“Richesse Oblige” Rang op Ambrym en Malakula (Vanuatu). Het nimangki-genootschap: bron van creativiteit, sociale vrede en statusverandering. (Jean P. L. De Keersmaeker)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1. Etnografie

 

1.2. De economie van Ambrym en Malakula

 

1.2.1. De voedingsbronnen

 

Tuinbouw is veruit de belangrijkste voedselbron voor de ni-Vanuatu. Het is aan de horticultuur dat de meeste tijd en energie wordt gespendeerd. De tuingewassen zijn een onmisbare bron van koolhydraten en vormen de basis van het dagelijkse menu. [47]  In de omheinde tuinen worden met grote zorg tarovariëteiten (Colocasia esculenta) en yamwortels (Dioscorea alata, D. nummularia, en D. esculenta) gekweekt (afb. 8a, 8b, 9a en 9b).

Afbeelding 8a. Tarokno 

© Texas A & M University  

 

Afbeelding 8b. Taroveld

© Foto: David S. Seigler, University of Illinois

 

Afbeelding 9c. Yamknollen

© Foto: Michael Heath

 

Afbeelding 9d. Yamtuin

© FAO (Food & Agriculture Org. of the U.N.)

United Methodist Church

De yam is belangrijk omdat hij naast zijn hoge voedingswaarde gedurende maanden bewaart zonder te rotten. Ook in het wild levende yamsoorten (Dioscorea bulbifera en D. pentophylla) worden gegeten. Andere taxi die tijdens de vroege migraties of later door de kolonisten werden geïntroduceerd zijn de banaan (Musa paradisiaca, Musa troglodytarum), de broodboom (afb. 10: Artocarpus altilis), de Fidji taro (Xanthosoma sp.), andere yamsoorten (Dioscorea rotunda, D. trifada), de maniok (afb. 11: Manihot esculanta), de zoete aardappel (Ipomoea batatos), de eilandenkool (afb. 12: Abelmoschus manihot of Hibiscus m.), de pitpit (afb. 13: wilde suikerrietsoort, Saccharum edule) en de kavastruik (afb. 37 en 38: Piper methysticum).

 

Afbeelding 10. Broodvrucht

© Foto: Don Skean 1984

Afbeelding 11. Maniokknol

© Inst. For Horticultural Development, Knoxfield

Afbeelding 12. Eilandkool

    © FAO (Food & Agriculture Org. of the U.N.)

Afbeelding 13. Pitpit  ©  Herlex Ltd

Afbeelding 37.
De kavaplant (Piper methysticum Forst.f.)

© Foto: Kai K. Kaholoka

 

Afbeelding 38. De kavawortel

© Foto: Cielo Herbals

De kokospalm (Cocos nucifera) heeft zich zonder menselijke interventie over de eilanden van archipel uitgezaaid. Oliver (1989:187-8) vermeldt dat de sagopalmpudding (Metroxylon rumpii.) als voedselsupplement gegeten wordt op Vanuatu.[48] Weightman (1989:116) stelt dat de sagopals die werd geïmporteerd niet meer gebruikt wordt als voedselbron:

 

“..by immigrants in ancient times for use as food, but today grown only for the high quality thatch (natagora) it provides.(“..lang geleden  door immigranten meegebracht als voedsel, maar vandaag nog enkel gebruikt voor zijn kwaliteiten als dakbedekking {natagora}.”).

 

De Metroxylon rumpii heeft een laag rendement en levert een zetmeel van minderwaardige kwaliteit. Daarom wordt het zetmeel slechts geoogst in uitzonderlijke situaties zoals hongersnood (Patterson: persoonlijke mededeling 2002). Dit zou kunnen verklaren waarom Boudry (1995) de sagopalm niet heeft opgenomen in haar studie.[49] De sago groeit in het wild en krijgt een bijzondere zorg.

 

De traditionele tuinbouw steunt op vruchtbaar maken door afbranden van de begroeiing en de braaklandcyclus. Na gebruik laat men het land gedurende drie tot tien jaar braakliggen opdat het zich zou kunnen regenereren.[50] Ontbossen en afbranden moet met bijzondere zorg gebeuren wil men de kans op plantenziekten en parasieten minimaliseren. Indien nodig zal men meermaals afbranden tot de grond er praktisch naakt bijligt. Dit is een absolute noodzaak als de grond voor yamcultuur zal gebruikt worden. De yam is gevoeliger voor plantenziekten en insecten dan de taro. De afgebrande boomstronken laat men staan opdat ze zouden composteren en op die manier bijdragen tot de bemesting van de grond. De verkregen as wordt samengebracht en met de yam- of tarowortel ingekuild.  De achtergebleven boomstronken hebben als bijkomend voordeel dat bij hellende tuinen de grond minder gemakkelijk wegspoelt bij hevige regenval. 

 

In elke yamtuin heeft één yam een eigen naam en aparte functie. Dit is de “moeder van de yams”. Die yam staat borg voor de goede ontwikkeling van de andere yams en geeft bescherming tegen wind, stenen of magie. Deze worden aansprakelijk gesteld voor alle plantenziekten. Samen met de “moeder van de yams” spelen ook andere planten een rol. In combinatie met magische stenen zullen deze planten de gewassen versterken en beschermen. Onderzoek heeft uitgewezen dat verschillende van deze planten effectief een afwerende functie tegen insecten en plantenziekten hebben (Boudry et alii 1995: 56-62). [51] De soort plant die moet aangewend worden zal via een droom worden meegedeeld aan een specialist die de agrarische rituelen en technieken kent. Hij kent de remedies die moeten zorgen voor de groei en bescherming bieden tegen fytopathogene actoren (bacteriën, virussen, schimmels, insecten, wormen). Deze magiër komt steeds uit een familie gespecialiseerd in tuinbouwrituelen en waar de kennis van vader op zoon wordt doorgegeven. [52]

 

Op Vanuatu kent men ook magische tuinen waar de yam of taro niet gekweekt wordt voor consumptie maar voor ceremonieel gebruik. Deze knollen moeten voldoen aan esthetische criteria, vooral de huid moet gezond en onbeschadigd zijn.

