Vrijen en trouwen te Deinze (1699-1893). Een historisch-demografische studie van het premaritaal gedrag in een kleine stad. (Eva De Wulf)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk II: De componenten van het premaritaal gedrag

 

2.1  Inleiding

 

In dit hoofdstuk bespreken  we eerst de norm omtrent het voorhuwelijks seksueel verkeer zoals voorgeschreven door de Kerk.  Vervolgens definiëren we de begrippen onwettigen en prenuptialen.  In de voorlaatste paragraaf van dit hoofdstuk schetsen we de evolutie van het voorhuwelijks seksueel verkeer volgens Edward Shorter.  In de laatste paragraaf presenteren we het cijfermateriaal voor Deinze.

 

Seksuele relaties buiten het huwelijk konden noch mochten volgens de Kerk.  Het huwelijk was het enige instituut waar seks mocht plaatsvinden.  Seks mocht dan enkel in kader van de procreatie en als middel om de lusten af te remmen.  De Kerk verbood niet alleen seksuele relaties buiten het huwelijk maar schreef ook voor hoe partners zich binnen het huwelijk moesten gedragen.  A. Armengaud formuleerde het als volgt: ‘L’Eglise n’a seulement prohibé les relations sexuelles en dehors du mariage, elle a fixé les devoirs des époux au sein même du mariage’[31] De rooms-katholieke doctrine evolueerde doorheen de tijd.  Gedurende de 6de en 9de eeuw was vooral de Augustijnse doctrine dominant.  Augustinus mening over het huwelijk was de volgende: ‘Le mariage est un bien: il comporte en lui-même des biens propres qui sont premièrement les enfants, deuxièmement le pacte de fidélité et troisièmement le symbole de la stabilité de l’union. (proles, fides, sacramentum)’[32].

 

In de doctrine van Augustinus was geen plaats voor liefde; de trouw van de echtgenoten was daarentegen primordiaal.  De eerste doelstelling van een huwelijk volgens Augustinus was het verwekken van kinderen.  Er kon geen sprake zijn van onthouding binnen een huwelijk.  Het huwelijk werd daarnaast ook beschouwd als een sociaal stabiliserende factor binnen de maatschappij.  Het normen- en waardenpatroon van jongeren werd gevormd binnen de hechte band van een gezin.  Niet alleen de Kerk maar ook de overheid was overtuigd van het belang van het huwelijk in de maatschappij.  Het was een ideaal instituut voor het opleggen van hun normen en waarden aan de populatie[33].  Ongehuwde moeders werden gedwongen tot een huwelijk met hun verleider.  Kinderen, geboren buiten het huwelijk, waren volgens de Kerk en de Staat het symbool van deviant gedrag en moesten vermeden worden.  In de vroegmoderne tijden evolueerde deze gedachtegang zelfs in een seksuele repressie.  Deze repressie had een drietal aanleidingen.  Ten eerste de toenemende invloed van de burgerij in de maatschappij.  Zij distantieerden zich van de lagere klassen door hun beheerste manier van omgaan met seks.  Ten tweede de syfilisepidemie, die het seksuele klimaat in de 16de eeuw beïnvloedde.  Ten laatste speelde ook de Reformatie en Contrareformatie een belangrijke rol waarbij de overheid en de Kerk een grotere greep trachtten te krijgen op de collectief levende mentaliteit[34].

 

Binnen de 16de en 18de eeuw evolueerde de doctrine van Augustinus onder invloed van theologen, hun impact was echter gering.  De vroegmoderne theologen schetsten vooral situaties waarbinnen seksuele onthouding in een huwelijk aanvaard werd.  Een tweetal situaties kwamen daarvoor in aanmerking.  Een kansarm koppel kon zich onthouden binnen een huwelijk als er reeds kinderen aanwezig waren.  Een extra geboorte kon enkel de economische situatie van het koppel verslechteren.  Een nieuwe geboorte kon ook de gezondheid van de vrouw in het gedrang brengen en daarom mocht een koppel zich ook onthouden.  In beide gevallen werd de uitdrukkelijke toestemming van beide partners geëist[35].

