De Vietnamoorlog in de Hollywoodspeelfilm. Een historisch kritische analyse en een onderzoek naar de effecten op de historische beeldvorming bij jongeren. (Matias Frateur) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
2. Het Vietnamepos in close-up
2.1 Dertig jaar Vietnamoorlog, een korte historische schets
Onmiddellijk na de capitulatie van Japan roepen op 2 september 1945 Vietnamese nationalisten en communisten de Democratische Republiek Vietnam uit. Ho Tsji Minh vormt een regering van nationale eenheid.
Deze Franse kolonie, die samen met Laos en Cambodja sinds 1893 de Unie van Indochina vormde, was tijdens de Tweede Wereldoorlog sinds juli 1941 van de Vichyregering overgenomen door de Japanners. Gedurende de laatste decennia was in het land onder de intellectuele elite een sterk Aziatisch nationalisme en antiwesters bewustzijn gegroeid. Dat manifesteerde zich in de oprichting van een Vietnamese Nationale Partij in 1927, van de Indochinese Communistische Partij door Ho Tsji Minh in 1930 en van de Liga voor de Onafhankelijkheid van Vietnam, beter bekend als Vietminh, in juni 1941. Deze laatste had een partizanenoorlog gevoerd tegen de Fransen en tegen de Japanners tijdens de bezetting, zodat de beweging in 1945 zowat het hele grondgebied onder controle had.[64]
In maart 1946 erkent Frankrijk zonder veel enthousiasme de Democratische Republiek Vietnam, maar wel binnen het kader van de Union Française, in de hoop het koloniale gezag alsnog te kunnen handhaven.[65] In hetzelfde project is ook de proclamatie voorzien op 1 juni 1946 van de ‘autonome republiek Cochinchina’ in het Zuiden. Wanneer Frankrijk in november van dat jaar bombardementen uitvoert op de Noord-Vietnamese havenstad Haiphong, met naar schatting 6.000 doden, reageert de Vietminh onder leiding van Vo Nguyen Giap met een regelrechte guerrillaoorlog tegen de Franse strijdkrachten. Dit wordt het begin van de Frans-Indochinese oorlog.
In 1949 installeert Frankrijk de teruggeroepen ex-keizer Bao Dai aan het hoofd van
het onafhankelijke Vietnam. Hij heeft echter enkel het Zuiden onder zijn controle, en blijft deel uitmaken van de Union Française, net zoals Laos en Cambodja, die eveneens hun onafhankelijkheid krijgen. Vanaf 1 juli 1949, wanneer Bao Dai de Staat Vietnam uitroept, zijn er in feite twee Vietnams, aangezien Ho Tsji Minh in het Noorden de touwtjes in handen heeft. Diens regering wordt in januari 1950 prompt erkend door de jonge Chinese Volksrepubliek en kort daarna door de Sovjetunie. De Verenigde Staten erkennen Bao Dai om de anticommunistische krachten in Vietnam te steunen, en president Harry Truman stuurt meteen 35 man voor militaire bijstand naar Saigon, de Military Assistance Advisory Group.[66]
Intussen levert China wapens en munitie aan de Vietminhstrijdkrachten, de VS voorzien de Franse troepen van oorlogsmateriaal en brandstof. Zij zouden van 1950 tot 1954 ongeveer tachtig procent van hun kosten betalen. Zonder grootschalige militaire en economische hulp van de VS zou Frankrijk zich uit Indochina hebben moeten terugtrekken.[67] Met generaal Eisenhower die in 1952 de presidentsverkie-zingen wint komt een hevig anticommunist aan het hoofd van de VS. Hij wenst het rode gevaar in de wereld ten allen prijze in te dijken en aanziet daarbij Vietnam als een land met een sleutelrol. Zijn militaire adviseurs en Eisenhowers eigen economische beslommeringen weerhouden Amerika echter van een directe inmenging. Volgens militaire experts zou de oorlog handen vol geld gaan kosten temeer daar er volgens hen behoefte zou zijn aan één miljoen Amerikaanse soldaten. Men laat liever de Fransen hun kolonie zelf verdedigen. Vanaf 1954, na de afloop van de oorlog in Korea, valt het op hoe de Amerikaanse steun aan Frankrijk enorm gaat stijgen.
Het lukt de Fransen niet de oorlog naar hun hand te zetten vanwege de guerrilla-tactiek die door de Vietminhstrijders succesvol wordt toegepast. In 1954 hopen zij echter in Dien Bien Phu het conflict in hun voordeel te keren. Zij brengen zowat hun ganse militaire potentieel onder in deze onneembaar geachte vesting en rekenen erop de Noord-Vietnamezen zo tot een meer conventionele uitputtingsslag te dwingen, erop vertrouwend deze dankzij hun militaire superioriteit en massale Amerikaanse steun zeker te zullen winnen. Dien Bien Phu werd voor Frankrijk helaas een nieuw Waterloo. De vesting Dien Bien Phu valt op 7 mei 1954, enkele duizenden Fransen zijn gesneuveld en Frankrijk ziet zich gedwongen de oorlog te staken.[68]
In de slotverklaring van de Conferentie van Genève op 21 juli 1954 wordt een einde gesteld aan de vijandelijkheden in Indochina en aan de Franse soevereiniteit over Vietnam, Cambodja en Laos. De conferentie bevestigt de onafhankelijkheid van de laatste twee landen en verdeelt Vietnam tijdelijk in twee zones, in afwachting van de verkiezingen gepland in juli 1956.[69] Die zouden nooit plaatsvinden.
Zo blijft het Noorden, met Hanoi als hoofdstad, onder het bewind van Ho Tsji Minh, het Zuiden beneden de 17de breedtegraad, met Saigon als hoofdstad, onder dat van Bao Dai. Deze benoemt de katholieke mandarijn Ngo Dinh Diem tot premier en het Franse oppercommando wordt ontbonden.
De VS zullen alles in het werk stellen om een solide, anticommunistische staat op te bouwen in het Zuiden en vanaf 1955 gaan ze ervan uit dat voor het overleven van Zuid-Vietnam de vernietiging van het regime in het Noorden een noodzaak wordt. Eisenhower zendt in 1955 op verzoek van Saigon driehonderd militaire adviseurs naar Zuid-Vietnam en brengt op deze wijze de daadwerkelijke Amerikaanse inmenging op gang.[70] Om deze evolutie bij zijn achterban en tegenover de wereld te rechtvaardigen werd de dominotheorie gelanceerd.[71] Wanneer in gans Vietnam de communisten aan de macht zouden komen dan zouden vervolgens één na één ook Vietnams buurlanden communistisch worden, was de stelling. Hoewel dit niet zo evident was, slaagde men erin het Amerikaanse publiek en zelfs het Congres van het belang van de oorlog in Vietnam te overtuigen.[72]
In 1955 zet Ngo Dinh Diem keizer Bao Dai aan de dijk en roept de republiek uit, die dadelijk erkend wordt door de VS en Groot-Brittannië. In 1957 zijn er reeds 685 Amerikaanse adviseurs in Zuid-Vietnam en twee jaar later vallen de eerste Amerikaanse doden bij een Vietcongaanval op de basis van Bien Hoa. De naam Vietcong is de terminologie die Ngo Dinh Diem gebruikt voor de Vietnamese communisten. Intussen is zich het verzet in het Zuiden steeds beter aan het organiseren en wordt op 20 december 1960 het FNL opgericht, het Nationaal Bevrijdingsfront van Zuid-Vietnam, bestaande uit Vietminhmilitanten en communisten.[73]
Onder president Kennedy wordt de politiek van Eisenhower voortgezet. Kennedy is geen voorstander van een regelrechte grondoorlog in het Verre Oosten om grotere Chinese inmenging te vermijden.[74] Wel wordt tussen 1960 en Kennedy’s dood in november 1963 het aantal Amerikaanse militaire adviseurs in Zuid-Vietnam
opgedreven tot dertienduizend en geeft defensieminister McNamara toe dat “ze aan
de krijgsverrichtingen deelnemen”. Bovendien was de Amerikaanse samenwerking
met een figuur als Diem stilaan onhoudbaar geworden. Hij had een bikkelharde onderdrukking opgelegd aan de bevolking, en meer bepaald aan het boeddhisme, en werd in de internationale pers afgekraakt.[75] De kritiek richt zich niet enkel tegen de vrijgezel Ngo Dinh Diem, maar tegen de hele machtige katholieke mandarijnenfamilie. Zijn ene broer Ngo Dinh Thuc is aartsbisschop van Hué, zijn andere broer, Ngo Dinh Nhu is chef van de geheime politie en leider van een corps speciale troepen. Diens invloedrijke echtgenote “Madame”, speelt bij officiële gelegenheden de rol van first lady. Twee andere broers zijn respectievelijk gouverneur en ambassadeur.[76]
De ongeregeldheden in mei en opnieuw in de zomer culmineren in de openbare zelfverbranding van vier boeddhistische monniken en een non. Op 21 augustus 1963 kondigt Diem de staat van beleg af, laat een aantal boeddhistische leiders arresteren
en tempels sluiten.[77] Enkele maanden later, op 1 november wordt Diem vermoord bij
een putsch geleid door zijn generaals Duong Van Minh en Tran Van Don. Eind januari 1964 reeds worden deze bij een nieuwe staatsgreep opzijgezet door de pro-Amerikaanse generaal-majoor Nguyen Khanh. De rol die de CIA, het Pentagon en de ambassade in Saigon hierin speelden wordt in talrijke documenten in de Pentagon Papers bewezen.[78]
President Lyndon Johnson, de opvolger van Kennedy, zette het beleid van zijn voorganger in 1963 en 1964 in grote lijnen voort. Wel zocht hij middelen om zowel
het Congres als de burger achter zich te krijgen.[79] Op twee augustus 1964 meldde de Amerikaanse destroyer Maddox, dat hij aangevallen was door Noord-Vietnamese boten, een bericht dat later loos alarm bleek of verzonnen. Ook op vier augustus zou zich een gelijkaardig treffen hebben voorgedaan.[80] Daarover zijn eindeloze discussies ontstaan en onderzoeken verricht. Volgens de Pentagon Papers was de amerikanisering van de oorlog duidelijk gepland.[81] Johnson gebruikte dit incident in de Golf van Tonkin om ongelimiteerde presidentiële bevoegdheden te krijgen
met betrekking tot de oorlog. De Tonkinresolutie werd op 7 augustus goedgekeurd door het Amerikaans Congres.[82] Naar het einde van 1965 was het aantal Amerikaanse militairen in Vietnam opgelopen tot 175.000, op het hoogtepunt van de oorlog in 1969 zouden het er 538.000 zijn.
De buurlanden blijven intussen niet gespaard. In 1964 had de oorlog zich reeds uitgebreid naar Laos.[83] Onder leiding van prins Soevannoevong had de communistische Pathet Lao, met de steun van Hanoi, in mei van dat jaar een groots offensief gelanceerd in de Kruikenvlakte. Dit gebied beheerst de verbindingswegen
tussen de Laotiaanse steden Vientiane en Luang Prabang en de grenzen van Noord-Vietnam. Aangezien het hoofdkwartier van de CIA in Laos zich bevond in het zuiden van die Kruikenvlakte geeft Johnson de toelating tot bombardementen door de Amerikaanse luchtmacht. De bedoeling was het regime van de neutralistische premier prins Soevanna Phoema in stand te houden en de controle te herstellen over de bevoorradingswegen in het grensgebied waarlangs Noord-Vietnam wapens en munitie aanvoert voor de ‘rebellen’ in het Zuiden.
De jarenlang aanslepende bombardementen op Laotiaanse dorpen bleven een geheime operatie om de streek te zuiveren van guerrillatroepen en communistische sympathisanten. Dozijnen dorpen in Noord- en Centraal-Laos werden daarvoor
platgesmeten. De boerenbevolking was gedwongen ondergronds te gaan leven of te vluchten. Dat laatste deed ongeveer één op drie gezinnen. Zo zou men de bevolking scheiden van de guerrilla, to separate the sea from the fish.[84] Pas in augustus 1967 wordt deze geheime oorlog openbaar toegegeven. De infiltraties via de zogenaamde Ho Tsji minh-route waren dan officieel althans het enige objectief.
Toch begint de Vietnamoorlog wat Washington betreft eerst op vijf augustus 1964 om precies te zijn, wanneer Lyndon Johnson bevel geeft tot het bombarderen van Noord-Vietnamese kanonneerboten en hun basissen naar aanleiding van het Tonkinincident een paar dagen voordien. Het wordt de grootste Amerikaanse militaire interventie sinds de oorlog in Korea. Het zal nog duren tot december van dat jaar eer de eerste bombardementen op Noord-Vietnam daadwerkelijk worden uitgevoerd.[85]
Intussen hebben zich in Saigon in een half jaar tijd vijf machtswisselingen voorgedaan en blijft de onrust onder de bevolking en het protest van de boeddhisten toenemen, wat onder meer in november tot vier dagen van ernstige ongeregeldheden leidt. En geregeld veroorzaakt de Vietcong met spectaculaire aanvallen, o.m. op de luchtmachtbasis van Bien Hoa op 1 november 1964, zware verliezen aan Amerikaans materieel.[86] Wanneer begin februari 1965 alweer achttien helikopters en vliegtuigen vernield zijn bij zulke actie tegen het Amerikaans hoofdkwartier en vliegveld bij Pleikoe, geeft de president bevel vergeldings-maatregelen te ondernemen. De volgende dag bombarderen vliegtuigen van de Zevende Vloot doelwitten bij Dong Hoi, net ten noorden van de grens tussen Noord en Zuid.[87]
De boeddhistische demonstraties tegen de regering Tran Van Huong en ‘tegen de Amerikanen’ leiden tot een nieuwe staatsgreep waaruit generaal Nguyen Van Thieu als sterke man naar voor komt. Het Zuid-Vietnamese leger wordt versterkt met 2000 Zuid-Koreanen, genie- en transporteenheden, en een bataljon Australische infanterie. Kort nadien wordt ook Thailand ingeschakeld als luchtmachtbasis en als vakantieoord voor de Amerikaanse troepen.[88]
Het is in deze omstandigheden dat Johnson op twee maart 1965, zonder directe duidelijke aanleiding, het signaal op groen zet voor operatie Rolling Thunder, de codenaam voor ononderbroken bombardementen op Noord-Vietnam. Vanaf dat moment gaan de VS offensief aan de oorlog deelnemen. Bommenwerpers voeren tapijtbombardementen uit boven Noord-Vietnam en Laos en dit vrijwel zonder onderbreking tot in 1968.[89] Om de Amerikaanse vliegtuigen te beschermen worden 3500 Amerikaanse mariniers gestationeerd bij Da Nang, de eerste echte gevechtstroepen van de VS. Later zouden nog meer vliegtuigen naar Vietnam overgebracht worden, officieel om er op hun beurt de Amerikaanse soldaten te beschermen. De logica die hierachter school was de zogenaamde escalation to protect the troops, een uitvlucht die gebruikt werd om de Amerikaanse aanwezigheid goed te praten.[90] In de Vietnamfilm ziet men deze rechtvaardiging regelmatig terugkeren. Amerika was in Vietnam om er zijn burgers en militairen te beschermen, een nobele zaak toch?
Zuid-Vietnamese en Amerikaanse vliegtuigen voeren in die jaren duizenden vluchten uit, soms met 200 toestellen tegelijk en vernielen in de eerste maanden nagenoeg alle bruggen tussen de 17de en de 20ste breedtegraad. De escalatie neemt een waanzinnige omvang aan. Johnson vraagt het Congres in juli 1965, op advies van McNamara, een extrakrediet van 1,7 miljard dollar voor de militaire acties in Vietnam en een uitbreiding van de strijdkrachten met 600.000 man voor 1966.[91] In werkelijkheid wordt het aantal dienstplichtigen dat maandelijks onder de wapens wordt geroepen opgetrokken van 17.000 naar 35.000 eenheden en beschikken de VS in Vietnam eind 1965 over 175.000 manschappen.[92] De Zuid-Vietnamese troepen omvatten dan bijna 700.000 manschappen en genieten de steun van 20.000 bondgenoten uit Zuid-Korea en 1.700 Nieuw-Zeelanders en Australiërs. [93] De slagkracht van de Vietcong wordt geschat op 65.000 georganiseerde en circa 100.000 ‘ongeregelde’ strijders. Cijfergegevens daarover zijn absoluut niet eensluidend.
De eerste grote vredesmars in Washington van 25.000 intellectuelen, studenten en christenen en de zelfverbranding van twee demonstranten, in navolging van de boeddhistische monniken twee jaar voordien, beroeren voorlopig noch de publieke opinie noch de autoriteiten.[94] Het ene diplomatieke initiatief na het andere loopt op een sisser uit. Begin 1966 brengen de hearings van de Amerikaanse senaat, voorgezeten door de democratische senator William Fulbright en rechtstreeks te volgen op TV, een breed openbaar debat tot stand omtrent de Vietnampolitiek van de regering. Toch wordt deze op 1 maart in de senaat en in het Huis van Afgevaardigden met grote meerderheid goedgekeurd.[95]
In februari ontvangt Johnson op de conferentie van Hololoeloe president Van Thieu en premier Cao Ky samen met zijn ambassadeur Cabot Lodge, generaal Westmoreland, opperbevelhebber in Vietnam, en de ministers McNamara en Dean Rusk. Vice-president Humphrey wordt daarop naar de Aziatische hoofdsteden gestuurd om de Amerikaanse politiek ‘toe te lichten’.[96]
April 1966 is dan de maand waarin voor het eerst de gigantische B-52 bommenwerpers worden ingezet. Ook de olievoorraden vlak bij Hanoi en de havenstad Haiphong worden niet langer gespaard. Eigenlijk lijkt de euforie op haar hoogtepunt. ‘The War is Worth Winning’ titelt het populaire weekblad Time half augustus.[97] Op de conferentie van Manilla (24 en 25 oktober) informeert Johnson, voor het eerst op grote buitenlandse reis, zijn bondgenoten over de oorlogsstrategie. Australië, Nieuw-Zeeland, de Filippijnen, Thailand, Maleisië en Zuid-Korea zijn er vertegenwoordigd. En in de kerstnacht van 24 december 1966 noemt kardinaal Spellman op de Amerikaanse basis bij Saigon, de oorlog in Vietnam ‘een oorlog voor de verdediging van de beschaving’ en de VS ‘de barmhartige Samaritaan der naties’.
Het volgend jaar, 1967, wordt dan ook het hoogtepunt van de Amerikaanse inmenging in Vietnam. In januari hebben ze officieel 383.000 militairen ter plaatse, waarnaast 50.000 op de Zevende Vloot, 50.000 op basissen in Okinawa en de Filippijnen en nog eens 25.000 in Thailand. Het Zuid-Vietnamese leger is onderwijl uitgebouwd tot 800.000 manschappen. De sterkte van de Vietcong wordt dan geraamd op 280.000 man. [98]
En in Saigon komt onder druk van Washington een nieuwe grondwet tot stand die uitzicht moet bieden op de installatie van een burgerregering. De verkiezingen van drie september bevestigen generaal Van Thieu in zijn functie als staatshoofd van de Tweede Republiek en geven de katholieken, hoewel slechts 10 procent van de bevolking, de meerderheid in de senaat. Bij de parlementsverkiezingen, een maand later, gaat bijna de helft van de zetels naar boeddhistische kandidaten. Toch blijven militante boeddhisten het regime bestrijden. Het FLN had opgeroepen de verkiezingen te boycotten en spreekt van ‘bedrog op grote schaal’. En ook op het thuisfront houden de protesten, van o.m. professoren en juristen, tegen de
bombardementen voortdurend aan.[99]
In de toestand waarbij steeds meer Amerikanen de oorlog van de Vietnamezen gaan uitvechten zonder daarbij werkelijk een militaire doorbraak te boeken, komt in 1968 totaal onverwacht een kentering. Op 30 januari, ter gelegenheid van het boeddhistisch nieuwjaar (Tet) lanceren Vietcongstrijders en Noord-Vietnamese eenheden het grootste offensief sinds het begin van de oorlog. Ze vallen meer dan veertig steden aan, negen Amerikaanse vliegvelden en de hoofdstad Saigon, waar
een commando zelfs doordringt tot de Amerikaanse ambassade.[100]
Ofschoon de VS het Tetoffensief als een mislukking omschrijven, is het psychologisch effect ervan enorm groot. Alles leek op een totaal verkeerde inschatting van het Amerikaanse opperbevel.[101] Eind februari zijn de meeste steden heroverd, het laatst ook Hué. De marinebasis van Khe Sanh wordt pas op 6 april 1968 ontzet, na maandenlange belegering door de Noord-Vietamezen.[102]
Tijdgenoten beschouwen de slag om Khe Sanh als het Amerikaanse Dien Bien Phu. Voor het eerst was aan de rest van de wereld getoond dat Amerika’s oorlogsmachine niet zo gesmeerd liep als zij steeds had laten uitschijnen. Voor de ogen van de internationale pers leverden de Amerikanen slag met de vijand, en dit in Saigon zelf, waar het bestuur van het land en het hoofdkwartier van de in Vietnam gestationeerde Amerikaanse troepen gelegen waren. De publieke opinie die tot dus ver voor het merendeel achter het regeringsbeleid stond komt in beweging. Dat uit zich in het spectaculaire succes bij de eerste primaries van democraat McCarthy, bekend als prominent antiVietnamactivist. Diezelfde maand maart kondigt Lyndon Johnson aan de bombardementen op Noord-Vietnam te zullen stoppen, hij vervangt generaal Westmoreland door generaal Abrams als opperbevelhebber in Vietnam, en verklaart geen tweede ambtstermijn als president te ambiëren.[103]
Op 13 mei 1968 starten Amerikanen en Noord-Vietnamezen in het Parijse hotel Majestic de dialoog over een vredesoplossing. De 19 ‘inleidende besprekingen’ van de volgende vier maanden leveren geen zichtbare vooruitgang op. Eind oktober deelt Johnson dan via radio en televisie mee dat ‘hij bevel heeft gegeven alle lucht-, vloot- en artilleriebeschietingen op Noord-Vietnam per 1 november te staken. Hij wil ook uitbreiding van onderhandelaars in Parijs en nodigt het FLN, het communistische Bevrijdingsfront, als gesprekspartner uit. Daar wil de regering in Saigon absoluut niet van weten, zodat hervatting van het vredesoverleg wordt opgeschort.[104]
Enkele dagen later wint de republikeinse presidentskandidaat Richard Nixon de verkiezingen tegen uittredend vice-president, de democraat Humphrey. In zijn verkiezingscampagne beloofde Nixon ‘de Amerikanen uit Vietnam weer thuis te brengen’ en ‘de oorlog op basis van een rechtvaardige vrede te beëindigen’.
