Emiel Van Haver en het cultureel leven in Sint-Niklaas tijdens de Tweede Wereldoorlog. (Ilse Marquenie)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel I: Een schaduw uit het verleden.

 

1. Aanloop tot een controverse

 

Keuvelend aan de feestdis van de Vereniging van Vlaamse Oud-Strijders (V.O.S.) op 5 november 1989 lanceerde een vrouwelijke gast de vraag "Maar waarom ontbreekt het portret van Emiel Van Haver nog altijd in de reeks van Sint-Niklase burgemeesters op het stadhuis? Kan V.O.S. zich daar niet eens voorspannen?" De volgende dag reeds reageerde de V.O.S. door een zoektocht te beginnen naar informatie over de ambtsperiode van Emiel Van Haver als burgemeester van Sint-Niklaas van 1940 tot 1944. Ondanks het feit dat Van Haver de functie van burgemeester had uitgeoefend, was zijn portret niet verenigd met zijn ambtsgenoten. Blijken van waardering vanwege zijn toenmalige collegae en een precedent inzake de oorlogsburgemeester van Gentbrugge werden verzameld.

Naar aanleiding van de officiële opening van een V.O.S.-tentoonstelling werden enkele gegevens in verband met deze stille queeste verhaald aan de redacteur van het weekblad Het Vrije Waasland. Deze plaatste er prompt een artikel over onder de titel "Eén burgemeester teveel? Of te weinig?".[6]

 

Na de eerstvolgende bestuursvergadering op 26 november werd een brief gericht aan het college van burgemeester en schepenen van Sint-Niklaas.[7] In deze brief verzocht het plaatselijke V.O.S.-bestuur een geschilderd portret van Emiel Van Haver in de raadzaal van het stadhuis aan te brengen. De indieners van het verzoek beriepen zich op het feit dat Van Haver gedurende de Tweede Wereldoorlog op onberispelijke wijze een zware verantwoordelijkheid had gedragen, waarbij de zorg voor het welzijn van de bevolking steeds een prioriteit was geweest. Het bezwaar dat hij niet bij Koninklijk Besluit tot burgemeester was benoemd, werd weggevaagd. Men stelde dat de Koning toen niet in staat was Koninklijke Besluiten uit te vaardigen en bovendien had Van Haver, naar hun mening, zowel formeel (als hoogste stedelijke gezagsdrager) als moreel (hij oefende de functie uit in het belang van de bevolking en niet voor zichzelf of de bezetter) de functie van burgemeester vervuld. Verder haalde het epistel Willem Melis, prominent Vlaams-nationalist in het Waasland, aan die zich naar aanleiding van het overlijden van Van Haver in 1966 in prijzende bewoordingen over hem had uitgedrukt. Tot slot duidde het V.O.S. op een vergelijkbaar verzoek door het bestuur van V.O.S.-IJzerbedevaartgroep Gentbrugge-Ledeberg met betrekking tot Vincent Evrard, oorlogsburgemeester van Gentbrugge, dat in 1988 ingewilligd werd.[8]

Evrard was oorlogsburgemeester geweest van Gentbrugge tussen 24januari 1941 en 30 juni 1942. Sinds half november 1988 maakt zijn foto deel uit van de portrettengalerij in het Dienstencentrum van Gentbrugge en dit na druk op het stadsbestuur van Gent door de V.O.S.-IJzerbedevaartwerkgroep Gentbrugge-Ledeberg. De desbetreffende brief aan het stadsbestuur, de dato 4 februari 1988, omvatte een beschrijving van de loopbaan van Evrard. Deze was sinds 1939 lid van de gemeenteraad van Gentbrugge geweest. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was burgemeester Frans Toch naar Frankrijk gevlucht. Daarop werd Evrard door de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid in december 1940 tot burgemeester benoemd. Bij de fusie met Gent heeft Evrard geweigerd deel uit te maken van het schepencollege van Groot-Gent en zijn ontslag ingediend[9]

 

Op het moment van het schrijven van het V.O.S. in Sint-Niklaas aan het stadsbestuur was de hele kwestie rond Emiel Van Haver reeds publiek gespreksvoer. De publicatie van het artikel in Het Vrije Waasland had daar allicht iets mee te maken. Dat een portret van Emiel Van Haver wel deel uitmaakte van een collectie van tien burgemeesters in tapijt vervaardigd, stimuleerde de controversie.[10] Naar aanleiding van de vijfde vakbeurs voor Brei- en Textielmachines in de Stadzalen, had leraar Vercauteren aan zijn leerlingen breikunde van de Vrije Technische Scholen gesuggereerd om de portretten van de burgemeester te scannen en daarna te breien in jacquard.[11] Vercauteren had van het stadsbestuur de raad gekregen Emiel Van Haver niet in zijn collectie op te nemen. Het portret was desalniettemin op de beurs te bewonderen.

