De eerste beweegreden om seksuele betrekkingen te hebben was volgens E. Shorter het streven naar vrijheid door vrouwen.  De tweede beweegreden was seks te gebruiken als manupilatiemiddel om sociaal hogerop te geraken.  Deze twee drijfveren impliceerden verschillende soorten relaties.  Bij “expressive sexuality” kon het gaan om relaties tussen twee personen die elkaar oprecht beminden danwel om een kortstondige flirt, een hit-and –run relatie.  Bij “manupilative sexuality” hoorden “peasant-bundling” of een relatie van personen die onder maatschappelijke druk moesten huwen na een zwangerschap ofwel de “master-servant relatie”, een onevenwichtige relatie tussen een economisch sterkere man en een ondergeschikte vrouw.

 

In de twee bovenstaande gevallen (hit-and-run en master-servant) was het onwaarschijnlijk dat er een huwelijk volgde op de zwangerschap.  In de twee andere gevallen (echte liefde en peasant-bundling) waren de kinderen in principe ook onwettig maar waarschijnlijk volgde er een huwelijk en een wettiging van het kind.  Peasant-bundling vinden we hoofdzakelijk terug voor de achttiende eeuw in Noordwest Europa en Engeland.  De verloofden sliepen met elkaar voor het huwelijk en bij een zwangerschap werden ze door de gemeenschap gedwongen tot een huwelijk.  Ook een relatie tussen een meester en een dienstmeid kwam geregeld voor in de 17de eeuw en 18de eeuw. 

 

Samenvattend: E. Shorter poogde de stijging van het aantal onwettigen te verklaren door de veranderde houding van vrouwen uit lagere klasse ten opzichte van seks.  Hij spreekt zelf van een ware seksuele revoltie op het einde van de 18de eeuw ten gevolge van urbanisering en industrialisering.  Vrouwen konden vanaf dan buitenhuis werken in de stedelijke regio’s.  Ze verhuisden naar de stad en lieten de traditionele waarden, die benadrukten dat premaritiale seks verkeerd was en de controle van ouders en buren die zulke waarden opdrongen, achter zich.  Deze these werd verworpen door L. Tilly, J.W. Scott en M. Cohen.

 

E.Shorter beschouwde vrouwenarbeid als emanciperend maar dit gegeven werd betwist door L.Tilly, J.W. Scott en M.Cohen.[136]  Volgens hen werd vrouwenarbeid nog steeds verricht binnen de gezinseconomie en daarom bevrijdde vrouwenarbeid de vrouwen niet van de controle van de familie en de traditionele waarden.  Deze vrouwen moesten nog steeds hun loon afstaan omdat zij een schakel waren in de overlevingsstrategie van het gezin.  Daarenboven betwisten deze historici de mentaliteitsverandering van de arbeidersklasse ten opzichte van seks.  Zij verklaren de toename van de onwettigen door de standvastigheid van traditionele seksuele waarden in de veranderde economische context van urbanisatie en modernisering.  Volgens hen beleefden vrouwen voorhuwelijkse seks om een geschikte man te vinden en daarmee een gezin op te bouwen.

 

Dat vrouwenarbeid niet emanciperend werkte, besloot ook L. Berlanstein.[137]  Het verband tussen loon en onwettigheid ging niet op aangezien ook vele thuiswonende boerendochters onwettigen kregen.  Onwettigheid had volgens hem te maken met een groeiend proletariaat en niet met de emancipatie van de vrouw.

 

Volgens C. Fairchilds baseren beide tegengestelde theses zich op de houding van arbeidsters tegenover seks[138].  Hoe is het mogelijk om deze mentaliteit te achterhalen?  In Frankrijk heeft men daarvoor een schitterende bron, namelijk des déclarations de grossesse.  Moeders van bastaarden waren volgens de letter van de Franse wet verplicht bij de geboorte details te verschaffen over de omstandigheden waarin ze zwanger werden.  C.Fairchilds heeft deze bronnen bestudeerd in Aix-en –Provence in de 18de eeuw.  Gingen vrouwen seksuele betrekkingen aan in het kader van hun seksuele bevrijding?  Volgens C. Fairchilds is het eerder een effectief middel om een man te strikken voor een huwelijk.  Zij sluit zich dus aan bij de interpretatie van L.Tilly, M.Scott en J.W.Cohen.

 

Een volgende verklaringsgrond voor de toename van het aantal bastaarden in de periode 1750-1850 is het zogenaamde bastardy prone-society fenomeen.  Volgens P. Laslett nam het aantal onwettigen toe omdat de repeaters meer bastaarden verwekten.  We laten hem eventjes aan het woord: ‘ a repeater is a woman who is known to have given birth to more than one bastard child’[139]Deze repeaters woonden in dezelfde buurten en meestal waren ze verwant met elkaar.  Als zich een algemene stijging van de vruchtbaarheid bij vrouwen manifesteerde, nam de vruchtbaarheid van de repeaters sneller toe, het zogenaamde boostereffect.  P. Laslett formuleerde het als volgt: ‘ the bastardy prone sub-society, it consisted in a series of bastardproducing women, living in the same locality, whose activities persisted over several generations, and who tended to be related by kinship or marriage.  Many of these women were credited not with one illegitimate birth only, but with several’[140].