Op 25 januari 1969 gaat het vredesoverleg in Parijs uiteindelijk toch van start, na
77 dagen gepalaver en getouwtrek over procedurekwesties en over de vorm van de conferentietafel. Het wordt een ronde tafel en de Amerikaanse delegatie wordt geleid door Henry Cabot Lodge. De andere deelnemers zijn vertegenwoordigers van de regeringen van Zuid- en Noord-Vietnam en van het Bevrijdingsfront. Beide oorlogvoerende staten hebben nog recht op een speciale adviseur. Later zal blijken dat van 4 augustus 1969 tot 19 november 1971 twaalf keer parallelle ‘geheime besprekingen’ hebben plaatsgehad tussen Nixons veiligheidsadviseur Henry Kissinger en de Noord-Vietnamese onderhandelaars Le Duc Tho en Xuan Thuy. [105]
Op 14 mei 1969 ontvouwt de nieuwe president in een TV-toespraak zijn plan tot ‘vietnamisering’ van de oorlog, een poging om de strijd in toenemende mate door de Vietnamezen zelf te laten uitvechten. Deze ‘Nixon-doctrine’ kwam erop neer dat men het sterke Zuid-Vietnamees leger verder zou opleiden en van logistieke steun en inlichtingen zou blijven voorzien. Op deze manier zouden de Amerikaanse troepen stilaan teruggetrokken kunnen worden en zou Zuid-Vietnam zich kunnen handhaven tegen het Noorden. Er zijn dan omtrent 538.000 Amerikanen in het land gelegerd.[106]
Dat aantal zal vanaf de tweede helft van het jaar gestadig gaan dalen.
Tegen de achtergrond van de voortdurende pogingen tot overleg en het geleidelijke terugtrekken van de troepen komt het als een schok wanneer blijkt dat in maart 1969 de oorlog is uitgebreid naar Cambodja. Gespreid over een gans jaar (tot mei 1970) voeren Amerikaanse bommenwerpers in totaal 3.630 ‘geheime vluchten’ uit boven Cambodja om er steunpunten van de Vietcong uit te schakelen. De zogenaamde Ho Tsji Minhroute is inderdaad intussen doorgetrokken over Cambodjaans grondgebied. Deze interventie leidt op 18 maart van het volgend jaar tot de afzetting van de ‘onbetrouwbare’ prins Norodom Sinanoek als staatshoofd. Hij wordt vervangen door zijn premier, de pro-Amerikaanse generaal Lon Nol, die toelaat dat zijn land in de Indochinese oorlog wordt meegesleept, en dat anderhalve maand later 30.000 Amerikaanse en 40.000 Zuid-Vietnamese soldaten de grens oversteken voor een ‘zuiveringsoperatie’ die twee maanden zal duren. [107]
De neutralistische prins Sihanoek verbleef op het moment van de staatsgreep in
Moskou, reist direct door naar Bejing en noemt de nieuwe leiders van zijn land ‘lakeien van het Amerikaanse imperialisme’, aan de macht gebracht ‘door de CIA’. Wel blijkt dat zo’n 40.000 militairen van Noord-Vietnam en van de Vietcong vanuit Cambodja het regime van Saigon aan het bestrijden waren. De vijf jaren Lon Nol-regime (1970-1975) zullen omtrent 600.000 Cambodjanen het leven kosten, en de Amerikaanse belastingbetaler een bedrag van 1,6 miljard dollar steun aan het regime.[108]
Reeds snel na de aankondiging door Nixon van een eerste terugtrekking van 25.000 Amerikanen op het ‘topoverleg’ van Midway (8 juni 1969),[109] richt het FLN een ‘voorlopige revolutionaire regering van de Republiek Zuid-Vietnam’ op in de door het front bevrijde gebieden (10 juni), en in Parijs draagt het FLN zijn bevoegdheid om het volk van Zuid-Vietnam te vertegenwoordigen aan deze regering over (11 juni). Rond die tijd zou het officiële regime van Zuid-Vietnam nog 60 procent controleren van het grondgebied en 24 van de 44 provincies. Uiteraard erkennen de communistische landen de FLN-regering quasi onmiddellijk als enige wettelijke. Bij de begrafenis van de 79-jarige Ho Tsji Minh op 10 september 1969 zijn hoge gasten als de Chinese premier Zhou Enlai en de Sovjetpremier Kosygin evident aanwezig.[110]
In 1969 komt ook de slachting aan het licht die Amerikaanse militairen in het
Vietnamees dorp My Lai een jaar voordien hadden aangericht. Meer dan
vierhonderd burgers waren er vermoord.[111] Meer berichten over dergelijke incidenten lekken uit en veroorzaken in de VS grote verontwaardiging en protestacties. Op 15 oktober nemen honderdduizenden scholieren en studenten over het hele land deel aan teach-ins, vergaderingen en marsen tegen de oorlog en voor onmiddellijke
terugtrekking van de Amerikaanse troepen. [112]
Het ministerie van Defensie geeft in april 1970 toe dat laboratoriumproeven hebben uitgewezen dat het product “agent orange” (orange herbicide) aangeboren misvormingen veroorzaakt bij muizen en ratten. Het ‘12de luchteskadron voor speciale operaties’ gespecialiseerd in de verspreiding van ontbladeringsmiddelen en verantwoordelijk voor de uitvoering van Operation Ranch Hand, wordt ontbonden.[113] Sinds de oprichting van dit squadron in 1961 zou het circa 1,8 miljoen hectare bossen en cultuurgronden hebben vernietigd. Maar opgelet, pas op 26 december gelast Nixon de geleidelijke stopzetting van het gebruik van alle ontbladeringsmiddelen. Zoals zo vaak laat de uitvoering van vrome intenties of beloften weer lang op zich wachten. [114]
In de Cambodjaanse oorlog gaat het niet anders. Daar wordt eind april 1970, wanneer het regime van Lon Nol nog maar net aan de macht is, zoals hoger reeds vermeld, een grootscheepse raid uitgevoerd door zowat 20.000 Zuid-Vietnamese en 8.000 Amerikaanse manschappen om “het plan van de Noord-Vietnamese communisten te neutraliseren, die het Cambodjaanse grondgebied gebruiken als operatiebasis om de republiek Vietnam te infiltreren, te bombarderen en aan te vallen’. Nixon wil daarmee ook ‘het voortgaande succes van onze terugtrekking en van ons vietnamiserings-programma garanderen”. Enkele dagen later voeren meer dan 400 Amerikaanse vliegtuigen een raid uit op Noord-Vietnam, de grootste sinds 1968, als reactie “op de beschieting van Amerikaanse verkenningsvliegtuigen”. En ook in Laos gaat de strijd tegen de communistische strijdkrachten voort om de voortdurende stroom van Noord-Vietnamese troepen en voorraden langs de Ho Tsji Minhweg af te remmen.[115]
In tal van universiteiten breken in de VS nog dezelfde week demonstraties los, en wanneer in die van Kent, Ohio daarbij vier doden vallen onder de studenten zodat de rector beslist de universiteit te sluiten, manifesteren op 9 mei alweer 100.000 Amerikanen in Washington. Toch noemt president Nixon, begin juni, de operatie in Cambodja “de meest succesvolle van deze lange en moeilijke oorlog”. Hij doopt ze om tot “Operation Total Victory”, een terminologie die al snel door heel wat critici en journalisten wordt in twijfel getrokken. [116]
Begin 1971 verklaart de defensieminister Melvin Laird dat tegen het einde van het jaar “geen Amerikaanse grondtroepen meer zouden vechten in Vietnam”. Zij zijn dan nog met 335.000 ter plaatse. De luchtsteun, logistiek en artillerie blijven volgens Laird nog wel belangrijk. En inderdaad, wanneer in februari en maart 22.000 Zuid-Vietnamezen, met steun van de Amerikaanse luchtmacht weliswaar, andermaal een invasie uitvoeren in Laos, worden er geen Amerikaanse grondtroepen ingezet.[117]
De vietnamisering gaat intussen verder, in april wordt de 27-jarige luitenant William Calley door een militaire jury tot levenslange dwangarbeid veroordeeld voor de moord op minstens 22 burgers in My Lai op 16 maart 1968 en president Nixon realiseert de krachttoer, mede via de pingpongdiplomatie in april, spectaculaire verbeteringen tot stand te brengen in de relatie met de Chinese Volksrepubliek.
Toch wordt 24 april een hoogtepunt in de protestdemonstraties. Een half miljoen
betogers in Washington, met een opvallende deelname van een groot aantal Vietnamveteranen.[118] Kort daarna, in juni 1971, start de New York Times met de publicatie van uittreksels uit een geheime officiële studie over het ontstaan van de oorlog, geleverd door één van de auteurs Daniel Ellsberg. Deze documenten, bekend als de Pentagon Papers slaan in als een bom, vooral wat de onthullingen betreft aangaande de incidenten in de Golf van Tonkin.[119]
De oorlog is intussen lang niet aan zijn einde. Dat bewijst bijvoorbeeld de nieuwe reeks luchtaanvallen op Noord-Vietnam die start op 26 december. Het is het grootste Amerikaanse luchtoffensief sedert de stopzetting van de bombardementen op het Noorden eind 1968. Maar Nixon deelt mee dat nogmaals 70.000 militairen zullen vertrekken, zodat hun getalsterkte op 1 mei 1972 inderdaad is teruggevallen op 69.000. Ook in de loop van de volgende maanden blijven vliegtuigen, vooral van de Zevende Vloot, de Zuid-Vietnamese strijdkrachten steunen tegen tal van offensieven van Noord-Vietnamese zijde. En het valt op dat daarbij inderdaad geen Amerikaanse grondtroepen meer worden ingezet. Intussen heeft Nixon in februari 1972 een bezoek gebracht aan Bejing, de grote beschermheer van Noord-Vietnam, en ondertekent hij met Moskou in mei de SALT-akkoorden over de beperking van strategische kernwapens. De diplomatie schijnt te werken. En dat is niet onbelangrijk in het vooruitzicht van zijn mogelijke herverkiezing tot president. Ook het nakende einde van de vredesonderhandelingen wordt aangekondigd kort voor de verkiezingen. Die wint hij met een verpletterende meerderheid. Hij verovert 49 van de 50 staten en haalt een unieke score van 62 procent van de kiezers.[120]
Het akkoord, waarvan Kissinger zegt “peace is at hand”, wordt door de Zuid-Vietnamese regering resoluut afgewezen en door president Van Thieu bestempeld als de “uitlevering van het volk van Zuid-Vietnam aan de communisten”. Het zou immers voorzien in een onmiddellijk staakt-het-vuren in ruil voor rechtstreekse onderhandelingen tussen die Zuid-Vietnamese regering en de Voorlopige Revolutionaire Regering van het FLN. [121]
Het gevolg is dat, hoewel volgens Kissinger een akkoord in Parijs voor 99 procent rond is, de VS op 18 december hun bombardementen op Noord-Vietnam hervatten en, ongeacht de kerstdagen, laten voortduren tot 30 december, om zo Hanoi toch nog tot toegevingen te dwingen.[122] Het werd de zwaarste bombardementsgolf uit de geschiedenis waarbij heel Noord-Vietnam tot doelwit wordt. Twaalf dagen lang leggen honderden bommenwerpers een bommentapijt over het land. In en rond Hanoi worden woonwijken, scholen, hospitalen zwaar getroffen. De VS verliezen 15 zware B-52 bommenwerpers.[123]
Eindelijk op dinsdag 23 januari 1973 paraferen dan Henry Kissinger en Le DucTho in Parijs een “akkoord tot beëindiging van de oorlog en voor het herstel van de vrede in Vietnam”.[124] Enkele dagen later ondertekenen de ministers van alle betrokken partijen een wapenstilstand in een 23 punten tellend akkoord. Voorzien wordt daarin dat alle Amerikaanse strijdkrachten binnen de zestig dagen zouden worden teruggetrokken, dat “de troepen van Zuid-Vietnam en die van de Vietcong blijven waar ze zijn”, dat “een Zuid-Vietnamese Nationale Raad van Verzoening en Eendracht democratische, vrije verkiezingen zal voorbereiden” en bv. nog dat “Vietnam met vreedzame middelen en zonder inmenging van buitenaf kan herenigd worden”.[125]
De terugkeer van Amerikaanse en geallieerde troepen is op 29 maart 1973 officieel voltooid. De krijgsgevangenen zijn zoals afgesproken vrijgelaten. Het gaat dan om 457 Amerikanen, 1.328 blijven vermist, 56.239 zullen nooit terugkeren. Daarnaast zijn er meer dan 300.000 Amerikaanse gewonden. Het aantal Vietnamese slachtoffers, in Noord en Zuid, wordt geschat op minstens twee miljoen. Enkel in Saigon blijven enkele duizenden militairen en ‘burgers’ o.m. voor ‘technische operaties’ bij de Zuid-
Vietnamese troepen. En daarnaast blijven samen afgerond zo’n 100.000 man-schappen in de onmiddellijke nabijheid, in Thailand, op de Zevende Vloot en op het eiland Guan.
Toch beschuldigt Hanoi op 16 april de Zuid-Vietnamezen en de VS ervan het bestandsakkoord wel honderdduizend keer geschonden te hebben. Daarom hervatten Kissinger en Le Duc Tho een maand later hun besprekingen “om een strikte naleving van het bestand in Vietnam te realiseren”. Dit soort besprekingen zal nog herhaaldelijk worden hervat in 1973 en 1974, en beide partijen in Vietnam blijven mekaar beschuldigen van tienduizenden bestandsschendingen.[126]
Uiteindelijk zal het aftreden van president Nixon op 8 augustus 1974, naar aanleiding van het Watergate-schandaal, de deur open zetten voor de volledige verovering van Vietnam door de Vietcong en strijdkrachten van het Noorden. Op 20 augustus staan ze met hun tanks nog op twintig kilometer van de hoofdstad Saigon. In de loop van de volgende maanden vallen één na één de hoofdsteden van andere provincies hun in handen. Op 17 april 1975 veroveren de Rode Khmer de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh en veertien dagen later, op 30 april geeft de Zuid-Vietnamese president Duong Van Minh zich onvoorwaardelijk over. De val van Saigon bezegelt het einde van de Vietnamoorlog. Saigon wordt omgedoopt tot Ho Tjsi Minhstad.[127] Het zal nog even duren, tot 2 juli 1976, vooraleer de hereniging van Vietnam wordt geproclameerd onder de naam Socialistische Republiek Vietnam.
Op 3 december 1975 was intussen ook in Laos het koninkrijk afgeschaft, het land was volledig in handen van de Pathet Lao en “prins” Soevanoevong werd de eerste president.
Uit het hierboven gegeven overzicht blijkt duidelijk dat de oorlogsfilm als genre het meest succes heeft gehad vlak voor, maar vooral tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, dus eigenlijk van in de dertiger jaren van de Twintigste Eeuw. Dit is niet verwonderlijk gezien de technische evolutie die de filmindustrie na de Eerste Wereldoorlog, en in versneld tempo de laatste vijftig jaar pas, doormaakte en natuurlijk ook vanwege de enorme mediamacht die de VS in gans de wereld op het vlak van filmproductie intussen heeft veroverd. Hollywood was tijdens het interbellum nu eenmaal uitgegroeid tot de filmfabriek bij uitstek.
Hoewel door sommigen wel eens in twijfel getrokken,[128] mag de Vietnamfilm zonder probleem ondergebracht worden onder de noemer oorlogsfilm, en droeg hij zelfs bij tot nieuwe ontwikkelingen binnen het genre. De films over de beide wereldoorlogen en die over de Korea- en Vietnamoorlogen hebben alles gemeen om ze in een aparte groep als oorlogsfilm te definiëren. Ze verheerlijken het individu van de strijdende held en de oorlog als een soort overgangsritueel naar mannelijkheid en persoonlijkheid. Dat is nu eenmaal in de ogen van de filmmakers wat het publiek wil zien. Toch is er zo goed als altijd een morele ondertoon aanwezig, en wordt ondanks de vertoonde gruwelijkheden en het menselijk leed, de oorlog afgedaan als een kwaal der mensheid, die toch beter niet zou bestaan. Het zijn menselijke factoren en zwakheden, het blinde noodlot, en de kwaadwilligheden van de vijand die oorlog uitlokken of laten duren. De kleine man heeft daar geen vat op. Hij wordt gebruikt en misbruikt.
Een van de merkwaardige eigenschappen van het genre reeds sinds de Eerste Wereldoorlog is het weerkerende cyclische verloop ervan. Zo ontstaan bij elk conflict en de weerspiegeling ervan in de cinema eerst een aantal prenten die de situatie kort voor het uitbreken van de oorlog als onderwerp hebben en als het ware de oorlog
verantwoorden als enige uitweg. Films gemaakt tijdens de oorlog zijn bijna evident doordrongen van propagandistische oorlogsideologie van één der partijen en tenslotte is er het type waartoe de meeste films gerekend mogen worden, deze die na de oorlog geproduceerd zijn en die bepaalde aspecten of fases van het gebeuren in beeld brengen. Bovendien zien we dat telkens er zich een nieuwe cyclus aandient, ook voorgaande oorlogen weer meer aandacht krijgen.[129]
Maar hier dient eerst mag klaar onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën zogenaamde Vietnamfilms; ook binnen het genre zelf vallen namelijk grote verschillen op. Een serie producten, nochtans algemeen onder die noemer gevat, worden in deze studie verder niet behandeld omdat het geen eigenlijke oorlogsfilms zijn.
Zo is er bijvoorbeeld het typische Coming Home-genre (Hal Ashby, 1978), het verhaal van de Vietnamveteraan, die terugkeert naar zijn land, zijn oorlogstrauma’s moeilijk kan verwerken en allerhande problemen krijgt om zich terug in de maatschappij aan te passen. Enkele voorbeelden daarvan zijn Stanley (1972),[130] Birdy (Alan Parker, 1984), Gardens of Stone (F.F. Coppola, 1987)[131] of nog Jacob’s Ladder (Adrian Lyne, 1990)[132].
Vietnamveteranen worden tevens als helden voorgesteld in films die met de oorlog zelf geen uitstaans meer hebben zoals Thunder (John Badham, 1983), een actiefilm waarin Roy Scheider een nieuw supergesofisticeerd type helikopter uittest.[133] Andere Viet-vets zijn tot psychopaten geëvolueerd zoals in Taxi Driver (Martin Scorsese, 1976) of tot alcoholisten zoals in Jacknife (David Jones, 1989).
Een derde categorie veteranenfilms vertelt het verhaal van de Amerikaanse krijgsgevangenen die jaren na het beëindigen van de oorlog nog steeds opgesloten
blijken in Vietnamese kampen en die door Vietnamveteranen zelf, hun kameraden van toen, worden bevrijd uit de klauwen van de onmenselijke communisten.[134] Ook van deze POW-films (prisoner of war) enkele voorbeelden: Uncommon Valor (Ted Kotcheff, 1983) en Missing in Action (Joseph Zito, 1984) met nog twee vervolgen daarvan.[135]
Tenslotte vragen enkele films, zoals The Hanoi Hilton (Lionel Chetwynd, 1987) aandacht voor het lot van Amerikaanse krijgsgevangenen achtergebleven in Vietnam.
Intussen blijft Vietnam regisseurs inspireren. Een film al Three Seasons (Tony Bui, VS/VIET 1999) kan echter moeilijk nog onder de noemer Vietnamfilm worden ondergebracht, ook al gaat Harvey Keitel er op zoek naar een oorlogskind. De film gaat over het Vietnam van nu, met zijn eigen cultuur en tradities.
De films die in deze studie verder uitgediept worden beantwoorden dus aan de vereisten van het genre “oorlogsfilm” in de zuiverste zin van het woord. Dat veronderstelt dat het verhaal is gesitueerd in een reële of fictieve fase van een specifieke oorlog, hier dus de Vietnamoorlog. Op zijn minst worden in een aantal sequenties het frontleven, de militaire hiërarchie en besluitvorming, de gevechtsscènes visueel gereconstrueerd, en wordt voor het geheel, van verhaal en beeld en woord en typering van de personages, de grootst mogelijke aandacht besteed aan correcte details. Aangezien dit soort ‘mainstream’-film niet gemaakt wordt als documentaire, maar als amusement voor een groot publiek dat voor die specifieke oorlog geïnteresseerd is, wordt hij noodzakelijk onderbouwd met een stevig gedramatiseerd verhaal en gepersonaliseerde emoties teneinde de historische feitelijkheden samengebald aan dat publiek over te dragen.[136]
Het begrip Vietnam roept bij de potentiële kijker op voorhand beelden op van mistige oerwouden met onheilspellende geluiden en rivieren. De vijand is geslepen en duister en kan plots, totaal onverwacht, opduiken om vervolgens weer in het niets te verdwijnen, en de Amerikaanse soldaat doolt rond in een verwarrende omgeving en twijfelt aan de zin van zijn bijdrage aan het conflict in Nam. Dit is een stereotiepe voorstelling van de Vietnamoorlog, hoewel de ruwe lijnen ervan inderdaad in veel films terugkeren.
