Homerische invloeden in de Koninklijke tombes te Vergina? (Catharina Boullart)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

BESLUIT

 

 Als de koninklijke tombes van Vergina in zich de sporen dragen van een teruggrijpen naar Homeros met de bedoeling hierdoor de eenmaking van Griekenland onder Philippos II te rechtvaardigen, dan is het uiteraard van belang dat het inderdaad ook Philippos II is, die in Tombe II begraven werd. Het is om deze reden dat in hoofdstuk IV de identiteitsproblematiek zo uitgebreid werd behandeld. Het gevolg van mijn grondige verdieping in de literatuur hieromtrent is, zoals de lezer reeds heeft kunnen vernemen, dat ik me aansluit bij M. Andronicos en N.G.L. Hammond, die beiden de identificatie van het skelet met Philippos II propageren. Maar mijn voorkeur voor deze idee verandert natuurlijk niets aan het feit dat de discussie nog steeds niet is afgerond. Ik zal dan ook de eerste zijn om, als men op een mooie dag met degelijk en overtuigend bewijsmateriaal ten voordele van Philippos III Arrhidaios naar voren komt, mijn opinie te herzien. In dat geval moet ook de stelling waarnaar het onderzoek in deze thesis uitgaat, genuanceerd worden: een teruggrijpen naar Homeros wordt daardoor niet uitgesloten, maar de reden waarom dit gebeurd zou zijn, krijgt dan wel een andere dimensie. Na Alexander de Grote was er zeker geen nood meer aan justificatie van een gebeurtenis die reeds twee decennia achter de rug was -de tijd heelt alle wonden-. In dat geval denk ik dat verwijzingen naar Homeros eerder moeten worden gezien als de aanloop naar de algemene belangstelling die er voor de schrijver ontstond. Het is immers zo dat in de Hellenistische Periode Homeros in sommige gevallen zelfs als een god werd aangezien. R.R.R. Smith[296] haalt in dit kader het Archelaos reliëf aan dat aan de god Homeros werd opgedragen.

Maar tot dusver heeft men mij niet kunnen overtuigen van de attributie van Tombe II aan Philippos III Arrhidaios en voorlopig houd ik mij bijgevolg aan de toeschrijving van de tombe aan zijn vader, Philippos II.

 Tussen de verschillende verwijzingen naar Homeros die ik in hoofdstuk VI heb samengebracht, zijn er een aantal ontegensprekelijk met de epen verbonden, zijn er een aantal die niet onwaarschijnlijk ermee in verband kunnen worden gebracht en zijn er ook die tamelijk ver gezocht zijn.

 

(1) Duidelijke overeenkomsten:

 

(a) Het skelet dat in het archeologische museum te Thessaloniki tentoongesteld wordt, is in die mate volledig dat ik, bij mijn eerste bezoek, aan mezelf begon te twijfelen en me afvroeg of ik wel juist had gelezen dat het om een crematie ging. Zoals gezegd in hoofdstuk VI, is het bij crematie eerder de gewoonte dat een deel van de beenderen bijeengezocht wordt, die dan dienst doet als pars pro toto. De uiterste zorgvuldigheid waarmee in dit geval het verzamelen van de beenderen gebeurd is, duiden voor mij met overtuiging op een verwijzing naar onder andere Achilles' begraving op het einde van de Odyssea.

 

(b) De purperen doeken (figuur 34) waarin de beenderen van de overledenen gewikkeld werden, zijn zonder meer beschreven in de Ilias bij Hectors begrafenis.

(c) De gouden larnaces (figuur 15+18) die fungeerden als doodskist en de gouden doeken met de beenderen bevatten, komen ook als het ware zo uit de Ilias gestapt. M. Andronicos[297] zelf richt er in het geval van de kisten en doeken rechtstreeks zijn aandacht op: "But this literal re-enactment of the heroic and mythical burial suggests that we are not witnessing common custom, but a deliberate imitation of the Homeric description in every detail."