 

 

2. Gemeenteraadszitting van 1 december 1989

 

De eerstvolgende gemeenteraadszitting op 1 december 1989 kende een verrassend element. Vlaams Blok-raadslid Frans Wymeersch deed een voorstel tot uitbreiding van de portrettengalerij in de raadszaal van het stadhuis met, jawel, het portret van Emiel Van Haver. Hij deed dit in de mening dat de stedelingen recht hadden op een juist beeld van de geschiedenis van de stad. Vervolgens werd er een uiteenzetting gegeven van de politieke carrière van Van Haver met nadruk op de toevalligheid waardoor hij burgemeester was geworden. Als doorslaggevende argumenten werden vooreerst zijn officiële benoeming tot burgemeester en op de tweede plaats zijn sociale bewogenheid naar voren gebracht. Bijkomende reden was de hernieuwde politieke bedrijvigheid van Emiel Van Haver sinds 1958 tot aan zijn dood in 1966. Deze periode werd beschouwd als een bewijs voor zijn rehabilitatie. Schepen Wymeersch vestigde eveneens de aandacht op de verwezenlijkingen van de oorlogsburgemeester.

 

Replicerend op deze uiteenzetting nam V.U.-raadslid Lieven Dehandschutter het woord. Als bestuurslid van het V.O.S. vestigde hij de aandacht op het reeds eerder geformuleerde verzoek van de plaatselijke afdeling van het V.O.S. Hij gaf toe dat het niet voor handen zijn van een Koninklijk Besluit ter benoeming van Van Haver een probleem vormde en dat dit aspect juridisch zorgvuldig moest onderzocht worden. Vervolgens herhaalde hij de argumentatie zoals deze reeds door het V.O.S. schriftelijk werd geformuleerd. In zijn besluitvorming beloofde hij de hele kwestie grondig te onderzoeken en met een uitgebreid dossier naar de Raad terug te keren.

 

Hierop nam de socialistische burgemeester Freddy Willockx aan het woord. Hij aanschouwde het betoog van de twee voorgaande sprekers vanuit twee invalshoeken. Enerzijds een formeel administratieve invalshoek, vertegenwoordigd door raadslid Dehandschutter, en anderzijds een benadering van Emiel Van Haver als een - ondanks de betwistingen rond zijn functie - eerbaar man. De burgemeester vroeg aan het college de nodige tijd om uit te zoeken of de voogdij-instanties en de familie Van Haver eventuele bezwaren opperden en drukte de hoop uit op een sereen en objectief verloop van het onderzoek. C.V.P-fractievoorzitter Lieven Lenaerts bevestigde de verdiensten van Emiel Van Haver en de nood aan een grondig onderzoek naar de mogelijkheden.

 

De wens van de burgemeester om dit agendapunt op de gemeenteraadszitting af te sluiten kon echter nog niet vervuld worden. Schepen Wymeersch vroeg wederom het voord en verzekerde de medewerking van de familie Van Haver. Hij kondigde eveneens aan dat in de volgende gemeenteraadszitting een stemming zou geëist worden. Willockx diende bijgevolg nogmaals in herinnering te brengen dat er geen ultimatum in de tijd zou gesteld worden. Er ontstond een polemiek tussen de schepenen Wymeersch en Dehandschutter. De laatste verklaarde dat de familie Van Haver niet op de hoogte was van het initiatief van schepen Wymeersch. Een feit dat uit de briefwisseling met Zeger, zoon van Emiel Van Haver, inderdaad blijkt.[12] Bovendien onderstreept hij het feit dat het V.O.S. onafhankelijk van het voorstel van schepen Wymeersch reeds een dergelijk initiatief aan het voorbereiden was.[13]

 

 

3. De eerste reacties op het voorstel.

 

In reactie op het voorstel van Frans Wymeersch, die het serene onderzoek van het V.O.S. in het openbaar wou herhalen, verschenen er de volgende weken verschillende artikelen in de kranten Het Nieuwsblad, Het Volk, Gazet van Antwerpen, Het Laatste Nieuws en de weekbladen Wij, Solidair, 't Pallieterke, 't Woord en uiteraard Het Vrije Waasland. Tijdschriften, uitgegeven door plaatselijke verenigingen, wijden eveneens een pagina (of meer) aan de 'kwestie Van Haver". Vermeld worden Het Strijdersblad, De Jonge Leeuwen en Sinneklase Vossennuskes.

