Emiel Van Haver en het cultureel leven in Sint-Niklaas tijdens de Tweede Wereldoorlog. (Ilse Marquenie)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel III: Na de oorlog

 

De weken en maanden, soms jaren na de bevrijding van het Belgische Grondgebied roepen bij vele mensen emoties van blijdschap maar ook verdriet op. De euforie van de één was misschien de pijn van de ander. De ellende die de bevolking gedurende de vier oorlogsjaren had gekend, moest gecompenseerd worden. De Belgische justitie stond voor de taak om de daden van talloze collaborateurs te onderzoeken en te berechten. In dit derde deel wens ik de gebeurtenissen rond Emiel Van Haver in de periode onmiddellijk na de bevrijding van Sint-Niklaas te schetsen. Hierbij aansluitend wordt zijn comeback in de gemeentelijke politiek geïllustreerd. De last van het verleden zal daarbij steeds als een schaduw aanwezig zijn.

 

 

1. De weg naar eerherstel

 

De verschillende versies van de aanhouding van Emiel Van Haver scheppen verwarring. Van Haver verbleef van eind september 1944 tot 1946 in het Hechteniskamp te Lokeren. In eerste instantie verbleef hij er omdat de Sint-Niklase Weylerkazerne overvol zat en later omdat hij officieel aangehouden was. In de bronnen wordt er echter geen expliciet onderscheid gemaakt tussen deze twee redenen voor zijn verblijf in het kamp.

 

In een brief aan de substituut van de auditeur-generaal verklaarde Emiel Van Haver vanuit Lokeren dat hij de dag van de bevrijding van Sint-Niklaas niet onrustig was omdat hij zich gesteund wist door “het gezonddenkend deel van de bevolking”. Hij zou elf dagen rustig thuis hebben doorgebracht. Dat betekent dat het tot 20 september 1944 zou geduurd hebben voordat hij gearresteerd werd. Twee andere bronnen spreken dit tegen. De administratie op het stadhuis meldde dat Van Haver op 18 september werd opgesloten in de Weylerkazerne, die omgebouwd was tot een voorlopig hechteniskamp. Dit wordt bevestigd in een brief van zijn echtgenote aan de auditeur-generaal van 14 augustus 1945. Bijgevolg wordt in deze studie aangenomen dat Van Haver zich vanaf 18 september in de kazerne bevond. Hij zou zichzelf hebben aangegeven bij de politie omdat een niet nader genoemd socialistisch schepen zijn aanhouding zou hebben geëist uit “vooroorlogsch politiek antagonisme”.

 

Kort na de ondervragingen van Van Haver in Sint-Niklaas zou hij overgebracht zijn naar het Hechteniskamp te Lokeren. Uit het onderzoek van medestudente Mieke De Meester blijkt dat hij in barak nr. 7 heeft verbleven. In eerste instantie heerste er een chaotische stemming. De interne organisatie van de barak werd spontaan in handen genomen door Emiel Van Haver en de burgemeester van Oordegem, die er ook geïnterneerd was.

Hun leidinggevende kwaliteiten hebben er onder meer voor gezorgd dat de voedselbedeling op een tuchtvolle manier verliep. Uit hun spontaan initiatief ontstond later het systeem van barakoversten. De culturele activiteiten in de barak werden onder impuls van de aanwezige intellectuelen uitgewerkt. Emiel Van Haver heeft in dit kader een voordracht gegeven. Wat het onderwerp van deze lezing was, is niet bekend.

 

Meer dan een jaar na zijn arrestatie, op 24 november 1945, volgde zijn officiële aanhouding. Op 10 april 1946 diende Van Haver een verzoek in tot invrijheidstelling. Dit verzoek werd ondersteund door een nota van P. De Blierk, geneesheer van het kamp. Hij had vastgesteld dat Emiel Van Haver te lijden had onder een hartkwaal. “Een langer verblijf in het hechteniskamp zal zeer ernstige gevolgen kunnen hebben op zijn gezondheidstoestand en een voorlopige invrijheidsstelling ware wenselijk”. Tegen 18 april werd zijn aanhouding echter bevestigd. Van Haver werd toen overgebracht naar de gevangenis in Gent.