 

(d) Voor de zilveren hydria (figuur 21) uit Tombe III is de overeenkomst met "Homerische" begravingen wel niet zo frappant, maar toch is er in de epen ook sprake van vaasvormen als urne. Het naar "Homerische" normen minder waardevolle materiaal waaruit dit exemplaar vervaardigd is, kan wijzen op een lagere status van de adolescent die erin begraven is. In hoofdstuk VI heb ik meermaals verwezen naar I. Morris' opmerkingen in verband met het belang van het tot uiting komen van status door variaties in de pracht en de grootsheid waarmee een "Homerische" begraving plaats had.

 

(e) De muurschildering van Demeter (figuur 2) in Tombe I komt, zoals gezien, perfect overeen met de beschrijving in de Homerische hymne aan Demeter. Ook als deze niet zeker aan Homeros zelf kan toegeschreven worden, blijft de gelijkvormigheid van schildering en tekst overweldigend. Binnen het kader van mijn stelling kan dit eveneens beschouwd worden als een letterlijk teruggrijpen, al dan niet naar Homeros.

 

(2) Mogelijke overeenkomsten:

 

(a) Onder de hoofding "crematie" in hoofdstuk VI heb ik uiteengezet waarom ik een ideologische achtergrond, naast de financiële, voor de uitvoering van een crematie, zoals meestal bij Homeros, niet onwaarschijnlijk acht.

 

(b) Het bijzetten van wapens en andere zaken als grafgiften op zich zullen, veronderstel ik, wel behoord hebben tot de normale gang van zaken, zeker bij begrafenissen in milieus die het zich konden permitteren. En het is zonder twijfel ook zo dat in graven in het algemeen de sociale klasse waartoe ze behoren tot uiting komt. Maar het aantal grafgiften én de schitterende uitwerking van elk individueel stuk, uiteraard ook met gradaties, wijst in de richting van de statusuitdrukking die bij Homeros zo belangrijk was en die in de epen leidde tot de beschrijving van exuberante rijkdommen. Dat het ceremoniële schild (figuur 6 a) rechtstreeks op het Hephaësteïsche exemplaar uit de Ilias zou zijn gebaseerd, lijkt me dan weer wat overdreven. Ik heb de grootste moeite me voor te stellen hoe je praktisch de scènes uit die prachtige, maar ellenlange beschrijving allemaal op één voorwerp op mensenmaat zou kunnen weergeven. Het is blijkbaar niet voor niets dat het een god was die het bewuste schild vervaardigde. Ook de aanwezigheid van de speerpunt van de Macedonische sarissa (figuur 7) op zich heeft volgens mij niet specifiek met de lange lansen, beschreven door Homeros, te maken: daarvoor waren ze te zeer met het alledaagse leven van het leger verbonden.

(c) Het offeren van paarden wordt in de meeste literatuur verbonden met de Homerische begraving van Patroklos. Ook M. Andronicos[298] doet dit letterlijk in verband met de vondsten van paardetuig te Vergina. Ik voel me dan ook niet in de positie om deze mogelijkheid volledig uit te sluiten, hoewel ik me toch enkele bedenkingen hieromtrent maak, die ik heb neergeschreven in hoofdstuk VI. N.G.L. Hammonds verklaring dat het paardetuig afkomstig zou zijn van het span dat voor de vlucht van de moordenaar van Philippos II voorzien was, spreekt me persoonlijk al meer aan. I. Morris' vermelding dat volgens Herodotos Cimon met die paarden begraven was waarmee hij drie maal de Olympische wedrennen gewonnen had, verbonden met de wetenschap dat Philippos II eveneens een verwoed deelnemer was aan de paardenkoersen, sluit ook die mogelijkheid niet uit. Het is vooral de wetenschap dat begravingen met paarden, volgens I. Morris, archeologisch waarneembaar zijn vanaf 1000 v. Chr., die me doet twijfelen aan het Homerische aspect in Vergina: tussen 1000 v. Chr. en de 4de eeuw v. Chr. is er veel mogelijkheid tot het ontwikkelen van allerlei traditionele redenen om met paarden begraven te worden die daarom niet noodzakelijk met Homeros verbonden zijn. Daarenboven is het eventuele teruggrijpen, door de vele andere voorbeelden ervan, al helemaal niet meer zo rechtstreeks.

