“Richesse Oblige” Rang op Ambrym en Malakula (Vanuatu). Het nimangki-genootschap: bron van creativiteit, sociale vrede en statusverandering. (Jean P. L. De Keersmaeker)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1. Etnografie

 

1.5. Genootschappen: macht en prestige

 

Van de Torres eilanden tot noord Epi worden de socio-culturele en machtsstructuren beheerst door rangsystemen. Het is via een ingewikkeld rangsysteem dat een man, en soms een vrouw, prestige en macht kan verwerven. Vooral het verwerven van de hogere graden is complex en stelt hoge economische eisen aan de postulant. Graden geven recht tot het dragen van welbepaalde insignes (armbanden, kniebanden, bandelieren en hoofddeksels), versieringen (bloemen, bladeren of pigmenten met specifieke kleuren), het oprichten van artefacten (houten sculpturen, monolieten, struiken en bomen) en het eten aan bepaalde vuren.[166] Ieder clanlid zal deze uiterlijke tekenen van welstand en prestige met grote fierheid dragen (Guiart 1965: 15). De beproeving waaraan een neofiet wordt onderworpen is de economische competitie. Voor alle ceremonies en artefacten die bij een graad horen moet betaald worden met slagtandvarkens. De financiële druk wordt, naarmate men opklimt in de ranghiërarchie, steeds groten. Praktisch iedere man zal de laagste trappen van het gradensysteem beklimmen. De hoogste graden worden meestal slechts bereikt door de big-man en de rijke mannen. Bij bevolkingsgroepen die geen erfelijk leiderschap kennen is de politieke macht die men verwerft via de graden veeleer beperkt. Grondgebruiksrechten en sociale plichten staan los van het gradensysteem. Een man van hoge rang kan gerust leven van pig bisnes en de verkoop van de kopierechten van de graden die hij heeft verworden. Het is hem toegestaan zich te bedienen van yams en taro’s uit de tuinen van mannen met lagere graden (Bonnemaison 1996:123).

 

1.5.1. Nimangki

 

Nimangki is een publiek genootschap en is het belangrijkste en het meest verspreide in genootschap in noord Vanuatu. [167] Over de oorsprong van het nimangki-genootschap doen verschillende hypothesen de ronde. Volgens Valjavec (1995:142-43) is de Sukwe (Suqwe, Suqe: naam van het Nimangki-genootschap op de Bankseilanden) waarschijnlijk verwant met het Indonesische sumba, sěmbah dat zowel ritus, als verering betekent. Een andere mogelijkheid stelt dat sukwe afgeleid is van sua wat in het proto-oceanisch en proto-austronesisch zou betekenen: “wortels naar boven” of “grond van het varken”. Nimangki is de generische term die nu algemeen gebruikt wordt door de veldwerkers van het Vanuatu Kaljoral Senta (Tryon 1996:inleiding).[168] De verschillende benamingen waaronder nimangki in noord Vanuatu voorkomt werden door Layard (1942:688) in kaart gebracht (kaart10).

 

Kaart 10. Namen waaronder het nimangki-genootschap

in noord Vanuatu voorkomt

Uit: Layard 1942:688

 

Naast de nimangki bestaan er op Malakula en Ambrym andere publieke, gesloten en geheime genootschappen. Het nimangki-genootschap laat toe dat mannen, soms ook vrouwen, door varkensoffers een hogere sociale rang en status verwerven.

 

Op de eilanden Malakula en Ambrym kent elke regio zijn eigen vorm van nimangki. Medewerkers van het Vanuatu Kaljoral Senta (Vanuatu Cultureel Centrum) doen actueel onderzoek naar de nimangki-ceremonies in noordwest Malakula, zuidwest Malakula, zuidoost Malakula, zuidcentraal Malakula, Zuid-West-Bay (Malakula) de Kleine Eilanden, Maskelynen (Malakula), noord Ambrym, zuidwest Ambrym en west Ambrym (Tryon: 1996: inleiding). Opvallend is dat de nimangki-ceremonie zich actueel vooral toespitst op de pig bisnes en de waarde van de slagtandvarkens. Monolieten en complexe constructies hebben aan belang verloren (Teslo in Tryon:4951).

 

De informatie die veldwerkers in het begin van de twintigste eeuw hebben verzameld is slechts een tijdopname. Layard, Deacon en Speiser hebben vastgesteld dat er bij de gradenceremonies een bijzonder grote creativiteit aan den dag werd gelegd. Ceremonies, rituelen, lichaamsversiering, sculptuur, muziek en dans zijn eigendom van een clan of een individu. Deze kan beslissen een deel of het geheel te verkopen aan een andere groep. De koper zal het als zijn plicht beschouwen enige wijzigingen aan het verloop aan te brengen. Vandaag nog kan een hoofdman indien hij dat wenst een ceremonie, bijvoorbeeld voor de toeristen, aanpassen en dit zonder afbraak te doen aan de kastom (traditie). Daarenboven is het aantal graden niet vastgelegd. Het aantal kan toenemen door toevoegen van graden of door het opsplitsen van bestaande graden (Guiart 1965: 15). Traditie is in Vanuatu geen status quo. Bonnemaison (1996a:133) beschrijft de drang naar verandering bij de mannen met de hoogste graad als volgt:

 

“Ces hommes créent la coutume: ils peuvent adopter de nouveaux rituels qu’ils inventent ou qu’ils empruntent à d’autres îles et aires culturelles; ils peuvent fonder de nouveaux grades et en modifier les rituels d’acquisition. Ils sont la coutume et il est en leur pouvoir de la régénérer continuellement, créant ainsi des précédents que leurs successeurs auront à cœur d’atteindre à nouveau et éventuellement de dépasser. Tout système de grade est ainsi en récréation perpétuelle.”(“Deze mannen creëren de kastom: zij kunnen nieuwe rituelen opnemen die ze zelf bedenken of overnemen van andere eilanden of culturele regio’s; zij kunnen nieuwe graden instellen of de overgenomen rituelen wijzigen. Zij zijn kastom et het ligt in hun macht om deze continu te regenereren, aldus creëren ze precedenten welke hun opvolgers ter harte zullen nemen om ze ook te bereiken en zelfs te overtreffen. Elk gradensysteem is aldus onderworpen aan een voortdurende herschepping.”)[169]

 

Daarom is de vraag of de nimangki-ceremonie de weerspiegeling is van een authentieke locale cultuur zinloos. Men heeft slechts momentopnames die de op dat ogenblik geldende vormen van representatie vastleggen. Etniciteit en cultuur zijn in deze context geen ontologisch gegeven met duidelijke holistische kern. Wij worden geconfronteerd met een continue creativiteit gebaseerd op het doorlopend introduceren van geleende of nieuw gecreëerde elementen. Vanuit de westerse cultuur bekeken worden ceremonies opgevoerd in het bijzijn van toeristen dikwijls als culturele prostitutie bestempelt. Deze visie fout omdat het wijzigen en actualiseren van het Nimangki ceremonieel steeds is gebeurd, ook voor de komst van de kolonisten (Tilley 1997:83-84).

 

Enkele constanten vinden we steeds terug bij de nimangki-ceremonie. De symboliek van de wedergeboorte, een nieuwe naam, het ontsteken van het sacraal vuur en het verorberen van voedsel klaargemaakt op het sacraal vuur zijn steeds aanwezig. Ook het oprichten van beelden, het ceremonieel gebruik van planten en het varken als betaalmiddel komen steeds voor. Al deze elementen hadden oorspronkelijk een esoterische en magisch-religieuze oorsprong. Nimangki fungeert als een netwerk waarbinnen de gebruiksrechten van materiële en niet-materiële artefacten continu worden verhandeld en gewijzigd. Bij de komst van de kolonisten was het ritueel reeds weggeëvolueerd van zijn oorspronkelijke mythische en religieuze wortels. De nimangki-ceremonie vormt veeleer een context voor uiterlijke vertoon, opbouw van macht, persoonlijk prestige en sociale vrede, dan de opvoering van een sacraal drama (Deacon 1934:270-71).

 

Alhoewel nimangki de persoonlijk kwaliteiten en vooral economische capaciteiten van de kandidaat benadrukt, wordt aangenomen dat een graadverhoging steeds een gunst is van zijn voorouders (Bonnemaison 1996b:208). Om zijn doel te bereiken moet een ambitieus man niet alleen rijkdom accumuleren, hij moet ook blijk geven van een grote generositeit: “richesse oblige”. Hij zal zijn moeten rijkdom gebruiken om andere, minder rijke mannen te sponsoren opdat ook zij een kans maken graden te verwerven. Zijn hoofddoel is vooral om dienstbaarheid af te dwingen en een coterie te creëren (Sahlin 1972:135-6).

 

1.5.1.1.    Nimangki op Malakula

 

Algemeen kan men stellen dat het Nimangki genootschap op Malakula, met uitzondering van de Big Nambas, toegankelijk is voor alle mannen. De aspirant voor een graad wordt voorgedragen door een peter die deze graad reeds heeft verworven. De postulant vergoedt zijn peter en betaalt voor alle artefacten met varkens. De geïnitieerde heeft nog andere verplichtingen zoals de genodigden geschenken geven en ze na de ceremonie uitnodigen aan de dis. Het belangrijkste deel van de graadverhoging bestaat uit het ceremonieel oprichten van een hout- of boomvarensculptuur, een monoliet of een stenen platform. Dit gaat steeds gepaard met het offeren van slagtandvarkens. De postulant zal na zijn graadverhoging een nieuwe naam krijgen. Vanaf dat ogenblik mag hij alleen voedsel verorberen dat klaargemaakt is op de haard van zijn rang. Vanaf dat moment heeft hij het recht de insignia van zijn rang te dragen.