 

Zowel de Kerk als de overheid probeerden zoveel mogelijk impact te krijgen op het gevoelsleven van hun onderdanen.  Ze verwierpen het deviante gedrag van jongeren uit de lagere klassen.  Bastaarden hadden het heel moeilijk in de toenmalige maatschappij; zij konden bijvoorbeeld niet promoveren tot ambtenaren en andere belangrijke posities.  De overheid oefende op deze manier druk uit op ongehuwde moeders zodat zij alsnog trouwden.

 

Niet enkel de staat en de Kerk verworpen voorhuwelijkse seksuele relaties; ook de gemeenschap waarin men leefde, was geen voorstander van seksuele experimenten door jongeren.  Volgens E. Shorter gingen vrouwen veel vrijer om met seks eenmaal ze de traditionele normen en familiale controle de rug hadden toegekeerd bij hun verhuis naar de stad[36].  We kunnen eruit besluiten dat de sociale controle door familie en buren een efficiënter middel was om voorhuwelijkse seksuele relaties in te dijken dan de voorschriften van de Kerk en overheid.

 

Ondanks al deze verwoede pogingen op verschillende niveaus in de samenleving kwamen toch een groot aantal voorhuwelijkse kinderen voor.  De voorgeschreven normen werden danig met de voeten getreden.  J. Flandrin opperde zo; dat naarmate seksuele gevoelens door de Kerk bij jonge mensen werden afgekeurd, des te meer ze toch tot uiting kwamen.  Hij sprak van de internationalization of desire[37]Ook  J-M. Phayer verdedigt deze stelling: ‘the Church’s task was arduous and largely unsuccessful because while attempting to educate youth about the moral implications of an already acquired lifestyle, it was, on the other hand, rigorously suppressing superstition, which had remained the single most powerful attraction for European common people to the practice of religion’[38].

 

Vanaf het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw ontwikkelde er zich een nieuw gedragspatroon dankzij de verburgerlijking van de maatschappij.  A. Dumont noemde het fenomeen ‘capillarité sociale, c’est-à-dire les ascensions universelles des citoyens vers une existence plus haute et plus pleine, telle est la cause unique de ces deux phénomènes jumeaux: abaissement de la natalité et émigration des habitants les plus riches, les plus énergiques et les plus entreprenants des campagnes vers les villes’[39]

 

 

2.2  Definitie van onwettigheid en prenuptialiteit

 

We hebben in de inleiding vermeld dat de norm omtrent voorhuwelijkse relaties voorgeschreven door de Kerk danig werd overtreden.  Bij het onderzoek van de geboorteakten kwamen regelmatig onwettigen voor.  In de doopakten van de parochieregisters werden ze omschreven als ‘illegitimus, naturalis, spurius…’  Vroedvrouwen moesten de parochiepriester inlichten over onwettige geboorten in de gemeente.  In Deinze werden de onwettige geboorten meestal zeer slecht neergepend of soms omgekeerd vermeld.  In de meeste gevallen was ook de naam van de vermoedelijke vader vermeld die de vroedvrouw had ontfutseld tijdens de barensweeën.  We nemen aan dat de onwettigen in de parochieregisters en de akten van de Burgerlijke Stand vrij volledig geregistreerd werden.

 

Onder de term onwettigen rekenen we de kinderen die zowel verwekt als geboren werden buiten een huwelijk.  Een duidelijke afbakening werd gegeven door P.Laslett en K.Oosterveen namelijk: A child shall be counted legitimate at baptism unless he or she is described as: a) illegitimate; b) bastard; c) base; d) base born; e) spurious; f) son of the people; g) having a father described as reputed or given some equivalent description; 2. A child shall be counted illegitimate who is inferred to be so from one or other of the following circumstances a) where the child has name ‘son’ or ‘daughter of the mother only and the fathers name is not mentioned.  This is to be reckoned even where no surname is given for the child itself b) where the child is given a surname other than that of the mother[40].