Sinds het einde van de Vietnamoorlog in 1973, het eerste conflict waarin de VS de duimen moesten leggen, hing er in de filmwereld een beklemmende stilte rond heel die oorlog. Toch zou er omstreeks 1980 een enorme interesse voor het onderwerp op gang komen. Vietnamveteranen begonnen autobiografieën te publiceren, er kwamen aandachtig gevolgde televisieseries tot stand zoals China Beach en Tour of Duty en natuurlijk zette ook Hollywood zich aan de productie van Vietnamfilms.[137]Doorheen de jaren ziet men duidelijk hoe een wijzigende houding tegenover de oorlog optreedt bij de Amerikaanse bevolking. Het duidelijkste voorbeeld hiervan geeft de vergelijking van The Green Berets, de enige Vietnamfilm tijdens de oorlog gemaakt, met de latere films als Platoon, Casualties of War, en. Het is juist de bedoeling van deze studie om de onderlinge verschillen bloot te leggen en te vergelijken in de benadering van de oorlogvoering in de grote Vietnamfilms.
Om een getrouwe weergave van feiten en omstandigheden te bereiken zoals de kijker verwacht, wenden de filmmakers beproefde technieken aan. In de Vietnamfilm bestaat de vertelstructuur om het gehalte aan geloofwaardigheid op te drijven nogal vaak uit bijvoorbeeld het gebruik van off screen voice (voice over), het inlassen van documentaire beelden van gevechten, het uitwerken van waar gebeurde verhalen over bepaalde personen of gebeurtenissen en het inschakelen in de productie of als acteurs van Vietnamveteranen.[138] Deze technieken geven de films direct een stuk authenticiteit en zo beschikt de Vietnamfilm over eigen middelen om het realiteitsgehalte op te drijven. Eén van de meest efficiënte methoden daarvan is het gebruik van de zogezegde true story. Individuele ervaringen of bepaalde gebeurtenissen worden gepresenteerd als waar gebeurd verhaal. Daar werkt men dan vaak met voice over. De cineast heeft via deskundige regie en montage een enorme greep op de mate waarin de film door de kijker als waarachtig wordt aangevoeld.
Regisseurs die zelf tijdens de Vietnamoorlog in dienst waren en hem lijfelijk meemaakten kunnen uiteraard met groter gemak een correcte weergave van de oorlogsomstandigheden reconstrueren. Dat is het geval voor John Irvin, regisseur van Hamburger Hill en destijds BBC-correspondent in Vietnam, en voor Oliver Stone, zelf Vietnamveteraan. En Samuel Fuller, veteraan uit de Tweede Wereldoorlog, regisseerde de eerste film die het toen nog Frans-Indochinese conflict in Vietnam behandelde, het hoger besproken China Gate. Daarnaast produceerde hij nog een viertal andere oorlogsfilms, een duidelijk bewijs dat hij het publiek vertrouwen kon inboezemen met deze thema’s.[139]
Ook Oliver Stone geniet dat vertrouwen van de kijker. Zijn eerste Vietnamepos, Platoon, wordt vanwege de autobiografische waarde algemeen aanzien als hét stereotype beeld van de oorlog in Vietnam zoals het er ter plaatse aan toe ging. Later regisseerde hij “Born on the Fourth of July”,[140] een zogenaamde coming home-film over de reïntegratie van Vietnamveteranen in de Amerikaanse samenleving, en in 1993 bracht hij de film uit “Heaven and Earth”, over het Vietnam van na de oorlog.[141] Het oorlogstrauma zit hem blijkbaar diep. De verhalen borrelen als het ware zo op. Dat de oorlogservaring van de regisseur bij zijn publiek een grote mate van geloofwaardigheid schept lijdt dus geen twijfel. Of ze werkelijk bijdraagt tot het realiteitsgehalte van de film is echter een andere vraag. Een autobiografische kijk op een oorlog kan hoogstens een zeer beperkt en subjectief ervaringenpakket bieden over een klein onderdeeltje daarvan. Zulk autobiografische achtergrond wordt dus wel eens ten onrechte als correct bestempeld.
De relatie tussen de ware gebeurtenissen ter plaatse en de al dan niet realistische weergave daarvan heeft deels ook te maken met een probleem dat de oorlogsfilm als genre steeds geteisterd heeft, de afhankelijkheid van het ministerie van defensie. Oorlogsfilms zijn vaak afhankelijk geweest van overheidssteun, hetzij voor de technische adviezen, hetzij voor uitrusting en materiaal. Deze overheidssteun leidde meestal tot overheidsinmenging in de verhaallijn en in de voorstelling van het Amerikaanse leger.[142] Films werden dan ook gauw als propaganda bestempeld omwille van hun band met de overheid. Door de jaren heen is er wel duidelijk een evolutie waar te nemen op dat vlak. Overheidssteun bestond reeds vanaf de Eerste Wereldoorlog maar zou zijn hoogtepunt bereiken tijdens de Tweede Wereldoorlog. De overheid vroeg in ruil voor technische en logistieke steun bepaalde wijzigingen aan het script. Anderzijds bood samenwerking met de overheid de kans scènes in beeld te brengen die er veel realistischer uitzagen, aangezien men kon beschikken over het correcte oorlogstuig.[143]
Geleidelijk aan zouden de wensen van de overheid en die van de filmmakers echter verder uit mekaar groeien en op de duur stonden zij lijnrecht tegenover mekaar. Sinds de oorlog in Korea begon de overheidsbijdrage aan oorlogsprenten dan ook drastisch terug te lopen en voor wat de Vietnamoorlog betreft werd er slechts één film met overheidshulp tot stand gebracht, de omstreden The Green Berets.[144]
Overheidssteun was een tweesnijdend zwaard geworden. Men kon visueel meer bereiken maar riskeerde dat de film het label propaganda opgekleefd kreeg. En propaganda staat bij het grote publiek gelijk aan een slechte film met tendentieuze politieke voorstellingen en betwistbare standpunten.
Voor Vietnamfilms is het, net als voor elke historische film trouwens, erg belangrijk te oordelen in hoever zij ons iets bijleren over de situatie zoals ze zich voordeed op die plaats en op dat moment. Uiteraard zal een film als The Green Berets dan met argusogen bekeken moeten worden, maar kan hij ons zeker wat bijbrengen over bepaalde gevechtstechnieken of over het ingezette oorlogsmateriaal, waarover John Wayne ruim kon beschikken dankzij de Amerikaanse overheid. Mogelijk geven andere Vietnamfilms met een neutraler karakter en door onafhankelijken gemaakt misschien een juistere visie op de relatie tussen de Amerikaanse soldaten onderling en die met hun officieren en met de plaatselijke bevolking.[145]
Historische film moet niet zozeer trachten een waar gebeurd verhaal of een volledig correct verloop te bieden van gebeurtenissen zoals zij zich in het verleden voordeden. Dat is de taak van de media en van documentairemakers. Ook die leveren trouwens nooit meer dan een gefragmenteerd beeld. Een fictief verhaal kan een even grote bijdrage leveren als historisch document omdat het ons hoe dan ook in staat stelt ons een voorstelling te vormen van een verleden waar we niet actief aan deelnamen.[146]
In het eerste deel van dit onderzoek werd een historisch overzicht geschetst van het ontstaan en de evolutie van de historische film als genre tot en met de Vietnamfilm en tegelijk in grote lijnen de Vietnamoorlog zelf overlopen. Beide aspecten leken nuttig als referentiekader voor het volgende gedeelte waarin de belangrijkste Vietnamfilms afzonderlijk worden besproken naar inhoud en vorm.
Al deze films mogen natuurlijk beschouwd worden als historisch waardevol, in de zin dat zij steeds typerend waren voor de heersende cultuur en sociale ingesteldheid van de periode waarin zij gemaakt werden. In dit onderzoek zal dieper worden gepeild naar de historische waarde die verhaal en filmbeelden bezitten met betrekking tot de gebeurtenissen die ze voorhouden te reconstrueren.
2.3 De Vietnamoorlog in vijftien Hollywoodfilms
2.3.1 The Green Berets John Wayne, 1968, 141’
1968, het jaar van het Tetoffensief, het jaar van het bloedbad in My Lai, het jaar waarin in november het presidentschap van de ene president werd gebroken en de verkiezing van de nieuwe Koude Oorlogspresident Nixon mogelijk werd, het jaar waarin de film The Green Berets werd uitgebracht. Deze film volgt de daden van een elite-eenheid binnen het Amerikaanse leger, de groene baretten.[147]
In de eerste plaats gaat het om een film die een nieuw subgenre opstart binnen het genre oorlogsfilm maar te leen gaat bij de vorige subgenres, de Tweede Wereldoorlog- en Koreafilms. De vertelstructuren zijn afkomstig uit voornoemde genres en zelfs uit de western. Niet verwonderlijk voor wie weet dat regisseur John Wayne met meer dan honderd westerns en een dozijn oorlogsfilms op zijn actief, een serieuze stempel drukte op deze productie. Deze invloed laat zich vooral voelen in de discrepantie tussen de daadwerkelijke gebeurtenissen en de manier waarop zij in de film worden verhaald.[148]
Zoals reeds gezegd stond John Wayne in 1965 bekend als een icoon van de Tweede Wereldoorlog. Hij was de lijfelijke vertolking van waarden als moed, overwinning en patriottisme. The Green Berets was John Waynes persoonlijke kijk op de wijze waarop de Vietnamoorlog gevoerd moest worden en op de voor hem evidente redenen en het belang van deze oorlog. Hij trachtte een rechtvaardiging te vinden.[149]
Waynes productiemaatschappij Batjak deed beroep op het Amerikaanse ministerie van defensie om bijstand te verlenen op technisch vlak. Volgens de richtlijnen van defensie moesten er in ruil voor assistentie scriptwijzigingen worden doorgevoerd pro Amerika’s Vietnampolitiek. Het resultaat werd een serieus pleidooi voor de interven-tiepolitiek, dat op het moment van de release door het grote publiek als propaganda-film bestempeld werd.[150] Nochtans waren er in 1965, toen Wayne met het filmproject begon, meerdere factoren aanwezig die het succes ervan zouden garanderen. Vooreerst was er de John Waynefactor zelf, de publiekstrekker bij uitstek. Maar ook de nawerking van Kennedy’s politiek pleitte in het voordeel van zulke film.[151]
Begin jaren zestig gaat de mythe van de groene baretten van start, de elite-eenheid die tijdens de Koude Oorlog overal ingezet kon worden om er de heikele klusjes op te knappen. Het was een soort “uomo universale” van het Amerikaanse leger. Deze mannen genoten speciale gevechtstrainingen, konden zowel met de parachute als met duikuitrusting uit de voeten, kenden alle mogelijke types bewapening en bovenal moesten zij minstens één vreemde taal spreken en kregen zij een opleiding in organisatorische technieken. De bedoeling van deze vaardigheden in management was dat zij steeds de plaatselijke bevolking zouden kunnen organiseren en opleiden om weerstand te bieden tegen het communistische gevaar.[152]
De daadwerkelijke efficiëntie en slagkracht van dit eliteteam werd echter van bij aanvang overschat en zeker tijdens Kennedy’s regeerperiode moest men om hun aantal op te drijven, de standaard verlagen. Na de dood van Kennedy ging hun aantal slinken en, geminacht door de rest van het leger, zouden zij in Vietnam slechts een kleine rol toebedeeld krijgen.
Ten tijde van de productie van The Green Berets heerste er in de VS nochtans nog veel respect voor deze elitesoldaten. Dit blijkt onder meer uit boeken zoals Robin Moores “The Green Beret” en Donald Duncans “The New Legions”. In 1967 werd de “Ballad of the Green Berets” opgenomen door Barry Sadler, zelf een sergeant bij de groene baretten en het nummer stond zes weken op nummer één in de hitlijsten.[153]
Hun populariteit in deze periode blijkt ook uit allerlei gadgets zoals de groene baret-pop , een stripverhaal, speelgoed en kleren of een volledige gevechtsuitrusting met geweer, pistool, holster en groene muts.
Het filmscript werd zoals gezegd op verschillende punten door de overheid bijgestuurd. Zo werd er bijvoorbeeld op aangedrongen dat de oorlog niet als een burgeroorlog werd afgeschilderd, maar als een oorlog tegen een communistische invasie. Ook het personage van de journalist Beckworth, die samen met John Waynes personage de hoofdrol vertolkt, diende bijgestuurd omdat hij in oorsprong evolueerde van een journalist die de situatie kwam observeren en de oorzaken van de oorlog wenste te kennen naar zelf actieve deelname aan de gevechten, en dat kon voor het Amerikaanse leger niet. Hoewel op meerdere punten in die zin gewijzigd, bleef het uiteindelijke script toch in overeenstemming met Waynes visie op het conflict als aanhanger van de dominotheorie. Op dit moment stapt Universal Studios uit het project uit schrik voor de slechte publiciteit die de onpopulaire oorlog hen zou kunnen kosten. Hun taak werd overgenomen door Warner Brothers.[154]
The Green Berets wordt geen oorlogsfilm van het klassiek genre. Ook al gaat hij te leen bij de films over de Tweede Wereldoorlog met eenzelfde verhaalstructuur, toch komen de karakteristieken van het nieuwe type oorlog dat in Vietnam wordt gevoerd aan bod.
Het eerste deel speelt zich af in de VS in het John F. Kennedy Special Warfare Center te Fort Bragg, North Carolina. De film begint stereotiep met een kaart van Vietnam waarop de problemen in de regio worden gesitueerd. De ideologie wordt duidelijk vanaf de eerste minuut wanneer een groep journalisten een briefing krijgt over de gespecialiseerde krijgstechnieken die een groep groene baretten onder de knie heeft. Er wordt individueel ingegaan op de specifieke talen en technieken die elk lid van het team beheerst.[155] Na de briefing kunnen de journalisten vragen stellen. Hierin wordt duidelijk dat (de) liberale journalisten als links worden gebrnadmerkt terwijl het leger aan de rechtervleugel dient gesitueerd. Zij worden bestempeld als cynische critici zonder inzicht in oorlogvoering. De antioorlogsstrekking waar zij voor staan wordt gecounterd met beelden van geharde veteranen met veel ervaring in Azië.[156] De kranten staan volgens de militairen vol leugens.
Vervolgens vertrekt kolonel Kirby naar Vietnam vergezeld door Beckworth die besloten heeft de oorlog van dichtbij mee te maken om er een juiste kijk op te krijgen. Kirby is verantwoordelijk voor enkele militaire posten bij de grens met Laos en Cambodja. De kolonel en Beckworth begeven zich vanuit Da Nang naar Strike camp A-107 waar ze al snel met de gruwel van de oorlog geconfronteerd worden.[157] Een bergdorp, waarvan de bewoners samen met de Amerikanen de Vietcong bestrijden, wordt ’s nachts door de guerrilla overvallen en het stamhoofd wordt gemarteld en gedood. Vanaf dit ogenblik ziet journalist Beckworth in dat de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam volledig te rechtvaardigen is. De Amerikanen moeten de plaatselijke bevolking beschermen tegen de communistische agressor en er voor zorgen dat het Vietnamese volk in vrijheid kan leven.[158]
John Waynes The Sands of Iwo- Jima (1949) over de Tweede Wereldoorlog, maakte de oorlog enorm populair en aantrekkelijk voor een hele generatie jonge mannen. De film zorgde ervoor dat Wayne ook binnen het oorlogsfilmgenre verheven werd tot een held. Dankzij het charisma van John Wayne is The Green Berets nog een relatief succes geworden op een ogenblik dat de Vietnamoorlog in de publieke opinie bijzonder slecht scoorde.[159] De mensen kwamen voor de acteur en het maakte ze weinig uit in welke oorlog deze vocht.
2.3.2 The Boys in Company C Sidney J. Furie, 1978, 127’
Sidney J. Furie bijt als eerste regisseur de spits af van een nieuw genre waar nog voor zijn ontstaan reeds een taboe rond hing. Aangezien veel Amerikaanse families intussen op één of andere manier met de Vietnamoorlog waren geconfronteerd, lijdt het geen twijfel dat het Amerikaanse publiek zat te wachten op dramatisering van het gebeuren.
The Boys in Company C vertoont enige overeenkomst met Stanley Kubricks’ Full Metal Jacket. De eerste helft van de film speelt zich af in een opleidingscentrum voor mariniers in Californië. Jonge mannen worden afgeblaft door instructeurs die hen girls noemen en ze in dit geval niet tot gewone soldaten maar tot mariniers moeten opleiden. Hoewel dit een groot gedeelte van de film omvat is het onsamenhangend en soms zelfs onduidelijk. Het klassieke beeld van de zware opleiding die mariniers moeten doorstaan is niet alleen clichématig, het wordt bovendien niet voldoende uitgewerkt om te slagen in zijn opzet.[160] In The Boys in Company C fixeert de opleiding zich teveel op het omvormen van verwarde jonge mannen tot vechtmachines, overdonderd door de militaire leefwereld waarin zij terechtkomen.[161]
Het tweede deel van de film speelt zich af in Vietnam. De kersverse marinierseenheid Company C wordt dadelijk ingezet om een belangrijk konvooi te begeleiden. Op deze expeditie komen ze in een hinderlaag terecht en verscheidene soldaten worden gedood en gewond. De kapitein wordt er door enkelen van beschuldigd dat zijn onhandige optreden resulteerde in de dood van zijn manschappen. De zinloosheid van hun dood wordt nog versterkt wanneer blijkt dat ze hoofdzakelijk drank, sigaretten en meubelen voor een of andere generaal transporteerden. Hiermee wordt meteen ook de toon gezet die vanaf dit ogenblik gans de film zal beheersen. De kapitein van de compagnie en de hogere officieren zijn angsthazen die zover mogelijk van het strijdgewoel verwijderd blijven en die door vaak foute beslissingen hun manschappen de dood injagen.
De gevechtsscènes, waarin de mariniers daadwerkelijk contact maken met de vijand (dus geen bombardementen) zijn soms erg realistisch. Wanneer zij beschoten worden heerst er steeds de onvoorstelbare chaos die tijdens een vuurgevecht normaal is. Mannen worden geraakt, iedereen tracht zich te verschuilen en men tracht te lokaliseren vanwaar de vijand schiet. Meestal gaat het om zeer kleine groepjes Vietcong en de vuurgevechten duren nooit lang vermits de snipers telkens enkele manschappen uitschakelen en dan op de vlucht slaan.
Dit tweede deel van de film wordt eveneens beheerst door het conflict tussen de zwarte sergeant Washington en de kapitein van de compagnie. Deze Washington heeft een crimineel verleden en ook vanuit Vietnam poogt hij een heroïnesmokkel naar de VS op te zetten, één van de vele overbodige nevenplots trouwens van deze film. Toch vertolkt hij in wezen de goede, onverschrokken marinier.
De kapitein is de verpersoonlijking van alles wat tijdens deze oorlog verkeerd is gelopen. Hij is niet in staat zijn manschappen te leiden, neemt verkeerde beslissingen, laat ze onnodige risico’s nemen, is enkel geïnteresseerd in het doden van zoveel mogelijk vijanden (=body count) om zo bij kolonels en generaals goede cijfers te kunnen voorleggen. De manier waarop de foute beslissingen van oversten zijn voorgesteld is soms bijna kolderesk. Wanneer de kapitein onderweg met zijn hand de richting aanwijst die ze moeten volgen, is gans het konvooi misleid, denkt aangevallen te worden en begint in het wildeweg te schieten.
Of wanneer ze de verdediging van de basis van Con Thien op zich nemen en de Noord-Vietnamezen de Amerikanen onder artillerie- en mortiervuur leggen, geeft de kolonel de artillerie het bevel het vuur te beantwoorden op welbepaalde posities. Men maakt de kolonel erop attent dat eigen troepen zich daar bevinden, en dat met een klein team de Vietnamese mortieren uitgeschakeld kunnen worden. Toch weigert hij zijn bevelen te wijzigen of uit zijn commandobunker te komen om zelf vaststellingen te doen.
Tijdens deze aanval ziet men ook hoe de Amerikaanse troepen met hun machinegeweren de basis verdedigen. Iedereen schiet willekeurig in het rond terwijl er geen vijand te bespeuren is. Deze manier van verdedigen is compleet zinloos en onrealistisch. Het kamp bevindt zich op een hogergelegen positie in de open vlakte en het is klaarlichte dag. Een logische manier om op zulke aanval te reageren zou erin bestaan de vijandige artillerie te trachten uit te schakelen met de eigen houwitsers en de dichtste vijandige mortieren te vernietigen door gerichte acties met kleine teams of raketten.
Het laatste deel van de film slaagt erin de restanten die nog overeind stonden van de prent volledig weg te blazen. De compagnie mag namelijk voetballen tegen de Zuid-Vietnamese voetbalkampioenen en, als ze winnen, mogen ze daarna overal wedstrijden gaan spelen en moeten ze dus niet meer naar het front, een uitgangspunt waarbij men de wenkbrauwen al gaat fronsen. Wanneer dan halverwege de wedstrijd de Amerikanen het bevel krijgen te verliezen om het moreel van de Zuid-Vietnamezen op te krikken, mondt de film uit in een absoluut dieptepunt. Om te eindigen wordt het stadion gebombardeerd waarbij talrijke slachtoffers vallen.
De film mag dan misschien de eer genieten de eerste productie geweest te zijn na de Vietnamoorlog, een goed beeld geeft deze film zeker niet. De manier waarop de Amerikaanse bevelhebbers worden voorgesteld die hun manschappen domweg in hinderlagen en mijnenvelden sturen zonder iets te geven om de enorme risico’s voor deze jongelui, is ronduit niet geloofwaardig. Het enige waar ze om geven is de body count van Noord-Vietnamese soldaten. De film wil een satire zijn wanneer de Amerikaanse bevelstructuren ter sprake komen of als de soldaten op belachelijke missies gestuurd worden. Enkel wanneer het wel en wee van de soldaten zelf ter sprake komt wordt de toon ernstig. De boodschap die men de kijker wil opdringen is dat de doorsnee Amerikaanse soldaat in Vietnam een goeie jongen is maar dat ze terecht kwamen in een vreselijke oorlog en dat hun bevelhebbers een groep corrupte kerels waren.[162]
Voorts is de typering van de personages ondermaats, op die van een enkeling als Washington (Stan Shaw) na en is het verhaal warrig en onsamenhangend.