 

De belangrijkste nimangki-graad in Malakula is “Mbal” of “Mbalias”. Mbalias verwijst naar “mal” (priester) en “bal” (dood).[170] Het aantal graden dat men moet doorlopen om de Mbal te bereiken en de financiële draagkracht waarover de neofiet moet beschikken zijn sterk verschillend van dorp tot dorp. De verschillen zijn het gevolg van de passie van de ni-Vanuatu voor ceremonieel, ritueel en decorum. Algemeen kan men stellen dat het hoogste aantal graden in het zuiden van Malakula te vinden zijn. Naarmate men noordwaarts gaat neemt het aantal graden gestadig af (Layard 1928:143).

 

Voor Bonnemaison (1996b:209) zijn de oorspronkelijke religieuze facetten van nimangki het meest zichtbaar in zuidwest en zuid Malakula. Naarmate een man een hogere graden verwerft transmuteert hij in een bovenmenselijk wezen. Men gelooft dat hij reeds in gemeenschap met de voorouders leeft. In zuid en zuidwest Malakula zal de drager van de hoogste graad leven als een cenobiet, en zich onderwerpen aan strenge taboeregels die hem afschermen van de wereld der levenden. Hij zal in tegenstelling met de andere regio’s van Malakula geen drang meer hebben om zijn macht en prestige te tonen.

 

1.5.1.1.1. Zuidwest Malakula

 

Het manggi-gradengenootschap (nimangki) in het zuidwesten van Malakula (South-West-Bay, Seniang district) werd door Layard in detail beschreven. Hij is ervan overtuigd het om een geïmporteerd genootschap gaat. Hij stelde vast dat de verspreiding over het zuidwesten van het eiland nog steeds aan de gang was (Layard 1928: 142). In de lagere graden zal de kandidaat een houten beeld oprichten, het omspannen met een koord en in de nabijheid van het beeld een boom of struik planten. Bij het bereiken van de Mbalias (equivalent van Mbal) vervangt een monoliet het houten beeld. De monoliet krijgt naarmate men in de gradenhiërarchie stijgt een meer antropomorfe vormgeving. Hoe hoger de graad hoe belangrijker de rol van stenen tafels, monolieten en muren wordt. De stenen beelden of monolieten worden niet omspannen met een koord, maar door een stenen kring.  Samengevat ziet het verloop van de ceremonie er in zuidwest Malakula als volgt uit (Layard 1928: 147-51):

 

  1. Maanden vóór de ceremonie heeft de peter van de kandidaat contacten gelegd met mannen uit andere dorpen. Hij zal een van die mannen als compagnon aanstellen. Die zal hem bijstaan tijdens de ceremonie. De compagnon zal zich laten assisteren door enkele helpers. Deze assistenten spelen een belangrijke rol tijdens de ceremonie en zullen voor hun diensten vergoed worden met varkens. Gezien de waarde van varkens heeft de compagnon geen problemen om het nodige aantal assistenten te vinden.

  2. Op de dag dat de gradenceremonie zal plaatsvinden, komen talrijke bezoekers uit omliggende dorpen. Zij komen niet alleen als toeschouwer maar zullen desgevallend deelnemen aan de teur. Deze dans wordt vanaf de vierde graad (andal) steeds opgevoerd.

  3. Een houten beeld (temes), een houten paal of een monoliet wordt opgericht. Een boom of struik wordt geplant. Het geheel wordt afgebakend door een koord of bij de hogere graden, door een stenen cirkel.

  4. Na het oprichten volgt de rembumbwir: het uitdelen voedsel (yams, taro en kokosnoten) onder de aanwezigen.

  5. Nu volgt het rondedans met de varkens. De novice moet de hele ceremonie inclusief objecten, ranginsignes, muziek, zang en dans met varkens betalen. Heeft hij zelf niet voldoende varkens dan zal hij deze bij zijn peter geleend hebben. De novice houdt één van de varkens aan een leiband en presenteert het dier aan zijn peter. Deze geeft het ranginsigne dat met dit varken betaald wordt aan de compagnon. Deze geeft het object door aan een van zijn assistenten. Nadien laat men de spleettrommen galmen. De novice neemt het varken op zijn schouders en danst rond de spleettrommen. De assistent danst met het rangobject in de tegenovergestelde richting. De dansers ontmoeten elkaar ter hoogte van de peter. De postulant legt het varken aan de voeten van zijn peter. De assistent ontdoet de novice van zijn oude insigne en bekleedt hem met het nieuwe rangteken. Hetzelfde ritueel wordt herhaald voor elk ranginsigne of rangobject dat de postulant zal verwerven.[171]
    Een bijzondere procedure heeft plaats bij graden waar de postulant reeds een tilewar (armband van varkensslagtanden) draagt en een nieuw exemplaar zal krijgen. Bij deze graden is de centrale sculptuur steeds omringd door de stenen cirkel. De frontale steen van de cirkel heeft de vorm van een fallus. Een assistent zal de arm van de novice op deze steen plaatsen en met een kei de armband verbrijzelen. Daarna zal hij de nieuwe armband krijgen. De kei waarmee de assistent de tand stuk slaat noemt men “het kind van de steen” en hij wordt steeds op de fallussteen gelegd (fig. 15a).

  6. Nu volgt de rarav-aio’oi-ceremonie of het doden van het varken. Waardevolle varkens met gekrulde slagtanden worden door de neofiet geofferd ter ere van de opgerichte beelden. De novice gaat naar zijn peter met in de ene hand een speer (namas) of een varkensknuppel (nai-ai-motemot) en aan de andere hand het varken aan de leiband. Hij overhandigt beide aan zijn peter die de speer of knuppel doorgeeft aan de compagnon terwijl hij zegt: “Ik geef je dit varken om op te eten”. De compagnon geeft de speer of knuppel aan een assistent waarna ze samen rond de trommen dansen. Nadien geeft de peter het varken aan de compagnon waarna de assistent het varken aanraakt met de speerpunt of de knuppel. Het varken is nu symbolisch dood. De compagnon en zijn assistenten roepen dan: “ Wij geven je onze naam: ‘XXX’, waarna de compagnon en zijn assistenten met het varken huiswaarts keren.[172] Indien het ritueel voorziet dat de postulant het varken doodt zal het door de compagnon en zijn assistenten ter plaatse verorberd worden. In geen geval mag de postulant, noch zijn peter van dit varkensvlees eten. Bij hogere graden kan er een dubbele ceremonie plaatsgrijpen. Nadat het hierboven beschreven ritueel heeft plaatsgehad, wordt er een tweede beeld opgericht waarbij het ritueel wordt overgedaan. Er zou in dit geval geen tweede betaling plaatsvinden. De volgende dag zou men samenkomen voor de teur-dans. Men danst dan van zonsopgang tot zonsondergang. Nadien worden er voor de dansers verschillende varkens geslacht.

  7. Bij de afsluitingsceremonie in het mannenhuis wordt aan de gepromoveerde het sacraal vuur aangewezen dat hij vanaf nu zal moeten gebruiken.

Het aantal Nimangki-graden dat in Zuidwest Malakula wordt toegekend is opvallend groot. Mbalias of Mal is de veertiende en belangrijkste graad. Deze graad wordt nog aangevuld door veertien bijkomende Mbalias-graden. Naast een titel, heeft elke graad ook een beschrijvende naam maar deze wordt in het dagelijks leven weinig of niet gebruikt. De eerste twee graden worden aangekocht bij de broer of de vader van de moeder van de neofiet. De daaropvolgende graden kunnen aangekocht worden bij iemand die de graad reeds heeft verworden. Tabel 2 geeft een overzicht van de titels van de veertien basisgraden met de belangrijkste objecten.[173] Tabel 3 geeft dezelfde informatie voor de veertien post-mbalias-graden (volgens Layard 1928:151-179 en 1942:690, 713-19).

 

Ook Deacon (1934: 272-287) heeft de Nimangki-graden in bij de Seniang in Zuidwest Malakula bestudeerd. Hij heeft tweeëndertig graden genoteerd die hij niet opsplitst zoals Layard in basisgraden en post-mbalias-graden. Zoals men kan opmerken voegt Deacon verschillende extra graden toe aan de structuur van Layard. Er moet op gewezen worden dat Deacon (1934:278) niet altijd zeker is van de volgorde waarin de graden worden toegekend.  Volgens Deacon (1934:373) is het mogelijk dat tijdens de ceremonie van de hoogste graden kava wordt gedronken.  Het gradensysteem volgens Deacon zijn veldwerk (1934:274-339) wordt weergegeven in tabel 4.