 

Een prenuptiaal werd verwekt buiten het huwelijk maar geboren binnen het huwelijk.  De ouders hadden het jawoord gegeven tussen de conceptie en de geboorte van het kind.  Wij rekenen tot de prenuptialen alle kinderen die geboren werden tot acht maanden na het huwelijk.  Wij volgen de redenering van de Engelse demografen P.Hair en P.Laslett.  Franse historici laten de kinderen geboren in de achtste maand na het huwelijk links liggen omdat dit ook te vroeg geborenen konden zijn.  De grens tussen onwettigen en prenuptialen was zeer vaag.  Wij behandelen deze thematiek uitvoerig in hoofdstuk IX.

 

Niet alle voorhuwelijkse seksuele relaties resulteerden in een zwangerschap.  Sommige jongeren poogden het lange interval tussen de puberteit en het huwelijk te overbruggen door relaties aan te gaan met weduwes, oudere en gehuwde vrouwen en prostituees.  Maar het bordeelbezoek was gering volgens verschillende beschrijvende bronnen.[41]  Het aantal voorhuwelijkse kinderen werd ook onderschat door de abortieve praktijken en zelfs gruwelijke kindermoord.  Vrouwen kenden vruchtafdrijvende middelen zoals savelboom.  De cijfers voor het voorhuwelijks seksueel gedrag lagen normaal hoger want in de registers vinden we geen tekenen van ‘seksuele uitspattingen’ terug zoals daar zijn mastrubatie of onanisme, betrekkingen zonder copulatie en homoseksualiteit.

 

Ook de mobiliteit van de ongehuwde moeders zorgt voor een onderschatting van het aantal voorhuwelijkse kinderen.  Uit louter psychologische overwegingen weken jonge echtparen tijdelijk uit om ‘achterklap’ binnen de buurtgemeenschap bij een vroegtijdige geboorte te ontwijken[42].  Ongehuwde moeders weken uit naar meer verstedelijkte regio’s; sociale controle was er veel minder groot dan op het platteland.  Om deze onderschatting op te vangen was een onderzoek naar vondelingen aangewezen, omdat hun aantal parallel met het aantal onwettigen en prenuptialen steeg gedurende de 19de eeuw.  Dit onderzoek hebben we echter niet uitgevoerd voor Deinze wegens gebrek aan het nodige archiefmateriaal.

 

 

2.3  De evolutie van het premaritaal gedrag

 

Het referentiewerk voor het verloop van het voorhuwelijkse seksueel verkeer in Noordwest-Europa is van de hand van Edward Shorter ‘The making of modern family’[43].  Hij onderscheidde een vijftal fasen.  We zetten ze uiteen met extra aandacht voor de periodes 1650-1750, 1750-1850 en 1850-1940.

 

De eerste periode 1550-1650 werd gekenmerkt door kleine stijgingen en dalingen van het voorhuwelijks seksueel verkeer.  De schommelingen werden verklaard door crisisperioden zoals hongersnood en dergelijke meer.  Het percentage onwettigen bedroeg ± 2 % en het percentage prenuptialen ± 10 à 15 %.