 

Jagen moet op Vanuatu beschouwd worden als een tijdverdrijf voor mannen. Er wordt zelden aan georganiseerde jacht gedaan en de meeste mannen hebben weinig interesse voor de jacht. De rol van het wild als voedselbron is, vooral op de kleine eilanden, verwaarloosbaar. Slechts indien een kudde wilde zwijnen of een zwerm vleermuizen gesignaleerd wordt zal men eventueel beslissen om op jacht te gaan.[53] Meestal is het doel van de jacht enkel het vergaren van materiaal om objecten of het lichaam mee te versieren. Vooral veren, pels, huid, nagels, been, tanden en schildpad wordt hierbij verzameld (Douglas 1989: 231). De kuddes zwijnen die op de eilanden voorkomen zijn verwilderde dieren. De jacht op deze zwijnen is gevaarlijk. Daarom gebruikt men honden die de zwijnen naar het strand jagen waar men ze gemakkelijk met pijl en boog kan afmaken. Op Malakula gebruikt valkuilen om de varkens te vangen. (Deacon 1934:193). Indien het bestand aan gedomesticeerde varkens onvoldoende is voor de offerrituelen, zal men de voorraad aanvullen met wilde dieren. Naast de jacht op de geapprecieerde vliegende hond (afb. 14a en 14b) en het zwijn jaagt men soms op duiven (vooral de muskaatduif, Ducula bakeri).

 

Afbeelding 14a. Vliegende hond        Afbeelding 14b. Slapende vliegende honden

© Foto: Roy Breslawski                              © Foto: Annie Brooke

 

Ook de rat, de hagedis en de geozchte kokoskrab (afb. 15: Birgus latro) staan soms op het menu.[54] Het kleine wild wordt door de jagers meestal ter plaatse als versnapering verorberd en zelden meegenomen naar het dorp (Speiser 1929: 139-141).

 

Afbeelding 15. De op het land levende kokoskrab

© Foto: N. Dean Pentcheff

 

In tegenstelling met andere kustvolkeren van Melanesië zijn de Ni-Vanuatu geen bijzonder handige vissers. Visvangst op hoge zee wordt niet beoefend. Niettemin is voor de kustbewoners de visvangst een belangrijke bron aan proteïnen. Men vist langs het strand vooral met pijl en boog of met harpoenen. Een andere techniek bestaat erin om bij hoog water een dam op te werpen in de lagune en bij laag water de vissen uit het water scheppen.  Een merkwaardige techniek bestaat erin de vis te verdoven. Men strooit plantaardige gifstoffen in het water waarna de vissen komen bovendrijven. Om welke planten het ging heeft Deacon niet kunnen achterhalen (1934:190).[55] Tataÿna (1931:40) beschrijft een techniek waarbij men de vis naar het strand drijft waar men hem met stukken koraal bekogelt. Deze techniek van “pêche aux cailloux” (vissen met stenen) zou terug te vinden zijn tot op de Genootschapeilanden (Hawaï). Speiser was van oordeel dat de vishaak onbekend was in Vanuatu. Hij is van oordeel dat de als vishaken bestempelde artefacten in de Westerse musea in feite knevelhaken zijn.[56] Ook het gebruik van visnetten zou van Europese oorsprong zijn. Men kwam tot deze conclusie omdat de netten op dezelfde wijze zijn geknoopt als de Europese exemplaren. Zeeschildpadden werden ook gegeten. Het vangen van de zeeschildpadden was voorbehouden aan mannen uit welbepaalde families (Speiser 1923: 141-143). De kustbewoners vergaren ook schaal- en weekdieren. In het binnenland vormt de riviervis een bron aan proteïnen (Deacon 1934:16 en 190-191).

 

Het varken is het belangrijkste en alomtegenwoordig gedomesticeerde dier. Of het varken door de ni-Vanuatu of door vroegere immigranten werd geïntroduceerd is niet met zekerheid geweten. Oorspronkelijk werd gedacht dat de varkens op Vanuatu afstamden van een Maleisische soort die zich in Papua-Nieuw-Guinea ontwikkelde (Sus papensuis). Intussen zijn de meningen terzake veranderd. Aangenomen wordt dat de varkens op Vanuatu geen aparte soort vormen. Het is een hybride ontstaan uit de kruising van het Sulawesische wrattenzwijn (Sus celebensis) en het Euraziatische wilde zwijn (Sus scrofa) (Rodman 1996: 185-167).[57]  Alhoewel het socio-cultureel en ritueel belang van het varken bijzonder groot is (zie 1.3.8.), mag het als bron van proteïnen niet onderschat worden.[58] Men kan niet spreken van een culturele controle over het varken zoals wij die kennen bij de westerse veeteelt. De varkens zijn halfwild en lopen vrij rond. De dieren krijgen volgens Speiser (1932:143-5) geen eigenaarmerk. Oliver (1989:224) daarentegen is van oordeel dat op sommige eilanden de varkens een eigenaarmerk dragen.[59] Slechts de waardevolle varkens, namelijk de beren, worden zorgvuldig gevoed en gehoed. Vrouwen zullen indien nodig de mannelijke biggen de borst geven. Beren met gekrulde slagtanden betekenen rijkdom voor de bezitter. Vooral de onderkaak en de slagtanden zijn waardevol en vormen een prestigeteken (afb. 33).