 

Graad

nr. [174]

Titel

(Omschrijving)

Betekenis van

Titel en (Omschrijving)

Beeld(en),belangrijkste

Artefacten, insignia (te betalen)

1

Amb-kon

(Na-amb-tlew)

Heilige vuur: wordt voor het eerst toegewezen[175]

Temes met één gezicht in rood, wit en zwart, koord

Speer ( of varkenshamer)

2

Mweliwsal

(Binben)

Jonge schutter  en kuitband  of “kousenband”

Boomvarenfiguur met één gezicht

Speer

Armband (vezel)

3

Barangbie

(Na-ambuloh)

Heilig beeld

Bundel  wild riet, een net, een houten figuur met twee facies, rituele planten

4

Andal

(Na’avuntal)

Dans opnieuw

Houten figuur, koord

Twee armbanden (vezel en varkenstand), speer, arendsveren

5

No-ulas

(No-ulas)

Verf (boom)

Houten- en een boomvarenfiguur (met lichaam), armband, speer,

bladeren,  arendsveren, koord, yam

6

Mbaturu

(Mbaturu)

Twee hoofden

Meerdere boomvarenfiguren, afdak, armband, veren (arend en uil), koord, bladeren, grote boog, enkelratels, yam

7

Tar-lenunggor

(Tanemweliw)

Arend dans  en schutters grond

2 houten figuren, steencirkel[176], bladeren,  struiken,   armband (varkenstand), arendveren, speer

8

Matelau

(Neliwis)

? en kuitband

4 houten figuren, graafstok, koord, varkenshamer, penisdoek, meerdere varensculpturen, één neusplug, yam

9

Wet-ndum

(Ne-wet)

Steen

Bundel wild riet, varkenshamer, dissel, bladeren, houten paal, kleine monoliet, fallussteen, armband (tand), veren

10

Mbalmbal

(Mbalmbal)

Offerpaal

Houten paal, holle navanuvu (bamboekegel), kleine boog, gordel (vezel), koord,  2 armbanden

11

Mew-langawul

(Ni-mew)

Grote Verenkegel (uit bamboe)

Bamboekegel met gezichten (± 3m.), boomvarensculpturen, neuspluggen, bladeren en planten (kava?)

12

Ni-mweil

(Ni-mweil)

Cycas[177]

Steencirkel (met fallussteen), bomen (cycas en malandr), graafstok, gordel, armband, penisdoek, veren

13

Ne-welwel

(Muluwun)

? en dans

Boom (malandr),  steencirkel, armband, houten figuur, afdak.

14

Mbalias

(Na-amal-won)

Offer (priester)  en  heilig clubhuis

kind van de steen”, steencirkel, boom (malandr en mbetep) houten figuur, dak met twee wanden, nokbalk uit boomvaren met figuren, spinweb, monoliet (glad)

 

Tabel  2:Nimangki basisgraden volgens Layard (South West Bay, Malakula)

 

 

Graad

nr

Titel

(Omschrijving)

Betekenis van 

titel en omschrijving

Beeld(en), belangrijkste

artefacten, insignia (te betalen)

15

Muluwun -Sumburan

(Muluwun -Sumburan)

Oude man Muluwun

Houten  en varen figuur, bomen (malandr, mbetep), steencirkel, “kind van de steen”, dak met wanden, net, penisdoek, armbanden (varken: pols, bovenarm), armband (schelp of schildpad)[178] spinneweb hoofddeksel gordel, bandelier , armteken, cirkels op de facies geschilderd.

16

Mbalias

(Na-amel- -ndarlamp)

Offer (priester)  en clubhuis

Nieuw clubhuis met antropomorfe balkeinden, klein houten figuur, boomvarensculpturen, monoliet (glad) met “kind van de steen”, armteken

17

Muluwan

(Nitambap)

?

Boomvarensculptuur, andere artefacten?

18

Mbalias

(Mbot mparamp)

Offer (priester)  en Lange paal

Boom (malandr), steencirkel, paal (tortor hout)[179] met 3 figuren en 3 gezichten, hoofddeksel, net

19

Mbalias

(Nembrutun Ne-wet)

Offer (priester)  en Voet van de steen

kind van de steen”, struik (rode croton en na-ari-tamat), monoliet (glad niet fallisch), net, hoofddeksel

20

 

Mbalias

(No-usun Amel)

Offer (priester) en fallussteen clubhuis Monoliet (fallusvorm) met “kind van de steen.

21

Mbalias

(Ndundu lamp)

Offer (priester) en ?

Monoliet zoals voor graad 20, andere artefacten?

22

Namal[180]

(Newet mbal)

?en offersteen Monolieten (fallisch), “kind van de steen”, web (hoed van spinneweb)
23

 

Mbalias

(Namel nambar)

 

Offer (priester) en blind clubhuis Steencirkel, “kind van de steen”, web, boom (malandr) monoliet en varenboompaal (beide antropomorf), hoofddeksel, huis, andere artefacten?

24

Mbalias (Namu?)

Offer (priester) en ?

 

25

Mbalias

(No-usun)

Offer (priester) en

fallussteen

Monoliet  met 4 gezichten,[181]  “kind van de steen”, web

26

Muluwun

(Muluwun-Langawul)

Grote Muluwun

Geen informatie

27

Neru (Neru-wenoungg)

?

?

28

Namu[182]

 

?

idem graad 6 (?) met bijkomend een boomplanting (malandr), web

Tabel 3: Post-mbalias-graden volgens Layard

 

Graad

nr.

Titel

(Omschrijving)

Betekenis van de

titel en (Omschrijving)

Beeld(en), belangrijkste

Artefacten, insignia (te betalen)

1

Ambkon

 

(Naamb Tileo)

“Heilig vuur”: wordt voor het eerst toegewezen (Heilig vuur)

Doorboren van de oorlel, een temes ? (boomvaren sculptuur ± 50 cm) met alleen een rood gezicht

2

?

(Naari Mbangk)

?

(cordyline variëteit)[183]

?

3

Barang bie

(Naamb loh)

?

(Heilig vuur)

Een temes met drie complete figuren boven elkaar met rode gezichten, schildpad armband

4[184]

Mwelip Mbon of Mwelip Sal

(Nimbinben)

? of “verbonden-dubbel fruit”

(schelpenarmband)

3 temes zoals voor Ambkon (1) maar gezicht niet beschilderd

5[185]

Vetndum of Vetn Mbuas

(Nevet)

Steen of “steen van het varken”

(steen)

Totor paal, kleine steen met beschilderd gezicht: de nevet (eerste graad waar een steen wordt opgericht)

6

Barang Telmbwir

(Naai Mbimbarap)

 

Naai Mbimbarap: naam gegeven aan  de temes van deze graad, de sculptuur heeft verschillende gezichten (beschilderd met rood, wit en zwart), Schelp, arendveer varkenshamer,  conch [186]

7

Andal of Liwis Ndum

(Nahav Ndal)

? of ?

 

(dans opnieuw)

4 kleine boomvarenbeelden (± 1 m): 2 met gezicht en 2 met hele figuur,  grote houten temes met kegelvormige top en met verschillende gezichten en hele figuren (rood, wit en zwart beschilderd), slagtandarmband, arendsveren

8

Tarlennunggor of Telmbwir

(Neten Mwelip)

? en ?

 

(aarde, grond…?)

Stenen cirkel, klein beeld

9

Telembwir Amel

(Naamel)

Steen

Drie tortor pijlers worden voor het mannenhuis (amel) geplaatst, in de centrale balk is een gezicht gebeeldhouwd (rood beschilderd), kleine monoliet, speer, arendsveren, conch

10

Ambas

(Tortor Nimew)

?

(boom met veren)

?

11

Akar Meremba

(Tortor Meremba)

?

(?)

?

12

Ulas

(Noulas)[187]

 

Gesculpteerde yam, grote boomvarensculptuur (gezichten?), slagtandarmband (tilevar), nilal arm ornament

13

Alungk

(Mbat Ru)

kreupel

(twee gezichten)

4 kleine beelden, 2 boomvarensculpturen met twee gezichten (wit rood en zwart beschilderd), conch, bijkomende kleine temes,[188]  yam met gezicht, arendsveren

14

Mbalmbal lili of Mbalmbal mbuas

(Mbalmbal)

trekken aan de varkensleiband?

 

(?)

2 totor palen hellend naar de spleettrom,  een navanavu hangt aan elke paal[189], kippenveren

15

Matelau

(Neliwis)

zeeslang

(knieband of “kousenband”)

4 kleine boomvarenbeelden (± 1 m): 2 met gezicht en 2 met hele figuur,  een grote boomvaren met gezicht, yam met een gezicht,  gesculpteerde kokosnoot, slagtandarmband, hoofddeksel (spinnenwebben), net, arendsveren

16

Melanga Wül of Pit Namap

(Nimew)

? of  zenit van de hemel

(veer)

Kegelvormige mand waarop 2 met 2 gezichten gesculpteerde  en beschilderde (rood)  plankjes zijn bevestigd,[190] of een temes van umou hout of rambaramp-gezichten en een mensenschedel,[191] slagtandarmband, speer, conch, rond de temes een tortor-omheining, arendsveren

17

Mweil

(Nimweil)

?