 

Een eeuw na het Concilie van Trente (1564-65) en met de Contrareformatie was er sprake van een systematische uitbouw van een seksueel syndroom[44].  Zo werden masturbatie, premaritale coïtus en het gebruik van anticonceptiemiddelen verboden.  De voortplanting mocht niet worden bepaald door driften en instincten, maar door het verstand.  Seks mocht enkel in dienst staan van de procreatie, genieten was ontoelaatbaar.  Volgens de Christelijke leer mocht men pas overgaan tot een seksuele relatie nadat er een huwelijk had plaatsgevonden.  Zowel de overheid als de Kerk poogden invloed te krijgen op het seksuele leven van hun onderdanen.  Ongehuwde moeders werden gedwongen tot een huwelijk met hun verleider, waardoor het aantal onwettigen daalde en het aantal shotgun huwelijken toenam.  In de periode 1650 tot en met 1750 daalde het percentage van onwettigen tot 1 à 1,5 %, terwijl het percentage prenuptialen op 15-20 % werd geschat.

 

In de daaropvolgende eeuw 1750-1850 was er een enorme toename van onwettige geboorten en voorechtelijke zwangerschappen te onderscheiden.  Op het einde van de 18de eeuw begon het aantal buitenechtelijke zwangerschappen als een pijl naar boven te schieten.  Het percentage steeg naar een waarde van 5 à 10 %.  Volgens E. Shorter was deze stijging een weerslag van de verbeterde reproductieve biologie, minder miskramen en een algemene verbetering van de gezondheidstoestand van de vrouw.  Maar het was in hoofdzaak te wijten aan de toegenomen seksuele activiteit[45].  Dit fenomeen zorgde voor heel wat discussies binnen de groep van historici; verschillende verklaringen werden gezocht.  Een greep uit het aanbod was onder meer de laïcisering van de maatschappij, de socio-economische toestand tijdens de periode 1750-1850.  In hoofdstuk VIII over de onwettigen gaan we de verklaringen verder uit de doeken doen.  Het aantal prenuptialen nam in dezelfde periode ook toe en haalde een gemiddeld percentage dat schommelde tussen de 30 à 40 %.

 

Vanaf 1850 tot en met 1950 daalde het aantal onwettigen pijlsnel, terwijl het aantal vrouwen dat nog voor de geboorte trouwde veel minder snel daalde of nauwelijks.  De percentages daalden voor de onwettigen naar 2 à 3 % en voor de prenuptialen naar 25 %.  Geboortebeperking speelde hier een rol omdat de huwelijksvruchtbaarheid parallel met de daling van de onwettigen daalde dit volgens E. Shorter[46].  R. Lesthaeghe stemde hiermee in en verklaarde de daling van de voorhuwelijkse kinderen door de democratisering van de anticonceptiva en het veelvuldig toepassen van abortieve praktijken[47]. Een tweede verklaring werd aangereikt door A. Dumont.  Hij sprak van een verburgerlijking van het seksuele leven sinds de eerste decennia van de 20ste eeuw.  De lagere klassen namen, dankzij de verhoogde levenstandaard, een aantal gedragsnormen inclusief het antiseksueel syndroom over van middenklassen en lagere burgerij in hun ambitie om sociaal te promoveren[48].  De daling van het aantal voorhuwelijkse kinderen op het Vlaamse platteland was te wijten aan een hernieuwde uitbouw van een efficiënt controleapparaat, waarbij zowel op het onderwijssysteem als op allerlei parochiale voorzieningen werd ingespeeld, aldus J.Art.[49]

 

De laatste fase zette in rond het midden van de 20ste eeuw.  In de jaren 1960-1970 steeg het aantal vrouwen dat vóór het huwelijk geslachtsverkeer wenste enorm.  Er vond een tweede seksuele revolutie plaats.  Het aantal buitenechtelijke zwangerschappen steeg aanzienlijk alhoewel er toen meer effectieve anticonceptiva aanwezig waren.  De reden hiervoor was volgens E. Shorter de jonge leeftijd van de vrouwen waardoor ze op een onverantwoorde manier met seks omgingen.  Ze namen geen voorzorgsmaatregelen om een mogelijke zwangerschap te verhinderen[50].

 

 

2.4  De specifieke cijfers voor Noordwest-Europa

 

We hebben gretig gebruik gemaakt van het vergelijkingsmateriaal voor Noordwest- Europa, in kaart gebracht door W.Flinn[51].