 

(d) Over de bronzen oinochoë schrijft N.G.L. Hammond dat hierin de wijn zat waarmee het vuur van de brandstapel gedoofd werd. Als dat zo is, dan is er een duidelijke overeenkomst met Homeros' geschriften. Ik stel me enkel de vraag waar N.G.L. Hammond de zekerheid haalt dat er specifiek wijn heeft ingezeten. Als dat niet zeker is, heeft voor dit voorwerp de functie van Homerische verwijzing geen zin: de brandstapel moet op een bepaald moment gedoofd zijn, Homerische begraving of niet.

 

(e) Ook de mensenoffers bevinden zich in een tamelijk onduidelijke situatie. De moordenaar van Philippos II en zijn medeplichtigen werden wel voor hun daden terecht gesteld, maar of aan de basis hiervan dezelfde woede als bij Achilles lag, is nog zeer de vraag. Persoonlijk zie ik het eerder als een gevolg van het functioneren van het rechtssysteem dan als een loutere wraakneming. Daarenboven gaat het hier ook om de moordenaars zelf, terwijl de twaalf Trojanen die voor Patroklos geofferd werden, niet persoonlijk voor diens dood verantwoordelijk waren.

 

(f) De verbrande offergaven bovenop het graf werden in hoofdstuk VI vermeld omdat M. Andronicos hierover, in een publikatie over de koninklijke tombes te Vergina, schrijft dat het gaat om een Homerische traditie. Hij is echter de enige die deze opmerking maakt en in het overzicht van de "Homerische" begraving in het begin van hoofdstuk VI kwam dit aspect niet ter sprake, hoewel het ook gebaseerd is op een onderzoek dat door M. Andronicos werd uitgevoerd. De onduidelijkheid die hierdoor geschapen wordt, bracht me ertoe dit aspect slechts onder te brengen bij de mogelijke overeenkomsten, hoewel het nergens tegengesproken wordt.

 

 

(3) Twijfelachtige overeenkomsten:

 

(a) Het aspect van het verdriet is er één dat ten eerste archeologisch niet rechtstreeks waarneembaar is, dat ten tweede voor de hand ligt omdat het tonen van verdriet bij de dood van een geliefde universeel is, ondanks mogelijke plaatselijke verschillen, en dat het niets te maken heeft met het al dan niet willen belijden van een Homerische begraving. Sterker nog: door het duidelijke onderscheid bij Homeros tussen de officiële klaagzangen en het verdriet dat spontaan is, kan het aspect verdriet niet zijn voorgekomen met de bedoeling een Homerische begraving te imiteren.

 

(b) Wat de opbaring betreft, heb ik er in hoofdstuk VI reeds de aandacht op gevestigd dat de term "lijkbaar" voor het elders "rustbed" genoemde meubel slechts in één publicatie voorkomt en dat er hoegenaamd geen aanduidingen zijn voor een eventueel gebruik als zodanig.

 

(c) Het voorkomen van eenzelfde soort diadeem op de borstbeelden van Homeros als het exemplaar dat in Tombe II werd aangetroffen, kan niets met een, althans rechtstreeks, teruggrijpen naar Homeros te maken hebben, aangezien alle borstbeelden van Homeros postuum zijn en aan de verbeelding ontsproten. Er is van Homeros uit Homeros' tijd geen enkele afbeelding gekend, anders werden we immers niet met het probleem geconfronteerd of Homeros wel één enkele persoon was.

 M. Andronicos[299] vermeldt trouwens de aanwezigheid van een dergelijke hoofdband niet alleen op de portretten van dichters, maar ook op die van priesters en bij de hellenistische, Macedonische vorsten.