(cycas)

Stenen cirkel met centraal een malandr struik, één boomvarenpaal met gezicht dat beschilderd wordt, conch, cycas, Slagtandarmband, nambal-veren

18

Muluwun Nevelvel Mbon

(Nevelvel)

 

 

(verwijten, berispen)

Stenen cirkel met centraal een malandr struik, over de cirkel een afdak met voor aan 2 boomvarenpalen met gezichten die beschilderd worden,[192]steen van het kind”, 2 armbanden (schildpad en slagtand), conch, arendsveren, speer

19

Muluwun

(Tevsün Amel)

 

 

20

Mbalias

(Naamel Ewon)

 

(heilig mannenhuis)

Stenen cirkel met houten paal en malandr,  opzetten van een pijlerstructuur (heilige amel), armbanden (schilpad en slagtand), arendsveren, hoofdband, bandelier, hoofddeksel (spinnenwebben)

21

Mbalias

(Muluwun Sumburan)

 

(Heilige grond aan de top)

Miniatuurhuis waarvan de nokbalk voor aan een gezicht heeft, de temes hebben ook een gezicht

22

Mbalias

(Naamel Ndarlamp)

 

(dansplein waar de spleettrommen staan)

 

23

Mbalias

(Tambap)

 

(man die zijn rijkdom en macht heeft bewezen)

Boomvarenfiguur met kleurvlekken op de borst geplaatst op een oven met pudding, arendsveren, bandelier, hoofddeksel (spinnenweb), net

24

Mbalias

(Numbou Timbarap)

 

Miniatuur huis zoals voor Muluwun Sumburan maar zonder gezichten, Numbou Timbaramp: naam gegeven aan het houten beeld van deze rang (8 gezichten)

25

Mbalias

(Nousun

Nevet I)

 

(penis van de steen)

 

26

Mbalias

(Nimbrutün Nevet)

 

(navel van de steen)

beschilderde monoliet

27

Mbalias

(Nundu lamp Nevet)

 

(blinde steen)

 

28

Mbalias

(Nevet Nambar: isi, iru en itil)

 

 

29

Mbalias

(Nousun Nevet II)

 

(penis van de steen)

 

30

Namal Mbuas

(Namu)

 

Monoliet (± 2m) met gedetailleerde antropomorfe figuur en 7 à 8 kleine nousun nevet monolieten geplaatst voor een nieuwe structuur (kleine amel), penisdoek, armbanden (schildpad en slagtand) arendveren, hoofddeksel (spinraggen), bandelier, net, vuurploeg en een netel süs beeld[193]

31

Nambal of Mbandioul

(Nevet Imbal)

 

10 monolieten (figuren of fallus?)

32

?

(Neru Wenoung)

 

 

Tabel 4: Nimangki-graden volgens Deacon (Seniang, Malakula)

 

1.5.1.1.2. Zuid en oost Malakula

 

Deacon (1934: 374-75) is van oordeel dat het Nimangki-genootschap in Zuid Malakula veel overeenkomsten vertoont met dat van het zuidwesten (zie 1.5.1.1.1.). In de hiernavolgende tabel geven wij een overzicht van de graden die Deacon noteerde in Wurvulu, een dorp in zuid Malakula. Buiten de naam en titel heeft hij weinig informatie kunnen verzamelen. Hij heeft zeventien graden genoteerd, waarvan er enkele verwant zijn met die van Seniang (tabel 5).

 

Graad

nr.

Naam

 

Titel

1

Naamb kon

Amb kon

2

Are wian

?

3

Niminggi söm

Barangbie

4

Tan mwelip

Tarlenggor

5

Nimew

Ambas

6

Merembah

Akar

7

Mbut ru

Alungk

8

Tarlenggor iru

Telmbwir

9

Nelöwis

Matelau

10

Mbalmbal

Mbalmbal

11

Nimwiil

Varhalam

12

Nevelvel

Mbalias

13

Nimbümb lemwenei

Meleun

14

Meleun Sumbaran

Meleun

15

Amal lamp

Amat

16

Nevat

Vat Hal

17

Neta Tambap

Bal tari

Tabel 5: Nimangki-graden in Wurvulu volgens Deacon (zuid Malakula)

 

Over het zuidelijke eiland Tomman heeft Deacon (1934:375) geen gegevens kunnen verzamelen omdat de plaatselijke bevolking er reeds uitgestorven was. Ook voor de meer oostelijke Maskelyne Eilanden heeft Deacon geen gegevens kunnen noteren. Voor dit gebied kunnen wij terugvallen op de notities van dominee T. Watt Legatt uit 1906 (in Deacon 1934:376-77). Hij rapporteert elf graden die elk hun eigen sculptuur of natamate (lokale naam voor temes) hadden. Watt Legatt preciseert niet altijd of het om houten, boomvaren of stenen sculpturen gaat. In tabel 6 geven wij een overzicht van deze graden. Men zal opmerken dat het geïmporteerde wasblauwsel wordt gebruikt.[194]

 

In Vanbaut, gelegen in de regio van Port Sandwich, heeft Deacon (1934: 379) de graden vermeldt in tabel 7 genoteerd.

 

In Onua (Senbarei) ongeveer in het midden van de oostkust van Malakula heeft Deacon (1934: 379) negen graden kunnen registreren (zie tabel 8). 

 

Graad

nr.

Titel

(Omschrijving)

Beeld(en), belangrijkste

artefacten, insignia (te betalen)

1

Taresing

Nahau: paal (± 2 m., Æ 15 cm) met ruw gesneden gezicht blauw en rood beschilderd[195]

2

Balanrum

Savanral: beeld met zwart geschilderd hoofd en gespreide naar benenden hellende armen. Hoofd zwart en beeld in voluten rood, wit en blauw beschilderd.

3

Alunk

Bataru: boomvarensculptuur (± 2 m) bruin bepleistert met zwarte motieven. Achter het hoofd zijn twee opstaande staven gesculpteerd

4

Matalau

Lovwis: lange boomvarensculptuur met menselijke figuren of gezichten. Ze hebben allen neuspluggen

5

Bwiliau

Ambang: zoals Savanral maar helemaal rood beschilderd, twee kleine figuren (Mengov) voor het grote beeld

6

Bwilbon

Bwila: korte houten figuur beschilderd met voluten in rood, wit en blauw en varkensslagtand in de mondhoeken. Het hoofd is behaard

7

Vilvilbon

Vivil: een grote boomvarensculptuur.

8

Balias

Kleine figuur met rode parallelle strepen beschilderd.

9

Meleun

Figuur (± 2 m.) beschilderd in rode en zwaarte parallelle strepen.

10

Amat (hooggeplaatste hoofdman)

Lange  gesculpteerde paal.

11

Tan Melev

Lange paal uit hard hout met menselijke figuren en gezichten.

Tabel 6: Nimangki-graden op de Maskelyne eilanden.

 

Graad

nr.

Titel

Betekenis

Opmerking

1

Mweliw

 

2

Tangop

 

3

Barang

 

4

Kherong

 

5

Naim

Na im: het huis  cf.  in Seniang  na amel.

6

Gulgul

 

7

Mweleun

 

8

Lok paro

 

9

Mal

Graad zou voorbehouden worden aan de hoofdmannen.

Tabel 7.   Nimangki-graden in Vanbaut (Port Sandwich zuidoost Malakula)

 

Graad

nr.

Titel

 

Opmerking

1

Na goro

 

2

Mweriv

 

3

Tangop

 

4

Barang

 

5

Nggurnggur

 

6

Miliun

 

7

Na mar

 

8 ?

Na im

Exacte rang van deze graad is onzeker. Men neemt aan dat hij een hoge status geeft.

9 ?

Ruhvaru

Exacte positie van deze graad is onzeker. Men neemt aan dat hij een hoge status geeft.

Tabel 8: Nimangki graden in Onua (Sanbarei, oost Malakula)

 

1.5.1.1.3. Nimangki in  centraal en west Malakula (Small Nambas)

 

Deacon (1934: 340-2) is van oordeel dat in Lambumbu (midden van de westkust) het nimangki-genootschap een grotere rol speelde dan in het Seniang gebied. Toch heeft hij bijzonder weinig informatie kunnen verzamelen omdat het gradensysteem er reeds gedesintegreerd was. Er zouden geen gradennamen meer bestaan, slechts titels en persoonlijke namen die men kan kopen. Prestige objecten zijn nog in gebruik, maar worden niet langer verbonden met een specifieke titel. Een uitzondering vormen de penisdoeken en de gordels. Vanaf zijn besnijdenis moet de jongen een penisdoek dragen. Bij elke nieuwe titel in het genootschap betaalt hij voor een nieuwe namba. Er zijn nog 20 à 30 titels die men onderverdeelt in groepen.  Binnen elke groep zijn alle titels voor wat prestige betreft equivalent. Een man kan een titel verwerven met een eenvoudige nelemew-ceremonie. Slechts als men een grote hoeveelheid prestigieuze objecten, de nisit tlel (sacrale dingen) tegelijk kan verwerven spreekt men van een nimangki-ceremonie. Bij de nimangki-ceremonie zijn de rituelen en de dans veel uitgebreider dan bij de nelemew. Bovendien wordt er een tembwat opgericht, maar wat dit moet voorstellen wordt nergens vermeld. Deacon (1934: 355) sluit niet uit dat het om een houten sculptuur zou gaan.

 

Een overzicht van titelgroepen bij de Lambumbu vinden wij in tabel 9. Deacon (1934:  342-43) geeft nog drie andere titellijsten voor de Lambumbu. Of deze lijsten nimangki-graden zijn of titels van andere genootschappen blijft een open vraag. Over de materiële cultuur geeft hij weinig gegevens. Zijn informatie beperkt zich tot de prijs die voor de nelemew in varkens en yams moet betaald worden. Zo zou bij een nelemew uitgevoerd voor een sagsagmal titel een opvallend groot aantal varkens worden geslacht. Deze zouden in lagen van twintig dieren in de hoogte gestapeld worden tot ze een offeraltaar vormen. Op dit altaar worden eerst enkele waardevolle slagtandvarkens geslacht. De apotheose wordt gevormd door de slachting van de meest waardevolle varkens met grote slagtanden die tot twee cirkels hebben gevormd. 

 

Groep

nr.