 

Afbeelding 33. Varkensonderkaken uitgestald aan een dansplein ( nasara)

op Vao (Kleine Eilanden, noordoost Malakula)

 

Naast het varken werd de hond en de kip als huisdier gehouden. De eerste honden zouden door Cook zijn achtergelaten. Honden zijn het eigendom van de dorpsgemeenschap, nooit van een particulier. Zij worden ingezet bij de jacht op zwijnen maar zijn hiervoor niet speciaal afgericht. De hond wordt door de bewoners van Malakula, Ambrym, Aoba en Santo bijzonder geapprecieerd voor zijn waakzaamheid en zijn lekkere smaak. De kippen leven in een half verwilderde toestand en worden geslacht voor hun veren, het vlees is bijkomstig. De eieren worden zelden gegeten of slechts als ze reeds bebroed zijn. Op Malakula zijn eieren taboe voor mannen omdat ze van vrouwelijke oorsprong zijn. Als tussendoortje beknabbelt men graag kleine heremietkreeften, eet men maden, geroosterde sprinkhanen, luizen, teken, vliegen, slakken,  glim- en houtwormen. In geval van hongersnood eet men gras, scheuten van de varenboom, boomwortels, bladeren, hagedissen en wilde yamsoorten.

 

De rol van antropofagie in Vanuatu wordt volgens Speiser (1929: 143-145) sterk overdreven. Mensenvlees was stricto senso zeker geen noodzakelijke voedselbron.[60] Dat mensenvlees superieur zou zijn aan al andere vleessoorten, zijn sadistische verhalen die de plaatselijke bevolking met veel plezier aan de westerlingen vertelden. Een verklaring voor het kannibalisme is te vinden het animistisch wereldbeeld. Oliver (1989: 315-320) ziet drie drijfveren voor kannibalisme: honger, straf en magie. Vooral de bestraffing en de magie spelen een rol. Kannibalisme zou de allerhoogste vernedering die men zijn vijanden kan laten ondergaan. Sommige lichaamsdelen (hart, lever, hersenen, ogen, genitaliën) zouden magische krachten bezitten die overgaan in de persoon die ze opeet. Al te graag classificeerden de eerste kolonisten, missionarissen en onderzoekers de Melanesiërs als menseneters.[61] Speiser (1923:373) en Layard (1942:622) zijn van mening dat de rituele varkensslachtingen van het Nimangki-ritueel een substituut zijn voor de vroegere mensenoffers. Speiser citeert Dr. Bowie: 

 

“…at great feast in Ambrym…the pigs are only substitute for human beings.” (bij grote feestelijkheden op Ambrym zijn de varkens slechts vervangers voor menselijke wezens).

 

Speiser (1923:373) stelt daarenboven dat op Malakula een groot feest aan plechtstatigheid miste indien er naast de varkens geen mens werd geofferd. De laatste kakae (term om zowel voedsel, feest en een slachtoffer van kannibalisme aan te duiden) zou op Malakula gevallen zijn in 1969. Voor elke gedode vijand werd een steen opgericht. De monolieten werden geplaatst aan beide zijden van de een weg die naar het dansplein leidt. Later is dit gebruik verder gezet en wordt er een monoliet geplaatst ter ere van de geofferde varkens. Bolton (2001:254-255) gaat er van uit dat de statusverandering in de gradengenootschappen niet alleen rond varkensruil en varkensslachtingen draaiden. Bij sommige rituelen zouden ook mensenoffers plaatsvinden. Cranstone (1961:29) is van oordeel dat mensenoffers veeleer sporadisch voorkwamen. Alleen in het geval dat men mana (zie 1.4.3.) nodig had, zoals bij de tewaterlating van een prauw, zou men een mens offeren.

 

Kava Kava of Kawa Kawa (Piper methisticum Forst. f.) speelt een belangrijk rol in de tuinbouw, maar is geen voedsel in strikte zin maar een psychoactief genotsmiddel.  Gezien de grote impact die kava heeft op het dagelijkse leven zullen wij de socio-culturele en etnobotanische aspecten hierna in detail bespreken (zie 1.3.5.).

 

Tabak werd door de walvisvaarders op Vanuatu geïntroduceerd in de tweede helft van de achttiende eeuw. Tabak werd toen reeds op grote schaal gebruikt door de mannen, vrouwen en kinderen van de Salomonseilanden. Codrington (1891: 352) vermeldt dat er geen tabak meer gerookt werd wanneer hij aan het einde van de negentiende eeuw het noorden van de Nieuwe Hebriden bezocht. Later is tabak een belangrijk ruilmiddel geworden. Vooral de Europese tabak werd geapprecieerd en gerookt in korte pijpen geboetseerd uit klei (Speiser 1923:145).

 

Zowel Speiser ( 1923: 149) als Rivers (1914: II 251) zijn het eens dat betel in Vanuatu niet wordt gekauwd. Beneden Tikopia (12°18’ZB) en de Vanikolo eilanden (11°40’ ZB), die deel uitmaken van de Salomonseilanden, is het gebruik van betel nergens gesignaleerd.[62]

 

1.2.2. Het menu

 

De basisvoeding is vegetarisch en bestaat hoofdzakelijk uit knolgewassen zoals taro en yam. Taro gedijt beter op vulkanische vochtige grond en yam op koraalhoudende en zanderige grond. Ambrym is een vulkanisch eiland waar het moeilijk is gewassen te kweken. De vulkanische as is jong en poreus en heeft geen waterretentie. Is een dorp gelegen langs de kust, dan is visvangst de belangrijkste bron van proteïnen. Dorpen in het binnenland zijn voor hun proteïnen aangewezen op zwijnen, riviervis, kippen, ruilhandel met de kustdorpen. Soms wordt het menu aangevuld met klein wild.

 

De bereiding van het eten kan op drie manieren gebeuren: roosteren, bakken of koken. Bakken is de meest gebruikte kooktechniek. Roosteren wordt gebruikt bij de bereiding van fruit en vooral voor de yams en broodboomvruchten. Varkensvlees wordt normaliter in een aardoven gebakken, tenzij het om kleine dieren gaat zoals vogels, vissen of vleermuizen die men veeleer zal roosteren. Bij het bakken in de aardoven (umu), ook four canaque genoemd, worden de ingrediënten gerasmt of versneden in kleine stukken. Het mengsel van vlees, groenten en fruit wordt samen verpakt in laplap-bladeren.[63] Het eindresultaat is een pakje dat men ook laplap noemt (afb. 16).