Kortom de historische waarde van een film als deze is zeer gering, op enkele korte gevechtsscènes na. Bovendien kan er amper sprake zijn van enig historisch kader waarin de film past. Afgezien van luttele verwijzingen naar de marinebasis van Con Thien, die in de film voortdurend onder vuur ligt en die inderdaad tijdens de Vietnamoorlog één van de Amerikaanse bases was die het meeste vijandelijke vuur te verwerken kreeg, blijft het historische kader waarvan de film gebruik maakt hoofdzakelijk bij name dropping, zonder er verder enige uitleg bij te geven.[163]
Aan het
einde van de film vertrekken de overgebleven manschappen van Compagnie C naar
Khe Sahn. De eindgeneriek vertelt ons dat de eenheid hier na zware
verliezen uiteindelijk opgedoekt werd.[164]
2.3.3 The Deer Hunter Michael Cimino, 1978, 183’
Van deze drie uur durende film speelt zich slechts een half uur effectief aan het “front” af. De commentaar zal daarom eerder kort zijn aangezien de film meer is dan de doorsnee Vietnamfilm. In het eerste deel wordt een uitgebreid beeld gegeven van het stadje in de VS en de sociale achtergrond waaruit de hoofdpersonages afkomstig zijn. Hoewel er nooit een duidelijke datering wordt gegeven, kunnen we dit met grote zekerheid eind ’71 of begin ’72 situeren aangezien Michael – de enige van de drie die zijn jaar uitdoet – na zijn tour of duty ergens begin ’73 thuiskomt en korte tijd later terugkeert naar Vietnam en er de Amerikaanse ontruiming meemaakt die in maart 1973 plaatsvond. Vreemd is dus het tijdstip waarop de drie mannen besluiten als vrijwilligers naar Vietnam te gaan. Begin jaren zeventig was de oorlog bij de meeste Amerikanen heel onpopulair geworden. Wie zou dan als hij niet opgeroepen werd toch nog naar Nam vertrekken?
Uiteindelijk komen we dus in Vietnam terecht en vanaf dat ogenblik gebeurt alles aan een moordend tempo en heerst er totale chaos. Die kan men niet interpreteren als de verwarring van een individu dat terecht komt in de heksenketel van de oorlog. Het betreft hier eerder een warrige verhaalstructuur waar de filmmakers zelf niet juist van wisten waar ze naartoe wilden. Michael, de hoofdpersoon, bevindt zich alleen in een Vietnamees dorp dat in brand staat en is buiten bewustzijn. We zien dan een vijandelijke soldaat het dorp binnentrekken en een weerloze vrouw en kind vermoorden. Michael ontwaakt en doodt de Vietnamees waarna hij plots in het gezelschap van zijn twee goeie vrienden verkeert die met een helikopter in het dorp landen.
Het volgende ogenblik zitten zij gedrieën opgesloten in een Noord-Vietnamees kamp en hun bewakers zijn een groepje monsterachtige gele vijanden.[165] Deze scènes laten de kijker volledig in het ongewisse over het hoe en waarom, en een verhaallijn is ver te zoeken. Bovendien wil Michael Cimino ons laten geloven dat de Vietnamezen hun kamp open en bloot bouwen aan de rand van een rivier, die gecontroleerd wordt door Amerikaanse helikopters zoals later zal blijken tijdens de ontsnapping van de drie Amerikanen. Gedurende hun gevangenschap wordt ons drietal als marteling, en tot amusement van de VC of NVA die ze gevangen houden, gedwongen Russische roulette te spelen terwijl de bewakers grote bedragen inzetten op wie zal overleven. De kijker moet vervolgens geloven dat het militaire kamp langs buiten op geen enkele manier bewaakt wordt en dat de Noord-Vietnamezen in Michaels list trappen en drie kogels in de revolver te steken. Hij slaagt er in op miraculeuze wijze al de Vietnamezen uit te schakelen, hoewel ze allen, gewapend met een Kalachnikov, de Amerikanen voortdurend onder schot houden. Na hun ontsnapping, vooral te danken aan de persoonlijke moed van Michael, raken ze gesplitst. Steven verliest zijn benen en Nick, gek en lijdend aan geheugenverlies, blijft achter in Vietnam en komt in Saigon terecht in een casino waar men Russische roulette speelt en waar de lijken zich voor de deur opstapelen als verscheurde biljetten bij een renbaan. Enkel Michael komt zonder kleerscheuren uit Vietnam terug.
Steven krijgt elke maand cheques toegezonden van Nick die in Vietnam een kampioen Russische roulette werd en er ondanks zijn amnesie toch nog aan denkt om Steven van geld te voorzien. Michael realiseert zich dan dat Nick nog leeft en haast zich naar Vietnam. We zijn dan in 1973 en Saigon wordt door de Amerikanen ontruimd.[166] Michael vindt zijn vriend Nick terug, maar die komt dramatisch om tijdens een laatste spelletje roulette. In deze eindfase van de film valt er opnieuw een belangrijke incoherentie op. Zo krijgen we authentieke beelden te zien van de Amerikaanse ambassade in Saigon, omgeven door een menigte Vietnamezen. Sommigen trachten hun hachje te redden door mee met de Amerikanen te vluchten, anderen proberen juist het vertrek van de Amerikanen te bespoedigen. Michael slaagt erin op dit zeer kritieke ogenblik zonder problemen met een militair toestel naar Saigon te vliegen, in tegenstelling tot al het vluchtend Amerikaanse personeel.[167]
De Russische roulette is in de film de metafoor van het blinde noodlot dat bepalend is voor leven of dood van een soldaat. Deze nogal simplistische vorm van beeldspraak wordt niet consequent volgehouden. Zo bereikt Michael juist door zijn perfectionisme en doelgericht handelen de status van een held, terwijl zijn vrienden duidelijk de mindere goden zijn. Men weet op elk ogenblik tijdens de spelletjes Russische roulette dat Michael niets zal overkomen. Hij kan door zijn doortastendheid zelfs dit genadeloze geluksspel naar zijn hand zetten.[168]
In veel opzichten lijkt The Deer Hunter op de western. Ook die maakt meestal gebruik van een mannelijke held die het opneemt tegen een vijandige bevolking en op een voor hem onbekend terrein. De film ruilt de Indianen en de prairie in voor de Noord-Vietnamezen en de jungle. Bovendien is Michaels succes te danken aan zijn vaste rituelen, in zijn geval vooral gebaseerd op orde. Zo specialiseert hij zich in het doden van een hert met één enkele kogel. Ook de helden in de meeste westerns hebben één of meer typische eigenschappen die hen superieur maken t.o.v. hun makkers en de vijand. Door het naleven van zijn regels kan Michael het hoofd boven water houden in de meest onmogelijke situaties.[169]
Ondanks het knappe camerawerk en het meeslepende verhaal heeft deze prent als Vietnamfilm weinig historische waarde. De film is eerder verwarrend dan verhelderend met betrekking tot het verloop van het conflict en de kijker krijgt zeker geen antioorlogsboodschap mee van de film. De Vietnamezen worden afgedaan als laag en gemeen en de kijker vereenzelvigt zich met Michael, de nobele held die ondanks al de waanzin rondom hem erin slaagt het juiste pad te blijven bewandelen.
De film geeft een onjuist beeld van de Vietnamoorlog en de slotscène waarin Michael en zijn vrienden na Nick’s begrafenis het glas heffen en een ingetogen “God Bless America” inzetten is daar het beste voorbeeld van. Hoewel de oorlog in Vietnam een fiasco was en hun kleine gemeenschap door de dood van een vriend getroffen wordt, is hun vertrouwen in Amerika sterker dan ooit.
2.3.4 Go Tell the Spartans Ted Post, 1978, 114’
Deze film, geregisseerd door Ted Post, is gebaseerd op de roman Incident at Muc Wa van Daniel Ford.[170] Vanaf de eerste beelden krijgt men de indruk met een goedkope productie te maken te hebben. We bevinden ons in 1964, te Penang in een militaire post die onder leiding staat van de Amerikaanse militaire adviseurs die op dat ogenblik actief waren in Vietnam. De militaire basis heeft veel weg van een Afrikaans dorp met rieten hutten, op de commandopost van de Amerikanen na. De majoor is een oudere futloze man (Burt Lancaster). Hij voert het bevel over de Zuid-Vietnamese troepen die hem werden toegewezen en die volledig aan het stereotiepe beeld beantwoorden van een zootje goedlachse domkoppen, die weliswaar trouw de bevelen die ze krijgen opvolgen.
In één opzicht is de film interessant, omdat hij de periode schetst die aan de daadwerkelijke Amerikaanse interventie vooraf ging, onder de militaire adviseurs die nog door Kennedy naar Vietnam werden gestuurd. Op die manier krijgt hij een uniek plekje binnen het genre en enige historische waarde, aangezien geen enkele andere productie deze tijd behandelt.[171] In het verhaal wordt verschillende malen verwezen naar de Franse nederlaag in Vietnam. Harnitz, de generaal van dienst, is ervan overtuigd dat de oorlog enkel te winnen is door het inzetten van Amerikaanse grondtroepen, terwijl Burt Lancaster meent dat het een interne aangelegenheid blijft onder Vietnamezen. De Amerikanen zijn er niet op hun plaats en hij vindt dat er geen eer te halen is in deze oorlog.[172]
De film handelt over de opdracht die de majoor krijgt om een militair kamp op te bouwen te Muc Wa, een verlaten Frans fort dat volgens de inlichtingendienst van strategisch belang is. De opdracht wordt uitgevoerd, maar het nieuwe bolwerk is zwaar onderbemand door een nijpend tekort aan manschappen en de Zuid-Vietnamese bevelhebbers willen deze niet leveren. Na onderhandelingen en met de belofte gratis voor 1500 obussen te zullen zorgen, kan de majoor uiteindelijk verkrijgen dat een batterij houwitsers de nodige vuurondersteuning zal geven aan Muc Wa. In verband met die weigering van extratroepen uiten verscheidene Amerikaanse personages in de film hun ongenoegen over de Zuid-Vietnamezen. Zij zien zichzelf als de redders van het volk en begrijpen niet dat ze op tegenstand en onwil stuiten. De Vietnamese generaal waar de majoor mee onderhandelt wordt als een soort maffiabaas geportretteerd. Het bureaucratische systeem dat deze oorlog met zich meebrengt is blijkbaar voor een groot deel op corruptie geschraagd en op het eigenbelang van bepaalde individuen en groepen.[173]
Een memorabel moment is de discussie tussen een kersverse luitenant en een doorwinterde Amerikaanse sergeant in het fort van Wuc Wa. Er is een Vietnamese familie ontdekt nabij het kamp en de luitenant wil ze voedsel en onderdak geven. De sergeant en de Zuid-Vietnamese soldaten vrezen dat het om een VC-familie gaat en zij willen dat ze uit het kamp vertrekt. Maar de luitenant vindt dat het toch hun opdracht is de hearts and souls van de lokale bevolking te winnen en besluit dat ze mogen blijven. Later wordt de familie neergeschoten op het ogenblik dat ze wapens willen stelen uit het kamp. Dit veroorzaakt een schok voor de nieuwe lichting Amerikanen die er zo zeker van waren dat ze juist en rechtvaardig handelden. In Vietnam is niemand te vertrouwen, de vijand is overal, dat is hier de boodschap.
De Vietcong duikt uiteraard al snel op en na enkele aanvallen op de basis krijgen de Amerikanen het bevel zich terug te trekken. De majoor had zijn oversten er nochtans van verwittigd dat de strijdkrachten reeds over te veel statische verdedigingsposities verdeeld waren, zodat ze hetzelfde lot dreigden tegemoet te gaan als de Fransen.
De Amerikaanse sergeant te Muc Wa weigert zijn Zuid-Vietnamese strijdmakkers in de steek te laten, wanneer die te voet moeten terugkeren terwijl de Amerikanen per helikopter worden geëvacueerd. De majoor in een laatste heldendaad besluit
ook achter te blijven. Al snel lopen ze in een hinderlaag en sneuvelen ze op de idealistische jonge sergeant na.[174]
Hij strompelt over het kerkhof van de Franse soldaten die voordien sneuvelden te Muc Wa, met als opschrift boven de poort “vreemdeling, wanneer je ons hier vindt, zeg de Spartanen dat we aan hun orders gehoorzaamden”, een verwijzing naar de veldslag in de Thermopylen. Tijdens deze scène wordt de sergeant geconfronteerd met een zwaargewonde oude Vietcongstrijder die hem met zijn laatste krachten nog tracht te doden. Men wil duidelijk maken dat deze oorlog begon lang voordat de Amerikanen eraan deelnamen, een oorlog die alles vernietigde buiten de wil van de Vietnamese bevolking en het land. Na de Fransen die er reeds het leven lieten in een zinloze strijd zijn nu ook de trotse Amerikanen aan de beurt.[175]
De film moet het zeker niet hebben van de gevechtsscènes, deze zijn onrealistisch en goedkoop. Op het gebied van de dialogen heeft de film iets meer inhoud. Burt Lancaster levert voortdurend kritiek op gans de situatie, en zijn naaste medewerker, een kapitein, wil Vietnam vooral gebruiken als een springplank om carrière te maken binnen het leger. Het is een film met ongelooflijk veel stereotiepen en, hoewel er in de dialogen kritiek wordt geuit en er een duidelijke antioorlogsboodschap in verwerkt zit, blijft de prent toch erg pover.
Wat betreft het militaire materieel dat de kijker voorgeschoteld krijgt doet geen enkele andere film het slechter, met uitzondering van Rambo. Er is werkelijk geen aandacht besteed aan de historisch correcte weergave van het legermaterieel. Een reden hiervoor zou het beperkte budget kunnen zijn waarover men beschikte. Er wordt tweemaal gebruik gemaakt van helikopters van een model dat door de Amerikanen nooit is ingezet, terwijl ook de handwapens van de manschappen zelfs niet correct zijn (cfr. Bijlage I). Waar dit in andere films niet meteen opvalt is het in Go Tell the Spartans zo pertinent, zelfs voor de leek, dat het werkelijk een storende factor wordt.
Deze film uit 1978, het jaar ook van The Deer Hunter, is veel te klassiek van opzet en doet qua sfeer sterk denken aan films over de Tweede Wereldoorlog. Daar heeft zeker een figuur als Burt Lancaster mee toe bijgedragen.[176]
In de pioniersrol die de Amerikaanse adviseurs toegewezen krijgen in Go Tell the Spartans moeten ze zoals in een western trachten een beschaving op te bouwen. Maar in tegenstelling tot de western doen zij dit niet vanuit de wildernis, maar vanuit een andere beschaving. Door dit beeld aan de kijker over te brengen slaagt de film erin de oorlog voor te stellen als een deel van een proces dat al veel langer aan de gang is, de strijd van de Vietnamezen voor onafhankelijkheid.[177]
De meeste Vietnamfilms leggen de nadruk op het overleven van individuele soldaten. Die moeten niet zozeer slagen in het uitvoeren van hun missies, als ze maar hun tour of duty overleefd hebben mogen ze terug naar huis. Daarom geven de meeste films geen beeld van het verloop van de oorlog en dreigt het conflict dat men toont buiten enige historische context te vallen.[178]
De aandacht die deze film aan geschiedkundige elementen van de
Vietnamoorlog besteedt is zeldzaam binnen het genre.
2.3.5 Apocalypse Now Francis F. Coppola, 1979, 153’
Door zijn ontstaansgeschiedenis en de uiteindelijke vorm van de film heeft Apocalypse Now een bijna mythische status bereikt. In 1975 besluit Coppola, die in Hollywood na het succes van The Godfather een enorm prestige geniet, om deze film zelf te draaien. Normaal zou George Lucas geregisseerd hebben, maar die kreeg het te druk met zijn Star Warsproject. Het scenario werd geschreven door John Milius, maar van bij het begin gaat Coppola dat herschrijven en aanpassen, een proces dat tijdens de opnamen van de film en zelfs erna blijft voortduren en één van de oorzaken is dat de film pas na vier jaar klaar was.[179] Coppola kan voor de opnamen geen steun krijgen van het Amerikaanse Ministerie van Landsverdediging en kiest de Filippijnen als locatie om te filmen. De Filippijnen boden twee grote voordelen. Er is een grote gelijkenis qua landschap en natuur met Vietnam en hij kon er beschikken over de nodige Amerikaanse bewapening, voertuigen en vliegtuigen dankzij de goede banden die er op dat moment nog bestonden tussen het regime van president Marcos en de VS.[180]
Daar Coppola de film zelf produceerde en dus financierde was hij op geen enkele wijze afhankelijk van één of andere Hollywoodstudio. Hij had met andere woorden carte blanche en kon zijn eigen visie volledig uitwerken. De opnamen duurden eindeloos lang en daarbij kreeg men allerlei tegenslagen te verwerken. Zo verliet bijvoorbeeld de oorspronkelijke hoofdrolspeler Harvey Keitel voorgoed de set na een maand, kreeg zijn vervanger Martin Sheen een hartaanval toen de productie reeds een jaar bezig was, en werden enorm dure decors en opnameapparatuur vernietigd door de tyfoon Olga.[181] Door deze serie tegenslagen liepen de kosten op tot astronomische bedragen en ging Coppola’s eigen productiemaatschappij Zoëtrope bijna failliet aan het project. Anderzijds hebben deze tegenslagen en de stress die ze bij het team veroorzaakten zeker hun stempel gedrukt op het uiteindelijke resultaat. De broeierige, duistere en waanzinnige atmosfeer die de kijker uiteindelijk op het scherm te zien krijgt vindt zeker deels zijn oorsprong in voornoemde problemen. Eleanor Coppola maakte een interessante documentaire tijdens het opnamewerk van Apocalypse Now die een perfecte weergave biedt van de problemen waarmee men af te rekenen kreeg, en van de spanningen die deze binnen de crew veroorzaakten.[182] De documentaire kreeg de titel Hearts of Darkness: A Filmmaker’s Apocalypse, naar Joseph Conrads’ Heart of Darkness,[183] het boek waarop Milius zijn scenario baseerde, tevens een erg toepasselijke titel de condities indachtig waarin Apocalypse Now werd gedraaid.[184] Het boek van Conrad (1899) speelt zich af in Congo waar een zekere Marlow de stroom op moet varen om een kolonel Kurtz op te sporen die al het ivoor tegenhoudt in zijn regio en zo de handel stillegt.
Het scenario van de film is eigenlijk louter fictief en is geenszins gebaseerd op de historische werkelijkheid of op bepaalde feiten. Kapitein Willard, het hoofdpersonage gespeeld door Martin Sheen, is opgeleid om speciale missies uit te voeren zoals het uitschakelen van lastige of vijandige individuen. Zijn opdracht bestaat erin kolonel Walter E. Kurtz, één van de meest gedecoreerde Amerikaanse militairen, op te sporen en uit te schakelen omdat hij zijn boekje als militair te buiten is gegaan en enkele Vietnamese dubbelspionnen zonder toestemming uit de weg heeft geruimd. Milius inspireerde zich daarvoor wel op een waar gebeurde anekdote. De Amerikaanse kolonel Robert Rhéault werd, naar Milius’ mening onterecht, veroordeeld door de krijgsraad omdat hij de executie had bevolen van een Vietnamese spion die hij waarschijnlijk terecht verdacht van dubbelspionage.[185] In de film is Kurtz officieel beschuldigd van moord maar men heeft niet langer vat op hem. Hij heeft zich met zijn volgelingen, bestaande uit Montagnardstammen en een handjevol Amerikaanse soldaten, teruggetrokken in de jungle van Cambodja.
Het eerste deel van de film is eigenlijk opgevat als de typisch Amerikaanse roadtrip. Willard reist in een patrouilleboot van de mariniers de Nungrivier op en wordt onderweg getuige van de meest onvoorstelbare toestanden.[186] Terwijl Willard langzaam zijn doel nadert leren we de bemanning van de kleine patrouilleboot kennen en stellen we vast dat deze jonge mannen met weinig oorlogservaring net zoals Willard zelf grote ogen opzetten tijdens hun ontdekkingsreis door Vietnam.
Willard neemt intussen het dossier van Kurtz verder door en stelt komy tot het besluit dat de man zonder enige twijfel generaal of stafchef had kunnen worden. Na een missie als militair adviseur in Vietnam liep het mis met Kurtz. Hij wenste overgeplaatst te worden voor een airborne training in Fort Georgia hoewel hij reeds 38 jaar was. Hij werd uiteindelijk toegelaten en volgde in ’66 een opleiding bij de Special Forces. Kurtz heeft toen zijn verdere carrière opgegeven omdat hij als groene baret nooit een hogere rang dan kolonel zou krijgen. Stilaan krijgt Willard eigenlijk een zekere bewondering voor Kurtz. Hij is als het ware te vergelijken met Rambo, de pure krijger die zich afzet tegen de hogere rangen en de militaire machine verafschuwt omdat deze door regels en politieke spelletjes de oorlog hindert en er uiteindelijk voor gezorgd heeft dat de Amerikanen het onderspit moesten delven. Waar Kurtz volgens opdrachtgever, generaal Spradlin, moet worden opgeruimd omdat hij stapelgek is, worden de kapitein en zijn team onderweg met de meest hallucinante toestanden geconfronteerd, zoals de door ene luitenant-kolonel Kilgore geleide aanval op een Vietnamees dorp dat een bolwerk van de VC zou zijn.[187] Willard vraagt zich af waarom Kurtz’ acties niet langer te tolereren zijn terwijl er commandanten als Kilgore ongestraft het bevel blijven voeren.