 

Tabel II 1 Onwettige geboorten per 100 levende geborenen

Land

Periode

Onderzoeksgebied

Aantal OW per 100 levende geboorten

Groot-Brittannië

Voor 1750

1740-90

1780-1820

24

24

24

2,6

4,3

5,9

Frankrijk

Voor 1750

1740-90

1780-1820

8

12

6

2,9

4,1

4,7

Duitsland

Voor 1750

1740-90

1780-1820

11

15

8

2,5

3,9

11,9

Scandinavië

Voor 1750

1740-90

1780-1820

2

3

4

3,8

2,5

6,8

Spanje

Voor 1750

1740-90

1780-1820

3

2

1

5,4

5,1

6,5

 

Tabel II 2 Voorhuwelijkse concepties

Land

periode

Onderzoeksgebied

Aantal PN per 100 levend geboorten

Groot-Brittannië

Voor 1750

1740-90

1780-1820

14

3

2

19,7

37,3

34,5

Frankrijk

Voor 1750

1740-90

1780-1820

9

9

6

6,2

10,1

13,7

Duitsland

Voor 1750

1740-90

1780-1820

12

15

8

13,4

18,5

23,8

 

 

2.5  De evolutie van het premaritaal gedrag in Deinze

 

Nadat we uitgebreid de evolutie van het voorhuwelijkse seksuele gedrag voor Noordwest –Europa hebben geschetst, bekijken we de resultaten specifiek voor Deinze.  We hebben een periode van twee eeuwen bestudeerd aan de hand van tienjaarlijkse steekproeven.  De situatie in Deinze gedurende de 18de eeuw was op zijn minst gecompliceerd.

 

In de 18de eeuw was Deinze opgesplitst in Deinze-binnen en Deinze-buiten.  De Onze-Lieve-Vrouwparochie strekte zich uit over beide delen, niettegenstaande dat ze juridisch gescheiden waren.  Bijgevolg werden zowel inwoners van Deinze-binnen als Deinze-buiten opgenomen in de parochieregisters.  De geschiedenis van Petegem-aan-de-Leie was heel nauw verbonden met die van Deinze.  Sinds juli 1469 behoorde Petegem-binnen feitelijk tot Deinze-stad.  In de 18de eeuw was Petegem eveneens juridisch opgesplitst in Petegem-binnen en Petegem-buiten.

Wij hebben volledigheidshalve zowel de parochieregisters van de Sint-Martinusparochie en de parochieregisters van de Onze-Lieve-Vrouwparochie verwerkt.  De gegevens hebben we apart bewerkt aangezien de Sint-Martinusparochie eerder landelijk was terwijl de Onze-Lieve-Vrouwparochie een stedelijk karakter had.

 

Het aantal voorhuwelijkse kinderen in Onze-Lieve-Vrouw was gedurende de 18de eeuw vrij beperkt in aantal: slechts 16 onwettigen en maar 10 prenuptialen.  Zelfs in de tweede helft van de 18de eeuw bleven de aantallen beperkt.  In de Sint-Martinusparochie was de situatie ongeveer dezelfde, namelijk 14 onwettigen en 14 prenuptialen.  We houden met deze lage cijfers rekening in onze besluitvorming.

 

Deze resultaten zijn niet uitzonderlijk want K. Bergé kwam tot hetzelfde besluit in haar onderzoek over de dekenij Deinze[52].  In eerste helft van de 18de eeuw nam het aantal gevallen van concubinage, overspel en echtbreuk af in de dekenij Deinze in vergelijking met de tweede helft van de 17de eeuw.  De reden hiervoor was de strakkere controle van zowel de kerkelijke overheid enerzijds en van de bevolking anderzijds.  De bisschoppen informeerden regelmatig naar de hen al dan niet bekende gevallen van seksuele ongeregeldheden, terwijl sommige ontuchtigen hoogstwaarschijnlijk onder druk van de misprijzende reactie van hun dorpsgenoten hun parochie dienden te verlaten.