Titels

 

Opmerkingen

1

Vivil

Bwil

Komt overeen met Nevevel van de Seniang Nimangki

Komt overeen met Nimweil van de Seniang Nimangki

2

Harten

Melmel

Tövtöp

 

3

Ruhvaru Mial

Tesragh

Sesien

Kukan

Mbulmbul

 

 

 

 

 

Komt overeen met Mbalmbal van de Seniang Nimangki

4

Metenmal

Laghau

Tsulün

Naam van een rif?

5

Ronglili

Tesnrel

Morumbun

Salsalmal

Vilienmal

”hoort het zich sluiten”?

6

Sesai

Raghlili

 

7

Tes

Nambwit

Tavüsmal

Tavürmal

Uren

“de man is verbolgen”?

8

Tolili

 

9

Rus Nevat

“aan een steen gebonden”

10

Saghsaghmal

 

Tabel 9: Nimangki in Lambumbu, middenwest Malakula (Deacon 1934:342)

 

1.5.1.1.4. Nimangki in noord Malakula (Big Nambas)

 

Deacon twijfelt er niet aan dat het nimangki-genootschap bij de Big Nambas voorkomt, maar geeft toe dat hij er weinig gegevens heeft kunnen over verzamelen. Deacon (1934: 371-2) vermeldt vier graden en vermoedt dat er overeenkomsten zijn met de graden uit Lambumbu. Bij elke graad wordt een rij stokken of stenen opgericht om de offerzwijnen aan vast te maken. De laatste twee graden staan onder de controle van de big man. Zonder zijn toestemming zal men de vivil graad niet mogen aankopen. Milium is een graad exclusief voorbehouden aan de rijkste van de clan. Deacon vermoedt dat de twee hoogste graden alleen door de big man, zijn zonen en zijn nauwe verwanten kunnen verworven worden (tabel 10). Een nimangki-ceremonie vraagt veel voorbereidend werk. Gezien het groot aantal genodigden is het fokken van de varkens en het planten van de yams reeds een jaar voordien gepland. De Big Nambas starten het beeldhouwen van een spleettrom (khëmao), de aanmaak van de dansattributen en kledij en het inoefenen van dans en zang drie maanden vóór de ceremonie. Het feest rond de graadverhoging duurt ongeveer twintig dagen. In die periode worden 150 tot 200 varkens geslacht (Laroche et allii 1956:228-230). Een interessant aspect van het nimangki-ritueel bij de Big Nambas is het gebruik van kava. De kava (malokh) is strikt voorbehouden aan zij die een nimangki-graad bezitten (Deacon 1934:373).

 

Guiart (1956b:222) nuanceert de visie van Deacon en stelt dat de Big Nambas naast een erfelijk leiderschap, ook een drietraps kastesysteem kennen. De laagste kaste heeft geen enkel recht op ceremonies of rituelen. De kaste omvat de mannen die de besnijdenis uitvoeren en de beeldhouwers. De leden van deze kaste kunnen als zoenoffer aan andere clans geschonken worden. De middenklasse kan postuleren om lid te worden van een vereenvoudigde versie van het nimangki-genootschap. De slagtandvarkens waarmee zij hun graad betalen komen in de veestapel van de hoofdman terecht. Een man uit de middenklasse mag de titel van de graad dragen, maar deze geeft hem geen enkel recht binnen de clan. De hoofdman is de enige die tijdens een gradenceremonie de tientallen varkens mag vastleggen aan de koraalmonolieten. In principe is de big man ook de enige die deze varkens mag doden. In de praktijk raakt hij het varken licht aan met zijn knuppel en laat hij de vermoeiende taak van het neerknuppelen over aan een familielid.[196] Alleen de leden van de leidende kaste hebben het recht om aan de naamb ruhavu, een sacraal nimangki-vuur in de amel, te eten. Leden van de middenklasse eten aan het naamb retan (mindere vuur) dat niet opgesteld is in de amel, maar in het dorp dicht bij het naamb taghah (vuur van de vrouwen).

 

Graad

nr.

Titel

Opmerkingen

Artefacten

1

Dravu

Een rij stokken, armband en nieuwe penisdoek

2

Bwïl

Een rij stokken uit cycas, armband en nieuwe penisdoek

3

Vilvil

Een rij stenen wordt opgericht

4

Milium

Een rij stenen en een houten beeld wordt opgericht, arendsveren

Tabel 10: Nimangki bij de Big Nambas

 

De Kleine Eilanden: het Maki-genootschap

Layard (1928:134, 144-5) is van oordeel dat het complexe maki-ritueel op de Kleine Eilanden geïmporteerd werd vanuit Malakula, meer bepaald uit de kuststreek gelegen voor het eiland Wala. Op Atchin was er oorspronkelijk slechts de mal-graad die in een later stadium aangevuld werd met meltek, een supergraad. De mal wordt in  een groots opgezet ceremonieel tegelijk aan alle mannen van een zelfde leeftijdsgroep toegekend. Het initiatief voor een ceremonie wordt genomen door een man met een groot varkensbestand. Hij zal minder gegoede kandidaten varkens lenen of verkopen. Alhoewel er in het maki-systeem slechts een graad bestaat zal de initiatiefnemer op die manier meer prestige krijgen dan de andere dragers van de mal-graad. 

 

Bij later veldwerk zal Layard (1942:717-18 en table xi) vaststellen dat er op Atchin een zestal graden in gebruik waren. De hoogste graad mal en de supergraad mal teg werden voorafgegaan door luwush, welwel, mulon en ruk waru. Deze graden zouden overgenomen zijn van de Big Nambas. De graden zouden echter niet meer toegekend worden omdat de mal en mal teg (meldek) ceremonies alle  beschikbare slagtandvarkens vereisten.

 

Het beschrijven van de vele verschillende locale varianten van Maki-genootschappen is volgens Layard (1942:688-89) onmogelijk. Alleen voor het eiland Vao zou een beschrijving verschillende boekdelen beslaan. Elk dorp of groep heeft zijn eigen versie. Wat men overal zal aantreffen is de oprichting van een schrijn of monument dat het verkrijgen van de graad moet markeren. Dit monument bestaat uit een monoliet, een stenen offertafel, een houten antropomorf beeld, een nokbalk en een dak. Voor de nokbalk gebruikt men een boomsoort met plankwortels die men in de vorm van een arend kan snijden. De nokbalk overspant de afstand tussen de houten sculptuur en de achterstaande monoliet (zie 2.1.1. en fig. 11).

 

1.5.1.2.    Mage (nimangki) op Ambrym

 

Het nimangki-genootschap wordt op Ambrym Mage genoemd.  Het naamverschil betekent echter niet dat er fundamentele verschillen zouden zijn tussen de Mage op Ambrym, Nimangki op Malakula of Maki op de Kleine Eilanden. Deacon (1929:542) vermeldt dat de graden op Ambrym vanuit Malakula werden geïmporteerd. Dit zou gebeurd zijn via Lonwolwol (Craig Cove, west Ambrym). Bij de mage zouden de maskers pato, rom en gulong gebruikt worden. Deze zouden vooral tot doel hebben de vrouwen en kinderen aan het schrikken te brengen. Een man die dit masker wil dragen moet voor dit privilege betalen met varkens.[197]

 

Op Ambrym en Vao betalen de rijkere clanleden een hoger bedrag voor een graad, dan de minder bemiddelden. Deze meeruitgave zou beloond worden door de titel met meer ceremonieel en vertoon toe te kennen. Op die manier kan de titeldrager zich differentiëren en meer prestige verwerven (Guiart 1965: 5). In 1950 was de gemiddelde prijs voor een graad ongeveer 300 AUS£ wat overeenkwam met tien varkens waarvan de slagtand een volledige cirkel maakt (Guiart 1950:238). Paton (1979: 22) vermeldt dat informanten hem in 1948 vertelden dat een man die de hoogste mal-graad bereikt de mogelijkheid werd geboden de graden voor een tweede maal te doorlopen. De doel van de tweede ceremonie zou er in bestaan de kracht van die man zijn fakom (sacraal vuur, haard) “verdubbelen”.

 

1.5.1.2.1. Noord Ambrym

 

Een grondige beschrijving van de mage-graden (nimangki) in noord Ambrym hebben we te danken we aan het veldwerk van Patterson (1981: 223-7). In de periode vóór de mage-graden in noord Ambrym werden geïmporteerd, bestonden er andere genootschapen. Het lidmaatschap van deze genootschappen steunde op verwantschapsbanden en niet op rijkdom.[198] In de mage-graden die uit Malakula werden geïmporteerd spelen de verwantschapsbanden, behalve voor de pre-graad, geen rol meer. De vier hoogste graden (graad 13 tot 16) zijn van recentere datum en afkomstig van het eiland Vao of van Malakula (Patterson 1981:192-3 en 220).

 

Toen Jean Guiart (1951:28-8) in noord Ambrym veldwerk verrichtte heeft hij er het bestaan van slechts veertien graden genoteerd. De veertiende graad mal gel’te werd volgens zijn bevindingen te koop aangeboden op het eiland Atchin. Hij zou daar door de bewoners van noord Ambrym zijn aangekocht. Larsen (1961: 127 en 129) maakt melding van slechts twaalf graden. Hij is van oordeel dat het in 1960 niet mogelijk was om gans het mage-complex te overzien. Volgens zijn informanten kon men de hoogste graad tot zesmaal verwerven. Bij de hoogste graad zou een houten  voorouderfiguur, de tamake figuur, gebeeldhouwd worden. Hoe dit beeld er uitziet wordt nergens vermeld. De mage-graden omschreven in de hiernavolgende tabel 11 zijn gebaseerd op het veldwerk van Patterson (1981: 223-227) en is de weergave van de toestand rond 1980.[199]

 

 

Grd

Nr.

