“Richesse Oblige” Rang op Ambrym en Malakula (Vanuatu). Het nimangki-genootschap: bron van creativiteit, sociale vrede en statusverandering. (Jean P. L. De Keersmaeker)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1. Etnografie

 

1.6. Culturele artefacten van Ambrym en Malakula[210]

 

Bij het aanschouwen van de variëteit aan materiële en niet-materiële expressievormen in Vanuatu stelt men zich onvermijdelijk vragen. Waarom is de bevolking zo creatief en inventief? Waarom is er zo een grote diversiteit aan vormen op zo een klein grondgebied? De kunst in Vanuatu is niet sober zoals della Santa (1954:63) beweert, maar veeleer exuberant, verrassend en kleurrijk. Bonnemaison (1977:22-23)) is van oordeel dat de bewoners van Vanuatu bewust naar het kunstige streven; “on cherche de l’art”. Hij stelt dat de diversiteit aan vormen veeleer het gevolg is van de geopolitieke situatie dan van economische of spirituele factoren. Bonnemaison ziet hiervoor vier redenen:  sociale structuur, religieus wereldbeeld, kopierechtsysteem en het concept ples (plaats). De sociale structuur kanaliseert via economische competitie de drang van de mannen om hogere graden te verwerven. De aspiranten voor een graad moeten zorgen voor voedsel voor de genodigden en over voldoende slagtandvarkens beschikken om de graad en de bijpassende artefacten te betalen. Ook al lijkt het nimangki-genootschap een zuivere profane aangelegenheid, de achterliggende doelstelling is religieus. Want enkel door het verwerven van hogere graden kan een man dichter bij de voorouders komen.

 

Het  kopierechtensysteem is een van de belangrijkste motoren achter de verspreiding van culturele artefacten in Vanuatu. Een man die een nieuwe vorm creëert is er automatische de eigenaar van. Daarom is de drang om zelf iets nieuws te maken groot daar het dit toelaat via de verkoop van de kopierechten varkens te verwerven. Het kopierechtensysteem verklaart niet alleen het groot aantal unieke exemplaren dat men kan vinden, maar ook de zeer grote snelheid waarmee culturele artefacten zich over grotere afstanden kunnen verspreiden. De overdracht via kopierechten betekent niet dat de betekenis en functie van het artefact voor de nieuwe eigenaar dezelfde blijven. Guiart (1956b:218-20) toont aan dat zowel functie als betekenis zich kunnen wijzigen wanneer ze in een andere sociale context terechtkomen.[211] De eilandbevolking leeft in kleine gemeenschappen sterk gebonden aan de ples. Het sterk ontwikkeld territorialiteitsgevoel en de korte afstanden tussen de dorpen verhoogt de kans op vijandige confrontaties. Via huwelijken, bruidschatten, geschenken en handel zal men trachten een goed nabuurschap te onderhouden. Al deze activiteiten vereisen dat men over artefacten beschikt die indruk maken, verrassen en respect afdwingen op de tegenpartij. Het nimangki-genootschap is de smeltkroes waarin de sociale structuur, het religieus wereldbeeld, het kopierechtsysteem en het concept ples (plaats) hun rol kunnen spelen en zorgen voor creativiteit en vreedzaam omgaan met de anderen.

 

Bonnemaison (1997:23) heeft er op gewezen dat er geen duidelijk afgelijnde “aires culturels” (culturele gebieden) in Vanuatu bestaan. Een distributiekaart maken van bijvoorbeeld de tamate maskers (Bankseilanden) is onmogelijk.  Kaufmann (1996:13) maakt een grove indeling. Hij is van oordeel dat men Vanuatu formeel in drie gebieden kan verdelen: zuid, centraal en noord Vanuatu. In de zuidelijke Tafea-provincie (eilanden Tanna, Aneytyum, Futuna, Erromango en Aniwa) worden weinig duurzame artefacten gemaakt.[212] Een tweede gebied is noord Vanuatu met boven aan de Bankseilanden en aan de zuidkant de eilanden Malakula en Epi. In deze regio vinden wij hout- en boomvarensculpturen, knotsen, maskers en ceremoniële objecten. Centraal Vanuatu omvat Efate en de Shepperd eilanden die minder objecten maken. Huffman (1996b:129) is van oordeel dat centraal Vanuatu naast Efate en de Shepperd eilanden, ook het eiland Erromango moet omvatten. Zijn oordeel steunt op de stilistische overeenkomsten bij de boombastschilderingen die op Efate, de Shepperd eilanden en Erromango geproduceerd worden. Coiffer (1996:218) maakt een indeling op basis van het gebruik van waardevolle objecten (schelpengeld en insignia) en architecturale vormen. Hij beschouwt drie gebieden: noord Vanuatu (Torres- en Bankseilanden, Santo, Ambae, Maewo en noord Pentecost), centraal Vanuatu (Malakula, Ambrym en centraal-zuid Pentecost) en zuid Vanuatu (Efate, Shepperd eilanden, Tanna en Aneityum).

 

Wij zullen in deze studie de indeling van Kaufmann volgen. Noord Vanuatu wordt gekenmerkt door het voorkomen van gradengenootschappen. Men mag gerust stellen dat in noord Vanuatu de genootschappen (Tamate, Sukwe, Nimangki, Maki, Mage) het socio-culturele leven beheersen[213] De genootschappen zijn de motor achter de materiële en geestelijke cultuur. Speiser (1923: 373) spreekt in dit verband van de nimangki-stijl. De belangrijkste thema’s bij de nimangki-stijl zijn volgens hem de vooroudergeesten, de onderkaak van het varken en zijn slagtanden, de vogel en de haai.[214] Hun grafische of plastische voorstelling op objecten is niet louter decoratief, maar is een bevestiging van de kracht (mana) die in het artefact aanwezig is. Nimangk-rituelen zijn ook een inspiratiebron voor niet-materiële cultuur zoals zang, dichtkunst, dans en drama (Speiser 1923: 373). Monolieten, hout- en steensculptuur, platformen, altaren, artefacten zijn sociale bakens. Zij legitimeren en bevestigen de rang en de titels zowel van de levenden als van de doden. De grenzen tussen de graden worden ruimtelijk benadrukt door omheiningen, muren, platformen, beplantingen, maskers, beelden, decoraties en lichaamsversieringen.

 

1.6.1. Plastische kunsten

 

Speiser (1923: 386) vermeldt dat in 1912 de kunst op Vanuatu reeds sterk gedegenereerd was. Enerzijds was er door de bekering tot het Christendom minder vraag naar sacrale objecten en anderzijds verhoogden Europese metalen werktuigen de productiecapaciteit. Hierdoor werd het mogelijk grote hoeveelheden beelden en spleettrommen te produceren voor de Westerse musea en de kunstmarkt. Slechts op de Bankseilanden, Malakula en Ambrym zou de westerse invloed volgens Speiser nog niet zijn doorgedrongen.[215]

 

Zelden of nooit is het contextueel gebruik van de diverse artefacten aanwezig in Westerse etnografische of volkerenkundige musea genoteerd. Voor het overgrote deel van de boomvarenbeelden weet men zelfs niet eens bij welk genootschap, laat staan bij  welke graad ze werden gebruikt. De beelden waarvan wij weten dat ze specifiek gemaakt werden voor een nimangki-graad worden in hoofdstuk 2 en 4 in detail besproken.

 

1.6.1.1.    Beelden

 

1.6.1.1.1. Houtsculptuur

Gezien het grote gemak waarmee men de boomvaren kan bewerken komt de houtsculptuur niet overal voor. Op enkele uitzonderingen na zal men alleen op de Bankseilanden en op Malakula houtsculptuur aantreffen (Guiart 1949:57). De speettrommen en varkenshamers worden uit hout gebeeldhouwd omdat de boomvaren hier geen alternatief biedt. De hiervoor gebruikte houtsoorten zijn van een harde duurzame soort (Intsia bijuga synoniem Afzelia b.). Naast hout en boomvaren worden beelden en maskers uitgevoerd in gemengde technieken. Hierbij wordt vooral boombast, bamboe, klei, bladscheden, pigmenten, spinnenwebben, varkenstanden en boomsappen gebruikt (zie modelleren 1.6.1.2). 

 

Zuid Malakula is het belangrijkste centrum voor de houtsculptuur. Men treft er beelden en gesculpteerde palen aan die steeds hetzelfde stereotype personage voorstellen. De sculpturen vallen op door hun vlakheid en schematische afwerking. In zuidoost Malakula ligt het accent bij de houtsculptuur op de facies die in rondsculptuur wordt uitgevoerd. Het lichaam wordt zelden weergegeven. Op de Kleine eilanden treffen we een vlakke geometrische schematisch stijl aan. Op de oostkust van Malakula is de houtsculptuur zeer zeldzaam, slechts enkele beelden in realistische stijl zijn bekend. Al deze houten beelden moeten als rangsculpturen beschouwd worden. Daarom worden  zein een apart hoofdstuk besproken (zie 2.1.1.).

 

1.6.1.1.2. Boomvarensculptuur bij de Nambas

Een boomvarensculptuur die niet gebruikt wordt tijdens de nimangki-ceremonie is de ponarat.[216] De ponarat worden als finaal aan de nokbalk van het mannenhuis (nakamal)  bevestigd (fig. 5).

 

Figuur 5. Ponarat nokbalksculptuur van een mannenhuis in Tenmaru

(Big Nambas, noord Malakula)

Uit: Coiffier 1996:258

 

 

Clausen (1966:60-61) is van oordeel dat de ponarat op een of andere manier in verband staat met het nimangki-genootschap. Het beeldhouwen van de ponarat zou in het grootste geheim gebeuren. De sculptuur zou slechts aan de nokbalk worden aangebracht nadat de clanoudste de hoogste maki-graden heeft bereikt.[217] Guiart (1952:170, 1965:14) stelde vast dat het dakfinaal of “paratonnaire magique” (magische bliksemafleider) in noord Malakula zonder bijzonder ceremonieel wordt geplaatst. De ponarat wordt door de man die de besnijdenissen uitvoert uit een boomvarenstronk gesneden. Nadien wordt de sculptuur door mannen, die reeds verschillende besnijdenissen hebben bijgewoond, naar het mannenhuis gedragen en aan de nokbalk bevestigd. Later herziet Guiart (1985:195 en 206) zijn mening en beschouwt een ponarat van de Big Nambas uit Tènmaro (afb. 40) als een soort rangteken.

 

Afbeelding 40. Ponarat uit Tenmaru met Janus-hoofd

(Big Nambas, noord Malakula)

Afmetingen: H. 178 cm

Materialen: boomvaren.

Collectie Guiart (1966): Musée National des Arts d’Afrique et d’Océanie, Paris.

Inventarisnummer:  D 66.16.2.

© Foto: Basel: Museum der Kulturen

 

 

Guiart (1985:206) is van oordeel dat de ponarat tot de laatste fase van kunstontwikkelingen van Vanuatu zou behoren, maar motiveert deze zienswijze niet. Volgens Coiffer (1996:222 en 224) stelt de ponarat het gelaat van de stichter van de nakamal (mannenhuis) voor. Het mannenhuis zou zijn mana niet verwerven door de ponarat, maar door het onderbrengen van de voorouderschedels en de onderkaken van geofferde varkens. Coiffer (1996:223) sluit elk verband tussen de nimangki-ceremonie en het plaatsen van het dakfinaal uit. Op Vao (Kleine Eilanden) stelt de dakfinaal een sperwer voor gesneden uit een boom met plankwortels (afb. 103 en 105, fig.14).

 

Afbeelding 103. Deel van een maki-monument met paalvormige
houtsculptuur en een arend als nokbalkfinaal (eiland Vao, Kleine Eilanden, Malakula)

Afmeting: H. 240 cm (figuur) B. 360 (arend).

Materialen: Hout en pigmenten.

Collectie: Musée national des Art d’Afrique et d’Océanie, Paris

Inventarisnumer : 49.2.1.

© Foto: Réunion des musées nationaux

Uit : Kaufmann 1997:81

 

Afbeelding 105. Maki-monument in situ (noordoost Malakula rond 1900)

Onder het dak, achter de houtsculptuur kan men de monolieten bemerken.
Vooraan heeft de nokbalk de vorm van een vliegende arend (4 vleugels)

© Foto: Photoarchiv des Rautenstrauch-Joest-Museum, Köln

Uit: Stör 1987:266

 

Figuur 14. Deel van de constructie van het maki-monument 

(Norohure, Vao, Kleine eilanden, noordoost Malakula)

Uit: Layard 1942:273

 

Van den Bossche (1978:261) postuleert dat na de dood van het clanhoofd de ponarat verwijderd wordt. Een nieuwe ponarat zou geplaatst worden zodra de clanoudste voldoende nimangki-graden heeft doorlopen.[218]

De nokbalkhoofden die zich in westerse verzamelingen bevinden zijn voor het overgrote deel afkomstig van de Big Nambas. Slechts enkele ponarat worden aan de Small Nambas toegeschreven. De ponarat vormen, zowel bij de Big - als bij de Small Nambas, een zeer herkenbare en aparte stijl. De afbeelding 42a-b en 43a-b tonen nokfinalen representatief voor de ponarat van de Big Nambas. De morfologische karakteristieken zijn:

 

Afbeelding 42a & 42b. Zij- en achteraanzicht van een ponarat uit Amok

(Big Nambas, noord Malakula)

Afmetingen: H. 90 cm

Materialen: boomvaren.