 

Uit het onderzoek door C. Vandenbroeke over de aanwezigheid van repeaters op het Vlaamse platteland in de 19de eeuw, is gebleken dat slechts 10% van de onwettige moeders hieronder ressorteerden.  Volgens de Franse historicus J.-L. Flandrin kozen de vrouwen niet vrijwillig voor een buitenechtelijke zwangerschap.  Overleven in de toenmalige agrarische maatschappij als vrouw was al zwaar genoeg en een ongewenste zwangerschap maakte de situatie grimmiger.  De toename van de late 18de eeuw schrijft J.-L. Flandrin toe aan de groter wordende groep van vrouwen die er niet in slaagden hun verleider te dwingen tot een huwelijk.[141].

 

Een andere theorie van J.-L. Flandrin is de volgende: ‘cette montée de l’illégimité est le résultat d’une crise des mœurs, ou si vous voulez de la moralité et d’un déclin de l’emprise de l’Eglise catholique sur les consciences.[142]’  De toenmalige bevolking emancipeerde van de religieuze moraal en van de ouderlijke invloed.  Deze theorie werd opnieuw van de kaart geveegd door J.M. Phayer[143].  Hij bestudeerde de voorhuwelijkse seksuele relaties in Westfalen.  Volgens hem bestond er geen verband tussen de nieuwe seksuele moraal en de toenemende verwereldlijking.  De meeste onwettigen kwamen juist voor in zeer vrome gebieden.  Ook de invloed van de Verlichting op de moraal van de lagere klassen was miniem tot onbestaande[144].  Het verband tussen secularisatie en onwettigheid werd dus ook betwist.

 

Daarnaast zijn er de socio-economische omstandigheden in de late 18de en het begin van de 19de eeuw.  Door de verarmingsprocessen in deze periode stelden koppels het huwelijk langer uit.  In periodes van crisis kwamen dan ook meer onwettigen voor omdat het interval tussen de puberteit en het huwelijk groter werd.  Tijdens deze periode lag de huwelijksleeftijd voor mannen en vrouwen vrij hoog respectievelijk op 28-29 jaar en 26-27 jaar.  Jongeren mochten volgens de Kerk geen seksuele betrekking hebben tijdens deze periode; deze norm naleven moet de jongeren de nodige frustaties opgeleverd hebben.  D.Levine verwoordt het als volgt: ‘… tradition forced upon most young men and women a period of enforced celibacy at the age when they were most virile and nubile.’[145]  Deze norm werd danig met de voeten getreden want het aantal onwettigen was nooit zo hoog.  Ook deze socio-economische theorie biedt geen soelaas aangezien P.Laslett en E.Wrigley bewezen hebben dat in Engeland de huwelijksleeftijd juist in deze periode daalde terwijl het aantal buitenechtelijke kinderen toenam.

 

Op de voorgaande pagina’s hebben we het enkel gehad over de toename van de illigitimi in de periode 1750-1850.  De periode 1846-1890 werd echter ook gekenmerkt door een stijging van het aantal onwettigen.  Volgens de demograaf R.Lesthaeghe is de toename van de voorhuwelijkse kinderen tussen 1846-1890 te wijten aan een drietal factoren.  Ten eerste de daling van de huwelijksleeftijd, ten tweede een toename van de voorhuwelijkse betrekkingen en ten derde de afgenomen familiale en sociale controle[146].

 

Vanaf 1890 deden de anti-conceptie middelden hun intrede en daalde het aantal onwettigen.  R. Lesthaege spreekt van een anti-conceptierevolutie.  Was het een mentaliteitswijziging of de wetenschappelijke vooruitgang die aan de basis lag van deze revolutie die vooral plaatsvond in Frankrijk en Engeland?  Historici zijn het er niet over eens, algemeen wordt aangenomen dat in Frankrijk een mentaliteitsverandering aan de basis lag en in Engeland een wetenschappelijke verbetering van de anti-conceptieven.  De anti-conceptiemiddelen werden eerst toegepast in Wallonië, in Vlaanderen kenden ze slechts na de Eerste Wereldoorlog hun opgang.  Het einde van de 19de en begin van de 20ste eeuw werd in Vlaanderen gekenmerkt door een groot kinderaantal per gezin.

 

 

8.2 De beroepsstructuur van ongehuwde moeders

 

In welke beroepsklassen komen onwettigen vooral voort?  We pogen aan de hand van onderstaande tabel op deze vraag een antwoord op te vinden.  In de negentiende eeuw kwamen er in Deinze 137 onwettige kinderen voor.  Dit aantal is groot genoeg om representatieve besluiten te bekomen.

 

Tabel VIII 1: Beroepsstructuur moeders met onwettige, Deinze, 1807-1893

Jaar

I 1

I 2

I 3

I 4

II 1

II 2

II 3.1

II 3.2

III

IV

1807

 

 

 

 

 

2

 

2

 

4

1808

 

 

 

 

1

1

 

2

 

 

1809

 

 

 

 

1

1

 

2

 

 

1819

 

 

 

 

1

2

 

1

2

 

1820

 

 

 

 

2

 

 

1

1

1

1821

 

 

1

 

 

 

 

5

 

 

1831

 

 

 

 

3

 

 

2

 

 

1832

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

1833

 

 

 

 

 

1

 

4

 

 

1843

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

1844

 

 

 

 

 

 

 

1

 

1

1845

 

1

 

 

 

 

 

4

1

 

1855

 

 

 

 

1

3

 

 

 

1

1856

 

1

 

 

 

2

 

 

 

 

1857

2

1

1

 

1

 

 

 

 

 

1867

 

 

 

 

 

1

2

1

 

 

1868

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

1869

 

1

 

 

 

1

 

3

2

 

1879

 

 

 

 

3

1

1

2

 

 

1880

 

 

1

 

3

3

2

1

1

 

1881

 

 

1

 

 

3

1

2

 