Titel

(Omschrijving)

Betekenis van

titel en omschrijving

Beeld(en), belangrijkste

artefacten, insignia (te betalen)

1*[200]         

Geen titel

(Mage ne fangtasum)

het is een pre-graad en

vuur, apart vuur

Aansteken van het vuur (fankon) onder het peterschap van een familielid bij voorkeur de vader, geen dans

2*

Mwel

(mage ne mwel)

Cycas en mage van de cycas

Planten van een cycasboom, zwijnoffer, geen dans

3*

Ver, (mage ne berangver)

steen en mage van de berang-steen

Beschilderde steen (± 50 cm) onder palmbladerdak. Recht om wild riet als rang- en taboeteken te gebruiken (van nu in elke rang te betalen), geen dans

4*         

Saragan (mage ne sagaran)

?  en mage van?

antropomorfe boomvarensculptuur onder hoog dak, dans, insignia (croton), zwijnoffer, stenigen van de neofiet, vernietigen van zijn tuinen en doden van zijn pluimvee[201]

5*

Leun (mage ne leun)

? en mage van?

Geen dans, zwijnoffer, steen (± 50 cm) met bijzondere beschildering en omgekeerd planten van een boom

6*         

Gulgul (mage ne gulgul)

? en mage van ?

antropomorfe buste in boomvaren (± 130 cm), zwijnoffer, geen dans

7*

Wurwur (mage ne wurwur)

? en mage van?

Zoals voor Sagaran, boomvarensculptuur met een andere vormgeving (welke?)

8*         

Neim (mage neim kakare/ ne simok)

huis en mage van het kleine huis

Geen dans, zwijnoffer, kleine steen boom omgekeerd geplant.

9*

Neim (mage neim gatlam/ ne hiwir)

Huis en mage van het groot (sterk) huis

Idem Sagaran, andere vorm van boomvarensculptuur (welke?).  Houten papegaai hangt aan een stok, enkelratels,  vuurrituelen en zwijn levend verbranden

10*         

Meleun (mage ne meleun kakare)

? en mage van de kleine meleun

Steen zoals voor leun en neim kakare, geen dans,  zwijnoffer

11*         

Meleun (mage ne meleun gatlam)

? en mage van de grote meleun. 

2 boomvarensculpturen (man en vrouw) onder laag platform, rode beschildering van de aspirant, grote hoed, dans

12*         

Lokbaro (mage ne lokbaro)

Tweemaal gekromd en mage van de dubbel kromming. Echtenote krijgt de titel rebet.

Oprichten van een stenen dansplatform. zwijnoffer op stenen tafel, vernietiging van tuinen en doden pluimvee en varkens van de kandidaat, specifieke bladeren, bloemen, boombastgordel, penisdoek, grasrok voor de vrouw

13*

Mal (mage ne mal)

Arend en mage van de arend. Echtegenote krijgt de titel lemad.

Stenen dansplatform of -schrijn voorzien dak, aan de nokbalk een gesculpteerde arend, steunpijlers zijn boomvarensculpturen, dans, zwijnoffer, vernietigingen zoals bij lokbaro.

14*         

Mal gel’te (mage ne mal gel’te)

Mal bij de zee en mage van de mal bij de zee

Platform zoals voor mal maar op het strand geplaatst, men slacht een zwijn op het platform, arendbanier op bamboemast,  vuur, rode beschildering van de kandidaat, dans op het strand.

15*

Tain mal (tain mal)

?

Rechthoekige stenen toren en kleinere platformschrijnen voor de echtgenote(s) vuur, arendsbanier,[202]  dans, doden van pluimvee, vrouw  van de kandidaat doodt een zwijn, geen titel voor de vrouw

16*

Mal meurt

De juiste mal

Rond stenen platformschrijn (± 4 meter hoog), een arend (twee gekruiste stokken) aan de centrale pijler, vier kleinere rond stenen platformschrijnen elk met een boomvarensculptuur, hoofddeksel, vuur, dans

Tabel 11. Mage-graden in noord Ambrym (Patterson)

 

Alhoewel de mage-graden afkomstig zijn van Malakula of Vao, kan men in enkele graden elementen terugvinden die overgenomen werden uit oudere lokale genootschappen. Vooral het desacralisatie ritueel zou ouder zijn dan het mage-genootschap.  De tuinen van de kandidaat worden verwoest, en zijn kippen, soms zelfs zijn zwijnen worden gedood. Dit ritueel zou uit de berang yanyan- en fenbi-genootschappen zijn overgenomen (Patterson 1981: 222).

 

Het belangrijkste taboe van de mage neemt aanvang zodra men de eerste graad heeft verworven. Deze man mag geen voedsel meer eten dat door een vrouw wordt klaargemaakt. Hij zal zelf koken op het vuur (fangkon) dat bij zijn graad hoort. De nieuweling zal een kleine vergoeding moeten betalen als hij de eerste maal gebruik maakt van het  sacrale vuur. Deze vergoeding bestaat uit een jong varken of een mat. Dit taboe houdt ook in dat men alleen mag zitten en slapen bij mannen die hetzelfde vuur gebruiken. Daarnaast zijn er nog een reeks voedseltaboes. Sommige fruitsoorten mogen alleen door de houders van welbepaalde graden verorberd worden. Daarom worden de fruitbomen gemarkeerd met gradentekens.

 

Afbeelding 97.

Spatelvormige knots  (Malakula)

Afmetingen: 97,8 x 6 cm

Materiaal: hout

Collectie: Meyer
© Foto: Olaf Wipperfürth

Uit: Meyer 1997:36

Dezelfde regels tellen voor de  vrouwen die in het yemarkon-genootschap de titel van rebet of lemad verworven hebben.[203] Ook zij mogen alleen op het haardvuur van hun graad koken. De vrouwentitels toegekend bij de mannengraad 12 en 13, zouden zijn overgenomen van een vrouwengradengenootschap uit Malakula (Guiart 1951:29-30). Ook Larsen (1961: 130) vermeldt dat vrouwen wiens man de lokbaro (12e graad) heeft bereikt, de titel lemad mogen dragen. Deze vrouwen hebben recht op een houten sculptuur: de Barereo  (afb. 97).

 

Hoe stonden de vrouwen tegenover de Mage, een genootschap dat alle mannen maar slechts enkele vrouwen (lemad) toeliet? Alleen de dragers van de titel lemad mochten de sacrale en ceremoniële gronden (hara) betreden. Daarenboven maakten deze vrouwen misbruik van hun titel. Lemad vrouwen zullen er niet voor terugdeinzen de knots te gebruiken om hun wil op te leggen aan vrouwen die geen titel dragen. De vernederende situatie is gewijzigd na de tweede wereldoorlog. Jonge christelijke vrouwen hebben het yengfa-ritueel ingevoerd.[204] Dit is discreet gebeurd en verklaart waarom Guiart, die op dat ogenblik veldwerk deed in noord Ambrym, dit niet heeft geregistreerd. De bedoeling was de vrouw een plaats te geven in de kastom en de taboes te doorbreken. In het yengfa-ritueel moet de postulante een zelf opgekweekt slagtandvarken offeren. Deze actie doorbreekt het taboe dat vrouwen verbood slagtandvarkens te offeren en het vlees van deze varkens te eten. Reeds als jong meisje krijgt de postulante van haar ouders een gecastreerde big dat ze zelf moet verzorgen en voeden. Wanneer de slagtanden van de barge beginnen te krullen, legt men samen met de familieleden een datum vast voor de yengfa. Tijdens de ceremonie moet het meisje het slagtandvarken doden. Hierdoor offert ze levenssubstantie en verwerft daarvoor persoonlijkheid en status. Dit offer staat garant voor haar potentiële vruchtbaarheid. Haar titel wordt yengfa mage. Na de ceremonie worden alle taboes gelicht. Het meisje mag nu rode yams eten, symbool voor het bloed van de cultuurheld. Ze krijgt een spiegel aangeboden en mag voor de eerste keer haar eigen beeld gadeslaan.[205]  Andere geschenken omvatten armbanden en oorringen uit materialen gemaakt die tot nu taboe waren. Na het ritueel zal zij de verschillende geschenken die ze heeft gekregen moeten betalen (Patterson 2001:43-44).