Uit: Zervos 1961:22-23

© Foto: Luc Joubert.

 

Afbeelding 43a & 43b. Ponarat uit Amok (Big Nambas, noord Malakula)

Afmetingen: H.   (afb. 43a)  & 39 cm (afb.43b)

Materialen: boomvaren.

Uit: Zervos 1961:19 & 21

© Foto: Luc Joubert.

 

1.  Stronkgebondenheid. Een afgeknotte kegel- of cilindervorm met verjonging aan de basis. De vorm wordt bepaald door de oorspronkelijke vorm van de boomvarenstronk.[219]

2.  Robuust. Het hoofd is gemiddeld vijfenzeventig centimeter hoog en heeft een diameter van ongeveer veertig centimeter.[220]

3. Antropomorf. Het menselijk gelaat is herkenbaar. De vorm is vierkant tot ovaal  en steeds symmetrisch.

4. Schematisch. De margo nasi en neusvleugels verdelen het gezicht verticaal en horizontaal. In het bovendeel bevinden zich twee bolle ogen. Het onderdeel stelt de neusgaten voor. Soms worden de ogen en de neusgaten niet in een vierkant ingeschreven (afb. 43a en 43b). Het lijkt er op alsof de kunstenaar het menselijk gelaat heeft willen reduceren tot een labyrintachtige structuur. De mond is een diepe groef die doorloopt tot aan de slapen of het voorhoofd.

5.  Vlakreliëf. Gebruik van concentrische insnijdingen. Het diep ingesneden reliëf creëert een spel van licht en schaduw. Wij vermoeden dat het uitgesproken reliëf tot doel had de leesbaarheid van het dakfinaal van op grondniveau te verhogen.

6.   Attributen. Schijfvormig hoofddeksel, soms een halssieraad (afb. 40).

7.  Verso. Aan de achterzijde is soms een reptiel (afb. 42b), een antropomorfe figuur of een gezicht (Janushoofd) gesculpteerd (afb. 40).

 

De ponarat van de Small Nambas (Afb. 44a en 44b) heeft dezelfde functie, maar een verschillende morfologie. Van den Bossche (1978) inventariseerde vijf exemplaren allen afkomstig uit Dirak.[221] De morfologische karakteristieken van de dakfinalen van de Small Nambas zijn:

Afbeelding 44a & 44b: Profiel- en rugaanzicht van een ponarat uit Dirak

(Small Nambas, west Malakula)

Afmetingen: H. 193 cm

Materialen: boomvaren.

Uit: Zervos 1961:34

© Foto: Luc Joubert.

 

1.   Stronkgebonden. Cilindervormig met lichte verjonging naar de basis.

2.  Monumentaal. Het hoofd heeft een lengte van gemiddeld anderhalve meter en een diameter van ongeveer veertig centimeter.[222]

3.   Antropomorf. Het gezicht is uitgesproken rechthoekig en uitgelengd.

4.   Schematisch. Deze is verder doorgedreven dan bij de Big Nambas. De gelaatskenmerken zijn minder goed af te lezen. De curve komt minder voor dan het spel van parallelle rechte lijnen. Rond de neus vinden wij een getande omlijsting. De mond is slechts aangegeven door een korte horizontale of concave snede.

5.   Vlakreliëf. Ook hier zijn de diepe insnijdingen bepalend voor de leesbaarheid van het gezicht.

6.   Attributen. Het schijfvormig hoofddeksel is niet steeds aanwezig.

7.   Verso. Reptielachtingen en geometrische patronen (slagtandcurve, X-vorm, V-vorm).

 

Bij de bespreking van de halffiguren uit boomvaren vermeldt Van den Bossche (1978:165-66 en 295) twee beelden die ze onder de Big Namba-stijl klasseert. Deze halffiguren vertonen een uitgesproken stijlverwantschap met de ponarat van de Big Nambas. Het zijn de enige bekende exemplaren en ze werden geveild in 1960 en 1968. De informatie die we over deze beelden hebben is bijzonder schraal. Buiten hun grootte is niets over deze beelden bekend.[223]  In ieder geval gaat het om dezelfde stijl als bij de ponarat. Verder in deze studie zullen naar de schematische stijl van de ponarat verwijzen als Namba-stijl.

 

1.6.1.1.3. Steensculptuur

 

Guiart (1985:66) denkt dat het dankzij de introductie van metalen werktuigen is dat de overgang van de steensculptuur naar de  hout- en boomvarensculptuur mogelijk werd gemaakt.[224] Dit zou betekenen dat voor de komst van de kolonisten alleen stenen platformen, megalieten en dolmen het ritueel landschap van het nimangki-genootschap bepaalden.

 

Op Malakula, Ambrym en Pentecost heeft men kleine steensculpturen aangetroffen. Speiser (1923b:392) en Guiart (1949:71-73) beschouwen deze zeldzame steensculpturen als amuletten. Meestal zijn ze rondplastisch en uit zachte tufsteen gesneden. Als het om harde steen gaat is de antropomorfe figuur er ingegrift. De stenen hebben een ellipsoïde vorm en zijn gemiddeld tien centimeter groot. Praktisch het gehele oppervlak wordt ingenomen door de facies. De nadrukt ligt, zoals gebruikelijke bij de sculptuur van Vanuatu op de ogen, de neus en de mond. De ledematen zijn meestal schematisch weergegeven. Men heeft de indruk dat de figuur gehurkt wordt voorgesteld (afb. 45a, 45b en 45c).

 

Afbeelding 45a, 45b & 45c. Magische steen in Janusvorm.

Voor- zij- en achteraanzicht van de steen (Ambrym)

Afmetingen: H. 9 cm

Materiaal: steen

Collectie Speiser. Basel: Museum der Kulturen. 

Uit: Kaeppler et alii 1993:442

© Foto:  Peter Horner

 

Een bijzonder zorgvuldig afgewerkte en bijzonder grote steen werd door Guiart in 1949 in noord Ambrym verzameld (afb. 47). Stenen met een Janushoofd komen ook voor (afb. 45b). Speiser (1923b:392) die in 1912 op Malo een exemplaar verzamelde (afb. 46) denkt dat de gehurkte houding niet toevallig is, maar verwijst naar de nazielen van de overledenen. Hij motiveert dit standpunt door te verwijzen naar de gehurkte houding waarin de overledenen begraven worden.

 

Afbeelding 46. Magische steen in de vorm van een zwijn (noord Malo)

Afmetingen: B. 9 cm.

Materiaal: Steen.

Collectie Speiser (1912). Basel: Museum der Kulturen.

Uit: Newton 1969: plate 211

© Foto: Basel: Museum der Kulturen.

 

Afbeelding 47. Magische steen uit Metemli (noord Ambrym)

Afmetingen: H 35,5 cm.

Materiaal: vulkanische tufsteen.

Collectie Guiart (1949): Dépôt ORSTROM (1961)
au Musée National des Arts d’Afrique et d’Océanie, Paris.

Inventarisnummer : D 62.1.1.

Uit : Huffman 2000a :270

© Foto : Hugues Dubois

 

Op Malakula zou deze stenen kleinsculptuur een rol spelen bij regenrituelen. Schmitz (1969:legende bij afb. 211 en 212) stelt dat de antropomorfe stenen gebruikt worden bij “love magic” (liefdesmagie). Stenen amuletten in de vorm van zwijnen zouden speciaal voor “pig trade magic” (magie bij varkenshandel) gebruikt worden. Voor Stör (1987:259) hebben deze amuletten tot doel de groei van de slagtanden bij de varkens te bevorderen. Zelfs in recente publicaties (Kaufmann 1997:1.3 en Rodman 1996:163) wordt enkel vermeld dat het om magische stenen gaat die gebruikt worden bij de varkenshandel. Volgens Huffman (2000a:269 en 272) worden de magische stenen gebruikt bij de complexe onderhandelingen rond de müyü ne bu (slagtandvarkens) handel.[225] De eigenaar van een magische steen zal de kracht ervan gebruiken om de verkoper zijn prijsvoorstel te doen aanvaarden. De verkoper zal bij latere gelegenheid trachten met zijn magische steen hetzelfde prijsvoordeel af te dwingen. Voor Huffman hebben deze transacties meer weg van een “lutte entre pierres plutôt qu’entre individus” (eerder een strijd tussen stenen, dan tussen individuen).

 

Magische stenen zouden nog steeds in gebruik zijn, maar angstvallig verborgen gehouden worden voor de kerkelijke autoriteiten. De missionarissen dachten, overigens ten onrechte dat deze stenen bij zwarte magie gebruikt werden. In werkelijkheid worden ze uitsluitend voor goedaardige doeleinden gebruikt. De magische stenen zorgen ervoor dat de zon opkomt, dat het regent, dat mens en dier vruchtbaar blijven en dat de varkenshandel vredig verloopt.[226] Lamb (1905:213-15) stelde vast dat de stenen soms voor zwarte magie worden gebruikt. Naast de “gewone” stenen die in enorme aantallen voorkomen, zouden er stenen zijn die hun kracht ontlenen aan de geesten. Dit zijn bijzondere stenen die volgens Lamb veel mana bezitten. De gelukkige eigenaar van dergelijke steen kan deze gebruiken om de stenen van anderen met mana te “laden”. Tegen betaling mogen “zwakkere” stenen een tijd naast een krachtige steen liggen. Men moet de steen in de hand houden om het “signaal” van de steen te kunnen voelen. Bij gevaar gaan ze trillen of fluiten, ze kunnen ’s nachts de weg tonen, ze kunnen verlichten, warm en koud worden en genezen. Het gebruik van magische stenen is niet voorbehouden aan de mannen. Men heeft vastgesteld dat ook de vrouwen deze stenen gebruiken (Lawson1994:103).

 

1.6.1.2.    Modelleren (schedels, poppen en mannequins)

 

Met een mengsel van klei, plantaardig materiaal, spinraggen en kit slaagt men erin zeer complexe figuren, hoofden en maskers te construeren. Deze modelleertechniek heeft in noord Vanuatu een verbazingwekkend hoogtepunt bereikt, zowel technisch als creatief. Grote gemodelleerde figuren worden bij ceremonies en feesten dansend rondgedragen (fig. 6 en afb. 48). Naast schedels, schedelfiguren (rambaramp) en dansstaven (nevimbur) worden er veel verschillende maskers gemodelleerd (zie 1.6.1.3). Niettegenstaande het feit dat de modelleerkunst hoge graad van techniciteit had bereikt heeft men in Vanuatu nooit het boetseren en bakken van keramische figuren gekend (Speiser 1923:392).

 

Figuur 6. Gemodelleerde voorouderfiguren (Ambrym)

Links een figuur met een toorts, rechts met een zweep

Afmetingen: H. 61 cm (links) en 69 cm (rechts)

Materialen: divers plantaardig materiaal, klei, pigmenten en kit

Collectie: Museum of Mankind, British Museum, London

Uit: Edge-Partington 1880: III-54

 

Afbeelding 48. Overgemodelleerde vrouwelijke figuur nevimbumbao

(zuid Malakula)

            Afmetingen: 135 x 63 x 92 cm

            Materialen: boomvaren, pandanus, klei en pigementen (stoel: Matisse)

            Ex-collectie  Henry Matisse. Collectie Picasso: Paris, Musée Picasso.

            Inventarisnummer : 3634

© Foto : Gérard Blot, Musée National des Arts d’Afrique et d’Océanie, Paris.

