“Richesse Oblige” Rang op Ambrym en Malakula (Vanuatu). Het nimangki-genootschap: bron van creativiteit, sociale vrede en statusverandering. (Jean P. L. De Keersmaeker)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

3. De “kunstenaar”: de opifex

 

3.1. Positie van de kunstenaar of ambachtsman

 

De rol van de traditionele kunstenaar was het geloof, de waarden, de ideeën, en de verwachtingen van het volk in een artefact weer te geven. Dit zijn de primaire motivaties die hem aanzetten om “iets te maken”. De secundaire of subjectieve motivatie heeft te maken met de invulling die hij geeft aan die cultuurgebonden elementen. Die wordt bepaald door de manier waarop hij de dingen ziet en aanvoelt, ze zijn vooral psychologisch en emotioneel. De status van de kunstenaar wordt bepaald enerzijds door de nood aan artefacten en anderzijds door de virtuositeit  waarmee hij de waarden en verwachtingen van zijn volk in artefacten kon vertalen. Door de komst van de kolonisten veranderde de positie van de kunstenaar.  Het traditionele klimaat waarin de artiest zijn inspiratie vond werd grotendeels vernietigd. Nieuwe waarden, ideeën, geloof en interpretaties werden geïntroduceerd en opgelegd. De traditionele kunstenaar werd geconfronteerd met vreemde Westerse artistieke canons. Door de christianisatie werd de positie en de rol van de kunstenaar verzwakt en ondermijnd. De missionarissen verboden alle ceremonies en rituelen. De traditionele kunst die hiermee verbonden was werd veroordeeld en kreeg het etiket “duivels”, “verdorven” en “heidens” mee (Wingert 1950:312-314).

 

Wingert (1950:312-314) stelde dat in Vanuatu iedere man als een kunstenaar kan beschouwd worden en in staat moet zijn om, indien nodig een beeld of masker te maken. De artiest als specialist en de toeschouwer als connaisseur zouden niet bestaan.[290] Dit zou de grote kwaliteitsverschillen tussen de verschillende sculpturen moeten verklaren. Een kwaliteitsverschil dat Wingert toeschrijft aan de secundaire motivatie van de beeldhouwer. Alleen de spleettrommen werden door de meest competente beeldhouwers gebeeldhouwd. Sculpturen van uitzonderlijke kwaliteit werden geapprecieerd maar gaven de maker weinig prestige. Voor het maken van een gradensculptuur moet de beeldhouwer in ieder geval lid zijn van de graad waarvoor hij het beeld of het masker zal gebruikt worden. Dit zou de middelmatige kwaliteit van vele sculpturen moeten verklaren [291] De visie van Wingert is niet van toepassing voor Ambrym. De ambachtelijke kennis is er het voorrecht van specialisten. De belangrijkste zijn opgesomd in tabel 17.

 

Tabel 17. Belangrijkste ambachten  (Guiart 1951:12)

 

De meeste van deze ambachten mogen beschouwd worden als een voltijds activiteit. De vakman wordt betaald met varkens of met geldmatten uit Pentecost.[292] Slechts de scheepsbouwer en wapenmaker produceren geen rituele artefacten. De andere specialisten leven van de productie van objecten onmisbaar bij rituelen en ceremonies. Het overgrote deel van deze objecten verliest na de ceremonie aan waarde en belang. Ze worden vernietigd of ter plaatse als aandenken achtergelaten waar ze wegrotten  (Guiart 1951:12). Op Ambrym genoot de kunstenaar groot aanzien. Larson (1961:121 en 127) spreekt van “celebrated sculptors” (gevierde kunstenaars) die opdrachten uitvoeren voor dorpen die op verschillende dagmarsen gelegen zijn. De artiest wordt rijkelijk beloond voor zijn werk o.a. met varkens, taro, yams en bananen. De status en rijkelijke vergoeding verklaart de harde concurrentiestrijd die heerst tussen de kunstenaars. Larson (1961:127-28) rapporteert dat twee kunstenaars, Tobul en Bontem, zich verheugden over het blind worden van een oude gevierde beeldhouwer. Zij waren ervan overtuigd dat ze nu meer opdrachten zouden krijgen.

 

De positie van de kunstenaar bij de Big Nambas is niet rooskleurig. Guiart (1956b:222) rapporteert dat ze tot de laagste sociale klasse behoren. Zij kunnen door de Big Man als slaven weggeschonken worden aan de Big Man van  een andere clan.

 

De plaats van de kunstenaar en intentionaliteit (agency) van de artefacten wordt het best weergegeven door de kunststreng van Gell (zie bijlage 8 voor andere voorbeelden). Wij nemen als voorbeeld een gradensculptuur die in opdracht wordt uitgevoerd en waar de opdrachtgever en de kunstenaar kastom-regels volgen, maar ook het recht hebben om iconografische wijzigingen aan te brengen.