Deze sequentie is de meest klassieke uit Apocalypse Now, de helikopteraanval waarbij Wagners Walküre uit boxen onder aan de heli’s schalt om een psychologische schok bij de VC teweeg te brengen. De situatie grenst aan het surrealisme, zeker wanneer Kilgore midden in de aanval samen met enkele soldaten zijn surfplank
neemt en de golven induikt.[188]
In de film zijn er enkele inconsistenties waar filmcritici zich aan durven ergeren. Zo moet Willard zijn tocht per boot maken, waarbij hij onderweg vaak in gevaarlijke situaties terechtkomt. Daardoor wordt uiteraard ook het succes van de missie zelf in
gevaar gebracht.[189] Wanneer de boot de laatste Amerikaanse post bereikt, de Do Lung brug, die voortdurend onder hevig vijandelijk vuur ligt en waar zich apocalyptische taferelen afspelen, worden zij opgewacht door een Amerikaanse soldaat die per helikopter is overgevlogen vanuit Nha Trang met aanvullende informatie betreffende Willards missie. Met andere woorden waarom is de kapitein niet gewoon per helikopter naar daar gebracht, tot op 75 km van zijn eindbestemming, in plaats van hem wekenlang in een boot de rivier op te sturen. De kijker moet genoegen nemen met de mededeling in het begin van de film dat een boot het best voor de missie geschikt omwille van de onopvallendheid en om Willard onderweg de tijd tegen om zoveel mogelijk informatie over Kurtz te verzamelen. Anderzijds is de boottrip, gezien de connectie met Conrads Heart of Darkness, niet onverteerbaar.
Interessant aan Apolcalypse Now is ook dat het de enige film is waarin gerept wordt over Cambodja. De kolonel heeft er zich teruggetrokken en bestrijdt er de VC en de NVA-soldaten. Hiermee wordt even een zeer belangrijk aspect van de Vietnamoorlog belicht. Gedurende gans de oorlog vonden er namelijk via de Ho Tsji Minhroute belangrijke troepenbewegingen en aanvallen van de NVA plaats vanuit Laos en Cambodja, waar de Amerikanen in theorie niet mochten komen.[190] Dit resulteerde echter in geheime operaties in beide landen die veelal door de CIA werden geleid. Vanaf 1969 werden trouwens massale bombardementen uitgevoerd op Cambodja. Deze geheime operatie bekend als Operation Menu werd pas in 1973 stopgezet nadat ze publiek geworden was.[191]
In de film die zich afspeelt in ‘69 of ’70 geeft Willard aan één van zijn twee overgebleven strijdmakkers het bevel om Kurtz’ basis met de grond te laten gelijk maken door de luchtmacht in te schakelen, wanneer hijzelf Kurtz niet zou kunnen uitschakelen, en dit terwijl zij zich diep in Cambodja bevinden.
Hoewel Coppola in de eerste plaats een actieprent wilde maken, wat met de uiteindelijke kostprijs van 31 miljoen dollar is gelukt, wenste hij in de tweede plaats het innerlijke dilemma van kapitein Willard bloot te leggen. Willard is de Amerikaanse soldaat in Vietnam die zich vragen stelt over zijn vorige missies waarbij hij reeds zes mensen uit de weg heeft moeten ruimen. Hij vraagt zich af of hij Kurtz, een Amerikaan en medestrijder, zal kunnen doden als het zover is. Bovendien heeft hij sympathie opgevat voor de kolonel die hij bewondert omwille van zijn moed en genialiteit en vooral om zijn opstandigheid tegen het Amerikaanse opperbevel, waar ook Willard zijn vragen bij heeft. Net als kapitein Willard was ook Kurtz terug naar huis gekeerd om er vast te stellen dat thuis niet meer hetzelfde is na een tour of duty. Hoewel de vergelijking tussen Kurtz en Rambo in zekere zin opgaat is de kolonel geen domme vechtmachine. Hij is een geniaal en belezen man, hij citeert gedichten van T.S. Elliot, maar ergens tijdens de oorlog is hij geknakt en nu wacht hij op verlossing die hij waarschijnlijk enkel in de dood zal vinden.
Kurtz is diegene die “weet”, die niet langer de schijn ophoudt, die zich heeft afgesloten van de leugen, die beschaving heet. Hij heeft zich een wereld gecreëerd waarin de “moraal” van de oorlog heerst; chaos, dood, … de mens teruggebracht tot zijn meest primitieve bestaansvorm. Het is een bewuste keuze van Kurtz die niet langer met de hypocrisie wil leven. Maar tegelijk haat hij de wereld die hij zelf geschapen heeft. Kurtz weet wat Willard komt doen en beschouwt dat als een bevrijding. Willard heeft zoals reeds gezegd opgehouden Kurtz te zien als een krankzinnige, hij begrijpt Kurtz. En het is in de wijze waarop Coppola dit begrijpen van Willard filmt, dat ook de toeschouwer door heeft dat Willard en Kurtz niets anders dan twee aspecten zijn van de wereld waar wij in leven, van onszelf. De dood van Kurtz wordt een noodzakelijkheid om als “mens” te kunnen verder leven.[192]
Nogal wat kritiek is geuit op de scène waarin Willard, na de moord op Kurtz, zomaar ongeschonden door de massa volgelingen van de kolonel kan wandelen om diens territorium vervolgens rustig terug te verlaten. Coppola had in oorsprong een ander einde voorzien waarbij Kurtz werd uitgeschakeld en Willard zijn plaats innam als leider van Kurtz’ ministaatje.[193] Uit een marktonderzoek dat Coppola aan het uitkomen van de film liet voorafgaan, was echter gebleken dat zo’n einde bij het publiek niet goed aanvaard zou worden en hij besloot bij de montage een ander slot te voorzien.[194]
Deze onconventionele weergave van de Vietnamoorlog mag zeker een pluim krijgen voor wat het oorlogsmaterieel betreft dat in de film wordt gebruikt. Coppola slaagt erin zonder de hulp van de Amerikaanse overheid een breed gamma aan Amerikaanse legeruitrusting (cfr. Bijlage I) voor zijn opnamen bijeen te brengen en gebruikt het ook effectief. Hij toont beelden van helikopters die een dorp bestoken met raketten en mitrailleurs, laat landingsvoertuigen aan wal komen en brengt tanks in beeld die het dorp verwoesten. Tot slot zien we zelfs hoe een eskader jachtbom-menwerpers wordt opgeroepen om met napalm de VC uit de jungle rond het dorp te verdrijven.
Op hun tocht over de rivier worden zij beschoten en zien we effectief hoe de mariniers van de boot zich verweren. Aan de Do Lungbrug schotelt Coppola ons het waanzinnige spektakel voor van een nachtelijke aanval op de brug. Bedenkend dat nergens in de film werd gebruik gemaakt van bestaande beelden mag het resultaat zeker geslaagd genoemd worden, ondanks vele punten van kritiek.[195]
2.3.6 A Rumor of War Richard T. Heffron, 1980, 200’
A Rumor of War, is de eerste televisiefilm over de Vietnamoorlog.[196] Het scenario werd geschreven door John Sacret Young, die bekend werd via de Tv-serie China Beach die eveneens over de Vietnamoorlog handelde. Het was de herwerkte versie van Philip Caputo’s boek A Rumor of War, gebaseerd op diens eigen ervaringen in Vietnam, en waarmee hij de Pulitzerprijs won.[197] Caputo’s boek wordt samen met enkele andere werken, zoals dat van Ron Kovic, Born on the Fourth of July, beschouwd als één van de meest waardevolle memoires die verschenen in verband met de Vietnamoorlog.[198]
De meer dan drie uur durende film werd in twee delen uitgezonden als miniserie en behandelt het wel en wee van een Amerikaans jongeman die niet bijster goed met zijn ouders opschiet en verlangt naar heldendaden aan het oorlogsfront. Op dat moment is er echter nog geen sprake van een oorlog in Vietnam, we zien de dood van Kennedy op televisie. Het hoofdpersonage Caputo gaat bij de mariniers en krijgt er opleiding en training.
Intussen zijn we in 1965 aanbeland en wordt hij ingezet als luitenant van een marinierspeloton in Vietnam. De soldaten moeten een militair kamp inrichten en vervelen zich voor de rest te pletter. Iedereen vraagt zich af waar die oorlog is waar ze allen op zitten te wachten. Hoewel de film tot op dat ogenblik wat lang uitgesponnen overkomt en er veel aandacht besteed wordt aan zaken als de familiale situatie van onze luitenant, is het toch een boeiende opzet. De kijker krijgt een idee van hoe het conflict in Vietnam geëscaleerd is. In de periode ‘63-‘65 waren er wel de Amerikaanse militaire adviseurs, waarvan in Go Tell the Spartans een glimp kon opgevangen worden, en werden Amerikaanse helikopters ingezet. Vanaf 1965 zetten de eerste Amerikaanse gevechtstroepen voet op Vietnamese bodem en A Rumor of War brengt dat in beeld. De mariniers, die met hun speciale opleiding een belangrijke plaats binnen het leger innemen, wanen zich oppermachtig.
Al snel krijgen zij af te rekenen met een onzichtbare vijand die hun gelederen onverhoeds uitdunt. Patrouilles volgen en stilaan komen zij in contact met de bevolking en met de vijand. Amerikaanse soldaten sneuvelen in groten getale tot
de luitenant zich niet meer kan intomen en bevel geeft een dorp plat te branden. Hij wordt daarvoor overgeplaatst naar een administratief postje. Hier echter, in de kringen van majoors, kolonels en generaals wordt hij pas echt geconfronteerd met de waanzin van de oorlog, soldaten worden hier cijfers en de gesneuvelde Vietcong worden opgenomen in de body count, de heilige graal van de hogere Amerikaanse officieren.[199] Uiteindelijk zal de luitenant terugkeren naar zijn oude peloton waar hij met de hulp van enkele makkers in een Vietnamees dorp een afrekening organiseert. Daarbij worden twee dorpelingen vermoord. Maar de krijgsraad spreekt hem vrij omdat die geen smet wenst op de Amerikaanse vlag.
Aangezien de meer dan drie uur durende film gemaakt werd voor de televisie en uitkwam na grote successen als Apocalypse Now en The Deer Hunter, kreeg hij betrekkelijk weinig aandacht, zelfs niet van de fans van het genre. Misschien zou
A Rumor of War in ingekorte bioscoopversie wel een succes geweest zijn.[200] De film slaagt er namelijk in een getrouw beeld op te hangen van hoe het er in het eerste jaar van de oorlog aan toe ging, en verdient dus zeker een hogere waardering.[201]
Tijdens de gevechtsscènes is er meestal geen achtergrondmuziek. Rustige en realistische beelden van soldaten die door de jungle trekken doen duidelijk de stilte voor de storm aanvoelen, tot plots sluipschutters of mortiergranaten die stilte verscheuren. De slecht bewapende mariniers trachten met hun machinegeweren weerwerk te bieden. In benarde situaties vragen ze om artilleriesteun en de gewonden worden per helikopter afgevoerd.
Vermits het hier een eerder kleine productie betreft, zijn de troepenbewegingen, helikopterdroppings en de bombardementen nog van een behoorlijk niveau
(cfr. bijlage I). Benadrukt wordt dat de Vietnamoorlog een onbegrijpelijk conflict is vooral omdat de Amerikanen de Vietcong en NVA niet de baas konden. Met al hun knowhow en oorlogsmateriaal komen ze in een wespennest terecht waar men oorlog voert volgens regels die de Amerikanen niet kennen. De mariniers kunnen niets doen met wat hen werd aangeleerd en moeten leren het spel te spelen volgens Charlies regels.
Uiteraard vertolkt de film een Amerikaanse kijk op de zaak, maar in tegenstelling tot andere Vietnamfilms minder expliciet in het portretteren van de Noord-Vietnamese soldaten, die eigenlijk nauwelijks ter sprake komen. Ook aan het adres van de Vietcong wordt weinig pejoratieve taal gebruikt. In één scène is het beeld van de vijand zelfs merkwaardig te noemen. Op bepaald moment vinden de GI’s enkele jonge gedode Vietcongstrijders. Uit respect voor de doden geeft de luitenant de twee niet door aan de bevelhebbers, voor wie enkel de body count telt.
Hoewel regisseur Heffron de film op locatie draaide in Mexico, lijkt het landschap zeer sterk op dat van Zuid-Oost-Azië. Er wordt ook behoorlijk wat gebruik gemaakt van regen en modder waardoor de Unheimlichkeit bij de kijker nog toeneemt.[202] Een sterke scène die blijft hangen is deze waarin Caputo de opdracht krijgt twee lijken van VC-strijders te begraven, ze nadien weer op te graven, en ga zo maar door, gewoon omdat zijn oversten hem steeds andere bevelen geven.
Een grote Vietnamfilm betreft het hier zeker niet maar gezien zijn aard als televisiefilm slaagt hij erin een redelijk goed beeld te geven van de Vietnamoorlog.
2.3.7 Rambo: First Blood Part II George P. Cosmatos, 1985, 95’
Eigenlijk valt deze film niet binnen het terrein dat voor dit onderzoek was afgebakend. Aangezien Rambo een icoon is voor het genre, en op commercieel vlak tot op heden een van de grootste successen was, werd besloten er toch aandacht aan te besteden. Vermits de eerste episode First Blood (deel één) zich integraal in de Verenigde Staten afspeelt leek het interessanter First Blood Part II te bekijken. Deze film is wel gesitueerd in Vietnam, maar eigenlijk betreft het een MIA/POW-film (missing in action of prisoner of war), en kwam hij in oorsprong niet in aanmerking. Omwille van de enorme naambekendheid werd Rambo ook opgenomen in de enquête die in het kader van de scriptie werd afgenomen in de scholen. Ook daarom kon de film uiteraard niet uitgesloten worden van nader onderzoek.
In de jaren tachtig vallen twee golven Vietnamfilms te onderscheiden, de revisionistische films met een eerder rechts karakter, zoals Ted Kotcheffs Uncommon Valor (1983), Joseph Zito’s Missing in Action (1984) en ook Rambo: First Blood Part II. Tot de tweede golf behoren de meer realistische films als Platoon, Hamburger Hill en Full Metal Jacket.[203]
Rambo vertegenwoordigt de Amerikaanse Vietnamveteraan die niet begrepen en gerespecteerd wordt door de zijn achterban. Anno 1985 krijgt hij de kans deel te nemen aan een missie om een Vietnamees kamp te onderzoeken waar vermoedelijk Amerikaanse POW’s zitten. Het was echter opgezet spel, men ging ervan uit dat het kamp verlaten zou zijn en dat men zo de onrust die bij de Amerikaanse bevolking leefde aangaande het lot van de Amerikaanse MIA’s de kop zou kunnen indrukken. Het veelgedecoreerde enfant terrible van de Special Forces, die nota bene van Duitse en indiaanse afkomst is, vindt uiteraard wel Amerikaanse krijgsgevangenen. De missie wordt afgeblazen maar Rambo verslaat in zijn eentje en met de meest primitieve middelen - pijl en boog vanwege zijn indiaans bloed? - een heel regiment Vietnamezen én de Russische adviseurs die hen ter hulp komen.
Rambo is de superheld die met zijn enorme lichamelijke kracht en de meest primitieve wapens verbluffende resultaten weet te bereiken. Lijnrecht daartegenover staat het Amerikaanse militaire apparaat dat beroep doet op de meest geavanceerde apparatuur en bewapening maar - onderliggende boodschap - er niet in slaagde de Vietnamoorlog te winnen. Bovendien zijn de bevelhebbers ook nu nog steeds niet te vertrouwen, ze geven Rambo op van zo gauw er iets misloopt en laten hem als de missie onverwachts dreigt te slagen in de steek. Kortom als er meer mannen als Rambo geweest zouden zijn, en men hen de kans had gegeven hun job te doen, dan hadden de Amerikanen de Vietnamoorlog gewonnen.[204]
In de film worden de Vietnamezen voorgesteld als een bende ongelooflijke ‘dommeriken’ in Japans uitziende uniformen. De Vietnamezen zijn verachtelijk en enorm wreed en in tegenstelling tot de realiteit in de Vietnamoorlog zijn zij het die de statische posities verdedigen terwijl Rambo in guerrillastijl hun gelederen uitdunt.[205] Op een bepaald moment is Rambo gevangengenomen en verschijnen de Russen ten tonele. Zij onderwerpen Stallone aan de nodige martelingen en zetten na zijn ontsnapping mee de achtervolging in. Nadat Vietnamezen en Russische soldaten afgemaakt zijn moet Rambo in de finale nog afrekenen met hun wrede maar goedgetrainde commandant en zijn sadistische adjudant. Hier blijkt duidelijk dat de film een Koude Oorlogsproduct is, een rechtstreekse strijd tussen Amerika en Rusland met Vietnam als strijdtoneel.
Merkwaardig in de film is het moment waarop we de krijgsgevangenen te zien krijgen. Hun groepje bestaat bijna volledig uit blanken (slechts één POW is zwart) terwijl bij de Amerikaanse infanterie toch een zeer groot gedeelte van de manschappen bestond uit Afro-Amerikanen en mannen van Latijns-Amerikaanse afkomst.[206]
De film is duidelijk een product van de Amerikaanse rechtervleugel, en tracht krampachtig af te rekenen met Amerika’s verlies in de Vietnamoorlog. Zoals in veel Vietnamfilms wordt medelijden opgewekt voor de Amerikaanse GI’s die er vochten. Maar hier gaat men verder en wil men alsnog zijn gelijk bewijzen door toch nog een overwinning binnen te halen op de Vietnamezen, een zielig teken dat sommigen ook in 1985 nog ver verwijderd waren van berusting aangaande de afloop van de Vietnamoorlog.
2.3.8 Platoon Oliver Stone, 1986, 120’
Het script werd geschreven door Oliver Stone en is gebaseerd op zijn eigen Vietnamervaringen in de 25ste infanteriedivisie nabij de grens met Cambodja in 1967-1968.[207] Het hoofdpersonage Chris, gespeeld door Charlie Sheen, is eigenlijk Stone zelf.[208] Aan deze film ging een moeilijke bevalling vooraf. Stone slaagde er niet in de nodige financiële middelen voor de film los te krijgen en moest zich uiteindelijk wenden tot de Britse productiemaatschappij Hemdale Film Corporation.[209]
Er werd gedraaid op locatie in de Filippijnen, en men maakte gebruik van legermateriaal van het Filippijnse leger zoals Coppola reeds bij Apocalypse Now had gedaan.[210] De opnamen duurden 54 dagen en de totale productie kostte zes en half miljoen dollar, naar Hollywoodnormen, en gezien het uiteindelijke succes aan de kassa (137 miljoen boxoffice inkomsten) werkwoord !!. De film werd bovendien overladen met prijzen, waaronder vier Oscars en drie Golden Globes,[211] een kaakslag voor de Amerikaanse productiemaatschappijen die Stone in de steek hadden gelaten.
Voor het van start gaan van de opnamen laste Oliver Stone een twee weken durende jungletraining in voor al de acteurs. Ze werden gedwongen lange tochten te maken met een zware bepakking, moesten mangaten graven en kregen zelfs aanvallen met explosies - special effecten - te verwerken. Het was de bedoeling de acteurs mentaal aan de grond te krijgen en hen een nihilistische houding aan te kweken.[212]
In grote lijnen komt het verhaal erop neer dat Chris, een jongen van goede afkomst, als vrijwilliger naar Vietnam gaat en er in een legerkamp terechtkomt dicht bij de
Cambodjaanse grens. Gedurende de vier actiesequenties waarrond de film werd opgebouwd zien we Chris evolueren van een groentje naar een ervaren soldaat. Hij verdient ook stilaan respect binnen zijn peloton, waar ze moeilijk kunnen begrijpen waarom hij vrijwillig dienst genomen heeft. Gans de film wordt gezien vanuit de ervaringen van één bepaald individu en via brieven gericht aan zijn grootmoeder, in
off screen voice, uit hij zijn bedenkingen en gevoelens bij de Vietnamoorlog en de zin en onzin ervan.
De soldaten die Chris in Nam leert kennen komen vooral uit de lagere sociale klassen, zijn dus overwegend zwart en zijn in twee groepen opgesplitst. Die rond Sgt. Elias vechten niet langer uit overtuiging, zij doen gewoon hun tijd uit en gebruiken drugs om het leven in Vietnam draaglijker te maken. De andere groep rond Sgt. Barnes bestaat hoofdzakelijk uit blanken met een keiharde oorlogsmentaliteit. De spanning tussen die twee tegenpolen is een wezenskenmerk van de film. Het verhaal draait rond de strijd tussen goed en kwaad waar beide personages voor staan. Chris neemt door de gebeurtenissen iets van beide elementen in zich op. Het latente conflict borrelt op en leidt tot een uitbarsting wanneer Barnes door Elias wordt verweten onschuldige burgers te vermoorden. Barnes zint op wraak en Elias wordt door hem neergeschoten en voor dood achtergelaten op het moment dat het peloton per helikopter uit de jungle wordt geëvacueerd. Vanuit de lucht zien de soldaten hoe Elias uit de jungle tevoorschijn komt achtervolgd door een dozijn NVA-ers. Voor hun ogen wordt hij afgemaakt en met gespreide armen zijgt hij neer als een ware Christusfiguur.
Na een apocalyptisch eindgevecht waarbij de Amerikanen nauwelijks kunnen standhouden tegen een overmacht aan NVA-ers die hun stellingen langs alle kanten overrompelen zien ze zich uiteindelijk gedwongen napalm te laten droppen tot vlakbij hun eigen posities. Dit droppen van bommen vlakbij de eigen troepen komt vaker terug in de Vietnamfilm. Het gebeurde daadwerkelijk, en er sneuvelden inderdaad veel Amerikaanse soldaten door dit zogenaamde friendly fire. Vooral het uitvoeren van luchtbombardementen nabij de troepen was erg riskant. Bij het leveren van artilleriesteun vielen er in verhouding minder doden omdat men tussen de salvo’s door nieuwe instructies kon geven. Bij luchtbombardementen was dit niet mogelijk.[213] Na het gevecht, rekent Chris, die ook zelf gewond is, af met de gekwetste verachtelijke Barnes. Stone raakt hiermee het gevoelige punt aan van de afrekeningen tussen Amerikaanse soldaten onderling.[214] Terloops, de Vietnamese bevolking en strijdkrachten komen in de film weinig aan bod. De vijand, Vietcong of NVA, krijgt men enkele keren vluchtig te zien en de Vietnamese bevolking komt enkel in beeld als ze door de Amerikanen worden geterroriseerd en hun woningen worden platgebrand.