 

 

1.5.1.2.2. Zuidoost Ambrym

 

Ook in zuidoost Ambrym is het mage-genootschap (nimangki) een instrument dat toelaat, mits men over de nodige diplomatieke gaven en financiële middelen beschikt, macht en prestige te verwerven. Tonkinson (1968:13) stelt dat in zuidoost Ambrym het genootschap de graden zeer duidelijk heeft gedifferentieerd. Iedere graad gaf het voorrecht een bepaalde kleur van crotonblad onder de gordel te schuiven. Ook de beelden (temes), de ornamenten en de decoraties verschillen sterk van graad tot graad. De hoger graden volgen min of meer een vast verloop met enkele lokale variaties De belangrijkste activiteit rond de hogere graden was toegespitst op het beeldhouwen van een temes en het bouwen van een symbolische mannenhuis. Voor alle artefacten of rituelen moet steeds betaald worden met varkens. Het mage-complex is in zuidoost Ambrym minder ingewikkeld dan in het noorden, omdat de introductie er later gebeurde. Volgens Tonkinson had er slechts één man de hoogste mal-graad bereikt wanneer de eerste missiepost werd gesticht.[206] Er waren volgens Tonkinson in 1968 nog verschillende “heidense” dorpen die de mage-ceremonie, zij het in een verwaterde vorm, uitvoerden. Over de hoofden (suv of jif: Bislama voor chief) hun relatie met het mage-genootschap is volgens Tonkinson (1968:28) weinig gekend. In ieder geval was een erfelijke leiderschap mogelijk indien de zoon van de jif een “sterke man” of een “goed redenaar” was. De hoofden moesten, net als alle andere kandidaten, betalen voor het verwerven van een graad. De bezitter van de hoogste graden zou meer prestige hebbeb dan een jif met een lagere rang. In geval van oorlog genoten de hoogste graden van geen bijzondere bescherming. Tonkinson relativeert zijn bevindingen omdat volgens hem niemand in zuidoost Ambrym het verloop van de oorspronkelijke rituelen nog kent. Alleen de initiatie en de incisieceremonie worden nog uitgevoerd, maar de mythische en symbolische inhoud ervan is verloren. In tabel 12 geven we de gradenindeling volgens de notities van Tonkinson (1968:27).[207]

 

Graad

nr.

Titel[208]

 

Opmerking

1

Teimis

 

2

Maileluh

 

3

Vorang

 

4

Mol

 

5

Haattexulxul[209]

(haategulgul)

 

6

Xulxul

(Gulgul)

 

7

Saraxan

(Sagaran)

 

8

Lun

 

9

Urur

 

10

Haattesubok

 

11

Subok

 

12

Maxisivi

(Magevisi)

 

13

Molon

 

14

Bulmolon

(Bul molon)

 

15

Loxvaro

(logvaro)

 

16

Mal

 

Tabel 12: Mangki of mage-graden in zuidoost Ambrym (Tonkinson 1968)

 

1.5.1.2.3. West Ambrym

 

In 1929 (Deacon 1929:512) waren er in Lonwolwol (Craig Cove) slechts 7 graden in gebruik. In 1944 noteerde Paton (1979:24) aan de westkust in Craig Cove de volgende 15 mage-graden:

 

Graad

nr.

Titel

 

Volgens Deacon

In 1929

Opmerking

1

Mwel

 

 

2

Melim

 

 

3

Tanop

 

 

4

Berang

Barang (graad 1)

Boomvarensculptuur

5

Berangver

Barang Vit (graad 2)

 

6

Sakran

 

 

7

Leun

 

 

8

Wurwur

Wurwur (graad 4)

 

9

Gulgul ver (I)

Gulgul berang (II)

 

 

10

Naim simok

Naim (graad 3)

 

11

Naim hivir

 

Beeld

12

Meleun

Mweleun (graad 5)

Beeld in een put

13

Wu meleun

 

Beeld in een put

14

Lokbaro

Lukparo (graad 6)

 

15

Mal

Mal (graad 7)

Bestaat uit verschillende sub-graden, waarschijnlijk zes

Tabel 13. Mage-graden in west Ambrym in 1944 (Paton 1979)

 

Zodra een man de lokbaro graad heeft bereikt, kan zijn echtgenote geïnitieerd worden in de eerste fankon-graad (fankon: sacraal vuur). Of de geïnitieerde vrouwen op het hetzelfde fankon-vuur koken als de mannen is niet duidelijk. In ieder geval zijn de vrouwen uitgesloten van de fankon van de hoogste graden (Paton 1979:24).

 

Graad

nr.

Titel

 

Opmerking

1

Rebet

 

2

Berang

 

3

Berangver

 

4

Sakran

 

5

Lemar

Er is onzekerheid over deze graad.

Tabel 14. Fankon-graden voor vrouwen in west Ambrym (Paton 1979)

 

1.5.1.3. Vergelijking der graden

 

Tabel 15 geeft een vergelijkend overzicht van de namen van de graden in de besproken gebieden. Het rangnummer van de graad is zuiver informatief, daar niet met zekerheid bekend is of deze volgorde steeds gerespecteerd werd. De tabel illustreert de complexiteit van de nimangki-genootschappen. Opmerkelijk zijn de overeenkomsten en verschillen die voorkomen bij aan elkaar grenzende gebieden.

 

Vooral de overeenkomsten tussen de namen van de nimangki-graden aan de oostkust van Malakula en deze op Ambrym zijn opvallend. Deacon (1929:514) wees reeds op de overeenkomst tussen de graden in Vanbaut (Port Sandwich, zuidoost Malakula) en Lonwolwol (Craig Cova, west Ambrym). Men kan zelfs stellen dat er meer overeenkomsten zijn tussen de graden in Port Sandwich (zuidoost Malakula) en Ambrym, dan tussen Seniang en South West Bay.

 

Patterson (1981:221) is van oordeel dat alle graden (aangeduid met rode asterisk) op uitzondering van de pre-graad fangtasum uit Malakula geïmporteerd werden.  Dat de namen praktisch onveranderd wij zou er op wijzen dat de import van recente datum is. Indien wij de graden genoteerd door Lamb (1905:121) vergelijken met die welke Patterson publiceerde, stellen we vast dat het aantal graden in minder dan een eeuw met zes was toegenomen.

 

South West Bay Malakula

Seniang

Zuidwest Malakula

Wurvulu Zuid Malakula

Port Sandwich Zuidoost Malakula

Sanbarei Oost Malakula

Lambumbu Midwest Malakula

Big Nambas Noord Malakula

Atchin Kleine Eilanden

Fanteng

West Ambrym

Sulol

West Ambrym

West Ambrym

Zuidoost Ambrym

Noord Ambrym

In 1905

Noord Ambrym

In 1981

amb-kon (1)

ambkon (1)

naamb kon (1)

 

na goro (1)

 

dravu (1)

luwush (1)

 

ngor (1)

 

teimis (1)

iedere man (1)

fangtasum (1)

ne-welwel (13)

nevelvel (18)

nevelvel (12)

 

 

vilvil (1)

vilvil (3)

welwel (2)

 

 

 

 

 

 

ni-mweil (12)

nimweil

(17)

nimwiil (11)

 

 

bwil (1)

bwïl (2)

 

 

 

 

 

 

 

mweliwsal (2)

mwelip sal (4)

tan mwelip (4)

mweliw (1)

mweriv (2)

 

 

 

 

mwelip

mwel (1)

 

 

mwel (2) *

 

 

 

tangop (2)

tangop (3)

 

 

 

 

tangop

tanop (3)

 

 

 

barangbie (3)

barang bie

(3)

barangbie (3)

barang (3)

barang (4)

 

 

 

berang

pwerang

berangver (4-5)

vorang (3)

berang (2)

vir (3)

berangver (3) *

 

 

 

kherong (4)

 

 

 

 

sagaran

sakaran

sakran (6)

sagaran (7)

sakran (4)

sagaran (4) *

 

 

 

naim (5)

nggurnggur (5)

 

 

 

ngurur

luul

leun (7)

lun (8)

 

leun (5) *

 

 

 

 

 

 

 

 

 

wurwur

wurwur (8)

urur (9)

ngurur (5)

wurwur (7) *

 

 

 

gulgul (6)

 

 

 

 

gulgul

gulgul

gulgul (9)

haategulgul

gulgul (5-6)

gulgul (6)

gulgul (6) *

 

 

 

 

na im (8?)

 

 

 

neim

neim

naim

(10-11)

subok/molon (11-13)

naim (7)

neim (8-9) *

 

 

 

mweleun (7)

miliun (6)

melmel (2+)

miliun (4)

mulon (3)

melun

mweleun

meleun (12)

bul molon (14)

melun (8)

meleun  (10-11) (lon bul) *

 

 

 

lok paro (8)

ruhvaru (9?)

 

 

ruk waru (4)

lugubaru

lukparo

lokbaro (14)

loxvaro (15)

lugubaru (9)

lokbaro (12) *

mbalias (14)

mbalias

(20 )

mbalias (12)

mal (9)

 

 

 

mal (5)

mal

mal

mal (15)

mal (16)

mal (10)

mal (13-14) *

muluwun (15-28)

muluwun (21-32)

 

 

 

 

 

mal teg (6)

 

 

 

 

 

mal tain & mal meurt (15-16) *

 

Tabel 15. Vergelijking van de namen van de graden van het nimangki-genootschap

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[166] In noord Vanuatu is er een sterke band tussen voeding en status. Voedsel is een expressiemiddel om de status te illustreren die men bereikt heeft. De voeding is rechtstreeks gekoppeld aan de rang die men in de gradengenootschappen bereikt heeft. Sommige graden worden zelfs als “eating grades” (eetgraden) beschouwd. Eten wordt verbonden met spirituele krachten en daarom mag het alleen gebeuren met mannen met dezelfde rang. Bij de christianisatie stelden zich problemen omdat de missionarissen van oordeel waren dat mannen en vrouwen samen moesten eten. Daarom noemde de ni-Vanuatu het bekeringsproces “gaan eten met de vrouwen” (Bolton 2001:263).

[167] Wij zullen de generische naam nimangki (ni is het lidwoord) gebruiken en indien nodig de lokale naam vermelden. Op de Kleine Eilanden is de naam maki, op de oost- en westkust van Malakula spreekt men van mangki. In Seniang (Zuidwest Malakula) vinden we de termen menggi en mangki naast elkaar. Op zuid Malakula gebruikt men de term mangke. Mangke zou de oudste naam zijn en afkomstig uit Aulua gelegen aan de oostkust van Malakula. Op Ambrym spreekt men van het mage-genootschap (Layard 1942:691-92).