 In Homeros' teksten, en daar gaat het ten slotte om, komt een dergelijke diadeem niet ter sprake. In het citaat met betrekking tot het Hephaësteïsche schild, dat in hoofdstuk VI is uitgeschreven, is er de vermelding van een meisje dat een diadeem draagt, maar er wordt niets gezegd over de vorm van dat exemplaar. Het zou dus wat overdreven zijn te veronderstellen dat het om een gelijkaardige diadeem gaat als die van Vergina. Er wordt hiernaar inderdaad in geen enkele publikatie over de koninklijke tombes te Vergina verwezen.

 

(d) De spons ten slotte is wel een zeldzame (wegens de bewaringsmogelijkheden) en mooie illustratie bij de teksten, maar het is bezwaarlijk een specifieke verwijzing naar Homeros te noemen. Het is voor de hand liggend en geweten dat men zich in de Oudheid, net als nu soms nog, met een spons waste: daarvoor had men geen epische heldendichten nodig.

 

 Ik heb het zeker niet, bij het werken aan deze thesis, absoluut noodzakelijk geacht dat ik voor mijn stelling sluitende bewijzen op tafel zou kunnen leggen. Ik ben, integendeel, reeds bijzonder gelukkig dat me op een bepaald moment -en ik weet eerlijk niet meer wanneer, waar of hoe- de idee door het hoofd schoot dat eventuele Homerische verwijzingen in de Macedonische koninklijke tombes misschien wel eens een verband zouden kunnen vertonen met de politieke en culturele situatie van Macedoniërs enerzijds en "Grieken" anderzijds.

 Het was, ondanks alle perikelen die er zich bij een dergelijke eerste substantiële opdracht voordoen, een zeer aangename taak, vooral omdat ik gericht kon werken naar mijn stelling toe die me bijzonder interessant toeschijnt, zowel op archeologisch, literair als historisch vlak. Het is juist de combinatie van die verschillende disciplines die de zaak zo boeiend maakt. De keerzijde van de medaille daarentegen is dat het onderzoek ongetwijfeld leemten vertoont, langs de ene kant omdat ik nog over onvoldoende ervaring beschik, langs de andere kant omdat er van een archeoloog niet verwacht kan worden dat hij of zij de historische en literaire aspecten met evenveel kennis van zaken kan behandelen en vice versa. Een onderzoek als het mijne zou dus, om afgerond te kunnen zijn, door wetenschappers uit de verschillende vakgebieden samen moeten uitgevoerd worden. Een dergelijk opzet reikt echter wel wat verder dan een onderzoek in het kader van een licentiaatsverhandeling.

 Mijn bedoeling met dit schrijven is dan ook het aanbieden van een mogelijk onderzoeksdomein. De resultaten van mijn onderzoekingen, namelijk een vijftal daadwerkelijke overeenkomsten, waarvan de purperen doeken en de gouden kisten onmogelijk los kunnen worden gezien van Homeros' geschriften, en een aantal aspecten waarover nog gediscussieerd kan worden, samen met het gegeven van de Macedonische wens om als Grieks door te gaan die vanaf het ontstaan van het Macedonische koninkrijk heeft gespeeld en het algemene belang dat aan Homeros werd gehecht in heel Griekenland, laten mij toe mijn stelling als een goed mogelijke hypothese te beschouwen. Althans voor wie het eens is met de toeschrijving van Tombe II aan Philippos II, wat niet betekent dat voor anderen de Homerische verwijzingen niet waardevol zouden kunnen zijn, zoals ik heb laten blijken bij de aanvang van dit besluit.

 Als naar aanleiding van deze thesis "Homerische invloeden in de koninklijke tombes te Vergina?", iemand zich met het onderwerp zou gaan bezighouden en er een artikel aan zou wijden, dan ben ik meer dan dat ik ooit had durven dromen geslaagd in mijn opzet. Ook als zou blijken dat ik er volkomen naast zit.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[296] Hellenistic sculpture, Thames and Hudson Ltd., London, 1991, p. 187.

[297] Vergina: the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 170.

[298] Vergina: the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 98.

[299] Vergina: the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 175.