Tijdens deze scène maakt Chris een belangrijke evolutie door. Eerst gaat hij als een woedende tekeer. Hij laat een gehandicapte jongen dansen terwijl hij zijn geweer onder diens voeten leegschiet. Op dat punt dreigt hij zijn menselijkheid te verliezen maar hij komt net op tijd tot inkeer en verafschuwt zijn gedrag. Wat Chris hier meemaakt en doet is volledig gebaseerd op Stones eigen ervaringen in Vietnam en toont aan dat het niet moeilijk was voor Amerikaanse soldaten om zich ongestraft te misdragen.[215]
Zwarte soldaten komen in Platoon beter tot hun recht dan in sommige films als Apocalypse Now, Go Tell the Spartans, The Boys in Company C of Rambo.[216] Daar zijn ze totaal afwezig of is hun een zeer bescheiden plaats toebedeeld. In Platoon treden de zwarten meer op de voorgrond en hiermee sluit de film aan bij Hamburger Hill, waar de rassenverhoudingen binnen het leger vrij uitvoerig aan bod komen. In 84 Charlie Mopic wordt het LURP-team geleid door een zwarte die door zijn mannen fel wordt bewonderd. Die positieve inbreng van kleurlingen komt ook voor in Good Morning Vietnam en Casualties of War. Hoewel Platoon ze dus niet naar de achtergrond verdringt, zijn de belangrijkste personages in de film toch bijna uitsluitend blanken. Platoon blijft dus in vergelijking met Hamburger Hill en 84 Charlie Mopic minder progressief inzake de verhouding ten opzichte van de zwarte soldaat.[217]
Platoon is zonder enige twijfel één van de meest waardevolle Vietnamfilms. Wel draait het verhaal rond de belevenissen van één personage, terwijl in een oorlog persoonlijke handelingen in feite van gering belang zijn. Ook de wat simplistische strijd tussen goed en kwaad, die in de film sterk benadrukt wordt, is een onderwerp van kritiek.[218]
Platoon geeft een realistisch beeld van de oorlog met de patrouilles in de jungle, de indrukwekkende gevechtsscènes, het aangewende oorlogsmaterieel (cfr. Bijlage I), de booby traps en Vietcongtunnels en de tolerante houding van hogere officieren ten opzichte van hun troepen.
Hoewel de film vergelijkbaar is met Hamburger Hill die eveneens een realistisch beeld van de Vietnamoorlog bedoelt te geven, wordt de kijker in Platoon veel sterker meegesleurd in de maalstroom van de Vietnamoorlog.
2.3.9 Dear America: Letters home from Vietnam Bill Couturié, 1987, 87’
Bij middel van authentieke beelden afkomstig uit het nieuwsarchief van NBC, heeft men een film gemonteerd. Bij de fragmenten aaneengelast met toespraken van de presidenten Johnson en Nixon of met toelichting van reporters bij gebeurtenissen in Vietnam of in de VS, lezen bekende acteurs brieven voor die soldaten van het front naar huis stuurden. De teksten zijn afkomstig uit Bernard Edelman’s Dear America: Letters Home From Vietnam, een boek vol oorlogscorrespondentie van Amerikaanse soldaten.[219]
Het is moeilijk de film een plaats te geven. Gaat het hier om fictie of om non-fictie? Betreft het een documentaire of is het een speelfilm? Er zijn hoe dan ook veel gelijkenissen met compilatiefilms, een documentaire stijl die teruggaat tot de vroegste cinema en ondermeer door Dzjiga Vertov, maker van het beroemde De man met de camera, werd toegepast. Dit type documentaire maakt gebruik van bestaande beelden van bijvoorbeeld nieuwsuitzendingen en voorziet deze van eigentijdse commentaar.[220] Dit concept creëert een grote geloofwaardigheid en wordt daarom vaak voor politieke- of oorlogsdocumentaires gebruikt.
Dear America wijkt echter af van het patroon vermits men naar de kijker toe zijn neutraliteit wenst te bewaren en geen politieke standpunten wenst in te nemen. Men wil de kijker het gevoel geven dat de Amerikaanse GI’s in Vietnam ervaren hebben.[221] De verhaallijn in de prent is gewoon het verloop van de Vietnamoorlog aan de hand van authentieke beelden, begeleid door brieven die op de beelden van toepassing zouden kunnen zijn, maar er in feite niet rechtstreeks mee te maken hebben. De acteurs en actrices die de brieven voorlezen brengen bovendien het element emotie in de film waardoor er geen sprake kan zijn van een zuivere documentaire. Op dit vlak wijkt Dear America duidelijk af van de gangbare manieren om documentaires van commentaar te voorzien, waar die normaal gebruik maken van de zogenaamde monologue intérieure, een gedachtestem, die de getoonde handelingen verklaart, of van voice-over, waarbij de persoonlijke observaties vanuit een ikvorm als commentaar worden gegeven.[222] Dear America kiest hier voor een eigenzinnige aanpak, die resulteert in een breuk met het genre, waardoor de film zweeft tussen de documen-taire film en de eigenlijke speelfilm.
De tendens binnen het genre Vietnamfilm om een zo realistisch mogelijk beeld van de oorlog te geven blijkt duidelijk uit bijvoorbeeld films als Platoon en Hamburger Hill. In deze wetenschap is de bedoeling van regisseur Bill Couturié met dit project dan ook zeer duidelijk. Door gebruik te maken van live-footage wil hij een nog realistischer weergave bereiken dan zijn collega’s. Het blijft echter de vraag of “echte” beelden daar per definitie beter voor geschikt zijn dan de reconstructies van begenadigde cineasten als Coppola of Stone.[223]
Hoewel men dus kan betwijfelen of het concept van Dear America een groter realisme in de hand werkt, gaat van deze film ondanks zijn politiek neutrale instelling één van de krachtigste antioorlogsboodschappen uit van alle Vietnamprenten. Aangezien films als Platoon, Hamburger Hill of Apocalypse Now allemaal zulke boodschap trachten uit te dragen, staat het vast dat Dear America in deze discipline op het hoogste niveau kan meedingen.[224]
Toch blijft de film ook een van de meest eenzijdige Vietnamfilms. Daar de gebruikte footage bijna uitsluitend afkomstig is uit de NBC-archieven, plus een kleine hoeveelheid beeldmateriaal uit privé- of legerarchieven, komen enkel Amerikaanse troepen aan bod. De beelden worden aangevuld met de brieven van GI’s waardoor gans de oorlog enkel vanuit hun gezichtspunt wordt bekeken. De lokale bevolking en de Vietnamese tegenstanders ontbreken volledig. Dit tekort hebben we echter bij de meerderheid van de Vietnamfilms kunnen vaststellen, maar vermits Couturié’s concept voor Dear America duidelijk een hoog waarheidsgehalte van de Vietnamstory met voor ogen heeft, mag het toch wel als een euvel geduid worden.
Ondanks dit gebrek slaagt de film er probleemloos in de gang van zaken in Vietnam realistisch te reconstrueren. Aangezien het om echte beelden gaat kan men met een minder speurende blik kijken, en gaat men niet op zoek naar kleine fouten die de regisseur eventueel gemaakt heeft. De kritische ingesteldheid verschuift automatisch naar een ander punt. Al heeft de regisseur zijn beelden niet zelf geschoten, hij heeft in ieder geval de selectie gemaakt uit het beeldmateriaal van NBC. Die selectie gebeurde uiteraard in functie van de boodschap die Bill Couturié wenste over te brengen. De grote meerderheid van de fragmenten die we zien, al dan niet voorzien van geluid, en de brieven die worden voorgelezen, hebben een uitgesproken antigeweldboodschap. In het eerste deel van de film zijn er Amerikaanse soldaten die zich stoer uiten ten opzichte van de oorlogssituatie, maar dit zijn enkelingen, en al spoedig krijgen we enkel soldaten te zien die zich afzetten tegen deze oorlog die hen opgedrongen is. De sequenties zijn dus met een bepaald doel geselecteerd, maar aangezien het hier niet om een documentaire gaat dient objectiviteit niet als hoofd-criterium genomen om de waarde van de film te beoordelen.
Wanneer men in de generiek de namenlijst overloopt van de acteurs die de brieven voorlezen, valt het op dat twee derden van deze acteurs hun sporen verdienden in andere Vietnamfilms.[225] Even een korte opsomming: Martin Sheen (Apocalypse Now), Robert de Niro (The Deer Hunter), Tom Berenger (Platoon), Willem Dafoe (Platoon), Robin Williams (Goodmorning Vietnam), Sean Penn en Michael J. Fox (speelden twee jaar later beiden in Casualties of War). Bill Couturié beweert vreemd genoeg dat de acteurs gekozen werden omwille van hun kwaliteiten en niet zozeer als publieks-trekkers.[226] Als men die lijst bekijkt is het onmogelijk dat toevallig juist deze acteurs geknipt waren om de brieven voor te lezen. Couturié is hier dus zeker niet vrij te pleiten van commerciële overwegingen die primeerden. Ook dit klopt niet met het concept van een film die juist een neutrale weergave van de Vietnamoorlog beoogde.
2.3.10 Full Metal Jacket Stanley Kubrick, 1987, 116’
De film begint met een lichting kersverse rekruten die in de kappersstoel belanden in het U.S. Marine Corps Rekrute Depot op Parris Island in South Carolina en beteuterd zitten te kijken hoe hun lokken meedogenloos worden afgeschoren. Het daarop volgende uur krijgen we een beeld van de keiharde mariniersopleiding. Hun drilmeester, sergeant Hartman, is meedogenloos vooral voor Pyle, de dikkerd onder de rekruten. Deze kan de zware opleiding niet aan en maakt keer op keer fouten waarvoor de rest van de groep mee moet opdraaien.[227] Zo haalt hij de woede van het ganse peloton op zich en dat resulteert in een nachtelijke afranseling van Pyle, waarbij iedere rekruut van de barak is betrokken. Pyle is vanaf dat ogenblik mentaal gebroken en gaat uiteindelijk scherpe munitie ontvreemden, kogels met een metalen mantel, waarnaar de titel Full Metal Jacket verwijst. Hij zal later de sergeant vermoorden en zelfmoord plegen.
Michael Herr die het scenario schreef baseerde zich op Gustav Hasfords roman The Short-Timers maar wijkt hier en daar op belangrijke punten van het boek af.[228] Bovendien is er een op zijn minst merkwaardige overeenkomst tussen het eerste gedeelte van Kubricks film en The Boys in Company C zoals reeds eerder aangehaald. De kapperssequentie is bijna identiek en de drilinstructeur, respectievelijk sgt. Hartman in Full Metal Jacket en sgt. Lewis in The Boys in Compagnie C, wordt door dezelfde acteur gespeeld. Zonder enige twijfel heeft Stanley Kubrick zich laten beïnvloeden door deze film van negen jaar voordien.
Na hun opleiding krijgt het merendeel van de mariniers code 0300, wat betekent dat ze richting Vietnam worden gestuurd. Vanaf dit ogenblik volgt de film het personage Joker die zich reeds in dat eerste uur had laten gelden, maar nu de echte hoofdrol wordt. Kubrick wenste zich niet al te veel op één personage te focussen. Het eerste deel van het verhaal wordt gebracht door een verteller, die de kijker pas identificeert met deze soldaat Joker vanaf het ogenblik dat de mariniers voet zetten op Vietnamese bodem.[229] Hij wordt als militair verslaggever gestationeerd in Da Nang en neemt over het algemeen niet zelf deel aan de gevechten. Het verhaal is te situeren omstreeks begin 1968 vermits er sprake is van een nakend offensief rond het Vietnamese nieuwe jaar Tet.[230] Jokers militaire basis wordt aangevallen maar het blijft bij een kleine schermutseling. Hij wordt echter naar Hue gestuurd, één van de grote steden die tijdens het Tetoffensief in Noord-Vietnamese handen vielen.
Joker wordt ingedeeld bij een peloton doorwinterde soldaten en we maken kennis met het leven in de gevaarzone. Ze trekken de stad binnen, eerst de infanterie om te checken of er geen Vietnamezen met antitankwapens zijn achtergebleven en vervolgens de tanks die de stad verder moeten platschieten. Op een bepaald ogenblik wordt Jokers groep door een sluipschutter onder vuur genomen en vallen er verscheidene doden. De sniper blijkt een jonge vrouw die genadeloos wordt afgemaakt. Dan trekken ze optimistisch en luidkeels zingend verder langs de stad naar hun legerplaats. Het nummer Paint it Black van de Rolling Stones dat de aftiteling begeleidt laat daarentegen een veel minder optimistische eindnood klinken.
De verfilming wijkt hier ook af van Hasfords verhaal dat in een eerste deel wel, zoals in de film dus, een confrontatie met een sluipschutter voorzag in een stad. Daarmee wordt relatief makkelijk afgerekend omdat de soldaten getraind zijn op de conventionele manier van oorlog voeren die is een stad toepasbaar is. Het boek vertelt in een tweede deel hoe de soldaten in de jungle eveneens op een sluipschutter stuiten. Die blijft daar onvindbaar omdat hij zich op zijn eigen terrein bevindt, terwijl de jungle voor de GI’s onbekend gebied blijft.[231] Door deze vergelijking wordt perfect het probleem aangetoond waarmee de Amerikanen in de Vietnamoorlog geconfronteerd waren en voor de film is het gemiste kans.
Het Vietnamslagveld van Kubrick is allerminst stereotiep. Hij toont geen beelden van een groene jungle waarin de Amerikaanse soldaten verstrikt raken, in Full Metal Jacket bevinden we ons in de grauwe stuk geschoten stad Hue, die allerminst aan de Vietnamoorlog doet denken. De locatie die Kubrick koos voor deze opnamen, een oude gasfabriek buiten Londen, lijkt vaak enorm sterk op een decor, toont een oorlog zoals we deze in beelden van Beiroet of Sarajevo zagen, en allerminst op Vietnam.[232]
2.3.11 Good Morning, Vietnam Barry Levinson, 1987, 120’
Deze film neemt een bijzondere plaats in binnen het genre. Hoewel hij rechtstreeks over de Vietnamoorlog gaat wordt het conflict vanuit een totaal andere hoek benaderd. Centraal staat de figuur van een Amerikaanse radio-DJ die de troepen van de nodige muziek moet voorzien. Hij wordt van in het begin gedwarsboomd door censuur die de legerleiding instelt. Men wil de soldaten doen geloven dat alles veilig is in Saigon en in heel Vietnam. Het is 1965 en de uitbouw van Amerikaanse troepen is nog maar pas begonnen.
De film in korte fragmenten een zicht op de geleidelijke escalatie van het conflict. De eerste beelden laten Amerikaanse GI’s zien die in de zon liggen of hun legerkamp aan het inrichten zijn. Gaandeweg krijgen we beelden van terroristische aanslagen, explosies en helikopters boven brandende dorpen.
Men kan zich echter niet van de indruk ontdoen dat regisseur Barry Levinson bij het draaien van de film zelf nog niet goed wist waar hij naartoe wilde. Enerzijds lijkt hij een echte Vietnamoorlogsfilm te willen maken, anderzijds zit hij met het hoofdverhaal rond de radio-DJ die niet in onmiddellijk contact staat met het leven aan het front. Dat zoeken naar een gulden middenweg, waardoor sommige delen van het verhaal er min of meer met de haren bij gesleurd lijken, is één van de weinige punten waarop men kritiek kan uitoefenen.[233]
Het beeld dat van de Vietnamese bevolking wordt getoond is uniek binnen het genre. Het is de enige film trouwens die hen niet gewoon als bijkomstig of vijandig afdoet. Zo ontstaat er een vriendschapsband tussen de jonge Vietnamees Tuan en de Amerikaanse DJ. Die geeft bovendien Engelse les aan een groepje volwassen Vietnamezen, stuk voor stuk vriendelijke mensen met gevoel voor humor. Wanneer
later blijkt dat zijn jonge Vietnamese vriend deel uitmaakt van de Vietcong, zoekt hij hem op, maar de jongen maakt hem duidelijk dat de Amerikanen in Vietnam niets te zoeken hebben, dat zij dood en vernieling zaaien onder de eenvoudige boeren-bevolking. De inlichtingendienst ontdekt ook dat Tuan een Vietcongstrijder is en dat sergeant Cronauer met hem gelieerd is. Cronauers positie kan niet langer verdedigd worden en hij wordt overgeplaatst weg van de Vietnamoorlog.
De film lanceert vooral kritiek op de hypocrisie van de Amerikaanse legerleiding die van bij het begin van de oorlog tracht de eigen troepen en de Amerikaanse bevolking een hand voor de ogen te houden.[234] De waarheid omtrent de oplaaiende gevechten en de doden die zij met zich meebrengen moet verzwegen worden en plaatsmaken voor optimistische berichten over Bob Hope en het bezoek van de ex-vice-president aan Vietnam.
Die kritiek zit in de film subtiel verwerkt. Een duel wordt aangegaan met de idee die men in veel films terug vindt als zou de muziek uit de jaren ‘60 een belangrijke emotionele dimensie gegeven hebben aan de Vietnamoorlog (denk maar aan de serie Tour of Duty en de hele reeks Cd’s die eraan gekoppeld werd). Deze muziek wordt de oorzaak van een kleine veldslag in de hoofdkwartieren van het Armed Forces Radio Network. Robin Williams als DJ wenst gehoor te geven aan de muzikale noden van de Amerikaanse GI’s aan het front en zet zich af tegen de officieren die elke voeling met hun manschappen hebben verloren en die wensen dat er rustiger muziek wordt gedraaid uit de jaren vijftig. Muziek wordt zo een symbool voor de historisch veel belangrijker dilemma’s rond klassen en rassen binnen het Amerikaanse leger, en voor de afstand tussen de carrièregerichte hogere militairen en de gewone soldaten en lagere officieren die dagelijks moesten vechten voor het vege lijf. Dezen verkozen in die omstandigheden klaarblijkelijk eerder de muziek van Jimi Hendrix dan die van Mantovani.[235]
Kubricks Full Metal Jacket vormt samen met Good Morning Vietnam een subgenre binnen de Vietnamfilms, de zwarte komedie. Uiteraard zijn de films in eerste instantie niet grappig bedoeld, maar allebei steken zij van tijd tot tijd de draak met de pijnlijke situaties die een oorlog met zich meebrengt. Op hun manier uiten ze kritiek op de zinloosheid van een oorlog die zoveel slachtoffers maakte.[236]
De film slaagt erin om voor één keer, zij het bescheiden, de grenzen te verleggen en ook de Vietnamezen een plaats te gunnen binnen deze oorlog in hun land. Cronauer groeit via Tuan naar de tegelijk kwetsbare en taaie Vietnamese cultuur, op dat moment reeds aangetast door de Amerikaanse aanwezigheid.[237]
2.3.12 Hamburger Hill John Irvin, 1987, 110’
“Op 10 mei ’69 vielen troepen van de 101ste Airborne Division de vijand aan in de
A shauvallei aan de voet van heuvel 937. Tien dagen en elf bloedige bestormingen later, noemden de troepen die hier vochten de heuvel Hamburger Hill.”[238] Met deze nuchtere mededeling wordt het publiek in de zaal geconfronteerd. Iedereen begrijpt de draagwijdte.
Hamburger Hill laat ons de oorlog zien door de ogen van de gewone soldaat, maar in tegenstelling tot Platoon wordt het verhaal niet verteld door één man, een volledig peloton staat hier centraal. Het basisconcept, de hel van de Vietnamoorlog aan de kijker overbrengen, heeft de film wel gemeen met Platoon. Deze laatste was gebaseerd op Stones ervaringen in Nam, Hamburger Hill is gebaseerd op waar gebeurde feiten. De belangrijkste overeenkomst tussen beide films ligt in de betrachting, wegens hun nauwe band met het verleden, de kijker te overtuigen van hun geloofwaardigheid.[239] Zoals in Platoon het verhaal wordt gereduceerd tot een strijd tussen goed en kwaad, zo wordt ook hier aan schematisering gedaan zij het minder nadrukkelijk.[240]
De boodschap in Hamburger Hill is dat de soldaten een smerige klus te klaren hebben die door iemand gedaan moet worden. Hamburger Hill is een antioorlogsfilm maar is wel pro-soldaat.[241] De film brengt hulde aan de intrinsieke menselijkheid van de soldaten die vochten in de Vietnamoorlog. Dit beperkt zich uiteraard tot de GI’s want de NVA-soldaten worden, zij het minder expliciet dan bijvoorbeeld in The Deer Hunter, ook hier een tikkeltje wreder afgeschilderd dan de Amerikanen. Regisseur Irvin schrikt er niet voor terug de vijand in beeld te brengen, en gezien het specifiek karakter van deze heuvelbestorming kon hij moeilijk anders. Waar de jungle doorgaans de regisseur de mogelijkheid biedt om de Noord-Vietnamezen of VC nauwelijks te tonen, wordt heuvel 937 na elk napalmbombardement een beetje kaler tot er op het einde enkel een met loopgraven en bunkers doorploegde modderhoop overblijft, de vijand kan zich niet langer verbergen.