Uit : Peltier 1996:308

 

1.6.1.2.1. Schedels

 

De schedels van overleden mannen die hoge rang hadden bereikt krijgen een bijzondere behandeling. Volgens  Reverend Dr. Annand (in Cameron 1919: 405 en 429) zou men op sommige plaatsen het lichaam dadelijk na het overlijden boven een vuur drogen en roken. Nadien wordt het met klei en kalk overgemodelleerd. De ongebluste kalk wordt gewonnen uit gebrande koraal en zou een mummificerend effect hebben. Cameron (1919 429-431) heeft vastgesteld dat deze techniek niet wordt gebruikt bij schedels die men zal overmodelleren. De modelleerklei wordt  op een ontvleesde schedel aangebracht. Voor zijn studie heeft Cameron twee overgemodelleerde verlengde schedels uit zuid of zuidwest Malakula onderzocht. Hij stelde vast dat, alhoewel de schedels anatomisch ongetwijfeld Melanesisch zijn, er opvallende verschillen zijn in de aangebrachte decoratie. Eén schedel is versierd met circulaire patronen die een Polynesische invloed suggereren. De tweede schedel is beschilderd met blauwe vlekken op het voorhoofd en de wangen. Een versiering die ook zou voorkomen op houten beelden van noord Vanuatu.[227]

 

In zuid Malakula zal men de schedel van de overledene eerst ontvlezen en nadien met een mengsel van klei, kokosvezel en vijgenboomsap modelleren. De bedoeling is om het oorspronkelijk uiterlijk zo getrouw mogelijk, inclusief eventuele gebreken, na te bootsen (afb. 49 en 50).[228]

 

Afbeelding 49. Overgemodelleerde verlengde schedel: ambatimtemes

(Viomatha Small Nambas, zuid Malakula)

            Afmetingen: ± 30 x 30 x 14 (waarschijnlijk afkomstig van een rambaramp)

            Materialen: been, plantaardige  kit en pigmenten.

            Collectie: privé

            © Foto: Laboratoire photographique du musée de l’Homme, Paris

Uit : Awazu Pereira da Silva & Coiffier: 2001:129

Afbeelding 50. Overgemodelleerde schedel
(zuid Malakula)

Afmetingen: H. 21 cm

Materialen: been, plantaardige vezels, modelleerkit,
pigmenten, slagtanden en zaden
van het paternosterboontje (Abrus precatorius)

                    Collectie Speiser: Museum der Kulturen, Basel

        Inventarisnummer: Vb 4479

© Foto: Peter Horner

Uit: Kaufmann 1997:98

 

 

Nadien zal men ofwel het oorspronkelijke haar of plantaardige vezels op de kruin aanbrengen. Het is gebruikelijk dat men varkensslagtanden aan de mondhoeken plaatst. Indien de schedel van een minder belangrijk persoon is wordt hij niet gemodelleerd, maar op een paal geplaatst die beschilderd is met de kleuren van zijn nimangki-graad. De schedels worden in het mannenhuis opgesteld alwaar zij de voorouders vertegenwoordigen (Speiser 1923:275 en 393). Schedels van belangrijke mannen worden, nadat ze zijn overgemodelleerd, gebruikt om een mannequin (rambaramp) te maken.

 

Op Ambrym doet men niet aan overmodelleren van schedels. Toch is het mogelijk dat men de schedel van een belangrijk leider of ranghouder wenst te laten modelleren. In dat geval stuurt men het stoffelijk overschot naar Malakula. Om gedurende het transport ontbinding te voorkomen wordt het eerst behandeld met pigmenten en het sap van de broodboom. Zowel het versturen, als de ontvangst van de overgemodelleerde schedels zou met feestelijkheden gepaard gaan (Larsen 1961:175).

 

1.6.1.2.2. Schedelfiguren of mannequins (rambaramp)

 

Indien de gemodelleerde schedel er een is van iemand die de hoogste graden van het Nimangki-genootschap heeft bereikt, dan zal men voor de schedel een mannequin maken: de rambaramp.[229] De rambaramp is specifiek voor zuid Malakula. Volgens Deacon kan men bij het bereiken van de zestiende graad (Melanga Wül of Pit Namap)  een model van zijn gezicht laten maken (zie 1.5.1.1.1. tabel 3). Dit model zal na het overlijden gebruikt worden als voorbeeld om de schedel zo natuurgetrouw mogelijk te modelleren. Men plaatst de gemodelleerde schedel op een mannequin die opgebouwd is uit plantaardige materialen en beschilderd is met de rangkleuren van de dode.[230] Men tracht het gelaat, de tepels, de navel en de genitaliën zo getrouw mogelijk weer te geven (afb. 51a en 51b).

 

Afbeelding 51a & 51b . Een overleden hoofdman, jif  Tambwebalimbank

en zijn rambaramp (zuid Malakula)

© Foto: Charlène Gourguechon

Uit: Gourguechon : 1974:96-97

 

Benen, voeten en tenen worden minder verfijnd gemodelleerd.[231] In een hand houdt de rambaramp een schelpenhoorn (conche) en in de andere hand de onderkaak van een slagtandzwijn (afb. 52).

 

Afbeelding 52. Rambaramp (zuid Malakula)

                        Afmetingen: H. 176 cm.

Materialen: been, bamboe, plantaardige vezels, pigmenten, boombastgordel, spinnenwebben, onderkaak van een slagtandzwijn, slagtand, schelp.

Ex-collectie Georges Plouvier en Jacques Kerchache. Collectie : Musée Barbier-Mueller, Genève.

Inventarisnummer : 4621

© Foto: Pierre-Alain Ferrazzini

Uit : Newton 1998:297

 

De onderkaak is het bewijs dat de dode tijden zijn leven zeer vrijgevig is geweest. De onderkaak, die normaal van het meest waardevol slagtandvarken is dat de overledene ooit bezat, moet de naziel een veilige reis naar het hiernamaals verzekeren (Lamb 1905:279-80). Indien de rambaramp een man met hoog aanzien voorstelt plaatst men op de schouders rieten stengels. Op die uitsteeksels en op de knieën van de rambaramp worden extra gemodelleerde hoofden geplaatst (afb. 53 en 54).

 

Afbeelding 53. Rambaramp van een man met aanzien (zuid Malakula)

            Afmetingen: 172 x 54 x 10 cm

Materialen: been, bamboe, plantaardige vezels, pigmenten, veren, spinnenwebben, slagtanden, schelpen.

Collectie: Musée National des Arts d’Afrique et d’Océanie, Paris.

Inventarisnummer: 31.1.46

© Foto : Agence Photographique, Réunion des Musées Nationaux.

Uit : Bonnemaison 1996b :209

 

Afbeelding 54. Detail van een  Rambaramp van een man met hoge rang (zuid Malakula)

                        Afmetingen: H. 270 cm, detail ± 140 cm.

Materialen: been, bamboe, plantaardige vezels, pigmenten, veren, spinnenwebben, slagtanden, schelpen.

                        Collectie Speiser: Museum der Kulturen, Basel

             Inventarisnummer: Vb 265

© Foto: Peter Homer

 

Hiervoor zou men de koppen van de dansstaven, die de overledene gedurende zijn leven verworven had, gebruiken (Deacon 1934:468).[232] Een rambaramp wordt in het mannenhuis (amel) opgesteld waar hij de overledene vertegenwoordigt (Speiser 1923:275 en 393). De rambaramp verblijft daar tot hij desintegreert en onherkenbaar is geworden. Dan verhuist de schedel naar het knekelhuis van de clan (Guiart 1949:81).

 

Speiser (1923a:389) postuleert dat de rambaramp ontstaan is als surrogaat voor een mummie. De mummificatie zou het lichaam slechts tijdelijk conserveren, zodat men zijn toevlucht heeft genomen tot het construeren van een lichaam waarop men een overgemodelleerde schedel plaatst. Speiser gaat zelfs verder en is van oordeel dat er tussen de mummiefase en de rambaramp een tussenstadium is geweest waar men de huid van de dode opvulde met vezels om zo de lichaamsvormen te simuleren. De minder vergankelijke hardhouten of boomvaren vooroudersculptuur zou ontstaan zijn als vervanger van de door de tand des tijds aangetaste rambaramp. De houten sculptuur en de boomvarensculptuur bieden het voordeel dat ze in openlucht kunnen opgesteld worden. Fotomateriaal toont aan dat ook de rambaramp buiten werden opgesteld (afb. 55).[233]

 

Afbeelding 55. Magiër met een rambaramp (zuid Malakula)

Collectie: anoniem

       Uit: Meyer 1995: 418

 

1.6.1.2.3. Dansstaven of Marionetten (temes nevimbur)

 

Voor het maken van de temes nevimbur modelleert men een hoofd over een kokosnoot. Bij de nevimbur wordt geen gelijkenis met een bestaande persoon nagestreefd. Dit is duidelijk als men de afbeeldingen 49, 50 en 51a vergelijkt met de afbeelding 56b. Bij het modelleren van de marionetten zal de beeldhouwer veeleer karikaturaal te werk gaan. Wenkbrauwen, neus, lippen, kin en ogen worden overdreven geprononceerd weergegeven en hebben een komisch effect op de toeschouwer. In de mondhoeken van de nevimbur plaatst men gecurvde varkensslagtanden. Het hoofddeksel wordt gemaakt met spinraggen (nakambat) (Speiser 1923:392). Algemeen kan men stellen dat er morfologische overeenkomsten zijn tussen de temes nevimbur (afb. 56a) en de maskers uit Malakula (afb. 69 en 70). De dansstaven worden gebruikt in een initiatie- en regeneratieritueel dat los staat van de Nimangki-ceremonie en alleen voorkomt in zuidwest Malakula.[234] Voor een zeer gedetailleerde beschrijving van het ritueel verwijzen we naar Deacon (1934:461-68).

 

Afbeelding 56a & 56b. Temes Nevimbur uit het begin van de XXe eeuw (zuid Malakula)

Afmetingen: 30 x 20 x 20 cm (zonder bamboestok), totale hoogt: 84 cm.

Materialen: been, bamboe, plantaardige vezels, pigmenten, spinnenwebben, kokosnoot, hout en varkensslagtanden.

Collectie van de auteur

© Foto: De Mey

 

Afbeelding 69. Een masker uit                      Afbeelding 70. Een masker uit

                    zuid Malakula                                          oost Malakula

Afmetingen: 60 cm (links)  en 68 cm (rechts)

Materialen: plantaardige vezels, kit, pigmenten en varkensslagtanden

Collectie Speiser: Museum der Kulturen, Basel

Inventarisnummer: Vb 44131 & Vb 1774

© Foto: Peter Horner

Uit: Speiser 1923b: plate xxvi & xxviii 

 

1.6.1.3.    Maskers

 

Huffman (1996a: 19) heeft er op gewezen dat het onmogelijk is om in een kort bestek de verspreiding, functie en iconografie van de maskers van noord Vanuatu te beschrijven. De fascinatie van de bevolking voor rituelen, decorum en genootschappen heeft er voor gezorgd dat duizenden verschillende gelaats-, helm- en kruinmaskers gemaakt werden. Van de maskers in Westerse collecties is de context waarin ze werden gebruikt zelden of nooit bekend. Men moet er ook rekening mee houden dat de vezelmaskers uit noord Ambrym en noordoost Malakula bestemd waren voor eenmalig gebruik. Naast iconoclasme heeft de broosheid van de materialen ervoor gezorgd dat veel maskers verloren zijn gegaan. Maskers uit duurzame houtsoorten werden in het mannenhuis bewaard en opgefrist vóór elk gebruik.

 

Sommige maskers worden als bijzonder krachtig beschouwd. Zelfs voor de maskerdrager kunnen ze gevaren inhouden. Deze maskers zouden in 1970-1980 nog in gebruik geweest zijn in centraal en zuid Malakula. Huffman (1996a:24-25) wenst de naam van deze maskers niet te verklappen en  vermeldt slechts dat het niet om dansmaskers gaat.[235] Deze geheime maskers zijn voorbehouden voor funeraire rituelen. Het masker vertegenwoordigt de schim van de dode die zijn “verplichtingen” tegenover de gemeenschap komt voldoen. Het masker wordt zonder kostuum gedragen en het gezicht van de danser moet zichtbaar blijven. Of het om een gelaats- of kruinmasker gaat en van welk materiaal het is gemaakt wordt niet vermeld.

 

Indien wij de maskers opdelen op basis van de gebruikte materialen en technieken kunnen wij drie types onderscheiden: houten-, boomvaren en vezelmaskers (of gemodelleerde maskers).

 

 

1.6.1.3.1. Houten maskers (tjubwan)

Houten gelaatsmaskers treft men aan in noordoost Malakula, noord Ambrym en op Pentecost. Van de weinige exemplaren die zich in musea bevinden is de gebruikscontext zelden bekend. Kaufmann (1997:84) denkt dat de maskers van oost Malakula in de tuinen gebruikt werden tijdens rituele aanplantingen. Meyer (1995:418) denkt dat de maskers een scheppende diviniteit voorstellen en gebruikt werden binnen geheime genootschappen. Het masker zou de leden van het genootschap toegang verschaffen tot een hogere kennis.

 

De maskers van Pentecost en Ambrym vallen op door hun grote neus met doorboord septum. De kin is kort en de mond breed. Het voorhoofd is sferisch. De wenkbrauwbogen worden benadrukt en de diepliggende oogkasten zijn doorboord. (afb. 57 en 58).