 

1891

 

 

 

 

 

3

1

 

2

 

1892

 

 

 

 

 

2

3

1

1

 

1893

 

1

 

 

2

1

2

 

 

5

Totaal

2

5

4

0

18

27

12

47

10

12

Procent

1,46

3,65

2,92

0

13,14

19,71

8,76

34,31

7,3

8,76

 

Onwettige kinderen kwamen bijna niet voor in de zelfstandige beroepsklassen.  Uit studies is gebleken dat dochters van ambachtslieden en zelfstandige landbouwers, die buitenhuis gingen werken, toch thuis bleven wonen in tegenstelling tot dienstmeiden en dagloonsters[147].  Dochters van ambachtslieden werkten in de winkel van hun ouders en dochters van zelfstandige landbouwers werden ingezet op de ouderlijke boederij en op die manier droegen ze hun steentje bij tot het gezinsinkomen.  Doordat ze thuis bleven wonen ontsnapten ze niet aan de controle van hun ouders. Daarenboven kregen meisjes uit de middenklassen en de rijkere families een chaperonne mee, die moest waken over hun maagdelijkheid[148].

Een derde reden vinden we terug in de studie van J. Kok en J. Koster[149].  Volgens hen slaagden rijkere families erin om hun bastaarden uit de officiële lijsten te houden.

 

De meeste onwettigen kwamen voor bij de laagste klassen van de maatschappij, met als absolute topper de spinsters.  In deze klasse was het uitzicht op een goede partij van ondergeschikt belang, zodat ze zich vrijer en spontaner in de liefde konden bewegen[150].  Deze spinsters gaan sneller overgaan tot een seksuele relatie als er een belofte is om te trouwen.  In deze groep is trouwen heel belangrijk.  Trouwen legitimeerde niet alleen de seksuele relatie ten opzichte van de omgeving maar het huwelijk was daarenboven een uitermate geschikt middel tegen de spot en het bood spinsters hoop op een economische zekerheid[151].

 

Het belang van de ‘promesse de mariage’ mag niet onderschat worden in deze middens.  Dit gegeven werd onderzocht door V.Demars-Sion volgens haar zou zo’n 75 tot 90 % van het aantal onwettigen een gevolg zijn van de ‘promesse de mariage’[152].  Bij de dienstmeiden kwamen ook geregeld onwettigen voor.  Door hun economische positie vormden ze een groep die vaak aan seksueel misbruik werd blootgesteld.  Zij waren direct afhankelijk van hun baas waardoor ze handtastelijkheden moeilijk konden afwijzen[153].

 

Uit het onderzoek van J.M. Phayer is gebleken dat in een rurale maatschappij twee houdingen ten opzichte van seks bestonden.  Men had de zelfstandige boeren die de naschriften opgelegd door het Concilie van Trente trouw naleefden en de dagloners die er een andere mening op na hielden.  Hij besluit daaruit het volgende: ‘On the threshold of urbanisation and industrialisation in Germany, rural sexuality had become a matter of class instead of community’[154].

Een andere mogelijke verklaring voor de toename van onwettigen bij de volksklassen vinden we terug in de theorie van E. Shorter[155].  Hij beweert dat vrouwen door het verhuizen naar de stad ontsnapten aan de controle van de familie die er traditionele waarden op na hielden.  Hij beweert dat hun seksuele mentaliteit hierdoor wijzigde, waardoor er meer ontwettigen werden geboren.  L.Tilly, M.W. Scott en M.Cohen hielden er een andere these op na[156].  Vrouwenarbeid werkte niet emanciperend in de toenmalige maatschappij.  Vrouwen lieten enkel seks voor het huwelijk toe omdat hen een huwelijk werd voorgespiegeld.

 

In de volksklassen kwamen inderdaad veel onwettigen voor omdat deze vrouwen sneller hun principes lieten varen bij een promesse de mariage.  Met volksklasse verwijzen we naar dienstmeiden, dagloonsters en spinsters.  In het laatste kwart van de 19de eeuw kwamen daar ook nog fabrieksarbeidsters bij.  J.- M. Phayer verwoort het als volgt: ‘the women who suite into easy virtue and who give themselves up to lustful pleasures are mosly those who have no prospect of marriage because of their poverty’[157].

 

De lagere bevolkingsklassen in Deinze vormden dus geen uitzondering op de regel.  Uit de vergelijking tussen Deinze met Oost-Vlaanderen in het algemeen en Eeklo in het bijzonder kwamen we tot het volgende besluit.  Uit beide studies over Oost-Vlaanderen en Eeklo is gebleken dat de meeste ongehuwde moeders tot de laagste bevolkingsklassen behoorden; het waren vooral spinsters, dagloonsters, dienstmeiden en vanaf 1860 een belangrijk aantal fabrieksarbeidsters.[158]

 

 

8.3 De gemiddelde leeftijd van ongehuwde moeders

 

Alvorens we de resultaten presenteren, moeten we een woordje uitleg geven bij de onderstaande tabel.  Omdat we het belangrijk achten dat we juiste conclusies trekken uit ons cijfermateriaal, hebben we bij ieder gemiddelde tussen haakjes het aantal vrouwen vermeld.  Dit is belangrijk omdat bijvoorbeeld in het jaar 1844 een gemiddelde leeftijd van 27 jaar werd teruggevonden.  Deze leeftijd is echter niet repressentatief aangezien het slechts 2 vrouwen betreft.  Nu dat we onze tabel hebben nader verklaard volgen de eigenlijke resultaten.