[168] Vanuatu Kaljoral Senta: Vanuatu Cultureel Centrum, soms ook National Museum genoemd.

[169] Wij gebruiken de Bislama term kastom voor traditie. Een traditie die continue evolueert en zich actualiseert.

[170] Dood slaat niet langer op het doden van vijanden maar op het ritueel slachten van varkens (zie 1.3.7).

[171] De postulant betaald niet alleen voor artefacten en insignia, maar ook voor de pigmenten waarmee zijn lichaam of de beelden worden beschilderd. Eens betaald behoudt de ingewijde het gebruisrecht van deze artefacten, insignia en andere diensten tenzij deze opnieuw voorkomen in een hogere graad. Dan zal hij ze opnieuw betalen (Layard 1928:154).

[172] Een man krijgt bij de geboorte een naam, maar meestal zal men hem van zodra hij een rang in het nimangki-genootschap heeft bij zijn titel noemen (Layard 1928: 152 en 219).

[173] Wij beperken ons tot de materiële artefacten waarvoor de postulant moet betalen. Over zang, dans, muziek is weinig bekend.

[174] De rangnummers betekenen niet dat de graden steeds in deze volgorde worden toegekend.

[175] “Heilig” is de term die dat Layard gebruikt. Wij vermoeden dat hij sacraal of taboe bedoelde.

[176] Plots duikt hier de steencirkel op om in de vier daaropvolgende graden niet meer voor te komen.

[177] Cycas (lokale naam namele): ritueel gebruikte palmboom.

[178] Layard (1928: 171 en180) is hier niet duidelijk. In de tekst spreekt hij van “turbo shell-armlet” (turbo schelp armband) en in het overzicht van “turtle shell-armlet” (schildpad armband).

[179] Tortor boomsoort waarvan het harde hout veelvuldig gebruikt wordt voor sculpturen en constructieve elementen in de Nimangki ceremonies.

[180] De kopierechten van deze graad zouden recent verworven zijn (Layard 1928: 175).

[181] Layard (1928: 174) sluit de mogelijkheid niet uit dat er drie gezichten op voorkomen.

[182] De graden 27 en 28 zouden sinds mensenheugenis niet meer zijn toegekend in Seniang. Dit verklaart de waarom Layard (1928:175) weinig informatie kon verzamelen.

[183] Cordyline: plant die zoals de croton ritueel wordt gebruikt en een attribuut van een graad is.

[184] Deacon (1934:296) beschouwt de graden 1 tot 4 als “kindergraden” omdat ze reeds aan jonge kinderen mogen toegekend worden.

[185] Deacon (1934:296 en 300) beschouwt de graden Nevet (graad 5), Naai Mbimbarap (graad 6) en Mbalmbal (graad 14) samen met de “kindergraden”  als de “zwarte Nimangki-graden”. In deze graden wordt de kandidaat volledig ingewreven met houtskool. Deze graden hebben tevens hetzelfde tromritme en dezelfde dans (era’ab). Daarnaast wordt in Nevet (graad 5), Naai Mbimbarap (graad 6) en Mbalmbal (graad 14) een fijn afgewerkte bamboe afsluiting gemaakt met naai rew bladeren.

[186] Zeeslak (Strombus gigas) waarvan de schelp als blaashoorn kan gebruikt worden. Binnen de nimangki-rituelen wordt deze schelp meestal stukgeslagen op het voorhoofd van een waardevol varken vóór het wordt geofferd.

[187] Noulas: boomsoort.

[188] Extra beelden die naast de grote boomvarensculptuur temes mbat ru (beeld met twee gezichten) worden geplaatst. Elke kandidaat plaatst voor elke graad die hij in het Nimangki-genootschap heeft behaald een kleine temes naast de mbat ru (Deacon 1934:317).

[189] navanavu: Volgens Deacon (1934:298-9) een ellipsoïde met puntige uiteinden. Wordt gemaakt door gespleten bamboe over hoepels van verschillende diameter samen te binden aan de uiteinden. Over het raamwerk wordt een glanzende papierachtige materie aangebracht. Het is de bedoeling dat de navanavu als een vlieger in de wind heen en weer zwaait. Bij Layard (1928:164) is de navanuvu van de Mbalmbal (10e graad) een holle kegel.

[190] De grootte varieert in functie van het aantal kandidaten voor de graadverheffing. De kegel moet een compartiment bevatten voor elke kandidaat.

[191] Het is mogelijk dat de kandidaat, tegen betaling, een model van zijn gezicht kan laten maken. Na zijn dood zou dit model gebruikt worden bij het modeleren van zijn schedel die men op zijn rambaramp, een funeraire mannequin, zal plaatsen

[192] Deacon (1934:304-5) spreekt van de “steen van het kind” daar waar Layard (zie supra) kiest voor “kind van de steen”.

[193] Volgens Deacon (1934:337) zijn informant gaat het om een bijzonder sacraal object. Een antropomorfe figuur gemaakt met matten. De magische kracht van het object zou zo groot dat men het niet over land kan vervoeren en het bewaard wordt op een kano. Vrouwen of kinderen die in de nabijheid van het beeld komen zouden sterven. De postulant verwerft dit beeld niet, maar betaalt voor het recht het te mogen aanschouwen.

[194] Vóór de contact periode had men de beschikking over wit (koraalkalk), geel tot oker, groen (mineraal) en zwart (houtskool). Na de aankomst van de kolonisten wordt het groen en geel vervangen door wasblauwsel en loodrood (Watt Legatt in Deacon 1934: 377).

[195] Watt Legatt stelde vast dat, in tegenstelling met Noord Malakula, er op de Maskelyne eilanden geen vrouwelijke sculpturen voorkomen (in Deacon 1934: 377).

[196] Het doodknuppelen van een varken vraagt 20 tot 30 slagen.

[197] Deacon geeft geen verdere informatie over het gebruik van deze maskers. Wij weten niet hoe pato en gulong er uit zien, noch bij welke mage-graden ze gebruikt worden.

[198] De tobuan, serebuan, berang yanyan,en fenbi zijn inheemse rituelen die losstaan van het mage-genootschap, maar ze maken ook gebruik van varkensoffers, boomvarenbeelden en megalithische structuren om de graden te markeren. Ze worden in noord Ambrym nog sporadisch uitgevoerd maar verliezen (Patterson 1981: 223-7) aan belang. Berang yanyan en fenbi zijn rituelen waarin tegenstelling met het nimangki-genootschap, de verwantschapsbanden van doorslaggevend belang zijn. De kandidaat betaalt met veel slagtandvarkens het recht om met pijl en boog op bepaalde familieleden te schieten. Deze bevinden zich samen met de schedel van de voorvaders achter een beschermende scheidingswand. De schietpartij is louter symbolisch en verwijst naar wat Layard (1942:707) “the journey of the Dead” (de reis die de doden zullen afleggen naar het hiernamaals) noemt. 

[199] De grootste voorzichtigheid is aangewezen bij het vergelijken van de gegevens die de verschillende onderzoekers hebben verzameld. Het gangbare systeem van kopierechten dat toelaat materiële en niet materiële artefacten te verhandelen kan tot gevolg hebben dat twee naast elkaar liggende dorpen een verschillend aantal mage-graden kennen. Naast de ruimte factor is er de tijdsfactor. Bij elke opvoering van een mage-ceremonie worden er wijzigingen aangebracht. Dit betekent dat de mage lijkt op een organisme dat continu muteert naar andere, meestal complexere vormen.

[200] Rangen met hetzelfde kleurteken koken op dezelfde haard in het mannenhuis.

[201] Volgens Guiart (1965: 18) zou het “stenigen” gebeuren met fruit en niet met stenen.

[202] Volgens Larson (1961:127) kan het ook een valk zijn die gebeeldhouwd is uit licht hout.

[203] Of dit yemarkon genootschap een overblijfsel is van een ouder genootschap is niet duidelijk. Lamb (1905:128) vermeldt dat er in noord Ambrym een vrouwengenootschap bestaat met acht graden: salinda, lingfa, lavit, yimmarkon, lawar, monatan, berang en berangvir. Hij geeft geen verdere details over de inhoud van deze graden en vermeld slechts dat de achtste graad en hoogste graad berangvir op gelijk niveau staan met de eerste graad bij de mannen.

[204] Het is ons onduidelijk waarom het initiatief is uitgegaan van christelijke vrouwen. Het Yengfa-ritueel is geladen met magie en moeilijk in overeenstemming te brengen met de christelijke leer.

[205] Vroeger werd er geen spiegel gebruikt maar keek het meisje naar haar spiegelbeeld in een kokosschaal gevuld met water (Patterson 2001:43). Het spiegelstadium doet ons onvermijdelijk denken aan wat Lacan (1966:93-100 en Quackelbeen 1984:9-15) het “spiegelstadium” van de ontwikkeling van het kind noemt. In die fase wordt het kind als het ware geïnitieerd in taal en socio-culturele structuren.

[206] Rond 1920 werden alle dorpen in zuidoost Ambrym als gekerstend beschouwd (Tonkinson 1968:14). Wij hebben de indruk dat de kerken graag optimistische cijfers naar het thuisfront stuurden over hun proselitisme.

[207] Wij hebben de graden genummerd alhoewel Tonkinson slechts spreekt van “from the lowest to the highest” (van de laagste tot de hoogste). Dit om enig houvast te bieden bij vergelijkingen met andere regio’s.