 

Afbeelding 57. Voor- en zijaanzicht van een Tjubwan masker (noord Ambrym)

Afmetingen: 54 x 17 x 17 cm

Materialen: hout

Collectie van de auteur

© Foto: auteur

Afbeelding 58. Een tjubwan-masker               Afbeelding 59. Een gomawé-masker

       uit Vanuatu (zuid Pentecost)                  uit Nieuw-Caledonië

 

Tjubwan:

Afmetingen: H. 23,5 cm

Materiaal: hout

Collectie Speiser (1912): Museum der Kulturen, Basel

Inventarisnummer: Vb 4562

© Foto: Peter Horner

Uit: Kaeppler et alii: 1993:447

 

Gomawé:

Afmetingen: H. 25,5 cm

Materiaal: hard hout

Ex-collectie J.J. Klejman, New York. Collectie Musée Barbier-Mueller, Genève.

Inventarisnummer: 4706-A

© Foto: Alain Ferrazzini

Uit: Newton: 1989:302

 

Zij vertonen een opvallende verwantschap met het Nieuw-Caledonische gomawé-masker (afb. 59). Bij de maskers uit noordoost en oost Malakula is de neus minder volumineus en pijlvormig. Ook bij deze maskers is het septum doorboord. De wenkbrauwen zijn horizontal uitgesneden. Het voorhoofd heeft de vorm van een cilindersegment. De ogen zijn spleetvormig. De maskers hebben meestal een handvat of een verlengde kin die doet dienst als handvat.  Algemeen kan men stellen dat de houten maskers van noord en noordoost Malakula minder rondplastisch maar vlakker en meer geometrisch zijn (afb. 60 en 61).

 

Afbeelding 60. Tjubwan voor plantenritualen (oost Malakula)

Afmetingen: H. 49 cm     

    Materialen: hout, pigmenten, plantaardige vezels

    Collectie Speiser (1912): Museum der Kulturen, Basel

    Inventarisnummer Vb 4757

    © Foto: Peter Horner

    Uit: Speiser  : plate xiviii

 

Afbeelding 61. Tjubwan (Vao of Malakula)

Afmetingen: 50,7 x 20,3 x 14 cm

Materialen: hout en pigmenten

Ouderdom: C14 gedateerd 1845 ± 70 jaar. Zou in 1880 door de marineofficier Ernest Beinier verzameld zijn (?)

Collectie: Meyer, Paris

© Foto: Olaf Wipperfürth

Uit: Meyer  1995:419-20

 

1.6.1.3.2. Boomvarenmaskers

 

Boomvarenmaskers zijn steeds helmmaskers en komen alleen voor in het zuiden van Malakula. Kaufmann (1997:112) gaat ervan uit dat deze maskers (temes malua) de boshoender (Megapodius layardi) voorstellen.  De boshoender legt haar eieren in een hoop rottende bladeren waar ze door de gistingswarmte worden uitgebroed. Omdat het boshoenderei zonder enige hulp wordt uitgebroed staat de boshoender symbool voor het individu dat zichzelf transformeert. Dit verklaart het gebruik van de temes malau bij initiatierituelen.[236] De drager van het helmmasker zou tijdens het ritueel de balsdans van de boshoender nabootsen (afb. 62). De Ganay (Coiffier 2001:112) die deel uitmaakte van de Korrigane-expeditie (1935) benadrukt dat het dragen van de boomvarenmaskers (temes weleoram) niet het prerogatief was van personen met een bepaalde nimangki-graad.[237]

 

Afbeelding 62. Temes weleoram  van afbeelding 49 in situ gefotografeerd door de  Charles van den Broek en Etienne de Ganay van de Korrigane-expeditie

(Small Nambas, zuid Malakula)

        © Foto: Photothèques du musée de l’Homme, Paris

Uit : Fisher 2001 :113

 

Het masker wordt gemodelleerd over een boomvarenstronk en heeft de vorm van een afgeknotte kegel. Het bovendeel toont de naakte boomvarenvezels. De temes weleoram, meegebracht door La Korrigane (actueel in het Musée de l’Homme) heeft de wenkbrauwen in V-vormig reliëf en spleetvormige ogen (afb. 63).

 

Afbeelding 63. Temes weleoram (Small Nambas, zuid Malakula)

      Afmetingen: 117 x 34 cm

Materialen: boomvaren, plantaardige vezels en kit, pigmenten (varkensslagtanden zijn verloren gegaan)

Kunstenaar: Ande meleun

Collectie:  Musée de l’Homme, Paris

Inventarisnummer: MH 61.103.15

© Laboratoire photographique du musée de l’Homme

Uit : Fisher 2001:112

 

De ooghoeken lopen uit naar de slapen waar ze een krul vormen. De neus is natuurgetrouw weergegeven. De mond is een smalle horizontale spleet met in elke mondhoek een varkensslagtand. Onder de mond is een korte kin aangebracht. De baard, die de facies omlijst, vormt onder de kin twee krullen die varkenstanden voorstellen.[238] Het geheel is beschilderd met rood, zwart en wit pigment. Het voorhoofd is beschilderd met chevronmotieven. De temes malau verzameld door Speiser vertoont vele gelijkenis met die van het Musée de l’Homme. Verschillend is de mond met een uitgestoken blauwe tong. De baard loopt niet uit op twee krullen. De gebruikte pigmenten zijn rood, wit, zwart en blauw. Op het hoofd heeft dit masker drie kegelvormige uitsteeksels die met chevronmotieven zijn beschilderd. Het deel onder de baard is in verticale stroken verdeeld die afwisselend met blauw, wit en met polychrome chevronmotieven zijn ingevuld (afb. 64).

 

Afbeelding 64. Temes Malau (zuid Malakula)

Afmetingen: H. 120 cm

          Materialen: boomvaren, plantaardige vezels, kit,  pigmenten en

varkensslagtanden.

Collectie Speiser (1912): Museum der Kulturen

 Inventarisnummer: Vb 4776

© Foto: Peter Horner

Uit: Kaufmann 1997:112

 

1.6.1.3.3. Vezelmaskers

Het vezelmasker is het meest voorkomend maskertype in noord Vanuatu. Men kan deze maskers vinden van Ambrym en Malakula tot aan de noordelijke Banks- en Torres Eilanden. Vezelmaskers worden in alle mogelijke vormen en kleuren uitgevoerd. Sommigen van deze maskers kan men beter als rituele hoofddeksels beschouwen. Dit is het geval met de hoofddeksels van het tamate-genootschap van de Bankseilanden (afb. 65 en 66).

 

Afbeelding 65. Tamate-hoofddeksel (Mota Lava, Bankseilanden)

Afmetingen: 35 x 61 cm

Materialen: boombast, rotan, plantaardige vezels en pigementen

Collectie: Museum für Völkerkunde, Leipzig

© Foto: Ingrid Hänge

Uit: Kaepller et alii 1993: plate 137

 

Afbeelding 66. Tamate-danser

(1970 Lotawan, Mota, Banskeilanden)

© Foto: Bernard Vienne

Uit: Vienne 1996:241

 

Bij de aanmaak van het vezelmasker wordt, net als bij de rambaramp en de temes nevimbur, een grote verscheidenheid aan materialen gebruikt. Met plantaardige vezels, boombast, kit, varkenstanden, spinnenraggen, veren en pigmentstoffen worden de meest verrassende vormen gecreëerd (afb. 20b, 67a en 67b). Algemeen mag men stellen dat het overgrote deel van de maskers antropomorf is met eventueel zoömorfe toevoegingen. Tot de meest zeldzame maskers behoren de zoömorfe exemplaren die een haaienkop voorstellen (afb. 68). Gezien de grote diversiteit aan vormen is een regionale situering op basis van morfologie zeer moeilijk. Veel maskers uit zuid en zuidoost Malakula vertonen dezelfde morfologische eigenschappen als de temes nevimbur (afb. 69 en 70). Uitzonderingen zijn echter legio, dit wordt geïllustreerd door de afbeeldingen 67a en 67b.

 

Afbeelding 67a & 67b. Janus helmmasker temes mbalmbal met figuur

(zuidoost Malakula)

Afmetingen: 117 x 37

Materialen: boomvaren, spinnenraggen, plantaardige vezels, kit en pigmenten

Collectie:  Musée de l’Homme, Paris

Inventarisnummer: MH 61.103.17

© Laboratoire photographique du musée de l’Homme

Uit : Fisher 2001:116-17

 

Afbeelding 68. Haaiendansmasker (zuid Malakula)

Afmetingen: 25 cm

Materialen: plantaardige vezels, kit en pigmenten

Collectie Speiser: Museum der Kulturen, Basel

Inventarisnummer: Vb 4568

© Foto: Peter Horner

Uit: Speiser 1923b: plate xx

 

Afbeelding 69. Een masker uit                      Afbeelding 70. Een masker uit

                    zuid Malakula                                          oost Malakula

Afmetingen: 60 cm (links)  en 68 cm (rechts)

Materialen: plantaardige vezels, kit, pigmenten en varkensslagtanden

Collectie Speiser: Museum der Kulturen, Basel

Inventarisnummer: Vb 44131 & Vb 1774

© Foto: Peter Horner

Uit: Speiser 1923b: plate xxvi & xxviii 

 

De tamake maskers van Ambrym zijn schematisch en weinig rondplastisch.[239] De ogen zijn ruwe perforaties. De mond wordt door een opening of een uitholling voorgesteld. De facies wordt gecompartimenteerd door lineaire beschilderingen (afb. 71 en 72).

 

Afbeelding 71 & 72. Twee tamake maskers uit Ambrym

Afmetingen: H. 55 cm (links)  en 65 cm (rechts)

Materialen: plantaardige vezels, kit en pigmenten

Collectie Speiser: Museum der Kulturen, Basel

Inventarisnummer: Vb 4567 & Vb 4566

© Foto: Peter Horner

Uit: Speiser 1923b: plate xlii & xliii

 

Deze maskers werden oorspronkelijk uit hout gesneden en golden als gevaarlijk voor niet ingewijden (Huffman 1996: 23). Actueel zouden deze maskers alleen nog in een profane context gebruikt worden. Ze treden op als ontspanningsmasker bij feestelijkheden en brengen de kinderen aan het schikken (Kaufmann 1997:142).

 

Driehoek en ruitvorm zijn dominant aanwezig in de vormgeving van alle rom-maskers uit Ambrym. Huffman (1996a:21) onderscheidt twee hoofdtypes: het masker met een horizontale ruitvorm (afb. 73) en het masker met een verticale ruitvorm (afb. 74). Het meest voorkomende masker in de Westerse musea is het verticale rom kón masker (afb. 75).

 

Afbeelding 73. Rom-masker van het horizontale type (Ambrym)

            Afmetingen: 60 x 32 x 33

Materialen: plantaardige vezels, kit en pigmenten

Collectie Speiser: Museum der Kulturen, Basel

Inventarisnummer: Vb 4756

© Foto: Peter Horner

Uit: Huffman 1996a:20

 

Afbeelding 74. Zijaanzicht van een verticaal rom-dansmasker (Ambrym)

                        Afmetingen: H. 40 cm (zonder baard)

Materialen: plantaardige vezels, bamboe, lianenhout, kit en pigmenten

Collectie Clausmayer: Rautenstrauch-Joest-Museum für Völkerkunde, Köln

Inventarisnummer: 15 918

© Foto: Rheinisches Bildarchiv und Photoarchiv des Rautenstrauch-Joest-Museum

Uit: Bounoure1992:87

 

Afbeelding 75. Vooraanzicht van het verticale rom kón-dansmasker

(Metamli, noord Ambrym)

            Afmetingen: H. 80 cm.

Materialen: plantaardige vezels, bamboe, kit, cycasbladeren en pigmenten

Collectie (1949): Musée national des Arts d’Afrique et d’Océanie, Paris

Inventarisnummer:

© Foto: Dominique Genet

Uit: Kaeppler et alii 1993:134

 

Het rom kón masker onderscheidt zich van de andere verticale rom-maskers door een weelderige bos cycasbladeren op de kruin (Guiart 1951:68-69). Het groene pigment is naast de ruitvorm typerend voor al de rom-maskers. De rom-maskers treden op in het ole-genootschap. Na hun optreden werden de rom-maskers vernietigd. Hieruit werd door Guiart (1951:69) afgeleid dat het ole-genootschap een uiterst geheime mannenbond moest zijn. Deze visie is intussen herzien. Het genootschap is niet geheim maar veeleer gesloten (Patterson: persoonlijke mededeling: Melbourne 10-09-2002). Guiart (1951:68) denkt dat de rom-maskers morfologisch verwant zijn met de temes malau uit zuidoost Malakula. Het masker waarnaar Guiart refereert werd zowel door Edge-Partington (1898:III-55) als door Deacon (1934: plate XX/2) gepubliceerd (fig. 7).[240] Het is op een ramparamp geplaatst en vertoont  geen enkele gelijkenis met de temes malau zoals die beschreven wordt door Kaufmann (afb. 64). Deacon (1934: 427-28) van zijn kant is van oordeel dat er twee temes malau maskertypes in gebruik zijn. Allereerst een volgens hem minder belangrijk ruitvormig masker gemaakt uit lichte materialen (spinnenwebben?).[241] Daarnaast vermoedt Deacon (1934: fig. 26) dat er een tweede belangrijker masker in gebruik is dat uit hout wordt gesneden (fig. 8). Dit masker waaraan ledematen, fallus, vulva en een lange kegel op de kruin zijn toegevoegd, vertoont duidelijke morfologische overeenkomsten met het temes malau boomvarenmasker van afbeelding 64.