 

Tabel VIII 2: De gemiddelde leeftijd van de moeders met onwettige, Deinze[159]

Jaar

Vrouwen

1807

25,14 (8)

1808

25,50 (4)

1809

28,75 (4)

1819

28,50 (6)

1820

28,00 (5)

1821

30,33 (6)

1831

30,00 (5)

1832

29,00 (6)

1833

23,60 (5)

1843

25,50 (4)

1844

27,00 (2)

1845

25,83 (6)

1855

26,60 (5)

1856

27,67 (3)

1857

22,40 (5)

1867

24,75 (4)

1868

22,00 (3)

1869

22,71 (7)

1879

24,00 (7)

1880

25,27 (11)

1881

23,71 (7)

1891

26,67 (6)

1892

24,14 (7)

1893

24,73 (11)

 

Als we de cijfers bekijken valt op dat de leeftijd van onwettige moeders schommelde tussen de 20 en 30 jaar, logisch aangezien dit de meest vruchtbare jaren van een vrouw zijn.  In de eerste helft van de 19de eeuw lag de gemiddelde huwelijksleeftijd vrij hoog, gemiddeld 28,15 jaar in de periode 1807-1832.  In het midden van de 19de eeuw kan men een daling constateren, namelijk 25,04 jaar in de periode 1833-1868.

 

Vrouwen van een onwettig kind krijgen dus hun eerste kind vrij vroeg in vergelijking met de leeftijd van vrouwen met een ‘wettig kind’.  In de laatste periode 1869-1893 ziet men nog een meer uitgesproken daling van de gemiddelde leeftijd naar 24,46 jaar.  Deze daling loopt parallel met de daling van de huwelijksleeftijd van vrouwen bij een eerste huwelijk dankzij de versterkte industrialisering en urbanisering. 

 

 

8.4  De herkomst van de moeders met een onwettig kind.

 

Een derde belangrijke parameter die we hebben gehanteerd is de herkomst van de moeders met een bastaard.  We maakten vier categorieën, namelijk moeders afkomstig uit Deinze, afkomstig uit een straal van vijf kilometer rond Deinze en tenslotte moeders afkomstig uit verder gelegen gebieden nog eens opgesplist in twee categorieën, 5 à 15 km en meer dan 15 km. 

 

Tabel VIII 3:Herkomst moeders met onwettige, Deinze, 1807-1893

Jaar

Deinze

< 5 km

5-15 km

> 15 km

1807

7

0

0

1

1808

4

0

0

0

1809

3

1

0

0

1819

3

2

1

0

1820

3

0

1

1

1821

6

0

0

0

1831

3

1

0

1

1832

4

1

1

0

1833

2

0

2

1

1843

2

0

2

0

1844

0

0

0

2

1845

4

0

0

2

1855

2

0

2

1

1856

1

0

0

2

1857

3

1

1

0

1867

3

1

0

0

1868

1

1

0

1

1869

6

0

1

0

1879

5

1

1

0

1880

9

1

0

1

1881

6

1

0

0

1891

4

1

1

0

1892

4

1

2

0

1893

6

1

2

2

Totaal

91 (66,42)

14 (10,22)

17 (12,41)

15 (10,95)

 

De meeste moeders waren afkomstig uit Deinze zelf, ongeveer een 66,42 %.  Dit lijkt logisch aangezien Deinze geen dorp was maar een regionaal verzorgingscentrum.  Voor de dorpen constanteerde A. Armengaud het volgende: ‘il est certain que si la natalité illégitime était faible dans les campagnes, c’est pour une part parce que beaucoup d’enfants illégitimes conçus  à la campagne naissaient à la ville’[160].  Of er vele Deinzenaars zijn gaan bevallen in Gent moet nog verder onderzocht worden, maar de meeste moeders bleven toch in Deinze voor de bevalling tijdens de 19de eeuw.  Dus de stelling van A. Armengaud kan niet gestaafd worden zonder bijkomend onderzoek.  De aantrekkingskracht van Deinze op ongehuwde moeders was gedurende de 19de eeuw echter beperkt: zo’n 33,58 %.  We merken wel op dat tijdens het midden van de 19de eeuw, periode 1843-1869, iets meer moeders kwamen bevallen in Deinze maar dan vooral van dorpen uit de brede cirkel van meer dan 15 km rond Deinze. 

 

 

8.5 Het toekomst perspectief voor ongehuwde moeders

 

Nadat we het profiel van de onwettige moeder hebben geschetst kijken we nu even naar de toekomstperspectieven.  Uit het bovenstaande kunnen we volgende algemene kenmerken destileren.  De meeste ongehuwde moeders kwamen uit de volksklasse, waarbij de spinsters de belangrijkste groep vormden.  De meest voorkomende leeftijd voor het krijgen van een onwettig kind is gelegen tussen de 20 en 30 jaar.  De meeste moeders kozen Deinze voor hun bevalling, de maatschappelijke controle was er beperkter dan in de dorpen.  Deinze was immers een regionaal verzorgingscentrum.

 

Gedurende de 19de eeuw werden er in Deinze 137 bastaarden geboren.  Het aantal moeders die erin slaagden om na de geboorte te trouwen was vrij laag namelijk 53 vrouwen of (38,69 %).  Van deze 53 trouwers huwden er nog eens 17 vrouwen (32,08 %) buiten Deinze, namelijk 7 in Gent, 2 in Brussel, 1 in Kortrijk en 1 in Zulte, 2 in Meigem en tenslotte nog eens 4 onbekende, waar de gegevens van de vader niet te achterhalen waren.

 

De beroepsgroepen die de meeste kans hadden om te trouwen na de bevalling geven we schematisch weer.