In tegenstelling tot bijna alle andere Vietnamfilms die werden besproken, is er in Hamburger Hill geen sprake van hogere bevelstructuren die het leven van de soldaten en hun sergeanten verzuren. De film brengt dit niet ter sprake, enkel het leven in het peloton wordt beschreven.[242]
De hoofdmoot van de film handelt over de pogingen van de 101ste Airborne Division (600 man sterk) om heuvel 937 in de A shauvallei in te nemen. Het bevel hiertoe werd gegeven op 10 mei 1969 en gedurende 10 dagen zouden de troepen bestor-mingen uitvoeren op de flanken. Pas bij de elfde poging slaagden zij erin de vijand te vernietigen en te verdrijven. Aangezien de strijd bijzonder hevig was en een enorme tol aan mensenlevens eiste, doopten de Amerikaanse troepen de heuvel om tot Hamburger Hill, een verwijzing naar de uiteengereten lichamen die overal op de flanken verspreid lagen. De heuvel ligt in de A Shauvallei waar een jaar voordien de Amerikaanse operatie Delaware had plaatsgevonden en waarbij men het Noord-Vietnamees leger een kaakslag had toegebracht door hen te verdrijven uit de basis die ze er gevestigd hadden.[243] De A Shauvallei aan het einde van de Ho Tsji Minhroute was voor de Noord-Vietnamezen van groot belang vooral voor de verspreiding van logistieke steun.
De Amerikanen hadden het gebied na hun overwinning verlaten omwille van het moessonseizoen en waren zich er niet van bewust dat de vijandelijke basis opnieuw opgebouwd was toen zij een jaar later de vallei weer binnentrokken. Dit leidde tot de slag rond Hamburger Hill,[244] indertijd uitgebreid in de Amerikaanse media gevolgd.
De slag zorgde voor heel wat negatieve kritiek omdat het strategische belang erg gering leek in verhouding tot de enorme media-aandacht. Bovendien kregen de troepen vlak na de uiteindelijke verovering van heuvel 937 het bevel zich terug te trekken.[245] De body count waar de Amerikaanse bevelhebbers de eerste jaren van de oorlog steeds met trots naar verwezen, werd na dit debacle definitief afgevoerd aangezien de Amerikaanse kranten volstonden met pagina’s foto’s van de jonge Amerikaanse soldaten die er sneuvelden.[246] In het Amerikaanse clandestiene frontjournaal GI Says werd zelfs een beloning van tienduizend dollar uitgeloofd om luitenant kolonel Honeycutt die tijdens de aanval het bevel voerde, maar in de film niet wordt vernoemd, uit te schakelen.[247]
De manier waarop de film deze gebeurtenissen in beeld brengt is zeker efficiënt. We krijgen in de beginfase een eerste verkenning van de heuvel te zien die volgens de militaire inlichtingendienst als een zone met weinig vijandelijke activiteit werd afgedaan. Toch stuiten de troepen in de jungle die de heuvel bedekt vrijwel onmiddellijk op een onverwacht hevige weerstand van het NVA dat zich er blijkbaar heeft ingegraven. De soldaten krijgen dag na dag het bevel tot de aanval. Gelaten en aangeslagen keren zij na elke veldslag terug naar hun stellingen waar Irvin de tijd neemt om de kijker te laten kennismaken met de kameraadschap binnen het peloton. Via de gesprekken sijpelen de verschillende standpunten pro en contra de oorlog door die de Amerikaanse maatschappij op dat ogenblik beroeren. Bestorming na bestorming wordt het peloton uitgedund en tijdens de laatste aanval, zien we op muziek van Philip Glass in ware Koyanisquatsistijl hoe de soldaten van beide partijen mekaar afslachten en ontmenselijken tot er uiteindelijk nog enkele GI’s van het peloton de heuveltop bereiken.
Door deze jachtige manier van filmen slaagt Irvin erin een zekere afstand te creëren. Als kijker word je niet echt meegesleept, zodat je de kans krijgt om nuchter te observeren en effectief stil te staan bij de gruwel van de oorlog, een effect dat in veel van de antioorlogsfilms ontbreekt omdat men teveel door het verhaal meegesleurd raakt.[248]
Anderzijds zijn er natuurlijk ook kleine mankementen. Irvin rust de NVA-soldaten naast kalashnikovs ook uit met Amerikaanse M60-machinegeweren, en het gaat hier duidelijk niet om enkele buitgemaakte geweren want gedurende gans de film loopt het NVA voortdurend met deze wapens rond (cfr. Bijlage I). In sommige taferelen ook doen de loopgraven en het slijk wel iets te veel denken aan het IJzerfront in WOI. Daarnaast krijgen we authentieke beelden te zien van Amerikaanse bommenwerpers die worden opgeroepen om luchtsteun te geven en die napalm- en fragmentatie-bommen droppen en zo de jungle herleiden tot een smeulende hoop boomstronken. In totaal waren 1200 ton vliegtuigbommen en 513 ton obussen nodig om het NVA uit zijn stellingen te verjagen en te vernietigen. Hoewel bij deze actie gespreid over tien dagen in vergelijking minder Amerikanen sneuvelden dan de 157 slachtoffers bijvoorbeeld die in dertig minuten vielen in een hinderlaag nabij LZ Albany, was een “veldslag” zoals die rond Hamburger Hill voor de publieke opinie niet langer aanvaardbaar.[249]
Het doel van de film is duidelijk een objectieve en franjeloze weergave te bieden van één van de zwaarste gevechten uit de Vietnamoorlog. Dit streven ervaart men als kijker voortdurend omdat men zich niet makkelijk kan laten meeslepen met het verhaal. Het ontbreken van een duidelijk hoofdpersonage en de slechts oppervlakkige kennismaking met de leden van het peloton zijn twee oorzaken van dat gevoel van afstandelijkheid.
Overwegend dat Irvin als reporter voor de BBC zelf in ‘69 ter plaatse was tijdens het gevecht en daarvan een getrouwe reconstructie wenst te creëren in zijn film is het toch een gemis dat het NVA niet wat meer in beeld komt. Hij toont weer liever het leed en de kameraadschap van de Amerikaanse soldaten zoals in de meeste Amerikaanse oorlogsfilms.[250] De kracht van deze film ligt grotendeels in het ontbreken van grote acteurs. Hierdoor krijgen de soldaten des te meer een naamloos karakter en dat was één van de absolute vereisten van Irvin.[251]
2.3.13 84 Charlie Mopic (The Charlie Mopic Company) Patrick Duncan, 1989, 95’
The Charlie Mopic Company is een film die uitgaat van een aantal niet voor de hand liggende premissen. Zo is de leider van het regiment een zwarte, en krijgt de kijker gans het verhaal voorgeschoteld vanuit het standpunt van de camera. Hierbij maakt regisseur Duncan veelal gebruik van de steadicam. Het effect dat men hierdoor krijgt is te vergelijken met dit van de Dogma 95-producten. Een trillend beeld, elke stap geeft een sprong in het beeld, riet en bladeren zwiepen tegen de lens, tijdens het lopen valt de camera zelfs éénmaal op de grond, waarbij we een vreemd beeld van een geschrokken cameraman te zien krijgen. Duncan opteert voor een semi-documentaire stijl van film maken en deze blijkt zich goed te lenen tot de accurate weergave van de oorlogsgruwel.[252] Door te kiezen voor deze manier van filmen kreeg schrijver-regisseur Duncan zijn product moeilijk verkocht. Het duurde uiteindelijk vijf jaar eer hij de nodige fondsen vond om zijn project te realiseren. [253]
Maar eerst een kort overzicht van het verhaal. Een jonge luitenant voegt zich samen met Mopic (Motion Picture), een cameraman, bij een peloton van vijf paracommando’s. Het gaat om een LURP-missie waarbij in dit geval een speciaal team verkenners de jungle uitkammen op zoek naar het Noord-Vietnamese leger en de Vietcong. Op deze missie die eerst rustig verloopt, gaan dus twee nieuwkomers mee die door de hechte groep soldaten worden bestempeld als “FNG’s” (fucking new guys) ofwel groentjes. Het gezag van de luitenant wordt niet erkend door de soldaten, zij vertrouwen enkel op hun sergeant.
Vanuit het gezichtspunt van de camera, waar de soldaten zich voortdurend toe richten, krijgen we een beeld van uiterlijk stoere mannen die vanbinnen heel bang zijn. Zo toont de film meer dan alleen actie, vaak krijgen we ook een psychologisch
beeld van de soldaten als de camera hun angsten en gevoelens blootlegt.
Ze komen de vijand op het spoor en besluiten eerst de voor hen meest bedreigende Noord-Vietnamezen met snipergeweren uit te schakelen en vervolgens de artillerie het grove werk te laten doen. De volgende dag blijkt de vijand enorm versterkt en wordt alles overgelaten aan de artillerie. Coördinaten worden doorgegeven, en na de eerste inslagen wat bijgesteld waarna brisantgranaten worden gebruikt om de vluchtende vijanden uit te schakelen.
Deze tactiek werd vooral in de eerste jaren van de Vietnamoorlog gebruikt. De Amerikaanse legerleiding geloofde toen nog de vijand op een goedkope manier klein te krijgen in zijn eigen spelletje. De Amerikaanse infanterie kon toen qua oorlog-voering in de jungle een evenwaardig niveau halen. Waar de Vietnamezen konden rekenen op hun doorzettingsvermogen en betere camouflagetechnieken waren de Amerikanen mobieler en technisch beter opgeleid. Ook wat de bewapening betreft zaten zij op een gelijk niveau, de bewapening van de Vietnamezen was iets betrouwbaarder maar de Amerikanen beschikten over het algemeen over meer voorraad aan ammunitie.[254] De techniek werd verder geperfectioneerd en bestond in het elemineren van kleine groepjes vijanden door ze ongemerkt te naderen en uit te schakelen in een kort vuurgevecht. Enkel als de vijandelijke concentratie te groot was werd steun van de artillerie aangevraagd.[255] Deze manier van oorlog voeren zoals zij door de Amerikanen werd toegepast vinden we perfect terug in 84 Charlie Mopic.
De Amerikanen zijn intussen reeds op de terugweg, hebben de nodige booby traps geplaatst om mogelijke achtervolgers op te houden, en haasten zich naar een dorp waar een helikopter hen zal oppikken. Onderweg wordt hun route echter versperd door een groepje Vietnamese soldaten. Ze menen dat rondgaan teveel tijd zou kosten en het eenvoudiger is de vijand voorzichtig te naderen en uit te schakelen. Een kort gevecht volgt en de Noord-Vietnamezen worden gedood. Vervolgens ontstaat er discussie binnen de groep over een Vietnamees die slechts gewond is. De arrivistische luitenant wenst hem mee te nemen voor ondervraging, wat hem zeker op een goed blaadje zou brengen bij zijn superieuren. Op dat ogenblik beschiet een sniper de Amerikanen, waarbij één man van het peloton op dramatische wijze omkomt, uiteindelijk wordt hij door de sergeant uit zijn lijden verlost. Aangezien ze slechts één man kunnen dragen, en ze hun gesneuvelde strijdmakker niet willen achterlaten eist de groep dat de luitenant de gevangen Vietnamees doodt. Deze scène wordt behoorlijk dramatisch uitgewerkt omdat de jonge luitenant nog nooit iemand heeft omgebracht.
Ze vervolgen hun weg en worden aangevallen door vijandelijke troepen, die meerdere mannen verwonden of doden. Het gevaar van de booby traps wordt geïllustreerd wanneer één van de soldaten op zulk tuig stapt en opgeblazen wordt. Hun sterk uitgedund groepje bereikt uiteindelijk het punt van afspraak en slaagt erin de heli te bereiken. Alleen Mopic, de cameraman, wordt op het laatste moment nog neergeschoten. De volgende beelden zijn door iemand anders gemaakt en tonen hoe Mopic nog probeert onder spervuur de helikopter te bereiken, daar niet in slaagt en wordt achtergelaten.
Het gaat hier om een lowbudgetfilm en dat valt op. De omgeving waarin de manschappen zich begeven is niet de jungle of de Aziatische flora, maar de Californische eikenbossen en rietvelden.[256] Regisseur Duncan, zelf een Vietnamveteraan, verwerkte in het verhaal zijn eigen ervaringen en belevenissen aan het front. De film is erg eenvoudig van opzet en aangezien er slechts zeven personages in beeld komen, kon men met zeer beperkte middelen werken.[257] Dat er zo weinig acteurs en figuranten in voorkomen maakte het voor deze kleine productie mogelijk het correcte oorlogsmateriaal te gebruiken, het blijft beperkt tot enkele geweren en granaten (cfr. bijlage I).
De film slaagt er nochtans merkwaardig genoeg in de kijker een beeld te geven van hoe het aan het front toe ging. Hierbij worden ook de militaire regels in acht genomen. Het team gaat op zoek naar de vijand maar tracht rechtstreeks contact te vermijden. Ze passen dezelfde guerrillatactiek toe als NVA en VC, plaatsen vallen en mijnen en als ze de vijand gelokaliseerd hebben laten ze de artillerie de klus verder klaren. Enkel wanneer ze een numeriek zwakke vijand kunnen overvallen, of zelf aangevallen worden gaan zij over tot de strijd.
Typerend voor de Vietnamoorlog is de fase in de film wanneer de radioberichten doorkomen over Amerikaanse en Zuid-Vietnamese troepen die contact met de vijand hebben en vragen om geëvacueerd te worden. Als blijkt dat er geen hulp kan gestuurd worden, en hun linies doorbroken zijn, roepen ze de hulp in van de artillerie in een poging de vijand nog te kunnen terugdrijven. Men hoort dan de bommen steeds dichter bij de radioman inslaan tot er enkel stilte volgt.
Verder komt de verschillende instelling tussen oversten en manschappen weer duidelijk aan bod. De luitenant ziet de oorlog als een unieke gelegenheid om carrière te maken als beroepsmilitair en rekent tegen de tijd dat hij Vietnam verlaat gepromoveerd te zijn tot kapitein. Door deel te nemen aan LURP-missies hoopt hij te kunnen uitblinken in persoonlijke verdiensten en heldenmoed. De andere soldaten zijn stuk voor stuk mensen uit de laagste sociale klassen in de VS, zij komen enkel hun tour of duty uitdoen. Duncan’s visie vindt hier aansluiting bij deze die we duidelijk in The Boys in Compagnie C, Good Morning Vietnam en Casualties of War terugvinden, hoe veel officieren het conflict namelijk louter zakelijk bekeken, terwijl de gewone soldaat de medailles, die zij opstreken, voor hen verdiende.[258]
Deze eerder bescheiden speelfilm is aan geen enkele andere Vietnamfilm schatplichtig en op geen enkele manier te vergelijken met één van de hiervoor besproken producten. Duncan heeft er zijn eigen oorlogservaringen in verwerkt en men mag er gerust vanuit gaan dat hij niet de ambitie koesterde die de regisseurs van de grote kaskrakers wel bezaten en waardoor zij misschien eerder geneigd waren zich te laten inspireren door een reeds beproefd recept.[259]
Vanwege het realisme en de beelden van de eenvoudige soldaat, en misschien ook wel vanwege het decor waarin de film zich speelt, een surrogaatdecor namelijk, werd de film door Jay Scott van Toronto Globe & Mail omschreven als “the movie Stanley Kubrick wanted to make when he made Full Metal Jacket.”[260]
2.3.14 Born on the Fourth of July Oliver Stone, 1989, 138’
Born on the Fourth of July is een randgeval. Dit tweede knappe Vietnamepos van Oliver Stone is geen pure oorlogsfilm, voor het grootste deel behoort hij in feite tot de categorie van de coming homefilms.[261] Maar aangezien de kijker in het eerste gedeelte een beeld krijgt van de Vietnamoorlog, en omdat het werk is van een Vietnamveteraan, die drie jaar voordien ook Platoon uitbracht, werd besloten de film toch in deze studie op te nemen. De aandacht gaat dan uitsluitend naar het eerste half uur, het stukje zuivere oorlogsfilm. Wat daarna komt, de reïntegratie in de maatschappij en de evolutie tot antioorlogsactivist, behoort niet tot het terrein van dit onderzoek.[262]
Het verhaal is gebaseerd op het autobiografische boek van Ron Kovic, zoals eerder gezegd een van de sterkste Vietnammemoires die ooit verschenen zijn (cfr. Supra). Het boek werd later door Kovic en Oliver Stone zelf herwerkt tot een filmscenario.[263]
In Vietnam maken we kennis met Ron Kovic zelf, een soldaat met veel ervaring en een fanatiek patriottische ingesteldheid die reeds aan zijn tweede tour in Vietnam bezig is. In een eerste scène zien we Kovic en zijn makkers een aanval uitvoeren op een Vietnamees dorp waarvan vermoed wordt dat er zich Vietcongstrijders schuil houden. In hun verwarring en angst doden zij enkel vrouwen en kinderen. De VC nadert inderdaad het dorp en de GI’s komen onder geweer- en mortiervuur te liggen. Al snel zien ze in dat het een hopeloze strijd wordt en het bevel wordt gegeven zich terug te trekken. De soldaten rennen voor hun leven en proberen zichzelf in de rug te dekken om veilig het strijdtoneel te verlaten. In deze verwarring doodt Kovic per toeval een groentje dat was achtergebleven.[264] Wanneer hij zich gaat aangeven bij zijn overste, zegt deze gewoon dat er niets is gebeurd en beveelt hij Kovic de zaak maar te vergeten.[265]
Korte tijd later lopen de Amerikanen in een hinderlaag en komt Kovic terecht in een gevecht waarin ze duidelijk geen kans maken tegen de vijandelijke overmacht. Hij wordt daarbij in de voet getroffen. Daardoor barst hij uit in woede en zijn patriottisme wint het op de rede. Hij blijft hardnekkig voort vechten tot hij een tweede maal getroffen wordt maar nu in de ruggengraat. Hij zal voor de rest van zijn leven verlamd zijn.[266] Tijdens zijn herstel in de VS maakt hij een geleidelijke ommekeer door en evolueert van militaristische patriot tot overtuigd vredesmanifestant en leidende figuur binnen de antiVietnambeweging, die ijvert voor erkenning van de veteranen.[267]
Oliver
Stone slaagt er opnieuw in, net als in Platoon, een waarheidsgetrouwe
weergave te creëren van het frontleven. Dat is deels te danken aan het verhaal
gebaseerd op Kovic’ eigen wedervaren, deels aan de scenaristen, Stone en Kovic,
die beiden daadwerkelijk aan den lijve ondervonden hebben wat de hel van Nam
betekende. Dit maakt de aantrekkingskracht van deze goedonderbouwde film op het
publiek zeer groot.[268]
Zij slagen er overtuigend in de kijker te verbluffen met een groots visueel
spektakel.
2.3.15 Casualties of War Brian De Palma, 1989, 113’
Zoals veel grote regisseurs voelde eind jaren tachtig ook Brian De Palma zich geroepen een Vietnamfilm te maken. Met het idee voor Casualties of War, gebaseerd op een waar gebeurd verhaal dat in 1969 door Daniel Lange werd gepubliceerd in The New Yorker, liep Brian De Palma reeds twintig jaar rond maar hij kon de nodige financiële middelen niet loskrijgen voor het project. Met een erg krap budget maakte hij toen maar Hi, Mom en Greetings, twee anarchistische komedies die aansluiting vonden bij het anti-Vietnamprotest van de Amerikaanse studenten op dat moment.
In 1989 zal De Palma er uiteindelijk toch in slagen het nodige geld voor de verfilming van Casualties of War los te krijgen van studio’s die, het succes van Platoon indachtig, grote inkomsten verwachtten.[269]
Eigenlijk volgt het verhaal de ervaringen die het leven in Vietnam bepalen van één specifiek personage. Een groentje komt met zijn peloton in een spervuur terecht, voelt na een mortierexplosie de grond onder zijn voeten wegzakken en tuimelt tot aan zijn middel in een Vietcongtunnel waaruit hij zich niet kan loswringen.[270] De volgende scène doet erg vreemd en onrealistisch aan; in de tunnel kruipen allerlei figuren uit het stof tevoorschijn, en de bedoeling ervan is niet erg duidelijk, een afbeelding van de hel misschien of van het doodsgevaar dat latent overal aanwezig is, zonder dat hij het beseft? Als toeschouwer ziet men wel duidelijk het naderende gevaar. Deze openingssequentie is typerend voor gans de film. Zoals steeds kan cameravirtuoos Brian De Palma het niet laten allerlei cinematografische trucjes toe te passen. Enerzijds levert hij met een knappe mise-en-scène shots die erg vervreemdend aandoen, anderzijds blijkt dat deze manier van filmen zich niet goed leent tot een realistische weergave. De kijker krijgt een zweverig gevoel, en in sommige scènes lijkt De Palma bewust het toneelmatige te benadrukken. Zeker in het eerste gedeelte van de film creëert hij hierdoor een griezelige fantasiewereld. Hoewel het beeld van de Vietnamoorlog zo als een nachtmerrie wordt overgebracht, is het toch overdone.
Het tweede deel behandelt de volgende missie van het LURP-team. In oktober 1966 krijgen zij de opdracht een vijf dagen lange verkenningstocht te ondernemen in het centrale hoogland van Vietnam op en rond heuvel 192. De ochtend van het vertrek valt de sergeant van de patrouille met zijn mannen een dorp binnen om een Vietnamees tienermeisje te ontvoeren.[271] Het groentje in het peloton verzet zich vanaf het eerste ogenblik tegen de kidnapping waardoor hij problemen krijgt met zijn makkers. Het meisje wordt uiteindelijk verkracht en wanneer het peloton een Vietcongopslagplaats ontdekt, en luchtsteun inroept, vermoorden zij het meisje omdat ze hun positie dreigde te verraden aan de Noord-Vietnamezen en omdat zij een lastige getuige zou kunnen worden.