 

Figuur 7. Temes malau (?) op                    Afbeelding 76. Spinnenweb masker

een  rambaramp                                          Temes malau (?)

Verzameld in 1888 in Port Sandwich,       Afmetingen: H: 84 cm

Zuidoost Malakula                                       Materialen: spinnenwebbenen pigmenten

Collectie Speiser (1910-12). Museum der Kulturen, Basel

                                                                       Inventarisnummer: Vb 4023

© Foto: Peter Horner

Uit: Edge-Partington 1898: III-55               Uit: Kaufmann   1997:83

 

Figuur 8. Temes malau helmmasker van het nalawan-genootschap

Uit: Deacon 1934:428

 

1.6.1.4. Spleettrommen

 

1.6.1.4.1. De verticale spleettrom (atingting)

 

De verticale spleettrom (atingting) speelt een belangrijk rol in de rituelen en ceremonies op Ambrym en Malakula. De atingting is in Vanuatu uitsluitend te vinden op de eilanden Malakula, Ambrym, Epi en Efate. Dit zou volgens Layard (1942:310) betekenen dat de verticale spleettrom alleen voorkomt op eilanden waar bij de hogere nimangki-graden monolieten en stenen platformen worden gebruikt.[242] Volgens Rio (2000:www) hebben de Ambrymezen de kopierechten om verticale spleettrommen te maken samen met de graden meleun en mal in de 19e eeuw in Malakula aangekocht. Wat betreft de morfologie is hij in tegenstelling met Fischer (1957:60) van oordeel dat de stijl niet afkomstig is van Malakula, maar ontstaan is in west Ambrym (afb. 77 en 78).

 

Afbeelding 77. Zijaanzicht van een verticale atingting met schijfvormige ogen (Ambrym)

Afmetingen: H. 358 cm

Materiaal: hout (gerestaureerd in 1994-95 en 1999)

Ex-collectie Mme T.L. Fowler, collectie (1972): Musée d’ethnographie, Neuchâtel

Inventarisnummer 11616 72.5.1.

© Foto : Musée d’ethnographie, Neuchâtel

 

Afbeelding 78. Frontaal zicht op een verticale atingting met spiraalogen (Ambrym)

Afmetingen door ons opgenomen:

Totale hoogte inclusief voetstuk: 342 cm.

Hoofd tot aan de schouder: 95 cm.

Hoofd tot aan de kin: 132 cm.

Breedte hoofd: 59 cm.

Linker oogschijf: 31 x 28,5 cm.

Rechter oogschijf: 40 x 26 cm.

Lengte neus vanaf de glabella: 40 cm.

Breedte neus aan de basis 26 cm.

Romp (klankkast): 185 cm.

Klankspleet: 127 cm.

Diameter romp bovenaan: Ø 63 cm, omtrek 198 cm.

Diameter romp onderaan: Ø 68 cm, omtrek  214 cm.

Materiaal: hout

Collectie: Prosper & Mady de Vriese, Laramière, France

© Foto : Prosper de Vriese

 

De stijl zou zich onder de impuls van enkele plaatselijke jif (dorpshoofden) ontwikkeld hebben uit een eenvoudige Malukulaanse stijl (Rio 2003:e-post). Guiart (1949:65) beschouwt de verticale trommen van Ambrym en zuidoost Malakula als een van de meest geslaagde kunstuitingen in Melanesië. Een onderscheid maken tussen de spleettrommen van zuidoost Malakula en Ambrym is meestal niet mogelijk. Dit wordt duidelijk met de afbeeldingen 83 en 84 die de spleettrommen in situ tonen. Speiser (1923:375) stelde vast dat de verticale spleettrom enkel voorkomt in gebieden waar figuratieve sculptuur voorkomt. Hij trekt hieruit het besluit dat men de verticale trom vooral moet zien als een uitgeholde figuratieve sculptuur. De atingting is voor hem een sculptuur, een muziekinstrument en de spreekbuis van de voorouders. Clausen (1960:17-19) ziet in de verticale spleettrom een androgyne figuur. De licht schuin opstaande trom verwijst naar de penis in erectie terwijl de spleet de vulva voorstelt. Guiart (1965:14) is het daar niet mee eens en verwerpt het idee dat de opgerichte spleettrom een fallussymbool is. Pataud-Celerier (1997:56) houdt echter vast aan het idee dat de verticale spleettrom biseksuele eigenschappen vertoont. Zowel de mannelijke erectie, als het vrouwelijk geslacht komen er voor hem in voor.[243] Hij ziet een verwantschap tussen de spleettrom en het intersexvarken dat ook kenmerken van beide geslachten vertoont.[244]

 

De productie van de spleettrom gebeurt in verschillende stappen die soms jaren in beslag kunnen nemen. De trom is slechts bruikbaar wanneer hij via rituelen en het bespelen zijn definitieve “stem” heeft verworven. Voor elk stadium in de productie zal de opdrachtgever moeten betalen. De beeldhouwer wordt betaald met varkens terwijl zijn assistenten groenten, fruit en vlees krijgen. Indien de trom besteld is door een individu, dan heeft deze het recht er zijn rangtekens op aan te brengen. Een hoge rang kan aangegeven worden door slagtandvarkens (afb. 120a) of door een extra facies (nana) (afb. 79 en 80).

 

Afbeelding 79. Atingting met geatrofieerde handen (Fanla, noord Ambrym)

© Foto: Globes Mémoires

Uit: Pataud-Celerier 1997:56

 

Afbeelding 80. detail van een atingting met twee facies (1900-1915, Ambrym)

Afmetingen: H. 274 cm.

Materiaal: hout.

Collectie: The Beede Gallery, National Music Museum (University of South Dakota), Vermillion.

Inventarisnummer: 2759.

© Foto: National Music Museum.

Uit: http://www.usd.edu/smm/

 

De verschillende productiestadia worden beschreven door Guiart (1965:14-18) en Layard (1942:310-11):

 

1.   Zoeken en selecteren van een geschikte boom (mes-mes).[245]

2.  Voorbereidingen voor het vellen van de boom. Aangezien men niet over metalen werktuigen beschikte zal men de boom laten afsterven door hem te ontschorsen of zijn wortels te verbranden.

3.  Het vellen van de boom. In zuidwest Malakula zal men aan de voet van de boom een vuur brandend houden tot de boom omvalt (Guiart 1949:53).

4.  Het afscheiden van een stronk Dit gebeurt onder leiding van een gekwalificeerd beeldhouwer. De huid van de stronk wordt glad afgewerkt. De basis van de trom wordt tot een kleinere diameter teruggebracht terwijl de andere zijde antropomorf zal uitgewerkt worden. Het uithollen van de trom gebeurde oorspronkelijk door uitbranden. Voor de verdere afwerking gebruikte men een stenen dissel. Na de komst van de kolonisten gebruikte men meer en meer metalen bijlen en dissels (afb. 89). Men zal de stronk uithollen tot men aan de spleet (tute) een wanddikte van ongeveer zeven centimeter heeft bereikt. Het gezicht van de trom noemt men Bweten Atingting en de spiralen onder de kin Wator. De supplementaire facies noemt men de Nana. Volgens Layard (1942:347) is de lengte van de spleet op het eiland Vao (noordoost) gelijk aan de omtrek van de trom. Guiart bevestigt dat al de trommen in de collectie van het Musée de l’Homme aan deze “gulden snede” beantwoorden (Guiart 1949:54).[246]

 

Op Ambrym krijgt de spleettrom een tweedelig installatieritueel. Volgens Guiart (1965: 15) bestaat het eerste deel uit een plengoffer gemaakt met het vruchtwater van een groene kokosnoot en het sap van bladeren. In noord Ambrym waar de spleettrom het eigendom van de opdrachtgever blijft, zou het offer erin bestaan een kip te slachten en het bloed in de tromspleet te laten lopen. Het tweede deel van het installatieritueel is het dagenlang bespelen van de trom tot zijn “weerstand” is gebroken en hij zijn definitieve “stem” heeft verworven. Daarna is het instrument klaar voor communicatie, ceremonies en rituelen. Om iemand op te roepen speelt men eerst een “oproepritme” dat gevolgd wordt door het ritme specifiek voor de graad van de opgeroepen persoon. Enkel clanleden met middenrang bespelen de trommen. Soms bespeelt één persoon twee trommen tegelijk (Guiart 1956b:217).

 

Morfologisch is de verticale trom vergelijkbaar met de boomvarenbeelden in Ambrym-stijl van de (afb. 78 zie ook 2.1.2.). Ook hier beantwoordt de facies aan het geldende schoonheidscanon: brede neus, grote neusgaten, uitgesproken wenkbrauwen en kin. Een verschilpunt is dat rond de facies een of meerdere biconvexe getande randen zijn gebeeldhouwd, daar waar deze bij de boomvarenbeelden geschilderd zijn. De trom in het museum van Neuchâtel (afb. 77) en deze uit de collectie De Vriese (afb. 78) zijn een schoolvoorbeeld van de spleettrommen die voorkomen op Ambrym en zuidoost Malakula. De facies is concaaf uitgewerkt met een hoog voorhoofd.[247] De  schijfvormige ogen liggen onder diepe boogvormige wenkbrauwen. De glabella loopt over in de margo nasi. De neus is groot en breed en heeft een doorboord septum. Onder het gelaat zijn  doorgaans twee gekrulde varkenstanden gesneden. Soms zijn er geatrofieerde armen en handen aan toegevoegd (afb. 79). Uitzonderlijk hebben de trommen twee boven elkaar geplaatste facies (afb. 80, 81a en 81b) of een sculptuur op de achterkant van het hoofd (afb. 82a en 82b).

 

Afbeelding 81a & 81b. Voor- en zijaanzicht van een Atingting  met twee facies, voor een man van hoge rang (west Ambrym)

Afmetingen: H. 420 cm

Materiaal: hout

Collectie Speiser (1910-12). Museum der Kulturen, Basel

Inventarisnummer: Vb 4020

© Foto’s: Museum der Kulturen, Basel

Uit: Guiart 1963:238  & Kaufmann  1997:54

 

Afbeelding 82a & 82b Atingting en detail van de achterkant.

(Ambrym of zuidoost Malakula)

© Foto: Metropolitan Museum New York

Uit: http://sorrel.humboldt.edu/~rwj1/HEB/HEB011s.html

 

Zoals reeds vermeld verwijst de dubbele facies naar de rang van de opdrachtgever. De figuur op de achterzijde heeft tot doel indringers of dieven af te schrikken (Pataud-Celerier 1997:58). Naast de antropomorfe trommen zijn er ook exemplaren bekend waar het bovendeel conisch is gesculpteerd zonder enige vorm van versiering. Deze spleettrommen zouden vooral in west Ambrym voorkomen. Ze vertonen een verrassende gelijkenis met de verticale spleettrommen uit het midden Sepikgebied (Fischer 1957:62).

 

In het zuiden van Malakula zijn de facies van de trommen meer geometrisch en in vlakreliëf uitgevoerd. Een trom uit zuidwest Malakula (afb. 85a en 85b) toont duidelijk aan dat men hier niet langer met een rondplastische sculptuur te maken heeft.

 

Afbeelding 85a & 85b. verticale spleettrom (naïtintin) in situ en een detail 

(Wormiall, zuid Malakula)

            Afmetingen: 282 x 63 cm

            Materiaal: hout  (Intsia bijuga)

            Gift aan de Korrigane-expeditie. Collectie: Musée de l’Homme, Paris

            Inventarisnummer : MH 61.103.14

            © Foto’s : Photothèque & Laboratoire photographique du musée de l’Homme

            Uit : Coiffier 2001:108-09

 

De facies is  biconvex  in de stronk ingesneden. De morfologie wordt bepaald door twee vlakken. Het buitenoppervlak, dat blokgebonden is, vormt de huid van de sculptuur. Het binnenvlak bepaalt de snijdiepte. De techniek is vergelijkbaar met die van de hout- en linosneden.