 

Tabel VIII 4: Absolute cijfers van de getrouwde moeders met onwettige[161]

I 1

I 2

I 3

I 4

II 1

II 2

II 3.1

II 3.2

III

IV

2

5

4

0

18

27

12

47

10

12

 

1

2

2

0

6

12

7

17

5

1

 

Slechts 40,38 % van de ongehuwde moeders uit de volksklassen slaagden erin om na de bevalling te trouwen.  Dat de kansen voor dienstmeiden en fabrieksarbeidsters niet zo groot waren, kan worden verklaard door de aard van de relatie tussen de moeder en de vermoedelijke vader.  E. Shorter spreekt in dit geval van master-servant relations[162].  De kans op een huwelijk was in deze gevallen vrij klein omwille van de directe economische afhankelijkheid van de vrouwen van de vader.  Het kon gaan om meesters en dienstmeiden maar ook om werkgevers en vrouwelijke fabrieksarbeidsters.  De grote groep van spinsters maakten de minste kans om te trouwen.  Deze klasse staat niet sterk op de huwelijksmarkt omwille van de gebrekkige economische vooruitzichten.  De aanwezigheid van een kind zal de situatie er niet op verbeteren. Sommige moeders gingen dan ook na de geboorte van hun onwettig kind in de prostitutie.  Vele vrouwen verhuisden naar de stad om hun familie de schande te besparen en de zwangerschap voor hun directe omgeving te verbergen.  De moeders uit de zelfstandige beroepsklassen maakten iets meer kans (45,45 %) om te trouwen.  Zij waren economisch een betere partij dan de moeders uit de lagere klassen.

 

Tot welke beroepsklassen behoorden de mannen die trouwden met ongehuwde moeders?  Tot welke leeftijdsklasse kan men ze rekenen en vanwaar waren ze afkomstig?  Op bovenstaande vragen pogen we een antwoord te formuleren in volgende paragrafen.

 

 

8.6 Het profiel van een man gehuwd met een moeder van een bastaard

 

Zoals we reeds hebben vermeld, kwamen er weinig huwelijken voor met ongehuwde moeders.  De resultaten voor Deinze wijzen inderdaad in die richting.  We hebben 53 huwelijken waarvan we er slechts 36 hebben kunnen onderzoeken. (zie 6.5).  Dit zijn onze cijfers.

 

Tabel VIII 5: Beroepsstructuur echtgenoten van moeders met onwettige, Deinze 1808-1893[163]

Jaar

I 1

I 2

I 3

I 4

II 1

II 2

II 3.1

II 3.2

II 3.3

II 3.4

III

1808

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1821

 

1

1

 

 

 

 

 

 

 

 

1832

 

 

 

 

 

1

 

 

 

1

 

1833

 

 

 

 

 

1

 

 

 

 

 

1843

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1845

 

 

 

 

 

1

 

 

1

 

 

1855

 

 

 

 

 

 

 

1

 

 

 

1857

 

 

 

 

 

 

 

1

1

 

 

1867

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

1868

 

1

 

 

 

1

 

 

 

 

 

1869

 

1

 

 

 

1

1

 

 

 

 

1879

 

 

 

 

 

 

1

1

 

 

 

1880

 

 

 

 

 

1

 

1

1

 

 

1881

 

1

 

 

1

 

 

1

 

 

 

1891

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

1892

 

 

1

 

 

1

1

1

 

 

 

1893

 

 

2

 

 

 

1

 

 

 

 

Totaal

1

5

4

0

1

9

4

6

5

1

0

Procent

2,78

13,89

11,11

0

2,78

25

11,11

16,67

13,89

2,78

0

 

Ondanks we over slechts 36 personen spreken, kunnen we toch enkele algemene kenmerken achterhalen.  We vinden de meeste mannen terug in de lagere klassen.  Deze bevinding is vrij logisch aangezien het juist in deze klasse was waar de meeste onwettigen voortkwamen.  E. Shorter wijst erop dat relaties tussen personen met dezelfde sociale, economische achtergrond meer kans hadden om te blijven bestaan[164].  Dus een onwettige zwangerschap werd in dit soort relaties meestal gevolgd door een huwelijk.

 

Volgens E. Shorter ging een zoon van ambachtslieden en zelfstandige landbouwers geen huwelijk aan alvorens hij in staat was voor zijn eigen gezin te zorgen.[165]  De mogelijke vader van het onwettige kind stelde het huwelijk met de moeder van zijn kind bijgevolg uit.  In de lagere klassen daarentegen bleef de man wel bij de ‘gevallen vrouw’ des te meer het wachten op eigen grond in dit geval niet van toepassing was.[166]

 

Tabel VIII 6: Gemiddelde leeftijd van echtgenoten van moeders met onwettige [167]

Jaar

Gemiddelde leeftijd

1808

39 (1)

1821

34 (2)

1832

31 (2)

1833

39 (1)

1843

31 (1)

1845

28,5 (2)

1855

32 (1)

1857

25,5 (2)

1867

26 (2)

1868

24 (2)

1869

33 (3)

1879

25,5 (2)

1880

28,67 (3)

1881

35 (3)

1891

27,5 (2)

1892

28,5 (4)

1893

33,67 (3)

 

Als we de gemiddelde huwelijksleeftijd (29,52 jaar) beschouwen over de ganse periode dan zien we dat deze hoger lag dan de eerste huwelijksleeftijd voor mannen in dezelfde periode (28,99 jaar).  Kunnen we eruit besluiten dat iets oudere mannen een huwelijk aangaan met een moeder van een bastaard?  Het gaat slechts om 36 personen dus is het een conclusie onder voorbehoud.