 

Afbeelding 16. Bereidde laplap (links)

© Brian Matthews

 

Voor een aardoven maakt men een put die men bekleed en vult met lagen stenen. Over het geheel wordt een laag hout gelegd die men in brand steekt. Wanneer de stenen gloeiend heet zijn verwijdert men de as. Met gespleten bamboestokken als grijptang neemt men de bovenste stenen uit het smeulende vuur en legt deze apart. De onderste stenen die nog in de as liggen worden besprenkeld met water en bedekt met bananenbladeren. Op deze bladeren worden de laplap gelegd.[64] Dan plaatst men wat hete stenen tussen de voedselpakketten en legt er nog een laag bananenbladeren en de rest van de hete stenen bovenop. Het geheel wordt toegedekt met een bladerentapijt en een dikke laag aarde. Dit laat men verschillende uren smoren. Aan de geur weet men of het eten gaar is. Het voordeel van de aardoven is dat het voedsel nooit kan verkolen of uitdrogen omdat de temperatuur relatief laag is en het geheel hermetisch is afgesloten. Voedsel koken wordt zelden gedaan en dit wordt verklaard door het gebrek aan degelijke vuurvaste potten. Indien men water aan de kook wil brengen zal men dit meestal doen door een gloeiende steen in een schaal met water te leggen. Kokosschalen, houten schalen en bamboebuizen worden gebruikt als waterrecipiënt (Speiser 1923: 117 en Titaÿna 1931:35-6).

 

Een merkwaardig gebruik dat zou voorkomen op Malakula was het eten van aarde. Het is een donkere soort aarde die rijk is aan organisch materiaal. De aarde wordt tot een bol gerold en gedroogd. Waarna ze gegeten wordt als snoepgoed. De smaak zou zoeterig zijn en bijzonder geapprecieerd worden door zwangere vrouwen. Titaÿna (1931:28) heeft geen bevestiging van dit gebruik kunnen vinden. Interessant is dat een gelijksoortig geofagie door Nevermann (1943:221) werd gesignaleerd op de Admiraliteitseilanden.

 

Een seizoensgebonden gebruikt is de consumptie van de hundu of palolo (fig. 3 en afb. 17).

 

Figuur 3. De paloloworm met zijn epitoke

© Dpt Marine and Wildlife Resources,
Pago Pago (American Samoa)

 

Afbeelding 17. Een handvol epitokes

© Dpt Marine and Wildlife Resources, Pago Pago (American Samoa)

 

 

Dit zijn de epitoke of voortplantingsorganen van een polycheatische worm (Eunice viridis). De hundu verschijnen voor de kusten van Vanuatu, Samoa, Fidji, Tonga, Rarotonga en de Salomonseilanden ongeveer zeven dagen na de volle maan van oktober.[65] Op het zeeoppervlak drijven er dikke lagen hundu, een delicatesse die door de bevolking gretig wordt verzameld en rauw of gebakken wordt gegeten.  (Titaÿna 1931:26-27).[66]

 

1.2.3. De voedseltaboes

 

Voedsel is in Vanuatu onderworpen aan taboeregels. Deze kunnen permanent of tijdelijk zijn. Tijdelijke voedseltaboes kunnen opgelegd worden door mannen met aanzien en hoge rang. Permanente taboes vinden hun oorsprong in de magie en in de mythen. De regels kunnen verschillen van eiland tot eiland en van dorp tot dorp. De persoon zijn status bepalen aan welke taboes hij zich moet onderwerpen. De voornaamste bepalende factoren zijn (Oliver 1988: 194-301): geslacht, ouderdom (al dan niet geïnitieerd, sacrale status), situatie (ziekte, rouw, bevalling), sociale groep (clan), functie (magiër, tovenaar, waarzegger), activiteit (initiator, jager) en rang in de genootschappen.

 

Op Malakula is het voor iedereen verboden haaienvlees te eten. Mannen mogen geen eieren eten omdat die van een vrouwelijk dier afkomstig zijn. Vrouwen zullen geen tweelingbananen eten uit vrees een tweeling op de wereld te zetten.

 

De belangrijkste voedseltaboes zijn echter verbonden met de genootschappen. Tijdens de nimangki-ceremonies mogen de mannen geen vlees van vrouwelijke dieren (zeugen) eten. Leden van het nimangki-genootschap mogen slechts voedsel verorberen dat op het vuur (amb-kon, fankon) van hun graad wordt bereid. Mannen eten nooit in de nabijheid van vrouwen. Zij vrezen beïnvloed te worden door het vrouwelijk mana (zie 1.4.3.).

 

1.2.4. De werkverdeling op Ambrym en Malakula

 

De arbeidsverdeling tussen beide seksen beantwoordt grotendeels aan de regels die men bij de meeste sedentaire gemeenschappen terugvindt. Het gebruiksklaar maken van de landbouwgronden is de taak van de mannen. Zij zullen ontbossen, afbranden, nivelleren en eventueel omheiningen aanleggen. Vellen en beklimmen van bomen is een mannenzaak. Aanplanten wordt meestal als een sacrale actie beschouwd, voorbehouden aan de mannen.

 

Mannen en vrouwen werken slechts samen bij feestelijkheden en ceremonies. De mannen krijgen dan opdrachten toebedeeld volgens hun graad en het rituele karakter van de taken. Vrouwen houden zich bij feesten en ceremonies hoofdzakelijk bezig met de bereiding van het voedsel. Voor de levensmiddelen die niet door de vrouwen mogen bereid worden moeten de mannen zelf instaan.

 

Details over de werkverdeling in noord Ambrym hebben we te danken aan Jean Guiart (1951:10-12). Toen hij zijn veldwerk verrichtte was een belangrijk deel van de dorpen nog niet gekerstend. De werkverdeling die Guiart noteerde is terug te vinden in tabel 1.