 

Op de Kleine Eilanden kent men ware tromensembles. De grootste trom die meer dan drie meter groot kan zijn, noemt de men de moedertrom (tinan). Rond de moedertrom staan in afnemende grootte andere exemplaren (tarine, gheluvghe, pětŭr) opgesteld. Ter aanvulling worden kleine draagbare spleettrommen (sarune) bespeeld. De trommen worden versierd door er onderkaken van slagtandvarkens aan te bevestigen (afb. 120a) (Layard 1942:311, 346-47). De uitvoering van de facies is vlakker in vergelijking met de trommen van Ambrym en zuidoost Malakula, maar minder grafisch dan die van zuid en west Malakula (afb. 33, 86a en 86b).

 

Afbeelding 86a & 86b. Verticale spleettrom in situ en een detail

(eiland Vao, noordoost Malakula)

© Globe-Mémoires

Uit: Pataud-Celerier 1997:58

 

Het gezicht is minder concaaf en ingeschreven in een strakke ruitvorm. De zijden van de ruitvorm eindigen in een krul die naar varkensslagtanden verwijst. De neus is breed en heeft grote neusgaten. De ogen zijn cirkelvormig of biconvex terwijl de mond klein is. Men kan de spleettrommen van de Kleine eilanden stilistisch situeren tussen de uitgesproken rondplastische stijl van Ambrym en zuidoost Malakula, en de vlakke schematische stijl van zuid Malakula.

 

Bij de Big Nambas zijn de spleettrommen zeer eenvoudig uitgevoerd. Slechts de ogen worden rudimentair aangegeven met vierkante of driehoekige openingen. De spleet van de trom stelt de mond voor (afb. 87).

 

Afbeelding 87. Een Big Namba slaat de trom (noordwest Malakula)

© Video: Time-Life Multimedia

Uit: Attenborough 1976.

 

Hans Fischer (1957:58-61) heeft een classificatie gemaakt van de spleettrommen op Ambrym, Efate, Epi en Malakula. Bij deze stijlstudie heeft hij gebruik gemaakt van het beeldmateriaal dat door andere onderzoekers werd verzameld. Dit betekent dat hij moest vertrouwen op de gegevens die op dat ogenblik over de trommen beschikbaar was. Het resultaat van het onderzoek van Fischer kan men terugvinden in figuur 9.

 


Figuur 9 : Verticale spleettrommen op Ambrym en Malekula.

Stijlindeling volgens Hans Fischer (1957:58-61)

 

1–4 : Vao en Atchin

(Kleine Eilanden, noordoost Malakula)

6 & 9: noord Malakula (Big Nambas)

5 & 8: noordoost Malakula: mengstijl met elementen uit noord Malakula en van de Kleine Eilanden ( ruitvormig gezicht met neus

5 zeer zeldzame vormgeving

7: tekening van Speiser (1913 Taf. 109 Fig. 18) Waarschijnlijk afkomstig uit noordoost Malakula

8: veeleer op de Kleine Eilanden te situeren

10-13: zuid en zuidwest Malakula

10: uniek exemplaar

14: zuidoost Malakula

13: werd door Speiser in west Ambrym gesitueerd, maar wordt door Fischer in zuid Malakula geplaatst. De trom is in een stijl typische voor zuid-zuidwest Malakula gesneden.

15-17: west (?)Ambrym

18 & 20: noord Ambrym. Worden ten onrechte door Fischer in zuid Ambrym gesitueerd.

19: door Fischer in zuid Ambrym gesitueerd. Deze stijl is echter typisch voor het eiland Epi (Guiart 1949:65 &   Speiser 1923 Taf. 104 Fig. 6)

 

Rood: aanvullingen of verduidelijkingen die steunen op recente gegevens.

 

Bij de interpretatie moet men voor ogen houden dat enkele trommen die in de classificatie werden opgenomen unieke exemplaren zijn.[248] Men mag deze niet als representatief voor een stijl beschouwen. De verschillende trommen die Fischer catalogiseerde illustreren de creativiteit van een kunstenaar.

 

1.6.1.4.2. De horizontale trom

 

In tegenstelling met de atingting is de horizontale trom meer algemeen verspreid in Vanuatu. Om een horizontale trom te maken gebruikt men bamboe of hout. De trom wordt op de grond gelegd en bespeeld door met een stok op de spleetlip te slaan. De horizontale trommen worden niet versierd, behalve bij de Small Nambas waar men aan één zijde een gelaat sculpteert dat lijkt op het gelaat van hun verticale trommen (afb. 88).

 

Afbeelding 88. Horizontale spleettrom (zuid Malakula)

Afmetingen: 90 x 16 cm

Materiaal: hout

Gift aan de Korrigane-expeditie (1935). Collectie: Musée de l’Homme, Paris

Inventarisnummer : MH 62.57.9

© Foto’s : Laboratoire photographique du musée de l’Homme

Uit : Coiffier 2001:110

 

Layard (1942:310) stelde vast dat de horizontale trom in Malakula en Ambrym meestal in combinatie met de verticale trom wordt bespeeld (afb. 83). Clausen (1960:17-18) stelt dat de liggende spleettrom typisch is voor de matrilineaire gemeenschappen van de meer noordelijke eilanden van Vanuatu (Raga tot de Bankseilanden).[249]

 

1.6.1.5.    Rituele varkenshamers

Voor de rituele varkensoffers worden in Vanuatu speren, pijlen en knuppels gebruikt. Slechts op Malakula en Ambrym maakt men naast pijlen ook gebruik van een L-vormige houten rituele varkenshamer. Wegens de opvallende morfologische overeenkomsten tussen de rituele dissels en rituele varkenshamers vermoeden wij dat de dissel model heeft gestaan (afb. 89).[250]

 

Afbeelding 89. Ceremoniële dissel (Malakula)

Afmetingen: H. 47 cm

Materialen: hout, vezels en ijzer

Collectie: Masco

© foto: Dirk Bakker

Uit: Wardwell 1994:148-49

 

Het stijlverschil tussen de speettrom en de varkenshamers ligt volgens Guiart (1965:19) in de vorm van de ogen. Deze zouden een druppelvorm hebben terwijl de ogen bij de spleettrommen een schijfvorm zou hebben.[251]

 

Morfologisch delen we de varkenshamers op in twee groepen: de antropomorfe en geometrisch versierde hamers. De varkenshamers van noord Ambrym en zuidoost Malakula vallen onder de antropomorfe stijl. Zij zijn uitgevoerd in de Ambrym-stijl die wij ook terugvinden bij boomvarensculpturen en verticale trommen uit deze regio (zie 2.1.2.). De antropomorfe knuppels hebben een facies aan de hamerzijde en een volledige figuur aan de zijde van het handvat. (afb. 90b en 91b)[252]

 

Afbeelding 90a & 90b Rituele varkenshamer met een facies en een figuur en een detail van de hamer (Ambrym of zuidoost Malakula)

Afmetingen: 77 x 40 x 8 cm

Materiaal: hout

Collectie: auteur

© Foto: de Mey

 

De kruin heeft de vorm van een hyperboloïde of een mijter gevormd door een verlenging van het voorhoofd (afb. 90a en 90b). Op de kruin kan ook een janushoofd of een vogel voorkomen (afb. 91b en 92).

 

Afbeelding 91a & 91b. Zware rituele varkenshamer met drie figuren en één facies. Rechts detailopname (Ambrym of zuidoost Malakula)

Afmetingen: 99 x 56 x 12 cm.

Gewicht: 8 kg!

Materiaal: hout

Collectie: auteur

© Foto: de Mey

 

Afbeelding 92. Rituele varkenshamer (Ambrym of Malakula )

Afmetingen: H. 97 cm.

Materiaal: hout

Ex-Collectie von der Heydt. Collectie: Museum Rietberg, Zürich

Inventarisnummer. RME 703

© foto: Museum Rietberg, Zürich

Uit: Huffman 1996a:40

 

De concave facies is ingeschreven in een ruitvorm. Indien een complete figuur is gebeeldhouwd dan wordt deze steeds voorgesteld met de handen op het abdomen en de knieën en voeten naar binnen gericht. Naast de antropomorfe exemplaren komen er ook geometrisch versierde varkenshamers voor. Men treft ze aan in west Ambrym. Ze hebben twee of drie parallelle getande randen die als een hanenkam over het distaal deel van de hamer lopen (afb. 94). De getande rand is waarschijnlijk een abstrahering van de getande baard van de Ambrym-stijl.

 

Op de Kleine Eilanden zijn de facies van de varkenshamers verwant met de Ambrym-stijl, maar strakker en meer geometrisch uitgewerkt (fig. 10 en afb. 93).

 

Afbeelding 93. Rituele varkenshamer en detail (Vao, Kleine Eilanden, Malakula)

Afmetingen: H. 57 cm.

Materiaal: hout

Collectie: Todd Barlin, Sydney

 

Figuur 10. Rituele varkenshamer uit Wala (Kleine Eilanden, Malakula)

Collectie: Musée de l’Homme

Inventarisnummer : D. 39.3.209

Uit : Guiart 1949:62

 

Afbeelding 94. Rituele varkenshamer met getande rand (Ambrym)

Afmetingen: 53 x 25 x 5

Materiaal: hout

Collectie: auteur

© Foto: de Mey

 

In het Seniang district (Malakula) wordt de naai motomot of varkenshamer alleen gebruikt voor de ceremonies van de lagere graden. Voor het sculpteren van een varkenshamer zal de opdrachtgever beroep doen op een beeldhouwer uit de familie van zijn vrouw (Guiart 1965:17). Waardevolle varkens met grote slagtanden zouden op Malakula met een ceremoniële speer worden gedood (Deacon 1934:194).[253] Bij de Big Nambas zou het varken eerst met een pijl doorboord worden waarna het met de varkenshamer wordt afgemaakt (Deacon 1934: 198-99).[254]

 

1.6.1.6.  Wapens

 

De betrekkingen tussen verschillende eilanden waren meestal vreedzaam. Op de eilanden was de situatie verschillend en waren de relaties tussen de dorpen soms gespannen. Tonkinson (1981b:239) vermeldt dat er oorlogen tussen verschillende dorpen voorkwamen, maar dat een blijvende vijandschap niet frequent was. De meeste moordpartijen waren wraakacties. De strategie bestond erin hinderlagen op te zetten. Deze techniek vereist weinig krijgers en de schermutselingen waren van korte duur. De wraakacties stonden steeds in verband met de teruggave van weggelopen varkens, dorpsgrenzen, het gebruikt van paden, vrouwen, toverij en het niet naleven van afspraken.

 

Bij de oorlogsvoering  gebruikt men speren, knotsen en pijl en boog. Op pijl en boog worden geen versieringen aangebracht. In noordwest en in oost Malakula treft men speren aan met januskoppen op de schacht. De sperenversiering van de Big Nambas (noordwest Malakula) is morfologisch vergelijkbaar met de hoofden van de ponarat (afb. 43a en 95).

 

Afbeelding 43a & 43b. Ponarat uit Amok (Big Nambas, noord Malakula)

Afmetingen: H.   (afb. 43a)  & 39 cm (afb.43b)

Materialen: boomvaren.

Uit: Zervos 1961:19 & 21

© Foto: Luc Joubert.

 

Afbeelding 95. Deel van een speerschacht met januskop (Big Nambas noordwest Malakula)

Afmetingen: 66,5 x 5,5 cm

Materialen: hout, rotan en plantaardige vezels

Collectie Meyer

© Foto: Olaf Wipperfürth

Uit: Meyer 1995:424

 

In oost Malakula zijn de facies op de speren ingeschreven in een ruitvorm. Dezelfde iconografie vinden we terug op de verticale spleettrommen en de varkenshamers uit deze streek (Speiser 1923a: Tafel 49 fig. 16).

 

Knotsen treft men in Vanuatu in verschillende vormen aan. Speiser (1923a: 227-32, Tafel 57, 58 en 59) heeft drieënzestig verschillende knotsen gecatalogiseerd. Hij wijst erop dat het niet steeds mogelijk is de plaats van oorsprong van een knots te achterhalen. Twaalf types heeft hij in Ambrym en Malakula gesitueerd. Een vaak voorkomend model is de vierknopsknots waarvan er zich een exemplaar in de etnografische collectie van de Universiteit Gent bevindt (afb. 96 en fig. 11/5 en 11/10). Op Malakula komt een morfologisch merkwaardig spatelvormige knots voor die als schedelsplijter wordt gebruikt (afb. 97 en fig. 11/2). Op Ambrym komen antropomorfe knotsen voor met een januskop (afb. 98 en fig. 11/11). Het is merkwaardig dat op Vanuatu  geen schilden of dolken voorkomen (Speiser 1923b:210).