Gedurende gans de film zijn er slechts enkele momenten waarop er daadwerkelijk contact wordt gemaakt met de vijand, zoals in de openingssequentie met de tunnelscène. Een tweede schermutseling vindt plaats als de mannen in het Vietnamees dorp zijn. Brownie, een zwarte en tevens de goede kracht binnen het team, wordt onverwachts en op dramatische wijze door een sniper gedood. Dit wekt bij de leden van het team en vooral bij de sgt. grote verbittering en woede en vormt mee de aanleiding tot hun uiteindelijke misdaad.[272] De laatste gevechtsscène is de uitschakeling van een groepje Vietcongstrijders die een lading wapens transporteren. Daarbij wordt luchtsteun gevraagd en wordt het Vietnamese meisje uiteindelijk vermoord. Buiten deze korte gevechten handelt de film bijna uitsluitend over de interne spanning die ontstaat binnen het peloton, en na de dood van het meisje zien we hoe de jonge soldaat tracht de nodige stappen te ondernemen om zijn strijdmakkers voor het krijgshof te doen verschijnen waarbij hij op een muur van onbegrip stuit. Uiteindelijk zal hij zijn verhaal eerder toevallig vertellen aan een legeraalmoezenier die er dan wel in slaagt het aan de juiste instanties door te spelen. Het lijk van het meisje wordt gevonden en de vier betrokkenen worden in 1967 allen door de krijgsraad schuldig bevonden en veroordeeld tot zware gevangenisstraffen.[273]
Casualties of War is in één bepaald opzicht interessant als film in die zin dat hij, in tegenstelling tot de andere Vietnamfilms, niet enkel de lijdensweg van de Amerikaanse soldaten toont, maar ook die van een onschuldig Vietnamees meisje.[274] Zij symboliseert in zekere zin het hele Vietnamese volk dat zomaar weerloos wordt meegesleept in een internationaal machtsspelletje. Zowel de Amerikaanse soldaten als de mensen daar raken compleet het noorden kwijt daar zij de zin van gans het conflict niet inzien.
Het tweede deel van het verhaal is gebaseerd op waar gebeurde feiten en heeft daardoor een zekere historische waarde. Hoewel de film meeslepend is opgebouwd, kan hij niet beschouwd worden als een accurate weergave van de Vietnamoorlog. Teveel wordt er gefocust op de onderlinge spanningen binnen het kleine groepje van vijf man. Het verhaal had zich net zo goed in Grenada of tijdens WOII kunnen afspelen. Het misdadige gedrag van deze soldaten is niet typisch voor de Vietnamoorlog, het is dit gruwelijke nevenaspect van oorlog in het algemeen dat aan de kaak wordt gesteld.
Enerzijds loopt de film niet in de rij van vele andere Vietnamfilms en zit hij niet vol met de gebruikelijke clichés, anderzijds verliest hij juist hierdoor grotendeels zijn binding met de Vietnamoorlog die bijna tot de achtergrond vervaagt. 84 Charlie Mopic handelt ook over een klein team soldaten (cfr. supra) maar slaagt er toch in een beeld te geven van een bepaald aspect van deze oorlog. Het leven binnen en de werkwijze van een LURP-team wordt aanvaardbaar gereconstrueerd.
Casualties of War is eigenlijk een psychologisch drama, geïnspireerd op een fait divers in de krant, maar met een universele diepgang. Wat is de waarde van een mensenleven? Kan de GI zich alles permitteren? En ongestraft? Het proces van de oorlog zelf wordt gemaakt via de kritische, consequente, humane houding van het groentje. Dat kereltje zijn wijzelf, zegt Brian De Palma, en dat voelt de kijker ook overweldigend aan. Casualties of War is een film met een duidelijke antioorlogs-boodschap en speelt zich toevallig af in Vietnam.
2.4 Besluit: de cineast als geschiedschrijver
Ontbreken in bijna alle films van aandacht voor de Vietnamezen in het algemeen, maar ook aan de vijand, de NVA en de VC (uitzondering, Good Morning Vietnam)
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[64] ARCHER, R., Vietnam. The Habit of War, London, 1983, p. 13.
M.E. GETTLEMAN e.a. ed., Vietnam and America: a documented history, New York, 1985,
p. 22-48.
[65] Ibid., p. 49-50.
[66] Ibid., p. 55-57.
[67] Ibid., p. 50. M. HEIRMAN, Vietnam, Vijftig jaar oorlog, vijf jaar vrede, Antwerpen, 1994, p. 13.
[68] D. MILLER, o. c., p. 87.
M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 54-86.
[69] Ibid., p. 77-80.
[70] D. MILLER, o. c., p. 82-85.
[71] R.B. SMITH, An International History of the Vietnam War. Volume II: The Struggle for South-East Asia, 1961-65, Hampshire - London, 1985, p.13-15 en p. 359.
[72] J. SAMPIEMON, De affaire Vietnam toegelicht met de Pentagon Papers, Utrecht - Antwerpen,
1971, p. 16.
[73] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 120.
[74] R.B. SMITH, o. c., p. 39. M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 161-165.
[75] Ibid., p. 147-161.
[76] Ibid., p. 217.
[77] R.B. SMITH, o. c., p. 181-196.
Monniken verliezen geduld, in: Reflector, (oktober 1963), p. 27.
[78] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 223-239.
J. SAMPIEMON, o. c., p. 127-146.
[79] Ibid., p. 147-153.
[80] R.B. SMITH, o. c., p. 277-303.
[81] J. SAMPIEMON, o. c., p. 65-68.
M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 245-250.
[82] Ibid., p. 250.
R.B. SMITH, o. c., p. 281.
[83] Ibid., p. 259-275.
[84] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 442-445.
[85] Einde van een eindeloze oorlog, in: De Standaard (25 januari 1973), p. 8.
[86] R.B. SMITH, o. c., p. 329.
[87] Ibid., p. 368-371.
[88] Ibid., p. 306-309.
[89] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 239.
[90] R.B. SMITH, o. c., p. 374-379.
[91] J. SAMPIEMON, o. c., p. 277-280.
D.R. PALMER, Summons of the Trumpet. A History of the Vietnam War from a Military Man’s
Viewpoint, New York, 1978, p. 187.
[92] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 284.
[93] M. HEIRMAN, o. c., p. 24-25.
[94] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 293.
[95] Ibid., p. 388 en 443.
[96] J. SAMPIEMON, o. c., p. 291-292.
[97] M. HEIRMAN, o. c., p. 26-27.
[98] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 336.
R.H. SPECTOR, After Tet. The Bloodiest Year in Vietnam, New York, 1994, p. 111.
[99] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 302-303.
[100] D.R. PALMER, o. c., p. 232-254.
[101] D. MILLER, o. c., p. 110-119.
[102] R.H. SPECTOR, o. c., p. 117-141.
[103] Ibid., p. 213-214.
M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 338.
[104] M. HEIRMAN, o. c., p. 31.
[105] Ibid., p. 32.
M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 421.
[106] M. HEIRMAN, o. c., p. 32.
M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 422 en 428-439.
[107] Ibid., p. 447-451. D.R. PALMER, o. c., p. 290-309.
[108] M. HEIRMAN, o. c., p. 34.
[109] J. SAMPIEMON, o. c., p. 96.
[110] M. HEIRMAN, o. c., p. 33.
[111] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 403-417.
[112] Ibid., p.293-294.
[113] E.W. PFEIFFER, Operation Ranch Hand: The U.S. herbicide program, in: The bulletin of the
atomic scientists, 38/5 (1982), p. 20.
[114] Ibid., p. 23.
[115] M. HEIRMAN, o. c., p. 35.
[116] Ibid., p. 35.
[117] Ibid., p. 36.
[118] D.R. PALMER, o. c., p. 317-320.
[119] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 422.
J. SAMPIEMON, o. c., p. 7-8.
[120] M. HEIRMAN, o. c., p. 38.
[121] Ibid., p. 39.
[122] D.R. PALMER, o. c., p. 329.
[123] Ibid., p. 333-334.
[124] Einde van een eindeloze oorlog, in: De Standaard (25 januari 1973), p. 8.
[125] Agreement on Ending the War and Restoring Peace in Viet Nam, in: Viet Nam Courier, Supplement,
9 (februari 1973), p. 1-6.
[126] M. HEIRMAN, o. c., p. 42-43.
[127] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 495-497.
[128] J. SIMONS, Het Vietnamslagveld in Hollywood. Het genre achter de kruitdampen, in: Skrien, 162 (1988), p. 56.
[129] D. HILBISH, o. c., p. 23-24.
[130] G. CROWDUS ed., o. c., p. 451 en 454.
[131] K. SEBERECHTS, Gardens of Stone. Berichten van het thuisfront, in: Film en televisie, 368 (1988), p. 16.
[132] P. GOETHALS, Jacob’s Ladder, in: Film en Televisie, 406 (1991), p. 24.
[133] G. CROWDUS ed., o. c., p. 450-452.
[134] J. SIMONS, o. c., p. 58.
[135] D. MILLER, o. c., p.154.
[136] B. DE WEVER, Speelfilm als medium in de geschiedenisles, in: Hermes. Tijdschrift voor geschiedenis, 14 (2000), p. 23-30.
[137] D. HILBISH, o. c., p. 2.
[138] Ibid., p. 40-41.
[139] J.F. RAUGER, o. c., p. 98-99.
[140] M. REBICHON, Oliver Stone, in: Studio, 82 (1994), p. 66.
[141] B. FISHER, Mining the Spiritual Layers of Heaven and Earth, in: American Cinematographer, 75/2
(1994), p. 37.
[142] D. HILBISH, o. c., p. 43.
[143] Ibid., p. 17-21.
[144] J. SMITH, o. c., p. 126-127.
[145] W. HESLING, Het verleden als verhaal. De narratieve structuur van historische films, in: Communicatie, 29 (2000), p. 14.
[146] Ibid., p. 11.
[147] D. HILBISH, o. c., p. 109.
[148] Ibid., p. 109.
[149] G. ADAIR, Vietnam on film. From the Green Berets to Apocalypse Now, London, 1981, p. 35.
[150] D. HILBISH, o. c., p. 110.
[151] G. ADAIR, o. c., p. 52.
[152] Ibid., p. 42-43.
[153] D. HILBISH, o. c., p. 112 en 117.
[154] Ibid., p. 121.
[155] D.E. WHILLOCK, The fictive American Vietnam War film: a structural analysis of myth based on the theories of Claude Levi-Strauss, Ann Arbor, 1987, p. 102.
[156] D. HILBISH, o. c., p. 123.
[157] D.E. WHILLOCK, o. c., p. 103.
[158] Ibid., p. 104.
[159] K. TAL, Vietnam war novels. War looking at film looking at war, in: Jumpcut. A review of contemporary media, 36 (1991), p. 24.
[160] M. SELIG, Genre, gender, and the discourse of war: the a/historical and Vietman films, in: Screen, 34 (1993), p. 8.
[161] R. DURGNAT, True grit and friendly fire, in: Monthly film bulletin, 646 (1987), p. 327.
[162] E.J. MUSE, One epic narrative: The Vietnam War in American film, Ann Arbor, 1992, p. 122.
[163] R.H. SPECTOR, o. c., p. 224-225.
[164] T. WILLIAMS, The Boys in Company C, in: MALO, J.J. en WILLIAMS, T. ed., Vietnam War Films, London, 1994, p. 60.
[165] M. MAYO, o. c., p. 493.
[166] J. SIMON, Reverse Angle. A Decade of American Films, New York, 1982, p. 373.
[167] Ibid., p. 373.
[168] L. CAWLEY, De oorlog voor de tweede keer gevoerd. Het filmbedrijf in Vietnam, in: Versus, 3 (1987), p. 14.
[169] J.L. KINNEY, The mythical method. Fictionalizing the Vietnam War, in: Wide Angel. A Film quarterly of theory, criticism, and practice, 7 (1985), p. 37-38.
[170] R.R. DONALD, Go Tell the Spartans, in: MALO, J.J. en WILLIAMS, T. ed., Vietnam War Films, London, 1994, p. 179.
[171] J. VIGUIER, La guerre de Vietnam au cinéma, in: Cinéma 82, 281 (1982), p. 26-28.
[172] M. CIEUTAT, Hollywood et le Viêtnam ou les contours de la vérité, in: Positif, 320 (1987), p. 54.
[173] R.R. DONALD, Go Tell the Spartans…, p. 179.
[174] Ibid., p. 179.
[175] E.J. MUSE, o. c., p. 119.
[176] M. CIEUTAT, o. c., p. 55.
[177] E.J. MUSE, o. c., p. 117-118.
[178] Ibid., p. 120-121.
[179] W.R. WOLF, Apocalypse Now. Van Francis Ford Coppola tot Francis Coppola, in: Film en televisie, 271 (1979), p. 4.
[180] Ibid., p. 5.
[181] Ibid., p. 5.
[182] P. DUYNSLAEGHER, Apocalypse Now, in: Knacks filmencyclopedie, Zellik, 1993, p. 32.
[183] A. KAES, From Hitler to Heimat. The Return of History as Film, London, 1992, p. 196.
[184] K.M. WORTHY, Ideological complicity in Vietnam War narratives from “The Quiet American”
to “Miss Saigon”, Ann Arbor, 1992, p. 91-92.
[185] K. FRENCH en P. FRENCH, o. c., p. 16.
[186] D.E. WHILLOCK, Narrative structure in Apocalypse Now, in: GILMAN, O.W. en SMITH, L., America Rediscovered Critical Essays on Literature and Film of the Vietnam War, New York, 1990, p. 235.
[187] J.P. WAUTERS, Apocalypse Now: de film, in: Film en televisie, 271 (1979), p. 14.
[188] F.P. TOMASULO, The Politics of Ambivalence: Apocalypse Now as Prowar and Antiwar Film, in: DITTMAR, L. en MICHAUD, G. ed., From Hanoi to Hollywood. The Vietnam War in American Film, s.l., 1990, p. 149-150.
[189] J. SIMON, o. c., p. 387.
[190] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p. 443.
[191] Ibid., p.447-448.
[192] J.P. WAUTERS, Apocalypse Now: de film…, p. 15.
[193] J.P. WAUTERS, Apocalypse Now, in: Film en televisie, 266-267 (1979), p. 7.
[194] W.R. WOLF, o. c., p. 10.
[195] Ibid., p. 5.
[196] De opnamen werden gemaakt in Mexico en op de basis van het U.S. Marine Corps in Pendleton.
[197] M. MAYO, o. c., p. 512.
[198] J.E. LAWSON, Telling it like it was: the nonfiction literature of the Vietnam War, in: GILMAN, O.W. en SMITH, L., America Rediscovered Critical Essays on Literature and Film of the Vietnam War, New York, 1990, p. 366.
[199] R.R. DONALD, A Rumor of War, in: MALO, J.J. en WILLIAMS, T. ed., Vietnam War Films, London, 1994, p. 371.
[200] Ibid, p. 372.
[201] M. MAYO, o. c., p. 512.
[202] Ibid., p. 512.
[203] S. FORE, Kuntzel’s Law and Uncommom Valor or, Reshaping the National Conciousness in Six Minutes Flat, in: Wide Angel. A film quarterly of theory, criticism, and practice, 7 (1985), p. 24.
J. MEVENSEN, Rambo First Blood Part II, in: Film en Televisie, 341 (1985), p. 32.
[204] P. VAN TONGEREN, De veteranenziekte. De voorgangers van John Rambo, in: Skoop, 21/6 (1985), p. 48-49.
[205] R. DURGNAT, o. c., p. 327.
[206] G. STUDLAR en D. DESSER, Never Having to Say You’re Sorry: Rambo’s Rewriting of the Vietnam War, in: Film quarterly, XLII (1988), p. 14.
[207] N. FLOYD, Radical Frames of Mind, in: Monthly film bulletin, 636 (1987), p. 10-11.
[208] C. SALEWICZ, Oliver Stone, London, 1997, p. 38.
[209] C. BIERINCKX, Platoon. Hoe ‘Nam werkelijk was, in: Film en televisie, 359 (1987), p. 15.
[210] C. SALEWICZ, o. c., p. 39.
[211] M. MAYO, o. c., p. 511.
[212] J.P. WAUTERS, Oliver Stone’s Platoon: Anti-gif voor Rambo, in: Film en televisie, 359 (1987), p. 17.
[213] R.H. SCALES, Firepower in Limitid War, Washinton, 1990, p. 145-146.
[214] L. CAWLEY, Het kweken van vechtmachines, in: Versus, 3 (1987), p. 28.
[215] C. SALEWICZ, o. c., p. 39.
[216] C. TAYLOR, The Colonialist Subtext in Platoon, in: DITTMAR, L. en MICHAUD, G. ed., From Hanoi to Hollywood. The Vietnam War in American Film, s.l., 1990, p. 171.
[217] Ibid., p. 171.
[218] J. HOBERMAN, Hollywood aan de Mekong, in: Versus, 3 (1987), p. 50.
[219] J.E. LAWSON, o. c., p. 371.
[220] B. DORNFELD, Dear America: Transparency, Authority, and Interpretation in a Vietnam War Documentary, in: DITTMAR, L. en MICHAUD, G. ed., From Hanoi to Hollywood. The Vietnam War in American Film, s.l., 1990, p. 283-285.
[221] Ibid., p. 285.
[222] C. VOS, Het verleden in bewegend beeld. Inleiding in de analyse van audiovisueel materiaal, Houten, 1991, p. 148.
[223] S. VANDEMAELE, Veel liefs uit Nam. Dear America, letters home from Vietnam, in: Film en televisie, 380 (1989), p. 12.
[224] B. DORNFELD, p. 292-293.
[225] S. VANDEMAELE, o. c., p. 12.
[226] B. DORNFELD, o. c., p. 287.
[227] M. HENRY, Stanley Kubrick. “Paint it Black” à propos de Full Metal Jacket, in: Positif, 320 (1987), p. 42.
[228] S. DE BLEECKERE, De klad in de zwarte verf van Kubrick. Enkele notas over Full Metal Jacket, Platoon en Hamburger Hill, in: Mediafilm, 171 (1989), p. 29.
[229] M.P. MEYER, Het dilemma van de Vietnamfilm, in: Skrien, 156 (1987), p. 10.
[230] M. FELKER, Back to Vietnam, in: Jumpcut. A review of contemporary media, 33 (1988), p. 29.
[231] S. DE BLEECKERE, o. c., p. 33.
[232] M.P. MEYER, o. c, , p. 11.
[233] R.R. DONALD, Good Morning, Vietnam, in: MALO, J.J. en WILLIAMS, T. ed., Vietnam War Films, London, 1994, p. 183.
[234] Ibid., p. 183.
[235] A. MARTIN, Vietnam and Melodramatic Representation, in: East-West film journal, 4 (1990), p. 58.
[236] Ibid., p. 61.
[237] K. SEBERECHTS, Good Morning Vietnam. “…What a Wonderful World”, in: Film en televisie, 377 (1988), p. 17.
[238] Vertaalde openingstekst uit de film Hamburger Hill. “On 10 may ’69 troops of the 101st Airborne Division engaged the enemy at the base of Hill 937 in the A shau Valley. Ten days and eleven bloody assaults later, the troops who fought there called it Hamburger Hill.”
[239] J.L. KINNEY, Gardens of Stone, Platoon, and Hamburger Hill. Ritual and Remembrance, in: ANDEREGG, M. ed., Inventing Vietnam. The War in Film and Television, Philadelphia, 1991, p. 162.
[240] J. HOBERMAN, o. c., p. 50.
[241] G. NEYT, Hamburger Hill, in: Film en televisie, 367 (1987), p. 13.
[242] S. DE BLEECKERE, o. c., p. 35.
[243] R.H. SPECTOR, o. c., p. 138-139.
[244] Ibid., p. 140.
[245] T. WILLIAMS, Hamburger Hill, in: MALO, J.J. en WILLIAMS, T. ed., Vietnam War Films, London, 1994, p. 192.
[246] G. NEYT, Hamburger Hill…, p. 12.
[247] M.E. GETTLEMAN e.a. ed., o. c., p 324.
[248] J. HOBERMAN, o. c., p. 50.
[249] R.H. SCALES, o. c., p. 140-141.
[250] T. WILLIAMS, Hamburger Hill…, p. 194.
[251] G. NEYT, Kapstok voor andere problemen? Irvin, Barrile en Swerdlow over Vietnamfilms, in: Film en televisie, 368 (1988), p. 14-15.
[252] M. LEEPSON, 84 Charlie Mopic, in: MALO, J.J. en WILLIAMS, T. ed., Vietnam War Films, London, 1994, p. 129.
[253] L. JORIS, 84 Charlie Mopic, in: Film en televisie, 389 (1989), p. 41.
[254] R.H. SCALES, o. c., p. 74.
[255] Ibid., p. 80-81.
[256] L. JORIS, o. c., p. 41.
[257] M. LEEPSON, o. c. , p. 129.
[258] K. JAEHNE, “Charlie Mopic” Shoots to Kill. Company Man, in: Film comment, 25/2 (1989), p. 12.
[259] M. LEEPSON, o. c., p. 129.
[260] K. JAEHNE, o. c., p. 11.
[261] C. BIERINCKX, Born on the Fourth of July. Van militarist naar pacifist, in: Film en televisie, 394 (1990), p. 11.
[262] G. SMITH, “The camera for me is an actor”. Oliver Stone, in: Film Comment, 30/1 (1994), p. 26.
[263] J.E. LAWSON, o. c., p. 363.
[264] T. DOHERTY, Witness to War, Oliver Stone, Ron Kovic, and Born on the Fourth of July, in: ANDEREGG, M. ed., Inventing Vietnam. The War in Film and Television, Philadelphia, 1991, p. 262.
[265] C. SALEWICZ, o. c., p. 59.
[266] C.J. FUCHS, Born on the Fourth of July, in: MALO, J.J. en WILLIAMS, T. ed., Vietnam War Films, London, 1994, p. 58.
[267] C. SALEWICZ, o. c., p. 130.
[268] T. DOHERTY, o. c., p. 252.
[269] G. NEYT, Huiveringwekkende Vietnamervaring, in: Film en televisie, 392 (1990), p. 16.
[270] C.J. FUCHS, Casualties of War, in: MALO, J.J. en WILLIAMS, T. ed., Vietnam War Films, London, 1994, p. 74.
[271] P. DUYNSLAEGHER, Magister van onze hel. Brian De Palma’s Vietnam-film schokt Amerika. Een eerste appreciatie van “Casualties of War”, een omstreden meesterwerk, in: Knack, (1989), p. 182.
[272] G. NEYT, Huiveringwekkende Vietnamervaring…, p. 17.
[273] P. DUYNSLAEGHER, Magister van onze hel…, p. 182.
[274] G. NEYT, Huiveringwekkende…, p. 16.