 

Het aantal onwettigen in de dekenij Deinze was laag maar het aantal prenuptiale concepties was vrij groot; zo’n 21,05 % in de jaren 1715-1725 en meer dan 10% in de jaren 1665-1675 en 1735-1745.  Het verbod op voorhuwelijkse betrekking werd dus geregeld overtreden.  Men kan aannemen dat het huwelijk en het stichten van een gezin, dat de bijzondere bescherming van de Kerk genoot, de ernst van de fout verzachtten en een mildere houding vanwege de kerkelijke overheid motiveerden[53].

 

In het 19de eeuwse Deinze kwamen meer voorhuwelijkse kinderen voor; vooral het aantal onwettigen steeg aanzienlijk met name tot 137.  Het aantal prenuptialen kende een matiger verloop en steeg tot 40 prenuptialen in de loop van de 19de eeuw.  Er werd gedurende de 19de eeuw meer gevreeën vóór het huwelijk.  Volgens C. Vandenbroeke was 1/3 tot de ½ van de toekomstige partners reeds voor hun huwelijk seksueel actief geweest.[54]

 

 

2.6 Voorstellen van de resultaten

 

Tabel II 3 Overzicht van de premaritale componenten in de 18de eeuw

Periode

Onze-Lieve-Vrouwparochie

Sint-Martinusparochie

 

3 gem OW

3 gem PN

3 gem IP

3 gem OW

3 gem PN

3 gem IP

1699-1701

1,36

0

70,83

0

44,44

44,44

1711-1713

2,87

3,33

41,67

0

0

0

1723-1725

0,72

36,67

38,89

0

0

0

1735-1737

1,3

16,67

55,56

3,93

66,67

58,73

1747-1749

1,15

40

40

2,12

0

12,73

1759-1761

0

33,33

33,33

1,59

0

11,11

1771-1773

1,87

0

66,67

0

36,11

22,62

1783-1785

0,86

33,33

50

2,08

23,33

100

 

De formule voor het berekenen van de synthesemeter IP gaat als volgt: we nemen de verhouding tussen de som van het aantal prenuptialen en onwettigen tot de som van het aantal eerste geboorten en onwettigen.  Eerste geboorten zijn alle geboorten binnen de 24 maanden na het huwelijk.  We veronderstellen immers dat onwettigen meestal eerste geboorten zijn.

 

Tabel II 4: Overzicht van premaritale componenten, Deinze, 19de eeuw

Periode

3gem OW

3 gem PN

3 gem IP

1807-1809

4,63

4,76

49,5

1819-1821

5,96

113,09

96,67

1831-1833

4,63

26,67

75

1843-1845

4,11

8,33

52,33

1855-1857

4,47

100

89

1867-1869

4,24

20,83

70,33

1879-1881

6,71

16,67

78,67

1891-1893

5,09

3,7

80,67

 

 

2.7  Bespreking van de resultaten

 

De periode 1699-1749

 

De resultaten voor de Onze-lieve –Vrouwparochie waren respectievelijk 19,33 % voor de prenuptialen en 1,48 % voor de onwettigen.  Dit was de periode bij uitstek van de seksuele repressie door de overheid en de Kerk.  Het aantal onwettigen in Deinze was vrij laag en correspondeerde met het algemene cijfer in deze periode namelijk tussen de 1 à 1,5 %.  De overheid en de Kerk dwongen ongehuwde moeders tot een huwelijk, het aantal shotgun huwelijken was in deze periode vrij groot namelijk 6 huwelijken.  Er kwamen slechts 2 geavanceerde huwelijken voor.  Het koppel werd dus onder druk van de gemeenschap gedwongen om de buitenechtelijke zwangerschap te corrigeren met een huwelijk.  Het percentage van de prenuptialen lag iets hoger dan het gemiddelde, tussen de 15 en 20 %.