 

Figuur 11. Knotsentypes van Malakula en Ambrym

1 – 6 Malakula

7- 12 Ambrym

Uit: Speiser 1923a:Tafel 60

 

Afbeelding 96. vierknopsknots (Ambrym of Malakula)

Afmetingen: L. 80 cm

Materiaal: hout (draagband verloren)

Collectie: Etnografische verzamelingen van de Universiteit Gent, Gent

Inventarisnummer: GE 58.68

© Foto: Gustaaf Troch

Uit: Bruyninx & van Damme 1997:61

 

Afbeelding 97.                                                         Afbeelding 98.

Spatelvormige knots(Malakula)                                 Janusknots (Ambrym)

 

Afmetingen: 97,8 x 6 cm                                         Afmetingen:  77 x 17,5

Materiaal: hout                                                         Materialen: hout en vezels (draagband)

Collectie: Meyer                                                      Collectie Guiart (1949): Musée national

© Foto: Olaf Wipperfürth                                        des Art d’Afrique et d’Océanie, Paris

Uit: Meyer 1997:36                                                 Inventarisnummer: D. 61.1.11

                                                                                  © Foto: Réunion des musées nationaux

                                                                                  Uit : Huffman 1996d :194

 

 

 

 

1.6.2. De zandtekening en het land van de doden

 

Het gebruik om met de wijsvinger een tekening in zand of as aan te brengen is terug te vinden van het eiland Epi (centraal Vanuatu) tot in het zuidoosten van de Salomonseilanden.[255] Gelijksoortige verfijnde geometrische tekeningen heeft men in Vanuatu ook teruggevonden op magische stenen (zie 1.6.1.1.3).[256] De sandroing (Bislama voor zandtekening) wordt ook gebruikt om een bericht na te laten. Daarom kan men de zandtekening beschouwen als een aanzet tot een geschreven taal.

 

Het traceren van de complexe labyrintachtige motieven van de zandtekening is onderworpen aan twee regels. Ten eerste mag men gedurende het schrijfproces de vinger niet oplichten. Ten tweede is het toegestaan om andere lijnen te kruisen, maar men mag ze niet overschrijven (afb. 99).[257]

 

Afbeelding 99. De zandtekening wordt met de wijsvinger in één ononderbroken lijn getrokken

© Foto: Anthony G. Kendrick

 

Ook op Malakula en Ambrym maakt men ingewikkelde zandtekeningen die sinds de komst van het toerisme een bezienswaardigheid zijn geworden. Voor zijn dood had Deacon 118 verschillende zandtekening genoteerd. Layard is overleden voor hij zijn studie van 100 verschillende zandtekeningen kon publiceren (Huffman 1996c:247-48). Speiser (1923b:394) daarentegen heeft slechts enkele zandtekeningen gezien en deze stelden steeds zeilboten voor[258] Intussen heeft Tailhade 180 verschillende patronen geclassificeerd.[259]

 

De zandtekeningen hebben verschillende betekenislagen. Ze kunnen getekend worden met profane bedoelingen: als bericht of als vermaak. Daarnaast kunnen ze ook een rituele betekenis hebben. Deacon (1934:554-55) vermeldt dat de zandtekening tijdens het dodenritueel de naziel de weg moet wijzen naar het “Land van Wies” (het hiernamaals).[260] De naziel moet langs een uitgestippeld pad (nahal) naar het hiernamaals. Het pad loopt symbolisch langs symmetrie-as de zandtekening. De bewoners van Seniang (zuidwest Malakula) geloven dat de naziel op zijn nahal door Temes Savsap, een vrouwelijke geest, wordt opwacht. Als Temes Savsap de naziel ziet naderen maakt ze een zandtekening  en veegt de helft van de tekening weg (fig. 13). Om doorgang te verkrijgen moet de naziel het diagram terug vervolledigen. Kan de naziel de sandroing niet aanvullen, dan zal Temes Savsap de hem verslinden. Volgens  Deacon is de tekening op zich niet het belangrijkste, maar wel het aanleren van de tekenprocedure (tu). Zonder deze vaardigheid zal de naziel de tocht naar het Land van Wies niet overleven. Ook Gell (1998:93-94) is van oordeel dat het esthetische van de sandroing niet het belangrijkste is. De tekening moet gezien worden als een actie zoals de dans. De tekenaar toont niet alleen zijn virtuositeit door op een efficiënte manier de tekening uit te voeren, maar hij toont vooral dat hij in staat zal zijn het hiernamaals te bereiken. De zandtekeningen tonen aan dat het bij Melanesische “esthetica” niet gaat om de schoonheid maar om het uitdrukken van een functie en de capaciteit om deze naar zijn hand te zetten en te gebruiken.

 

Guiart (1963a:114) stelt dat sommige zandtekeningen niet mogen uitgevoerd worden in de aanwezigheid van niet-geïnitieerden, vrouwen en kinderen. Of de sandroing gewoonlijk door vrouwen werd getraceerd, zoals Layard (1942:649) beweert, wordt in twijfel getrokken. Huffman (1996c:248-49) is van oordeel dat zowel mannen als vrouwen sandroing maken en dat ze elk over een eigen reeks patronen beschikken.[261] Hij verwijst naar het aan de vrouwen voorbehouden yemarkon-genootschap dat over een eigen arsenaal aan zandtekeningen zou beschikken.[262]

 

Enkele patronen zijn ondertussen wereldberoemd geworden. Vooral de “schildpad van Deacon”  is alom bekend (fig. 12 en afb. 100). Naast de schilpad vormen haaien, vissen, vogels, vleermuizen, huizen, kano’s, Europese schepen, mythische figuren, bewakers van het jenseits en rituele objecten het onderwerp van zandtekeningen (Guiart 1963a:114).

Figuur 12. Ahü of de “schildpad van Deacon”

Uit: Huffman 1996c: 251

 

Afbeelding 100. Uitvoering van de ahü

© Foto: Anthony G. Kendrick

 

 

Volledige zandtekening nahal

 

 

1.6.3.Niet-materiële kunsten (dans, zang en muziek)

 

Voor Deacon (1934:41-43) waren er vóór de komst van de kolonisten talrijke ceremonies, rituelen en festivals verbonden met de oogst van de tuingewassen. Naast de oogstfeesten boden de ceremonies, initiaties, clanfeesten en vruchtbaarheidsfeesten een gelegenheid voor  danis, singsing en myusek (Bislama voor dans, zang en muziek). Iedere Nimangki-graad heeft zijn eigen zang, muziek, dans en tromritme.

 

Dans en muziek spelen een belangrijke rol op Ambrym en Vanuatu. De plaatselijke bevolking beschouwt dansen als de belangrijkste vorm van creatieve expressie (Harrisson 1937:352). Baker (1951:211-12) vermeldt dat de dans in 1933-34 een belangrijk rol speelde bij chief-making (Bislama: aanstellen van een leider).[263] Alhoewel zang, muziek en dans volgens Layard (1942:313-316) tot de meest spectaculaire kunstvormen van Malakula zouden behoren is er weinig informatie overbeschikbaar. Layard (1936: 123 en fig. 23-24) vergelijkt de choreografie van de dansers op Malekula met de zandtekeningen. Het corpus van de dansers vormt parallelle rijen terwijl de solodanser, ook de “sperwer” genoemd, net als de naziel bij de sandroing, dwars door de rijen een pad danst.

 

Alle gebruikte muziekinstrumenten in Vanuatu behoren tot de familie der idiofonen en aerofonen. De enige uitzondering is de harp (chordofoon) die op Ambrym zou voorkomen (Speiser 1923b:379). De instrumenten die in Malakula en Ambrym voorkomen zijn de spleettrom (horizontaal en verticaal), de ratel, de schelphoorn (conch), de muziekboog, de panfluit, de vingerfluit en de bamboetrompet. Op Ambrym zouden bromhouten met een lengte van ongeveer vijftig centimeter gebruikt worden (Speiser 1923: plate 108 fig. 22 en 23).[264]

 

Volgens Harrisson (1937:352) zijn de gezangen lange verhalen die uren kunnen duren. De voornaamste inspiratiebron zijn de mythen. De zangteksten werden door de onderzoekers in de plaatselijke taal genoteerd, maar zelden vertaald. Hun betekenis is soms niet meer te achterhalen. De begeleidende muziek werd in onze westerse transcriptiemethode genoteerd. Bij gebrek aan tabulatuurnotities is het moeilijk een muziekuitvoering te reconstrueren.[265]

 

Zang en dans zijn net als de gradenceremonies en de materiële cultuur verhandelbaar. Dit verklaart waarom de mannen van Ambrym naar zuid Malakula gaan om daar de dansen en liederen aan te leren. Men danst steeds in groepen van hetzelfde geslacht. De vrouwen mogen in de nabijheid van het cultusplein dansen, terwijl de mannen op het plein dansen. De dans als individuele performance komt alleen in de Nimangki-ceremonies voor (Layard 1942:316 en Speiser 1923: 380-81).

 

Miles (1998) wijst er op dat de bevolking van Vanuatu nog steeds een bijzondere aanleg vertoont voor muziek en zang. Tot vandaag gaat elk feest (singsing) steeds gepaard met dans, muziek en zang.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[208] Volgens Tonkinson (1967:27) zijn titel en graadnaam in zuidoost Ambrym identiek.

[209] Wij gebruiken de termen van Tonkinson, maar tussen haakjes geven we de titel in een meer gangbare schrijfwijze die Patterson gebruikt (1981:221).

[210] De genootschappen zijn ook culturele artefacten maar deze werden reeds behandeld (1.5). Hier zullen wij voornamelijk ingaan op artefacten die rechtstreeks of onrechtstreeks in verband staan met het nimangki-genootschap.

[211] In zuid Pentecost beoefenen de jonge mannen de ghol een gevaarlijke sprong vergelijkbaar met moderne benji. Met de voeten vastgemaakt aan twee lianen springt een jonge man van een twintig meter hoge toren. In zuid Pentecost wordt de ghol rond maart-april gesprongen bij de voorbereidende rituelen voor de yamoogst. De gol is via het kopiesysteem in  Onua (noord Malakula) beland waar hij deel uitmaakt van een gradenceremonie (Guiart 1956b:119-20 en Huffman 2003:2-3).

[212] Speiser (1934:175) stelt dat de materiële cultuur van Nieuw-Caledonië rijker is dan die van zuid Vanuatu. Dit zou te verklaren zijn door een rechtstreekse immigratie vanuit het Sepikgebied. Willitsch (1936:332-33) is het daar niet mee eens en is van oordeel dat de houten maskers van Nieuw-Caledonië en noord Vanuatu ontegensprekelijk markante overeenkomsten vertonen. Het maskertype met de typische gehypertrofieerde neus zou vanuit Vanuatu Nieuw-Caledonië bereikt hebben.

[213] Speiser (1923:373) wijst erop dat er in centraal en zuid Vanuatu, waar geen ranggenootschappen bestaan, praktisch geen materiële cultuur voorkomt.

[214] Voor een beschrijving van de ritueel belangrijke vogelsoorten verwijzen wij naar Harrisson (in Layard 1942 appendix II).

[215] Bij de beoordeling van de kunstproductie is enige voorzichtigheid geboden. De artefacten die zich in de Westerse musea bevinden zijn niet steeds representatief. Alleen objecten die transporteerbaar waren werden verzameld. Huizen, boten, monolieten, stenen en houten monumenten bereikten zelden het Westen. De vraag is of de classificaties die in de Westerse musea werden gemaakt overeenstemmen met de werkelijkheid (Bolton 2001:252).

[216] Ponarat, p’naret, bonaret, ponerat, bongarat (bij de Small Nambas van Mae of Dirak), ph’n taut (bij de Big Nambas) zijn de lokale namen die men aan het dakfinaal geeft. Het is tegelijk de lokale naam voor de boomvaren (Hoke e-post: 27 januari 2003).

[217] Dit zou betekenen dat zolang de clanoudst de hoogste graden niet heeft bereikt er op het mannenhuis geen ponarat zou staan. Is dit de verklaring waarom de ponarat door Deacon, Layard en Speiser niet vermeld wordt? Huffman (e-post: 4 februari 2003) stelt dat alle mannenhuizen in noordwest en noordcentraal een ponarat hadden. Indien er slechts weinig exemplaren te vinden zijn in de Westerse verzameling is dit omdat de handelaars er geen belangstelling of aandacht voor hadden.

[218] Dit lijkt ons onwaarschijnlijk want het leiderschap is bij de Big Nambas erfelijk. De big man heeft alle macht. Het nimangki-genootschap staat er volledig ten dienste van zijn politieke ambities. Men kan zich moeilijk voorstellen dat hij niet zelf initiatieven zou nemen om een ponarat te laten beeldhouwen en aan te brengen.