 

Gedurende de bezetting waren de militaire rechtsmachten opgeschort en was de bevoegdheid overgedragen aan de gewone justitie. Bij de repressie was het aantal misdaden tegen de uitwendige veiligheid van de staat sterk toegenomen. De vele zaken begonnen zich dan ook op te stapelen bij de gewone rechtbanken. Door de besluitwet van 18 september 1944 kon het militair gerecht zijn werkzaamheden hervatten en werd het belast met de bestraffing van het incivisme. De werkzaamheden begonnen naargelang het Belgisch grondgebied bevrijd werd. De krijgsraad van Gent hield haar eerste audiëntie op 18 november 1944. [34] De gerechtsprocedure doorliep drie stadia, namelijk het vooronderzoek, de procedure voor de krijgsraad en het aantekenen van beroep. De bedoeling van het vooronderzoek was informatie te verzamelen in verband met de beschuldigde en de aanklacht. Aan de basis van elk onderzoek lag een klacht. Niet elke klacht had evenwel een onderzoek tot gevolg. Het onderzoek werd gevoerd door de gouverneur, als het ging om burgemeesters en schepenen. Hij werkte eventueel met de hulp van de arrondissementscommissaris en de bestendige deputatie.

 

Vanaf het ogenblik dat ook de raadsleden epuratief konden vervolgd worden (21 december 1945) moesten schepenen en burgemeesters twee keer beoordeeld worden. Eerst moest worden nagegaan of men tuchtmaatregelen moest nemen tegen een burgemeester of schepen, vervolgens moest men nagaan of de betrokkene ook als gemeenteraadslid moest worden ontslagen. [35] Het gemeentebestuur speelde een grote rol in de administratieve epuratie. Het besliste of de klacht al dan niet werd doorgegeven aan de gouverneur of aan de arrondissementscommissaris die dan tot schorsing konden overgaan. [36]

 

De oorlogsburgemeesters buiten de raad benoemd vielen volledig buiten de epuratie. Degenen die binnen de raad werden benoemd konden wel als raadslid of eventueel als schepen geëpureerd worden als zij volgens de naoorlogse autoriteiten een “onwaardige houding” hadden aangenomen. [37] Werd een persoon verder vervolgd dan werd zijn casus voorgelegd aan het onderzoeksgerecht dat zich dan uitsprak over het verdere verloop. Uiteindelijk besliste de krijgsauditeur of auditeur-generaal over de voorlopige hechtenis. In de procedure voor de krijgsraad werden allereerst de getuigen gehoord, daarna volgden de deskundigen. Ook de beschuldigde werd ondervraagd. Vervolgens kwam de burgerlijke partij aan het woord. Zij kon eventueel schadevergoeding eisen ter compensatie van geleden schade. Daarna had de advocaat van de beschuldigde de gelegenheid zijn cliënt bij te staan. Tijdens zo’n proces werd van de uitspraak van elke partij een proces-verbaal opgemaakt en dit werd ter controle aan het dossier toegevoegd. De krijgsauditeur, beschuldigde en burgerlijke partij konden tot tien dagen na de uitspraak beroep aantekenen bij de griffie van de krijgsraad. [38]

 

De administratieve en de gerechtelijke vervolging liepen als twee onderzoeken evenwijdig met elkaar. Emiel Van Haver heeft zich aan een administratieve epuratie onttrokken door op 20 oktober 1944 zelf ontslag te nemen als gemeenteraadslid en schepen van de stad Sint-Niklaas. Zijn ontslagbrief vermeldde aanvankelijk eveneens de functie van burgemeester, maar deze term werd door hemzelf geschrapt. [39] Wellicht was hij reeds op de hoogte gesteld van de ongeldige wetgeving inzake benoemingen.