 

In onderstaande tabel hebben we gepoogd de herkomst van de mannen te achterhalen.  Zoals bij de ongehuwde moeders waren de meeste afkomstig uit Deinze.  We kunnen hieruit besluiten dat de ‘mogelijke’ vaders van onwettige kinderen toch onder druk van de gemeenschap gedwongen werden te trouwen.  Vooral in agrarisch dominante gebieden en in kleine steden was dit het geval.  Zoals E.Shorter[168] het als volgt citeert: ‘refusals to stay by the fallen woman probably happened most in the modern sector-factory industry and the city-rather than in the small towns of traditional society’.

 

Tabel VIII 7: Herkomst echtgenoten van moeders met onwettige, Deinze 1807-1893

Jaar

Deinze

< 5 km

5-15 km

> 15 km

1808

1

 

 

 

1821

1

 

 

1

1832

1

1

 

 

1833

 

1

 

 

1843

1

 

 

 

1845

1

1

 

 

1855

1

 

 

 

1857

2

 

 

 

1867

2

 

 

 

1868

1

 

1

 

1869

3

 

 

 

1879

1

1

 

 

1880

2

1

1

 

1881

1

1

 

 

1891

1

 

1

 

1892

3

 

1

 

1893

2

 

 

1

Totaal

24 (66,67)

6 (16,67)

4 (11,11)

2 (5,56)

 

 

 

8.7 Wettigingsgraad van onwettige kinderen

 

Als basisprincipe voor de wettigheid van een kind geldt dat zijn moeder op het moment van de verwekking of de geboorte gehuwd is.  Men vermoedt dan dat de vermelde vader, de werkelijke verwekker is[169].  Als dit het principe van wettige kinderen is, hoe zit het dan met de bastaarden.  Waren er verschillende soorten van bastaarden en op welke manier konden zij gewettigd worden?  Wat was het belang van een wettiging?  Waarom ging men over tot het wettigen van bastaarden?  Hoe kunnen we achterhalen of een bastaard al dan niet gewettigd werd?  Op bovenstaande vragen pogen we een antwoord te formuleren

 

In het canonieke recht maakte men een onderscheid tussen gewone bastaarden en de overspelige bastaarden[170].  In de eerste categorie waren de ouders niet getrouwd op het moment van de verwekking en eigenlijk kon een huwelijk toch hebben plaatsgevonden.  In de tweede groep was een huwelijk onmogelijk aangezien één van de partners nog gehuwd was.  Deze bastaarden waren meestal afkomstig uit een meester-dienstmeid relatie.  Ofwel kon een huwelijk niet plaatsgevonden hebben omdat één van de partners een clericus was of omdat het een relatie betrof tussen verwanten.

 

Het wettigen van deze bastaarden kon op verschillende manieren gebeuren.  De meest voorkomende manier van wettigen was het huwelijk.  We hebben reeds gezien dat slechts 38,69 % van de moeders van onwettigen erin slaagden om via een huwelijk hun kind te laten wettigen.  Een andere vorm van erkenning gebeurde via de handtekening van de vader in de doopakte.  Dit bracht mee dat de vader onder meer instond voor de financiële lasten die het kind met zich meebracht.  Een laatste mogelijke vorm van erkenning was de adoptie.

 

We hebben al reeds vermeld dat de toekomstperspectieven voor moeders met een bastaard niet zo rooskleurig waren.  Zij poogden in de eerste plaats hun verleider te strikken voor een huwelijk omdat het stichten van een gezin voor de meeste klassen prioritair was.  Slaagde zij er niet in, dan was zij de schietschijf van spot en meestal kwam ze in een vicieuze cirkel van werkloosheid en armensteun terecht.  Sommige moeders, die aan lager wal waren geraakt, poogden hun kind en zichzelf te onderhouden via prostitutie.[171]

 

Wettigen via een huwelijk was dus belangrijk voor de moeder maar evenzeer voor de bastaard zelf.  Als bastaard had men immers geen toegang tot openbare ambten of tot het priesterschap.  In sommige gevallen kon men dus de toegang tot een ambt geweigerd worden.  Met andere woorden sociale promotie maken als bastaard behoorde niet tot de mogelijkheden.  Gelukkig kon een bastaard wel erven van zijn moeder want in Vlaanderen gold de regel ‘ een moeder maakt geen bastaard’.  Maar de meeste bastaarden werden wel benadeeld als er later bijvoorbeeld wel wettige kinderen geboren werden.  De situatie van een bastaard was dus niet rooskleurig en de wettiging verhoogde zijn kansen op een beter leven.

 

Vanaf de 19de eeuw vinden we de wettigingen gemakkelijk terug in de registers van de Burgerlijke Stand.  In de kantlijn werd met rode stift aangeduid wanneer een kind gewettigd werd door een huwelijk.  In de parochieregisters was dat niet het geval en daarom hebben we enkel de gewettigden uit de 19de eeuw gebruikt zoals ook J. Blomme en L. De Bisschop ons hebben voorgedaan.