[219] Van den Bossche (1978: 138) vermeld dat vele hoofden een prismatische vorm hebben. Wij hebben geen enkele ponarat met prismatisch hoofd gevonden.

[220] Een gemiddelde berekend op de negentien exemplaren die Van den Bossche (1978:287-95) inventariseerde.

[221] Dirak, Tirak, Tiragh en Diragh zijn de namen die men gaf aan een dorp dat nu Mae wordt genoemd. Het is gelegen aan de noordoostkust van Malakula. Ponarat worden er in Mae niet meer gebeeldhouwd (Hoke e-post:27 januari 2003).

[222] Een gemiddelde berekend op de vijf exemplaren die Van den Bossche (1978:287-95) inventariseerde. Er zijn ons geen andere exemplaren bekend.

[223] Een beeld (175 cm) werd op 25 juni 1968 geveild bij Sotheby’s. Het had geen herkomstvermelding. Een tweede beeld (162 cm) werd op 5 december 1960 aangeboden op een veiling (Hôtel des Ventes, Lyon) en had als herkomstvermelding de vage omschrijving “Nouvelles Hébrides”. Over de functie van deze beelden is niets bekend. Wij hebben geen gelijkaardige beelden kunnen lokaliseren.

[224] Onwaarschijnlijk want de boomvaren is zeer gemakkelijk te bewerken.

[225] müyü ne bu: de slagtandvarkens kunnen zowel bargen, als intersexvarkens zijn.  Intersexvarkens worden op Ambrym niet hoger in waarde geschat dan de bargen. Dit staat in contrast met de meer noordelijke eilanden waar de hermafrodieten meestal een hogere rituele waarde hebben (Huffman: 2000:273).

[226] Het is opvallend dat er geen enkele duidelijke omschrijving beschikbaar is die ons verteld hoe en in welke omstandigheden deze magische stenen gebruikt worden. Mogelijk heeft dit te maken met de geheimzinnigheid die deze stenen nog steeds omringt.

[227] Wasblauwsel werd geïmporteerd door de kolonisten en door de locale bevolking gebruikt als pigment.

[228] Er zijn gemodelleerde schedels bekend met een hazenlip (Speiser 1923b:392).

[229] In een schrijven aan Dr. Haddon ziet Deacon (1934:634) een verband tussen de rambaramp en mummificatie. Wij vermoeden dat Deacon met “mummificatie” verwees naar de techniek waarbij het lichaam volledig wordt overgemodelleerd, zoals dit beschreven werd door Cameron (1919: 405 en 429).

[230] De torso wordt gevormd door een boomvarentak. Armen en benen worden opgebouwd uit stukken hout en stro of  met boomvarentakken. Het geheel wordt bedekt met bladeren van de bananenboom en een netwerk van gefermenteerde bladeren. Het geheel wordt bepleisterd met een mengsel dat ook gebruikt wordt om de schedel te modelleren. De pleisterlaag is bijzonder sterk en verklaart waarom de rambaramps in Westerse collecties in goede staat verkeren (Guiart 1949:55-56). 

[231] Speiser denkt dat de minder verfijnde afwerking van de onderste ledematen van de rambaramp een algemeen kenmerk is dat men ook terugvindt bij de boomvaren- en houtsculptuur (1923:393).

[232] Het lijkt ons eventueel mogelijk dat de temes nevimbur koppen aan de schouders van de rambaramp worden aangebracht (bijvoorbeeld de rambaramp in de verzameling van het Museum of Archeology and Anthropology van de Cambridge University) maar niet op de knieën.. Op de knieën van de rambaramp zijn de hoofden merkelijk kleiner dan die van de temes nevimbur. Edge-Partington (1890: III-55) noemt deze geboetseerde facies van de rambaramp de ramiej pipisit en beschouwt deze niet als hoofden afkomstig van een temes nevimbur dansstaaf.

[233] Of de rambaramp slechts tijdelijk door de magiër buiten is opgesteld wordt niet vermeld (Meyer 1995: 418).

[234] Of de nevimbur-ceremonie elders voorkomt is niet geweten. Een notitie van Deacon (1934:468)  vermeldt het bestaan van Mansip op Ambrym. Mansip is de naam van een mythische figuur die een hoofdrol speelt in het nevimbur-ritueel.

[235] Huffman, ereconservator van het Cultureel Centrum van Port-Vila, heeft de gewoonte zijn informatie over geheime genootschappen en rituelen niet vrij te geven.

[236] Initiatierituelen bevatten steeds een passage waar men ritueel sterft en herboren wordt.

[237] Wij hebben niet kunnen achterhalen of malau en weleoram synoniem zijn.

[238] Gelijkaardige krullen vinden we terug bij de verticale spleettrommen (zie 1.6.1.5.).

[239] Tamake is de naam die Deacon (1929:514) geeft om een mage-sculptuur in Ambrym aan te duiden die niet “bewoond” wordt door een geest of naziel.

[240] Speiser heeft een masker gelijkaardig aan dat van Edge-Partington uit oost Malakula meegebracht (afb. 76). Dit zou er kunnen op wijzen dat een masker afkomstig uit oost Malakula in zuid Malakula op een rambaramp werd geplaatst. Wij achten het mogelijk dat het masker in zuid Malakula is beland via ruilhandel of als oorlogsbuit.

[241] Dit zou er kunnen op wijzen dat het temes malau masker waarnaar Guiart verwijst van het “lichte” type is dat door Speiser werd verzameld (afb. 76).

[242] Layard (1942:311) stipt aan dat hij niet weet of er al dan niet een gradengenootschap op Efate bestond. Speiser (1923:387) is van oordeel dat men de verticale spleettrommen van Efate niet mag vergelijken met die van  Malakula, Ambrym en Epi. De spleettrom van Efate (tetuki)  is voor hem geen echte sculptuur wegens de vlakheid van de ingekraste motieven.

[243] Of de verticale spleettrom moet gezien worden als een fallus met vulva lijkt ons een te westerse interpretatie. Zoeken auteurs zoals Clausen (1960) en Pataud-Celerier (1997) het niet te ver. Al te gemakkelijk schrijven westerse onderzoeker aan buiten-Europese volkeren losse zeden een erotische iconografie toe. Het lijkt ons mogelijk dat de horizontale trom om praktische redenen werd opgericht. Het is gemakkelijker voor de trommelaar om de twee lippen van de trom te bereiken of om op die manier twee naast elkaar staande trommen te bespelen.

[244] Wij hebben bedenkingen bij deze redenering omdat er op Malakula oorspronkelijk geen intersexvarkens voorkwamen (Baker 1928:118).

[245] Layard geeft niet aan welk type boom de nes-nes is. Hij vermeldt dat volgens Godefroy (in Layard 1942:346) de trom ook uit cohu (na-tor) of valse teak (tamanou) kan gemaakt worden. Over deze houtsoorten hebben wij geen informatie kunnen vinden. Wheatley (1992: 148-50 en 202) vermeld dat voor een spleettrom vooral het hout van de Neonauclea forsteri (Seem.) ex Merr. en van de Neuburgia corynocarpa (A.Gray) Leenh. in aanmerking komt. Het zijn harde duurzame houtsoorten die niet barsten, splijten of versplinteren bij het aanslaan. Pataud-Celerier (1997:59) vermeldt dat de atinting uit een broodboom wordt gehouwen.

[246] Guiart heeft niet gemerkt dat Layard deze regel alleen bij de trommen van Vao heeft vastgesteld. Guiart neemt deze regel klakkeloos over. Hij bevestigt dat, op enkele centimeters na, de regel opgaat voor de trommen in de collectie van het Musée de l’Homme. Hieruit besluit hij dit het geval is voor alle trommen op Malakula, Ambrym en het eiland Laman bij Epi (Guiart 1949:54). Dit lijkt ons een te snel getrokken conclusie. Wij hebben zelf een spleettrom in detail opgemeten en vastgesteld dat deze regel niet opging. De klankspleet bij deze oude atingting verzamelt rond 1950 op Ambrym meet 127 cm terwijl de omtrek gemiddeld 206 cm is (afb. 60b).

[247] Om een idee te geven van de afmetingen en proporties hebben we de spleettrom van afbeelding 78 opgemeten.

[248] Wij hebben de classificatie die door Fischer wordt gemaakt aangepast rekening houdende met de gegevens die vandaag beschikbaar zijn.

[249] Kan men hieruit besluiten dat de horizontale spleettrom op Malakula en Ambrym een overblijfsel is van een vroegere matrilineaire sociale structuur [Zie 1.3.2. diffusionistisch model van Rivers (1914: II 82-89)]?

[250] Rituele dissels worden gebruikt bij het splijten van de broodboomvrucht.

[251] Wij hebben vastgesteld dat er varkenshamers bestaan met zowel biconvexe, als ronde schijfvormige ogen (afb. 71b).

[252] Guiart (1965:19) vernoemt slechts varkenshamers met één of twee facies. Wij hebben vastgesteld dat er varkenshamers bestaan met drie figuren en één gezicht (afb.71b) of met één figuur en drie facies (Speiser 1923a: taf. 85 n° 7).

[253] Wij vermoeden dat voor deze slachtwijze werd gekozen om te vermijden dat de slagtanden beschadigd zouden worden.

[254] Het is mogelijk dat grote zware en moeilijk te hanteren varkenshamers (afb. 71a) slechts gebruikt worden voor het symbolisch aantikken van het zwijn als het reeds dood is.

[255] Bij de Tschokwe (Centraal Afrika) worden bij het mukanda-initiatieritueel monolineaire  zandtekeningen (sona) gemaakt. De algoritmen gebruikt door de Tschokwe zijn gelijkaardig aan deze in Vanuatu (Chemillier 1997:www). Gell (1998:84-87 en 90-93) is van oordeel dat het Keltische knoopwerk, de zuid Indische kolam, het Kretenzer labyrint en de sandroing van Vanuatu dezelfde functie hebben: het afweren van kwaadaardige geesten.

[256] Uit respect voor de eigenaars van deze stenen weigert Huffman de naam van het eiland waar ze voorkomen vrij te geven.

[257] Deze monolineaire tekentechniek werd door Paul Klee overgenomen.

[258] Huffman (1996c:248) is van oordeel dat Speiser een te korte tijd op de eilanden verbleef om het vertrouwen van de  plaatselijke bevolking te winnen. Daarom werd hem niet de kans geboden de rituele zandtekeningen te zien. Deze opmerking van Huffman is belangrijk. Men kan zich de vraag stellen in hoeverre de fragmentarische informatie die Speiser verzamelde ons een betrouwbaar beeld  van Vanuatu geeft.

[259] Tailhade was leraar aan Het Lycée Antoine de Bourgainville (Port Vila) en verzamelde tussen 1978 en 1983 samen met zijn leerlingen patronen van sandroing (Huffman 1996c:248).

[260] Het land van Wies wordt door de bewoners van het Seniang district (zuidwest Malakula) gesitueerd in de nabijheid van Lambwil Song. Lambwil Song  is een rots gelegen voor de kustlijn. 

[261] Dit lijkt ons aannemelijk omdat zowel man als vrouw de tekenprocedure moeten kennen om na de dood het land van Wies te kunnen betreden.

[262] Of Huffman met yemarkon verwijst naar de fankon-graden ( zie 1.5.1.2.3.) is niet duidelijk. Het yemarkon-genootschap uit Zuidwest Ambrym is in ieder geval reeds lang uitgestorven (Huffman 1996c:249). Yimmarkon is volgens Lamb (1905:128) de naam van de vierde graad van een vrouwengenootschap dat in noord Ambrym voorkomt.

[263] Baker (1951:212) was een tegenstander van de kolonisatie van de Nieuwe Hebriden. Hij was van oordeel dat men de plaatselijk bevolking zo goed mogelijk moest beschermen tegen invloeden van buitenaf. Hij was bijzonder gelukkig wanneer een cruise-schip met toeristen in Hog Habour aanlegde de plaatselijke bevolking de benen nam en niet voor de toeristen wenste te dansen. Hij stelde: “The prostitution of their culture would be deleterious not only to themselves but als to social anthropology” (“De prostitutie van hun cultuur zou verderfelijk geweest zijn, niet alleen voor henzelf maar ook voor sociale antropologie”)

[264] Wij betwijfelen of het bromhout als een muziekinstrument s.s. mag gezien worden. Bromhouten zijn meestal sacrale objecten die de stem van de voorouders of van geesten weergeven en niet gebruikt worden voor publiek optreden.

[265] Tabulatuurnotities vertrekken van de speelwijze en zijn bijzonder geschikt voor percussie-instrumenten. Men beschrijft welke plaatsen van het instrument worden aangeslagen en hoe en wanneer dit gebeurt. Indien men over het muziekinstrument beschikt kan men met deze notities de melodie reconstrueren.