 

Mannentaken

Vrouwentaken

Stenenbewerking: klingen voor dissels en magische stenen.

 

Parelmoerbewerking: armbanden uit tridacna,[67] kralen van schelp en kokos.

Schelpen aanpassen voor het schrapen en schillen van wortelgewassen.

Schildpadbewerking: voor armbanden en oorringen.

 

Touwslagerij: koorden in kokosvezel, voetkluisters voor varkens.

Vezelproductie voor rokken. Vezels voor de haarbos van de maskers.

Vlechtwerk voor kousenbanden, armstukken en versieringen voor de mooiste yams, ornamenten uit pandanusvezels.[68]

Manden en matten vlechten en ornamenten uit pandanusvezels.

Rituele artefacten.

 

Houtbewerking: dit omvat vellen van bomen, huizenbouw, timmerwerk sculpteren, botenbouw, aanmaak van boombastgordels en bamboe vlechtwerk.

Hout sprokkelen, koken en algemene huishouding. Vlechten van kokosbladeren voor wanden en  dakbedekking. Voorbereiding van elementen uit togor-bladeren.[69]

Tuinbouw: ontbossen, afbranden, het plaatsen van de omheiningen, zaaien. Verantwoordelijk voor de rituele yams.

Bewerken van de grond ter voorbereiding van het zaaien, wieden. Verantwoordelijk voor de taro.

Jacht: vogels en vleermuizen.

Verzamelen van eetbare insecten.

Visvangst.

Kleine visvangst  en verzamelen van schelpdieren.

Oorlog.

Bevoorrading bij oorlog.

Handel: lokaal en tussen de eilanden.

Verzorgen van pluimvee en varkens.

Geneeskunde: algemene kennis en chirurgie.

Gespecialiseerde kennis (vroedvrouw).

Muziek en dans.

Deelname aan bepaalde dansen o.a. pata-dans (bij besnijdenis rituelen).

Tabel 1. Werkverdeling in noord Ambrym (Guiart 1951:11)

 

1.2.5. De handel:  lokaal en regionaal

 

Bonnemaison (1974:187-190) beschouwt de regio Malo/west Aoba en de regio oost Aoba/zuid Maewo/noord Pentecost als de twee belangrijkste draaischijven voor handel in noord Vanuatu (kaart 8).[70]

Kaart 8. De handelsroutes tussen Malakula en Ambrym

 

1.Periodieke uitwisselings- of overslagzone voor bogen, pijlen, neuspluggen, knotsen, taro…enz.

3.Zwijnen uit Ambrym tegen voedingswaren uit Malakula.

4.Van Vao en Wala naar Ambrym: nambas en geweven gordels tegen zwijnen en boombastgordels.

Van Vao en Atchin naar Ambrym: verkoop of ruil van Nimangki-graden, verkoop van kano’s.

Van Vao naar Ambrym: vrouwen

Uit: Huffman (1996d:184-85)

 

De eerste regio richt zich vooral naar Santo, dat op zijn beurt handelscontacten onderhoudt met de Bankseilanden en Malakula. De tweede regio drijft via noord Maewo, handel met de Bankseilanden en via zuid Pentecost met Ambrym. Ambrym en Malakula hebben onderling een intensief handelsverkeer. Afhankelijk van hun behoeften zullen de inwoners van een eiland het initiatief nemen om een handelsmissie op te zetten. Hebben de Ambrymezen een tekort aan groenten en fruit dan zullen ze met Malakula varkens ruilen voor yams en taro’s. Ambrym koopt rode kleurstof op Epi en groene en blauwe pigmenten op Pentecost. Pentecost verhandelt funeraire matten, monetaire matten en houten knotsen met de omliggende eilanden. Ambrym produceert gordels van boombast die omwille van hun fijne afwerking in heel de regio een afzetgebied vinden.

 

Handel wordt gedreven met producten die van nature aanwezig zijn in de biotoop (wild, vis, noten, water…enz) of die geteeld  (taro, yam, banaan…enz), gefokt (varken, kip, hond…enz) en gemaakt worden (culturele artefacten: sculptuur, wapens, magische stenen, muziek, zang, dans, textiel…enz). Ruilhandel kan volgens drie patronen verlopen. Ten eerste tegen kontante betaling. Dit kan door directe ruil van een als evenwaardig beschouwde goederen of via een wederzijds aanvaarde munt.[71] De tweede manier is de uitgestelde betaling. Men ruilt goederen of diensten op voorwaarde dat de tegenpartij in een later stadium een gelijkwaardige tegenprestatie zal leveren. Een derde mogelijkheid is het wegschenken van goederen zonder dat deze onderworpen zijn aan strenge regels of rituelen.[72] Guiart (1951: 13-16) merkt op dat ceremoniële ruilcycli zoals die van de Trobiandeilanden en Nieuw-Caledonië, op Vanuatu niet voorkomen.[73]

 

Bij de handel tussen Ambrym en Malakula worden de drie hierboven beschreven betalingstechnieken gebruikt. Een zelfde product of dienst kan via verschillende betalingsvormen verhandeld worden. Worden verkocht tegen contante betaling: producten uit het woud (bamboe voor de wanden van de woningen en medicinale kruiden), landbouwproducten (taro, yam, zoete aardappel, hout voor sculpturen), vee (varkens en kippen) en artisanale producten (knotsen, schalen, spelmaskers, gesculpteerde geheime stenen, boten, roeispanen, koorden, matten, manden, vezels van de bananenboom, peniskokers en gordels). Worden verkocht voor een uitgestelde wederkering prestatie: slagen van sjorlijnen voor huis en boot, drinkwater, varkens en de aanmaak van dakbedekkingelementen. Komen voor schenking in aanmerking: landbouwproducten (yam, taro, suikerriet en vruchten), vis, kippen en artisanale producten zoals knotsen, matten en manden (afb. 18).