 

In de Sint-Martinusparochie lagen de resultaten in dezelfde orde als in de Onze-Lieve-Vrouwparochie namelijk 1,21 % onwettigen en 22,22 % prenuptialen.  Ook hier waren de meeste huwelijken geprovoceerd door een zwangerschap (3).

 

Periode 1759-1784

 

Aangezien we over twee verschillende bronnen beschikten, hebben we de fase 1750-1850 opgesplitst in twee delen.  In het eerste deel lag het percentage van onwettige lager dan in de voorgaande fase namelijk 0,91 %.  Het percentage van de prenuptialen nam lichtjes toe tot 22,22 % in de Onze-Lieve-Vrouwparochie.  Het totaal aantal premaritale concepties bereikte echter wel de kaap van 50%.  De verklaring voor het extreem laag aantal onwettigen in Deinze was misschien de onderregistratie ervan in de parochieregisters.

 

Deze bovenstaande opmerking werd aangehaald door R.Adair.  Hij waarschuwt historici die de positieve correlatie tussen (als het aantal onwettigen stijgt, stijgt ook het aantal prenuptialen) teveel als vanzelfsprekend zien.  Als er weinig onwettigen voorkwamen en een hoog aantal prenuptialen was dit te wijten aan een onderregistratie in de parochieregisters[55].  Deze verklaring biedt geen soelaas: slechts drie onwettigen en drie prenuptialen kwamen voor in deze periode.

 

In de Sint-Martinusparochie vinden we een gelijkaardige situatie terug.  Het aantal prenuptialen nam af tot een hoogte van 19,81 % terwijl het aantal onwettigen hetzelfde niveau bleef behouden met zo’n 1,22 %.  Het aantal onwettigen en prenuptialen waren respectievelijk zes en negen.  Het totaal aantal premaritale concepties bereikte een niveau van gemiddeld 44,58 %.

 

Periode 1807-1845

 

In tegenstelling tot de voorgaande periode steeg het aantal premaritale concepties tot het hoogste niveau met name 4,83 % onwettigen en 38,21 % prenuptialen.  Het percentage van de prenuptialen was hoog.  Bij de vergelijking met het percentage voor het arrondissement Gent in de periode 1801-1850 namelijk 34,5 % lag het percentage in Deinze in dezelfde orde[56].  De meeste prenuptialen werden geboren binnen de eerste 5 maanden na het huwelijk, zo’n 71,43 % of 15 huwelijken.  Slechts 21 prenuptialen kwamen voor in deze periode maar het aantal eerste geboorten binnen de 24 maanden na het huwelijk was vrij laag slechts 51; dus 29,16 % van de eerste geboorten waren prenuptiaal.  Het premaritaal gedrag oversteeg de kaap van 50% en bedroeg gemiddeld 68,38 %.

 

Periode 1855-1893

 

In deze periode steeg het aantal onwettigen nog tot 5,13 %; parallel hiermee daalde het aantal voorhuwelijkse kinderen tot 35, 3 %.  In deze periode werd de invloed van de Kerk op de moraal van de onderdanen nog verder ondermijnd.  De partnerkeuze was vrijer en dankzij de doorbraak van de secundaire sector daalde de gemiddelde huwelijksleeftijd.  Jongeren hadden meer seksueel contact vóór het huwelijk zonder dat er een huwelijk op volgde.  Het aantal geprovoceerde huwelijken daalde omdat de druk van de omgeving minder groot was dan in de periode 1650-1750.  Een laatste belangrijke verklaring was dat de anticonceptiva nog niet waren gedemocratiseerd.  Het premaritaal gedrag bereikte de kaap van gemiddeld 79,67 %.  Het premaritaal gedrag in Deinze lag met andere woorden hoger dan in Vlaanderen in dezelfde periode.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[31] ARMENGAUD A., La famille et l’enfant en France et en Angleterre du XVIe au XVIIIe siècle, S.E.D.E.S., 1975, Paris, p39.