 

Tabel VIII 8: Percentages van het aantal erkende onwettigen

Jaar

Erkende onwettigen

Totaal onwettigen

% erkende onwettigen

1808

2

4

50,00

1821

2

6

33,33

1832

2

6

33,33

1833

1

5

20,00

1843

1

4

25,00

1844

1

2

50,00

1845

2

6

33,33

1855

1

5

20,00

1856

1

3

33,33

1857

3

5

60,00

1867

2

4

50,00

1868

3

3

100,00

1869

5

7

71,43

1879

4

7

57,14

1880

5

11

45,45

1881

3

7

42,86

1891

2

6

33,33

1892

5

7

71,43

1893

8

11

72,73

 

Op het Oost-Vlaamse platteland merkt M.-C. Gyssels een wettiging van 24 % op.  Vooral in de 19de eeuw valt een toename van het wettigen te noteren; in 1880 bereikt de wettigingsgraad ongeveer 55 %[172].  De resultaten voor Deinze zijn gelijklopend alhoewel de algemene wettigingsgraad iets hoger ligt met 38,69 %.  In de eerste helft van de 19de eeuw, periode 1807-1845, zijn er slechts 11 gewettigden van de 61 bastaarden of 18,13 %.  In de tweede helft van de 19de eeuw respectievelijk de periode 1855-1893, zijn er 42 gewettigden van de 76 bastaarden of 55,26 %.

 

Het is inderdaad zo dat er meer kinderen gewettigd worden in de tweede helft van de 19de eeuw.  C. Vandenbroeke stelt voor Vlaanderen vanaf de jaren 1830 een toenemende bereidheid vast tot het legitimeren van voorkinderen, een tendens die zich ook na de crisis van het midden van de 19de eeuw doorzet.  De toegenomen legitimering kan volgens deze auteur tot meer geborgenheid en genegenheid van natuurlijke kinderen leiden, wat op zijn beurt bijdraagt tot een dalend sterfterisico tijdens de eerste levensjaren[173].

 

 

8.7  De wettigingstijd van voorkinderen in Deinze

 

De wettiging via een huwelijk was inderdaad de meest voorkomende manier van wettigen.  De vraag blijft natuurlijk of het de biologische vader was die de bastaard wettigde.  Als het interval tussen het huwelijk en de geboorte klein was, dan was de echtgenoot de vermoedelijke vader van het kind.  De moeder en de vermoedelijke vader leefden reeds samen voor de geboorte van het onwettige kind.  Deze soort van samenlevingsvorm werd het concubinaat genoemd.  J. Flandrin formuleerde het als volgt: ‘le concubinage est comme le mariage une union relativement durable, qui permettait d’élever les enfants procrées.  Ils naissaient, certes, bâtards, et avaient en tant que tels plus de difficultés à s’intégrer dans la société que les enfants issus d’un légitime mariage[174]’  We gaan eens controleren of deze samenlevingsvorm ook in Deinze bestond tijdens de negentiende eeuw.

 

Tabel VIII 9: Wettigingstijd van voorkinderen te Deinze, 1808-1893

Jaar

V 1

V 2

V 3

1808

2

 

 

1821

1

 

1

1832

1

 

1

1833

 

1

 

1843

1

 

 

1844

 

 

1

1845

 

2

 

1855

 

1

 

1856

 

 

1

1857

2

1

 

1867

2

 

 

1868

2

1

 

1869

1

1

3

1879

1

 

3

1880

1

2

2

1881

1

 

2

1891

1

 

1

1892

2

2

1

1893

 

3

5

Totaal

18 (13,14)

14 (10,22)

21 (15,33)

 

We gaan vooreerst een woordje uitleg verschaffen bij het begrip ‘voorkinderen’. Voorkinderen zijn kinderen, die buiten een huwelijk geboren worden maar na verloop van tijd toch door een huwelijk erkend worden.  Het verschil tussen voorkinderen en onwettigen is de interpretatie van de akten.  Wanneer men vertrekt vanuit de geboorteakte wordt het kind beschouwd als een onwettige.  Als men nu vertrekt vanuit de huwelijksakte wordt het kind beschouwd als een gewettigd voorkind.  Voor Deinze hebben we dus 53 (zo’n 38;69 %) gewettigde voorkinderen en 84 (zo’n 61,31 %) onwettigen.

 

We hebben de voorkinderen op hun beurt ingedeeld in drie groepen.  De eerste groep (V 1) omvatten de kinderen gewettigd binnen het jaar, de tweede groep (V 2) de kinderen binnen de drie jaar en tenslotte (V 3) de voorkinderen gewettigd na meer dan drie jaar.

 

In Deinze hebben we respectievelijk 18 of 33,96 % voorkinderen die gewettigd worden binnen het jaar.  We kunnen met grote zekerheid aannemen dat deze voorkinderen geboren zijn geweest binnen een langdurige relatie.  In de tweede groep komen er 14 voorkinderen of 26,42 % voor.  Als we beide groepen samennemen merken we dat 60,38 % van de voorkinderen gewettigd werden binnen de drie jaar na hun geboorte.

 

Dit was geen alleenstaand feit want uit het onderzoek van L.Berlanstein is hetzelfde gebleken[175].  Hij heeft het gedrag van de 19de eeuwse fabrieksarbeiders van Bezons bestudeerd.  Uit het onderzoek is naar voorgekomen dat personen uit de lagere klassen van de maatschappij het huwelijk uitstellen omwille van financiële redenen.  Zij konden door hun lage lonen de huwelijksceremonie niet bekostigen.  Volgens L. Berlanstein dienden 12% van de totale huwelijken in de ‘working-classes’ om een kind te wettigen.  Dit cijfer is eigenlijk nog onderschat door de hoge kindersterfte, die het aantal te wettigen kinderen onnodig maakten.  E. Shorter heeft er opgewezen dat zonen van landbouwers en ambachtslieden ook vaak het huwelijk uitstelden.  Zij wilden eerst eigenaar worden en op hun eigen benen staan alvorens een huwelijk af te sluiten[176].