 

De verhoren van Van Haver die konden getraceerd worden, hadden plaats op 22 en 23 september 1944, 13 november 1944, 2 december 1944, 19 september 1945 en 18 mei 1946. Daarnaast heeft hij verschillende brieven naar de auditeur-generaal geschreven om beschuldigingen tegen hem te verwerpen of te verantwoorden. In de periode van 18 september tot 16 mei 1946 werden 65 getuigenissen aanhoord in de zaak van Emiel Van Haver. Het betrof hier zowel voor– als tegenstanders van zijn handelswijze. Petrus Heyninck werd meermaals aanhoord. Hij had Van Haver aansprakelijk gesteld voor zijn ontslag als stadsbediende. Indien hij zich zou hebben aangepast aan de Nieuwe Orde, zou hij zijn werk hebben kunnen hervatten. Van Haver zou gezegd hebben dat iedere Vlaming moest werken voor de Duitse overwinning. Volgens Heyninck was Emiel Van Haver iemand die alles deed om populair te zijn bij de bevolking in de wetenschap dat hij daardoor sympathisanten voor de Nieuwe-Ordebeweging kon winnen. Van Haver zou hem ook hebben willen omkopen in ruil voor zijn vrijlating uit de Weylerkazerne. Heyninck zou zich burgerlijke partij stellen in het proces van Emiel Van Haver op 8 juli 1946 voor de Krijgsraad in Gent.

Van Haver werd verdedigd door de advocaten Verhofstede uit Sint-Niklaas en De Crijf uit Gent. Hij diende zich te verweren tegen de beschuldigingen die tegen hem waren geuit. Hij verklaarde gedurende de vier oorlogsjaren behalve enkele onvoorzichtigheden de stad en haar bevolking steeds naar zijn beste kunnen te hebben bestuurd. Het aanvaarden van het burgemeesterschap was naar zijn mening onder dwang gebeurd. Hij had immers gevreesd dat een mededinger van de nazi’s burgmeester zou worden. In de V.N.V.-politiek had hij nooit een actieve rol gespeeld. Als hij op V.N.V.-vergaderingen aanwezig was geweest, dan waren deze gesloten vergaderingen waar hij bovendien nooit het woord had gevoerd. De rouwhulde aan Oostfrontsoldaten was steeds op initiatief van het V.N.V. gebeurd. Zijn persoonlijk anti-bolsjewisme was vanuit katholieke inspiratie gegroeid. Als katholiek had hij zich bovendien nooit kunnen verzoenen met het nationaal-socialisme en had hij er bijgevolg nooit propaganda voor kunnen maken. Hij was daarenboven in het bezit van 300 afschriften van tussenkomsten bij de Duitse overheid ten voordele van burgers. Hij verklaarde onder andere ook dat de groet die hij bracht geen Hitlergroet, maar een “Dietschergroet” was. Hij zou er ook de woorden “Hou Zee” bij geroepen hebben.

 

Emiel Van Haver werd over de periode van 10 mei 1940 tot september 1944 beschuldigd van vier misdrijven op de militaire strafwet. Hij werd beschuldigd deel genomen te hebben aan het vervormen van wettige instellingen of inrichtingen door de vijand, de getrouwheid van burgers tegenover de koning en de Belgische Staat in oorlogstijd aan het wankelen te hebben gebracht of met kwaad opzet ’s vijand politiek of plannen in de hand te hebben gewerkt. Het verhinderen van het verzet tegen de Duitse overheid en hulp aan de vijand werden hem ook ten laste gelegd. Een laatste misdrijf omvatte het bevorderen van de werking van groepen, verenigingen en organisaties die de vernietiging nastreefden van de Belgische onafhankelijkheid en de grondwettelijke vrijheden of instellingen van het Belgisch volk.