[32] ARMENGAUD A., o.c., p.40

[33] LASLETT P., Family life and illicit love in earlier generations.  Essays in historical sociology, Cambridge, 1977, p13.

[34] VAN DE POL L.,  Seksualiteit tussen de middeleeuwen en de moderne tijd, in: PEETERS H., DRESDEN-COENERS L., BRANDENBARG T.(red.), Vijf eeuwen gezinsleven, liefde, huwelijk en opvoeding in Nederland, Nijmegen, 1988, pp.168-184.

[35] ARMENGAUD A., o.c., p.42.

[36] SHORTER E.,  Illegitimacy, Sexual Revolution, and Social Change in Modern Europe’ in:  ROTBERG R., RABB K., Marriage and fertility, New Yersey,1980, p.88.

[37] FLANDRIN J., Contraception, mariage et relations amoureuses dans l’occident Chrétien, in: Annales Economies, Sociétés, civilisations, 1967 ,p207.

[38] PHAYER J-M., Sexual liberation and religion, London, 1977, p.47.

[39] DUMONT A., Essai sur la natalité aux îles de Ré et d’Oléron, in: Bulletins de la société d’Antropologie de Paris, 1890, p.129.

[40] LASLETT P.,OOSTERVEEN K.,  Long-term trends in Bastardy in England, in: Population Studies, 1973, pp.255-286, p.255.

[41] VANDENBROEKE C., Het seksueel gedrag der jongeren in Vlaanderen sinds de late 16de eeuw, in: Bijdragen tot de geschiedenis, jr 62, 3-4, p 193-230, pp.198. 

[42] VANDENBROEKE C., o.c., pp.198.

[43] SHORTER E., The making of the modern family, New York, 1975. Andere overzichtswerken zijn: LASLETT P., OOSTERVEEN K., SMITH R., Bastardy and its Comparative History, London, Arnold, 1980, LASLETT P.; OOSTERVEEN K., Long-term trends in Bastardy in England, in: Population Studies, 1973, pp.255-286; VANDENBROEKE C., Seksualiteit en huwelijksbeleving in Vlaanderen, in: Spiegel Historiael , 1979, pp.425-433., GYSSELS M-C., Premaritaal gedrag in Oost-Vlaanderen (1700-1880), (onuitgegeven licentiaatsverhandeling) , Gent, 1982

[44] DARMON P., Le mythe de la procréation à l’âge baroque, 1977, p.283

[45] SHORTER E., De wording van het moderne gezin, New York, 1975, p.89-90.

[46] SHORTER E., o.c., p.90.

[47] LESTHAEGHE R., The decline of Belgian fertility, Princeton, p.130.

[48] DUMONT A., o.c., P.129

[49] ART J., Kerk en religie, 1844 –1914, in: Nieuwe Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl.XII, p.171.

[50] SHORTER E., o.c., p.91.

[51] FLINN W., The European Demographic System 1500-1820, s.l.,1981.

[52] BERGE K., Kerkelijk leven in de landelijke dekenij Deinze (1661-1782), Leuven, 1981.

[53] BERGE K., o.c., p.114.

[54] VANDENBROEKE C., Seksualiteit en huwelijksbeleving in Vlaanderen, in: Spiegel Historeal, p.433.

[55] ADAIR R.,  Courtship, illegitimacy and marriage in early modern England, Manchester, 1996, pp.100-101.

[56] Deze resultaten zijn gehaald uit: GOOSSENS C., De ontwikkeling van de proto-industrie in Oost-Vlaanderen: regionale en demografische implicaties (1650-1850), (Onuitgegeven licentiaatsverhandeling), Gent, 1984, p.277.