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[132] LASLETT P., OOSTERVEEN K., SMITH R., Bastardy and its comparitive history of illegitimacy and marital non conformism in Britain, France, Germany, Sweden, North America, Jamaïca and Japan, Londen, 1980, p.71

[133] LASLETT P., OOSTERVEEN K., SMITH R., o.c., p.6.

[134] SHORTER E., Illegitimacy, Sexual Revolution, Social Change in Modern Europe, in: ROTBERG R., RABB T.,  Marriage and Fertility, studies in Interdisciplinary History, Princeton New Jersey, 1980, pp.88-89.

[135] SHORTER E., o.c., pp.101-104.

[136] COHEN M., SCOTT J.W., TILLY L., Women’s Work and European Fertility Patterns, in: ROTBERG R., RABB T.,  Marriage and Fertility, studies in Interdisciplinary History, Princeton New Jersey, 1980,p163

[137] BERLANSTEIN L., Illegitimacy, concubinage and proletarianization in a French town 1760-1914, in: Journal of Family History, 1980,pp.360-374, p.363.

[138] FAIRCHILDS C., Female Sexual Attitudes and the Rise of Illegitimacy: A Case Study, in: ROTBERG R., RABB T.,  Marriage and Fertility, studies in Interdisciplinary History, Princeton New Jersey, 1980, p.165-166.

[139] LASLETT P., OOSTERVEEN K., SMITH R., Bastardy and its comparitive history of illegitimacy and marital non conformism in Britain, France, Germany, Sweden, North America, Jamaïca and Japan, Londen, 1980, p 86.

[140]LASLETT P., OOSTERVEEN K., SMITH R, o.c., p 218.

[141] ARMENGAUD A., La famille et l’enfant en France et en Angleterre du XVIe au XVIIIe siècle.  Aspects démographiques, Parijs, 1975,p.101., FLANDRIN J., Familles, parenté, maison, sexualité dans l’ancienne société, Parijs, 1976.

[142] ARMANGAUD A.,o.c., p 102.

[143] PHAYER J-M., Sexual liberation and religion, 1977, Londen, p.47.

[144] PHAYER J.M. Sexual liberation and religion, 1977, Londen.

[145] LEVINE D.,  Family formation in age of nascent capitalism, New-York-San Francisco, 1977, p.127.

[146] LESTHAEGE R.,  Vruchtbaarheidscontrole, nuptialiteit en sociaal-economische veranderingen, 1846-1910, in: Bevolking en Gezin, 1972, pp.251-309., LESTHAEGE R.,  The decline of Belgian Fertility, 1890-1970, Princeton, 1977, p.129.

[147] FAIRCHILDS p.172.  geciteerd uit HUFTON (o) ‘Women and the Family Economy in the Eightheen-Century France, p 1-22.

[148] VANDENBROEKE C., Vrijen en trouwen van de Middeleeuwen tot heden, Brussel-Amsterdam, 1986, p.88.

[149] KOK J., KOSTER J.,  In onegt geteeld.  Ontwikkelingen en regionale verscheidenheid van onwettige geboorten op het platteland en in de kleine steden van Noord-Holland, 1812-1850, in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 1987, p.277.

[150] VANDENBROEKE C., o.c., p.88.

[151] FAIRCHILDS C., o.c., p.177.

[152] DEMARS-SION V., Femmes séduites et abandonnées au 18e siècle-l’exemple du Cambrésis-Lille, 1991, pp.63-67.

[153] HUYS N.,  Trouwen in Lebbeke (1700-1900).  Een nuptialiteitsstudie van een Oost-Vlaamse plattelandsgemeente, Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1999/2000, p.156.

[154] PHAYER J.- M., Sexual liberation and religion , Londen, 1977, p.47.

[155] SHORTER E., o.c., p.88.

[156] TILLY L., SCOTT J.W., COHEN M., o.c., p.248.

[157] PHAYER J.-M., o.c., pp.52-53.

[158] GYSSELS M.C.,  Het premaritaal gedrag in Oost-Vlaanderen (1700-1880).  Een historisch-demografisch studie getoetst aan kerkelijke en volkskundige bronnen, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), Gent, 1982, p.146.

[159] tussen de haakjes staat het aantal vrouwen vermeld.

[160] ARMENGAUD A., o.c., p. 98.

[161] In de tweede rij worden de cijfers weergegeven van het totaal aantal moeders van een onwettig kind per beroepsklasse.  In de derde rij de cijfers van het aantal ongehuwde moeders, die er in slaagden om te trouwen na de bevalling.

[162] SHORTER E., o.c., p93.

[163] We hebben enkel de jaren vermeld waarin een huwelijk voorkwam

[164] SHORTER E., o.c., p.95.

[165] SHORTER E., o.c., p.101.

[166] SHORTER E., o.c., p.103.

[167] tussen de haakjes staat het aantal mannen vermeld

[168] SHORTER E.,o.c., p.103.

[169] HEIRBAUT D., o.c., p.135

[170] HEIRBAUT D., o.c., p.135.

[171] FAIRCHILD C., o.c., p.176.

[172] GYSSELS M. C., o.c., pp.72-107.

[173] VANDENBROEKE C.,o.c., p.205.

[174] FLANDRIN (J.)  Familles, parenté, maison, sexualité dans l’ancienne société, Paris, 1976, p.176

[175] BERLANSTEIN L.  Illegitimacy,concubinage and proletarianization in a French town, 1760-1914, in: Journal of Family History, 1980, 4, pp.360-374.

[176] SHORTER E., o.c., p.103