 

Van Haver diende op 14 januari en 6 februari 1947 nogmaals voor het Krijgshof van Gent te verschijnen vooraleer het arrest uiteindelijk op 28 februari werd uitgesproken. Wegens de beschuldigingen werd hij veroordeeld tot vijf jaar hechtenis en een levenslange ontzetting uit zijn burgerlijke en politieke rechten. In concreto ging het hierbij om talrijke rechten, zoals het recht om functies, ambten of publieke betrekkingen uit te oefenen, het recht op verkiesbaarheid, het recht om te stemmen, het recht om mee te werken aan een theater-, film- of radioproductie, het recht om een administratieve functie uit te oefenen en het recht om een politieke vereniging te leiden. [40] Emiel Van Haver onderging ook een militaire degradatie en diende een som van 140.000 fr. te betalen. Deze geldsom gold als schadevergoeding aan de Belgische Staat en aan Petrus Heyninck voor het inkomensverlies dat deze had opgelopen door zijn ontslag.

Het bevolkingsregister van Sint-Niklaas meldde op 18 mei 1947 dat Emiel Van Haver in voorlopige vrijheid was gesteld. Bij Ministerieel Besluit van 12 september werd Van Haver in zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling bevestigd. De besluitwet van 26 mei 1944 maakte het mogelijk om één maand na het arrestatiebevel een aanvraag tot voorwaardelijke vrijlating in te dienen bij de voorzitter van het krijgsgerecht. Acht dagen na het openbaar ministerie en de beschuldigde gehoord te hebben, werd er een beslissing genomen. [41] Op 26 juli 1948 diende hij bij de Procureur des Konings te Dendermonde een aanvraag in “tot opheffing van de ontzetting uit mijn burgerrechten, tegen mij uitgesproken, bij Arrest van het Krijgshof, te Gent, in dato 28/2/1947”. Zijn bede werd echter verworpen. Een herhaling van de aanvraag bij het Beroepshof te Gent leidde in 1953 tot een beperking van de ontzetting uit zijn burgerrechten tot 31 december 1960. [42] De wet-Struye van 14 juni 1948 bepaalde immers dat de levenslange ontzetting uit de rechten en het levenslang verbod een openbaar ambt of functie te vervullen, konden worden herzien en in de tijd beperkt. Op basis van deze wet zouden voortaan de Rechtbanken van Eerste Aanleg en de Hoven van Beroep oordelen over het herstel van de burgerlijke en politieke rechten. In 1951 werden twee Koninklijke Besluiten uitgevaardigd die in ruimere mogelijkheden voor herziening van tuchtstraffen voorzagen. [43]

 

Op 13 december 1955 sprak de Kamer van Inbeschuldigingstelling te Gent het eerherstel uit van Emiel Van Haver. [44] Daardoor kon hij onvoorwaardelijk een beroep doen op zijn politieke en burgerlijke rechten.

 

 

2. Een laatste duik in de politiek

 

Op 1 juni 1958 werden er parlementsverkiezingen gehouden. Men zou Emiel Van Haver, die ondanks herhaaldelijke pogingen geweerd werd van elke C.V.P.-lijst, hebben kunnen overtuigen om op een V.U.-lijst te komen. Voormalig musketier en weerstander Orban zou er binnen de C.V.P. op aangedrongen hebben Van Haver toe te laten tot de katholieke lijst, maar vergeefs. Na het indienen van de kandidatenlijst van de Volksunie werd Emiel Van Haver ontboden bij Deken De Man, die hem zou verbieden voor een V.U.-lijst op te komen. Indien Van Haver, die, volgens zoon Zeger in een gesprek met Joost van den Branden, “fanatiek katholiek” was, het verbod naast zich zou neerleggen, zou hem voortaan de communie geweigerd worden, aldus Zeger.