 

De toeschouwer is de primaire ontvanger (recipient1) van de intentionaliteit (agency) van de sculptuur. Hij staat in die positie als een patiënt die de intentionaliteit ondergaat. De opdrachtgever is een secundaire recipiënt (recipiënt2) omdat hij de intentionaliteit van het beeld (prototype1) dat hij in gedachte heeft ondergaat. Hij is echter agent als hij het prototype gaat beïnvloeden. Het prototype1 op zijn beurt is agent voor de kunstenaar die als patiënt de intentionaliteit van het prototype1 ontvangt en een nieuw prototype2 denkt. De kunstenaar zijn intentionaliteit wordt via het prototype2 in een beeldhouwwerk (de index) vertaald. De sculptuur gaat op haar beurt als agent optreden tegenover de toeschouwer (recipient1). De kunststreng ziet er dus als volgt uit:

 

 

De kunstenaar mag volgens Wingert (1950:314) niet veel afwijken van de geldende normen. Daarnaast is hij van oordeel dat de sculpturen duidelijk kwaliteitsverschillen vertonen die het verschil tussen getalenteerde en niet-getalenteerde kunstenaars duidelijk aantonen. De verticale spleettrommen zouden door de beste kunstenaars worden gesneden en minder aan regels gebonden zijn. Wij hebben moeite met deze zienswijze. De verticale spleettrommen in Ambrym-stijl behoren tot de meest stereotype sculpturen van Vanuatu. De gemodelleerde maskers en figuren daarentegen tonen aan dat een grote verscheidenheid aan vormen mogelijk is. Het copyrightsysteem laat iconografische verandering van de betekenaar toe, zonder dat de betekenis van het object daarom verandert. Wij betwijfelen ook of Westerse esthetische kwaliteitsnormen toelaten de ni-Vanuatu kunstenaars te evalueren op hun getalenteerdheid. 

 

3.2. Werkmethoden van de kunstenaar

 

Aangezien metaal onbekend was moest de kunstenaar zich behelpen met een bijl of dissel met de kling uit steen of schelp. Fragmenten van schelpen en haaientanden worden gebruikt voor het fijnere werk. Voor het schaven van het hout gebuikt men de slagtand van een varken waarvan men aan de binnenzijde het glazuur heeft verwijderd. Polieren zal men eerst met een puimsteen. Afhankelijk van de hardheid van het materiaal kan men fijnpolieren met kokosolie en de bladeren van een netelsoort. Zachte houtsoorten zal men polieren met de schelp van een zeeslak waarin men een opening heeft gemaakt (Speiser 1923b:387).

 

Het sculpteren van houten of boomvarenbeelden is onderworpen aan taboeregels en verloopt volgens voorgeschreven rituelen. Voor een boomvarensculptuur zal men eerst een hele dag spenderen aan het uitzoeken van een geschikte mannelijke boomvarenboom. De tweede dag beslist men welke boom de dikste en de meest rechte stronk heeft en die zal geveld worden. Op de derde dag wordt de stronk overgebracht naar het dorp van de kunstenaar of kunstenaars die het beeld zullen snijden. De stronk zal nu enkele dagen moeten rusten en wordt bedekt met aarde en modder of hij wordt verborgen in het bos. Gedurende deze periode zal de kunstenaar mediteren. Nadien wordt de stronk opgericht en zal men gedurende weken sculpteren. De kunstenaar zal vooral het gezicht en de geslachtsorganen geprononceerd sculpteren. Armen en benen worden in een geatrofieerde vorm weergegeven. Bij het beeldhouwen van een gradenbeeld moeten de artiesten in een speciaal hiervoor gebouwd huis slapen en mogen zij hun vrouwen niet bezoeken (Larson 1961:126-27).

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[290] Dialectiek rond culturele artefacten ligt niet in de lijn van de Melanesische kunstenaar. Veel objecten hebben een profane naam, een geheime naam en soms een eigen naam. Voor de Melanesiër die deze namen kent spreekt het beeld meer dan dat wat met woorden wordt gezegd. De zwijgzaamheid die informanten er op na houden betekent naar onze mening geenszins dat ze niet in staat zouden zijn genoegen te beleven aan vakkundig gemaakte artefacten. Indien Wingert weinig informatie kon verzamelen over de vormgeving of “esthetica” van objecten kan dit ook toegeschreven worden aan de geldende kopierechten. Forge (1979:279-80) wijst er op dat naam, vorm en kleur van de objecten het eigendom zijn van clans of individuen. Zij zullen deze rechten indien nodig met geweld verdedigen.

[291] Wingert lijkt ons sterk Westers en etnocentrisch. Hij voelt zich geroepen een esthetisch oordeel uit te spreken over de kunst van Vanuatu.  Indien wij zijn redenering volgen zouden de maskers van Ambrym en Malakula door tweederangs beeldhouwers gemaakt zijn. Wij hebben echter zonder uitzondering bij alle vezelmasker wat Wingert een “momentary hysteria of expression” (“een tijdelijke expressie hysterie”) noemt aangetroffen (afb. 54 en 55). Wij stellen ons de vraag of het expressionisme van deze maskers niet eerder te maken heeft men hun functie, dan met de kunde van de kunstenaar. 

[292] Nog slecht weinig vrouwen op Ambrym kunnen matten uit pandanusbladeren vlechten. Nog zeldzamer zijn de vrouwen die de verftechnieken kennen. Daarom geeft men er de voorkeur aan de rode matten uit Pentecost te importeren (Guiart 1951:13).