 

Afbeelding 18. Ceremoniële schenking van landbouwproducten

© Foto: Patrick Krohn

 

Daarnaast zijn er een reeks ceremonieel en ritueel gebruikte artefacten die alleen door de rechtstreeks betrokkenen mogen verhandeld worden. Tot deze artefacten behoren de schalen voor broodboomvruchten, de varkensknuppels, de boomvaren- en houtsculpturen, de spleettrommels, de maskers, de armbanden, de “kousenbanden” en de bandelieren. Daarnaast worden er nog kopierechten voor niet-materiële rituele artefacten (graden, zang, muziek, dans of een compleet ritueel) verhandeld. Een voorbeeld hiervan is de mage ne mal graad (dertiende graad in noord Ambrym). Deze graad is vanuit Port Sandwich (zuidoost Malakula) verhandeld naar Craig Cove (west Ambrym). Vanuit west Ambrym is de graad verkocht aan groepen in noord Ambrym, die het ritueel op hun beurt door verkochten aan bewoners van zuidoost Ambrym (Guiart 1951:53). Een postulant voor een graad of een initiatie in een geheim genootschap zal voor elke deel van het ritueel en voor elk gebruikt artefact moeten betalen. Later zal de hij het ritueel eventueel met winst kunnen doorverkopen aan een nieuwe postulant. Rituelen en materiële artefacten worden meestal betaald met de belangrijkste munt die men in Vanuatu kent: bargen en intersex varkens. De monetaire waarde wordt bepaald door de lengte van de slagtanden. Pasgeboren biggen, een jong varken, een gecastreerd varken of een varken waarbij de tanden nog niet zijn uitkomen hebben weinig ruilwaarde. Men onderscheidt verschillende groeifasen in de slagtanden en een daarmee verbonden waardeschaal. Van het begin van de verschijning van de slagtand tot deze een dubbele cirkel heeft gemaakt, onderscheidt men in noord Ambrym veertien fasen (Guiart 1951: 16-21). Deacon (1934:194-95) heeft in Seniang (zuid Malakula) voor de slagtanden drieëntwintig groeifasen genoteerd. Huffman (2000d:www) wijst op het feit dat de ruilwaarde of monetaire waarde van het varken niet alleen afhankelijk is van de grootte van de slagtanden maar ook van het type varken (barg, hermafrodiet, haarloos…). De slagtanden, alleen worden niet als een munt beschouwd. De tanden en de onderkaak hebben eventueel een rituele waarde of verhogen het prestige van de bezitter.

 

Naast het varken dat als de belangrijkste munt moet beschouwd worden gebruikt men enkele andere munten. Soms is het moeilijk een lijn te trekken tussen het functionele van een artefact en zijn rol als munt. Geld, in de enge zin, is een artefact dat geen intrinsieke gebruikswaarde heeft maar een algemene door iedereen aanvaarde standaardwaarde. In Vanuatu waar men het begrip geld in de brede zin moet zien is de situatie anders. Een zelfde artikel kan op de ene plaats een zuiver utilitaire functie hebben en op een andere plaats een zuiver monetaire. Een voorbeeld zijn de gevlochten en gekleurde matten. Op Vao en Pentecost maken de vrouwen matten die men als munt gebruikt bij de ruilhandel met Ambrym (afb. 19).

 

Afbeelding 19. Geldmat (sese) van Pentecost

Uit: Walter 1996:101

Collectie Speiser. Basel: Museum der Kulturen.

 

 Op Ambrym zijn deze matten echter geen munt maar gebruiksobjecten. Op Pentecost en Aoba daarentegen worden de matten niet gebruikt, maar als een waardevolle munt bewaard en opgestapeld (Codrington 1891:323). De hoogte van de stapel is een maat voor rijkdom en het prestige van de eigenaar. Op Maevo hangt men de matten boven rokende vuren die men dag en nacht laat branden. Hoe dikker de gevormde roetlaag hoe waardevoller de mat is. Matten worden naast de slagtandvarkens gebruikt bij het betalen van de Nimangki-graden en dienen ook als bruidschat. Omdat de matten door de vrouwen worden gevlochten zal een man die veel vrouwen heeft steeds rijker worden.[74] Dank zij zijn groeiende welstand kan hij meer vrouwen huwen die op hun beurt de productie aan matten zullen verhogen. Op Vao (Kleine Eilanden) worden de nieuw verworven matten eerst gebruikt bij de begrafenisrituelen. De overledene wordt in matten gerold en daarna begraven. Nadat het lichaam is weggerot worden de matten opgegraven en hebben ze een hogere geldwaarde gekregen. (Speiser 1923: 244-46 en Opitz: 2000: 217-218).

 

Schelpengeld wordt gemaakt door het afbreken van stukken van een schelp die daarna tot een ronde vorm worden geschuurd op een steen. De kralen worden aan koorden geregen tot snoeren. Schelpengeld is een zeldzaamheid op Malakula en wordt veeleer als lichaamsversiering gebruikt. Op Ambrym wordt schelpengeld ter plaatse aangemaakt en kan het als munt gebruikt worden (Speiser 1923: 244-46).[75]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[46] In de constitutie van de Republiek Vanuatu staat onder paragraaf 3(1):

“Lanwis blong Ripablik blong Vanuatu, hemia Bislama. Trifala lanwis blong mekem ol wok blong kantri ya, i gat Bislama mo Inglis mo Franis; Tufala big lanwis blong edukesen long kantri ya, i gat Inglis mo Franis” (“De nationale taal van de Republiek Vanuatu is het Bislama. De officiële talen zijn het Bislama, Engels en Frans. De belangrijkste talen voor het onderwijs zijn het Engels en het Frans”)

 

[47]  Yams en taro: 300 tot 700 calorieën per kilogram.