 

Ook andere bronnen bevestigen, volgens van den Branden, dat Van Haver zich na een gesprek met De Man – wat de inhoud daar ook van geweest zij – terugtrok uit de verkiezingsstrijd, zowel voor de Senaat als voor de Kamer. De Volksunie toonde zich ontgoocheld. Ten gevolge van Van Havers terugtrekking kwamen immers geen bekende namen op haar lijst voor. Voor de Senaat verviel de lijst zelfs, omdat zij wegens een administratieve fout van de indieners was afgekeurd. [45]

 

Wanneer Emiel Van Havers kandidatuur voor de C.V.P.-lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen op 12 oktober 1958 opnieuw werd geweigerd, besloot hij op te komen met een eigen lijst onder de naam Christelijke Volksbelangen (C.V.B.). Samen met hem kwam ook Maurice Van Haver, voormalig verzetssympathisant, aftredend C.V.P.-schepen en eigenaar van Het Vrije Waasland, op. Beiden zijn familie van elkaar. De C.V.B. werd opgevat als een katholieke scheurlijst en een poging tot rehabilitatie van oorlogsburgemeester Van Haver. Emiel en Maurice Van Haver namen het initiatief tot deze lijst uit verbittering omdat ze respectievelijk geen of niet de gewenste plaats op de C.V.P.-lijst mochten bezetten. Maurice Van Haver zag daardoor zijn kansen op vernieuwing van zijn schepenzetel verloren gaan. Alle kandidaten op deze lijst waren erg Vlaamsgezind en katholiek van overtuiging. Enkelen hadden tijdens de Duitse bezetting een functie uitgeoefend binnen het V.N.V., waaronder Frans Van Hecke.

 

Het programma bevatte onder andere een amnestie-eis waardoor de C.V.B. loodrecht tegenover de C.V.P. kwam te staan. Er woedde een ware pamflettenoorlog. In het verkiezingsblaadje Maar ’t Zal Veranderen verantwoordde men de afzonderlijke lijst door er op te wijzen dat de C.V.P. aan vriendjespolitiek deed, een slecht financieel beleid voor de stad voerde en enkel persoonlijk voordeel zocht. De “gezondmaking” binnen de C.V.P. zelf, zoals Emiel en Maurice Van Haver die eerst hadden trachten te verwezenlijken, was verhinderd doordat enkelingen hun eigen belangen bleven verdedigen. De enige belofte die de C.V.B. deed, was dat zij niets anders zou doen dan “ijveren voor het welzijn van onze gehele bevolking zonder onderscheid van rang of stand”. Ze wensten een erkenning van alle rechten, economische expansie, eerlijke benoemingspolitiek en een financieel verantwoord bestuur van de stad. De C.V.B. verfijnde haar doeleinden door een zeventienpuntenprogramma op te stellen. Naast de al eerder aangeraakte elementen streefde men naar een verdere urbanisering, de inrichting van een stedelijke dienst voor economische planning, de inrichting van adviserende raden voor de verschillende takken van economische bedrijvigheid, stedenbouw, volksgezondheid, het Vlaams cultureel leven en sport. Men bepleitte een familiale politiek door onder andere prijsvermindering op stadsbussen voor grote gezinnen en invaliden toe te kennen.

 

Andere punten waren de politisering van benoemingen, versoepeling en herziening van bouwreglementen, meer steun aan het Vlaams cultureel leven, een oordeelkundig toewijzen van sportsubsidies, bevorderen van de plaatselijke nijverheid, stimuleren van huizenbouw, renovatie van het oud stadsgedeelte, opruiming van onafgewerkte straathoeken, uitbouw van een toeristisch plan, een beter parkeerreglement, opvorderen van de Sint-Niklase politie en een oplossing van de repressie.

 

In haar kiesmanifest verdedigde de nieuwe partij zich tegenover de aantijgingen van de C.V.P. en het Patriottisch Comité. Die hadden de handelingen van Emiel Van Haver tijdens de Tweede Wereldoorlog in uitermate slecht daglicht geplaatst. Het Comité wenste daarbij Emiel Van Haver naar de vergetelheid. De C.V.B. reageerde door een uiteenzetting van wat hij gedurende de oorlog op stedenbouwkundig gebied had gerealiseerd. In een derde kiesmanifest zette Emiel Van Haver zelf zijn visie uiteen over de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij benadrukte meermaals het feit dat hij in zeer moeilijke omstandigheden zijn verantwoordelijkheid had genomen en steeds het welzijn van de bevolking indachtig had gehouden. Ook de verwezenlijkingen van Maurice Van Haver als schepen van handel en ambacht van Sint-Niklaas sinds 1953 werden uitvoerig geprezen. De partij wenste meer nadruk te leggen op de positie en de wensen van de middenstand. Naar eigen woorden begrepen de arbeiders binnen de partij dit. In een al te verregaande vergelijking werd het Patriottisch Comité een variant op de Ku Klux Klan genoemd. Behalve “de mening van een buitenstaander”, die zich uiteraard achter de ideeën van de C.V.B. stelde, eindigde dit manifest met een oproep waarbij de verkiezingen onmiskenbaar konden beschouwd worden als een test over het publiek eerherstel van Emiel Van Haver. De tekst luidde: “De verkiezing van 12 oktober is geen gewone verkiezing, maar heeft de betekenis van een volksuitspraak over het beleid van de heer Emiel Van Haver gedurende de oorlogsjaren. Hij was niet alleen een bekwaam burgmeester maar tevens een zorgzame burgervader. Stelt een daad van eenvoudige rechtvaardigheid en stemt voor de Christelijke Volksbelangen”.

 

Gedurende deze pamflettenoorlog dook ook in het verkiezingsblad van de C.V.P., Maar dat is besturen, een karikatuur op van de C.V.B. Er werd een parodie gemaakt op het feit dat Emiel Van Haver aan het begin van de bezetting de hakenkruisvlag van het stadhuis had gehaald. De zwetende persoon die de mast vasthoudt, is Maurice Van Haver. [46] De C.V.B. behaalde 2.706 stemmen en 1 zetel in de gemeenteraad. Een matig succes dat volgens Bert De Cock overwegend aan Emiel Van Haver toe te schrijven was. Hij behaalde 1.385 voorkeursstemmen. [47] Van begin 1959 tot eind 1964 maakte Van Haver opnieuw deel uit van de gemeenteraad van Sint-Niklaas als verkozene van de Christelijke Volksbelangen. Ondertussen was hij in 1961 benoemd tot Ridder in de Kroonorde. [48]

 

Bij de parlementsverkiezingen op 26 maart 1961 stond Emiel Van Haver als vierde plaatsvervanger op de Senaatslijst van de C.V.P. Hoe deze ommezwaai in de houding van de C.V.P. tegenover Emiel Van Haver mogelijk was, is niet bekend. De C.V.P. was de grootste verslagene van de verkiezingen. Ze verloor 5% stemmen en viel van 104 op 96 zetels in de Kamer. Een overwinning leek mogelijk als reactie van het volk tegen de woelige stakingen, maar andere elementen hadden ook een belangrijke rol gespeeld, bijvoorbeeld de werkloosheid, de sluiting van talrijke ondernemingen, de steenkoolcrisis, de verzekering tegen ziekte en invaliditeit, de aanpassing van het onderwijsstelsel en de financiële toestand van het land. Het verlies van de C.V.P. in het kanton Sint-Niklaas bedroeg 9,5%. [49] Jozef Van Royen werd op 31 juli 1962 benoemd tot burgemeester van Sint-Niklaas, in opvolging van de overleden Romain De Vidts. Voor de openstaande plaats van schepen droeg Emiel Van Haver zijn kandidatuur voor bij de C.V.P. Hij had echter weinig kans en het was tenslotte Augustin Hebbinckuys die opvolgde. [50]

 

Wellicht maakte de starre houding van de C.V.P. dat Emiel van Haver zijn heil in een andere partij ging zoeken. Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 1964 stond hij op de V.U.-lijst en gold daar als grootste stemmentrekker. Daarop kon hij de oppositie in de gemeenteraad vervoegen. Het verkiezingsprogramma van de partij bevatte een aantal accenten die ook later door de partij, mutatis mutandis, zouden aangehouden worden. Het benadrukte een open democratie, het beëindigen van de ideologische verzuiling en de strijd tegen de corruptie. Het stelde onder meer het installeren van gemeentelijke werkgroepen voor zoals de jeugd– en gezinsraad, de cultuurraad en de middenstandsraad. [51]