[48]  De sagopalm komt voor in de vochtige moerassen en is na acht tot tien jaar klaar om geveld te worden. Het merg van deze boom is bijzonder rijk aan koolhydraten. Eén boom levert gemiddeld vierhonderdduizend calorieën. De kern van de gevelde en gespleten boom wordt eerst met houten kloppers verpulverd. Daarna kan men met water het stijfsel uit de vezels wassen. Na bezinking houdt men een puddingachtige massa over die als deeg voor verschillende bereidingen kan gebruikt worden. Sagodeeg heeft 2.500 calorieën per kilogram.

[49] In Papoea-Nieuw-Guinea waar de sagokever (Rhynchophorus ferrugineus papuanus) voorkomt wordt de Metroxylon rumpii geveld als hij verpest is door de wormen van deze kever. De wormen zijn een delicatesse en een bron aan eiwitten (Mercier, 1995:8). Volgens onze informant John Salong wordt de sagoworm ook op Vanuatu gegeten (persoonlijk mededeling januari 2003).

[50] Het eerste jaar na het ontbossen en afbranden plant men alleen yamwortels. Het tweede jaar gaat men diversifiëren en plant men naast yams en taro eventueel kool, suikerriet, bananen of kava. Deze planten worden na de wortelgewassen geoogst. Na het derde jaar laat men het land voor een periode braak liggen.

[51] Het was de bewoners bekend dat sommige planten insectenwerend zijn of plantenziekten kunnen voorkomen. Op Ambrym zal men de wortels beschermen tegen insecten door ze vóór het planten in te wrijven met een sap gewonnen uit welbepaalde bladeren. Om verrotting te vermijden zal men op Malakula het yamzaad en de handen van de planter “wassen” met bladeren of inwrijven met yamsap (Bourdy et alii 1995:57-64).

[52] De groei van de rode yam zal men bevorderen door een prik met een twijg van de rode Corynocarpus similis. Wil men de groei belemmeren in de tuin van een vijand dan zal men aan de voet een yamstruik de nehenwosep, een zwarte paddestoel, aanbrengen. De yamplant zal normaal groeien maar alle planten in de omgeving zullen geen yams voortbrengen.

[53] Pteropus anetianus of P. fundatus: grote fruitetend vleermuis. Lokaal flying fox, rousette of flaengfokis (Bislama) genoemd. Ze wordt nog steeds beschouwd als een delicatesse en staat op het menu van vele restaurants in Port Vila. De vleermuis is het enige zoogdier die niet door de mens op Vanuatu werd geïntroduceerd.

[54] De krab leeft aan de voet van de kokosboom en klimt in de boom. Hij wordt tot een meter groot en heeft dan een gemiddeld gewicht van vijf kilogram. De Polynesische rat (Rattus exulans Peale) afkomstig uit zuidoost Azië werd door de migrerende groepen snel over de eilanden verspreid. Schijnbaar leefde de rat in evenwicht met de biotoop en richtte ze geen schade aan. Deze rat speelt in Vanuatu een rol in verschillende mythen. “De rat die een vrucht van de broodboom eet” is het thema van een zandtekening op Vanuatu. De Westerse kolonisten hebben de Europeese rat (Rattus rattus L. en  de Rattus norvegicul Berke) en muis (Mus musculus L.) synantroop geïntroduceerd.

[55] Vooral de vruchten van de Barringtonia asiatica (L) Kurz (fispoisan tri in Bislama) worden gebruikt. De Barringtoniacea komen praktisch overal in Vanuatu voor. Andere bruikbare verdovingsstoffen zijn de bast van de Acacia simplex (Sparrman) Pedley en de bladeren van de Cerbera odollam Gaertner of C. manghas  L. (Wheatley 1992: 46-48, 122-24 en 130-31).

[56] Knevelhaak: voorloper van de vishaak. Bestaat uit een stuk been of schelp dat aan een lijn wordt bevestigd. De vis is aangetrokken door het object en zal het inslikken. De knevelhaak blokkeert in de maag of in de slokdarm en de vis wordt dan op het droge getrokken. Deze vistechniek werd in Mesopotamië reeds gebruikt gedurende de Ubaid-periode (6.000-3.800 v.o.j).

[57] Het Euraziatische wilde zwijn werd beschreven door Linnaeus in 1758. Dit zwijn kwam voor in delen van Europa, Azië, Noord-Afrika en de Maleisische archipel en werd ongeveer 9.000 jaar geleden gedomesticeerd. Het is de voorvader van het meest voorkomende varkensrassen ter wereld.

[58] Guiart wees erop dat de missionarissen die de “heidense” varkensfokkerij wilden uitschakelen op grote weerstand van de plaatselijke bevolking botsten. De bevolking wees de missionarissen erop dat zij niet zoals de blanken beschikten over een veestapel of over vis en vlees in blik. De inheemse bevolking was praktich volledig afhankelijk van het varken voor zijn proteïne-iname (Guiart 1950:240).

[59] De eigendomsmerken worden ingebrand of men knipte een code in de oorschelp. Waarschijnlijk gaat het om een door de kolonisten geïmporteerde merktechniek die niet overal ingang heeft gevonden. Dit kan verklaren waarom Speiser en Oliver er een verschillende mening op na houden.

[60] Deze stelling gaat niet op voor Nieuw-Guinea. Voor de komst van de kolonisten was er kannibalisme op Admiraliteitseilanden. Antropofagie werd vooral gepratikeerd door de Manus Tru en de Matankol. De Manus Tru, ondernemende handelaars, verkochten of schonken de lichamen van gedode vijanden aan hun handelspartners. De bereiding van de lichamen gebeurt op dezelfde manier als varkensvlees (Nevermann 1934:363-64).

[61] In 1924 publiceerde Felix Speiser “Südsee/Urwald Kannibalen”, in 1930 C. H. Watson “Unter Menschenfressern in der Südsee” en in 1931 “Chez les Mangeurs d’Hommes” van Titaÿna. Eerlijkheidshalve moet vermeld worden dat Speiser zijn titel opgelegd kreeg van zijn uitgever die op die manier hoopte hogere verkoopcijfers te halen. Het vertekend etnocentrisch beeld dat door kolonisten, missionarissen en ontdekkingsreizigers uit de 19e eeuw over Oceanië werd gecreëerd werd in de verf gezet op de tentoonstelling “Kannibals et vahinés, imageries des mers du Sud” in het Musée National des Arts d’Afrique et d’Océanie te Parijs (24 oktober 2001-18 februari 2002).

[62] Wij hebben geen enkele bevestiging kunnen vinden voor de bewering van Van den Bossche (1977-78:48) dat in heel de archipel betel onder geraspte vorm zou gebruikt worden.

[63] Laplap is de lokale naam van de Heliconia waarvan men de bladeren gebruikt voor het verpakken van het voedsel. Vandaag gebruikt men als verpakking ook bananenbladeren, tarobladeren en wilde spinazie.

[64] Laplap is de “plat national” van Vanuatu geworden. Hij wordt in grote hoeveelheden geconsumeerd. Bij ons verblijf op Efate (1994) hebben we kunnen vaststellen dat op de avondmarkt van Port Vila de laplap als zoete broodjes van de hand gingen. Voor de bereiding worden Yam, taro of banaan tot een brei geraspt. Deze deegachtige substantie wordt op een blad gelegd. Eventueel worden andere ingrediënten zoals niervet, kool, noten, kokosnoot, varkensvlees, kip, maden, vleermuis, vis, krab of garnalen toegevoegd. Het geheel wordt bevochtigd met kokosmelk waarna het blad wordt dichtgeplooid en men een afgesloten pak krijgt. De laplap wordt volgens de hierboven beschreven techniek in de aardoven gebakken.

[65] De komst van de palolo wordt voor de inheemse bevolking aangekondigd door Acalypha caturus Blume.  Rond die periode verschijnen zijn kattestaartachtige bloemen (Wheatley 1992:283).

[66] De Eunice viridis is ongeveer 35 centimeter lang en leeft in gangen die hij graaft in het koraal. De worm bestaat uit twee delen. Vooraan bevinden zich de mond, de ogen en de andere organen. Het achterdeel of epitoke vormt het mannelijke of vrouwelijke voortplantingsorgaan (gameten). Het epitoke heeft één oog dat lichtflitsen moet detecteren.  Als het ogenblik van reproductie is aangebroken laten de wormen hun achterdeel los. Terwijl het epitoke naar de oppervlakte drijft zendt het lichtflitsen uit. Aangetrokken door de elkaars lichtflitsen zullen de epitokes zich verenigen.

[67] Tridacna lamellosa of doopvontschelp is een bivalve molusk.

[68] Pandanus tectorius is een schroefpalm van de familie der Pandanaceae.

[69] Togor is de sago palm (Metroxylum rumphii of in bislama natangora ). De bladeren worden over heel Vanuatu gebruikt als dakbedekking. Het maken van deze dakbedekking is volgens Mary Patterson een taak die in noord Ambrym alleen door mannen mag uitgevoerd worden (persoonlijke mededeling augustus 2002: e-post). De reden waarom de vrouwen slechts het voorbereidend werk mogen doen heeft niets met taboe of magie te maken. De vrouwen verwijderen de centrale nerf van de togor-bladeren. Dit proces noemt men bibir togoran. Nadien naaien de mannen de bladeren op stukken bamboe of riet van ongeveer anderhalve meter lang. Dit proces noemt men tutur togoran. De bewerking van de togor-bladeren mag volgens de plaatselijke gebruiken (kastom) slechts gebeuren als de yams geplant  en geoogst zijn. Dit is het droge seizoen en het geschikte moment om de daken te herstellen. Op dat ogenblik zijn er ook veel handen vrij om samen deze karweien aan te pakken. De bibir togoran gebeurt als de bladeren groen zijn. De tutur togoran wordt gedaan als de bladeren droog zijn. De droge bladeren geven een fijn poeder vrij dat ademhalingsmoeilijkheden kan veroorzaken.  Men vindt daarom tutur togoran te gevaarlijk voor zwangere vrouwen en ongezond voor kinderen. Dit verklaart waarom deze taak alleen door de mannen wordt uitgevoerd (John Salong persoonlijke mededeling).

[70] Aobe en Ambae zijn synoniemen voor hetzelfde eiland dat gelegen is ten westen van Maewo

[71] Iedere graad op de waardeschaal komt overeen met een niveau van voldoening bij de actoren. Waarde creeërt een rangorde waarnaar de handelspartners de dingen en de mensen evalueren wanneer ze keuzes moeten maken (Thevenot 2001:11).

[72] Een schenking of gift gebeurt nooit belangeloos. De schenker verwacht binnen een aanvaarbare termijn een schenking die minstens evenwaardig of zelfs hoger is.

[73] Dit is het geval op de Trobiand met de kula-kring. Armstukken (mwali) gemaakt met de Conus millepunctatus schelp en halssnoeren (soulava) van schijfjes van de Spondylus principes (oester met doornen) zijn er rituele ruilobjecten. De soulava circuleren rond de eilandengroep in wijzerzin terwijl de mwale in tegenwijzerzin cirkelen. Gedurende dit proces stijgt de waarde van de mwali en soulava (Malinowski 1989:139-45).

[74] Geldmatten worden uitsluitende door vrouwen aangemaakt (Codrington 1891:323). De rood gekleurde matten zijn op de eerste plaats een symbool voor het vrouwelijke principe en verwijst naar het menstruatiebloed (Walter 1996:108). Mattengeld is geen unicum voor Vanuatu. Mattengeld komt ook voor in centraal Afrika (Kuba), Nigeria, Kazakstan, Papoea-Nieuw-Guinea, Samoa, Santa Cruz eilanden, Sint-Matthias eilanden, Tikopia, Yap eiland, Vitiaz Straat, en in Indonesië (Sumba) (Opitz 2000:217-19).

[75] Speiser vermeldt niet om welk type schelp het gaat maar wij vermoeden gezien de productietechniek dat het om spondilidae gaat.