 

Het volgende jaar, op 23 mei 1965, stond Emiel Van Haver op de vierde plaats op de senaatslijst binnen de V.U. voor de parlementsverkiezingen. Hij werd echter niet verkozen. [52] Lijsttrekker was Gerard De Paep. De Volksunie boekte in het Land van Waas bijna 20% van de stemmen. Het arrondissement Sint-Niklaas werd de sterkste burcht in Vlaanderen. Vooral voor de Senaat was de aanwinst bijzonder groot en kreeg de V.U. er zelfs 21,5% van de stemmen. [53]

 

Emiel Van Haver stierf op 23 december 1966. Vijf dagen later had zijn begrafenis plaats. Volksuniefractieleider Jan Verniers sprak de grafrede uit. De vlag op het stadhuis werd als teken van rouw halfstok gehesen.

 

De jaren na de oorlog hadden Emiel Van Haver getekend. De volkswoede in de ‘repressie van de straat’ en zijn veroordeling voor de houding die hij tijdens de bezetting had aangenomen, waren beproevingen die hem volgens Willem Melis “een gebroken man” hadden gemaakt. [54] Na zijn officieel eerherstel in 1955 had hij zich terug op de politieke scène van Sint-Niklaas gewaagd. Door de negatieve houding van de C.V.P. had Van Haver aanvankelijk soelaas gezocht in een eigen katholieke scheurlijst. Een record aan voorkeurstemmen bezorgde hem een zetel in de gemeenteraad. Vanaf 1964 zou Van Haver zich opwerpen als succesvol aanhanger van de ideeën van de Volksunie. Uiteindelijk werd hij ook binnen de bestaande partijpolitiek als een gerespecteerd politicus beschouwd. Maar blijkbaar niet in voldoende mate om een kwarteeuw later een portret te verdienen in het stadhuis…

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[34] SEGERS, Het militair-juridisch apparaat tijdens de repressie in de provincies Antwerpen en Limburg, 63 – 64.

[35] TACHELET, Verandering en continuïteit van het politiek personeel, 104 – 106.

[36] TACHELET, Verandering, 98.

[37] GUNST, “Burgemeesters en raadsleden 1938 – 1947”, 420 – 421.

[38] SEGERS, Het militair-juridisch apparaat tijdens de repressie in de provincies Antwerpen en Limburg, 77 – 81.

[39] Cfr. Bijlagen.

[40] SEGERS, Het militair-juridisch apparaat tijdens de repressie in de provincies Antwerpen en Limburg, 40 – 41.

[41] SEGERS, Het militair-juridisch apparaat, 44.

[42] Militair gerechtshof, griffie, nr. 1015: Van Haver Emilius Lodovicus.

[43] TACHELET, Verandering en continuïteit van het politiek personeel, 107.

[44] Uittreksel uit het arrest van het Hof van Beroep te Gent uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

[45] DE COCK, Welig en woelig Waasland, 85.

[46] Maar dat is besturen. Verkiezingsblad, 9 en 11 oktober 1958.

[47] DE COCK, Welig en woelig Waasland, 86.

[48] VAN CAMPENHOUT, “Haver, Emiel van”, 1411.

[49] DE COCK, Welig en woelig Waasland, 93.

[50] DE COCK, Waasland, 95.

[51] SEBERECHTS, “De Vlaams-nationale partijen in de gemeenteraadsverkiezingen na de Tweede Wereldoorlog”, 279 – 280.

[52] VAN DEN BRANDEN, De rechte lijn, 139 – 182.

[53] DE COCK, Welig en woelig Waasland, 108.

[54] MELIS, “Dr. Emiel Van Haver ter ziele gegaan”, Het Vrije Waasland.