 

Verschillende krantenartikelen behandelden de mening van de één of de ander. Zo waren er ereburgemeester De Vidts en gewezen C.V.P-schepen en raadslid Foubert volgens wie er een foto bestaat waarop Van Haver de Hitlergroet uitbracht, terwijl de andere personen in zijn gezelschap dit niet deden.[14] In werkelijkheid ging het om een foto waarop Emiel Van Haver inderdaad de Hitlergroet uitbrengt, maar het voltallige gezelschap waarin hij zich bevond, handelde analoog.[15]

 

Een zestal organisaties stelden bovendien een protestbrief op. De eerste, het Actie- en Coördinatiecomité der Patriottische Groeperingen, vertegenwoordigde zestien aangesloten verenigingen. Zij meenden dat Van Haver tijdens de Tweede Wereldoorlog aangesteld werd door de "handlangers van de bezetter" en bovendien nooit door de koning benoemd werd. Een bijlage toonde foto's van Emiel Van Haver in gezelschap van plaatselijke Duitse commandanten in het jaar 1941.[16] Het Antifascistisch Front beriep zich eveneens op het argument dat Van Haver niet door de koning benoemd werd.[17] Een derde protestbetuiging ging uit van de Kommunistische Partij in Sint-Niklaas. Overtuigd dat het in ere herstellen van een collaborerende burgemeester een smet zou werpen op de democratie in de stad, bepleitten zij een weigering van het portret in de galerij.[18] Ook de Sint-Niklase afdeling van de Koninklijke Nationale Strijdersbond van België gebruikte het element van de benoeming en de veroordeling tot collaboratie om haar standpunt te staven.[19]

 

In januari 1990 zouden nog twee organisaties een schrijven richten aan burgemeester Willockx, namelijk het Belgisch Partisanenleger en het Onafhankelijkheidsfront. Zij stelden dat het aanbrengen van een portret van Emiel Van Haver een kaakslag zou betekenen voor al diegenen die onder de naziebezetter hadden geleden.[20] De burgemeester richtte tot elk van deze organisaties een standaardbrief. Daarin vestigde hij de aandacht op het delicate karakter en de ambiguïteit van de kwestie. Enerzijds begreep hij de reactie van de organisaties, maar anderzijds was er ook de vaststelling dat de figuur van de oorlogsburgemeester naderhand in ere werd hersteld. Hij maakte ook duidelijk dat een partijpolitieke twist hier niet op zijn plaats zou zijn en bijgevolg zou ieder gemeenteraadslid de mogelijkheid gegeven worden naar eer en geweten te kunnen oordelen.

 

Uiteindelijk zou in de gemeenteraadszitting van 26 januari 1990 een beslissend antwoord gegeven worden op de vraag of Emiel Van Haver een portret zou krijgen in het stadhuis. De zitting ging alleszins niet onopgemerkt voorbij. De publieksbanken en de wandelgangen waren vol zeer aandachtige aanwezigen. Onder hen veel oud-strijders, die, met hun decoraties opgespeld, naar het stadhuis waren afgezakt.[21] De betogers van het Anti-Fascistisch Front brachten op rode driehoeken de slogan "Kollaboreren is geen kunst" aan. Aan deze gemeenteraadszitting was trouwens een intense antifascistische agitatie voorafgegaan. Pamfletten werden verdeeld aan scholen, een brede plakactie versierde de stad en verschillende krantenartikelen gaven de standpunten weer. Bovendien werden foto's van Van Haver met V.N.V.-leider Staf De Clercq verspreid. In een sensibiliseringcampagne van tien dagen verzamelde het Anti-Fascistisch front ruim 250 handtekeningen, die net voor de zitting aan burgemeester Willockx werden overhandigd.[22] De persoonlijke band van de voorstanders met toenmalige collaborateurs werd benadrukt. De vader van gemeenteraadslid Frans Wymeersch zou tijdens de Tweede Wereldoorlog immers actief zijn geweest in allerlei Vlaams- en Duitsgezinde organisaties.[23]

 

 

4. De stemming op 26 januari 1990

 

Vooraleer tot de eigenlijke stemming over te gaan, gaf raadslid Frans Wymeersch de hoofdlijnen van zijn voorstel nogmaals weer. Hij deed eveneens oproep om Emiel Van Haver niet als symbool, maar als persoon met talrijke verwezenlijkheden te bekijken. Willockx verkondigde daarbij dat de zoon van Emiel Van Haver gecontacteerd was. Deze zou vereerd zijn moest het portret van zijn vader in het stadhuis worden aangebracht. Het feit dat het initiatief voor dit voorstel uitging van het Vlaams Blok stemde hem ongelukkig, daar deze gelegenheid nu een politiek karakter kreeg. De burgemeester verleende daarna het woord aan S.P.-raadsleden Luyckx en Van der Poten. De laatste hield een pleidooi tegen het voorstel om het portret van Emiel Van Haver bij de andere burgemeestersportretten in de raadzaal van het stadshuis te voegen. Zijn argumentatie steunde op drie pijlers. Vooreerst was er het gegeven dat Emiel Van Haver niet door de door de wet voorziene wijze tot burgemeester was benoemd. Hieraan gekoppeld stelde Van der Poten dat Van Haver zijn bereidwillige medewerking met de bezettende overheid had bewezen door het burgemeesterschap te aanvaarden, in tegenstelling tot de vooroorlogse ontslaggevende burgemeester Heyman en de schepenen van diens college. Op de tweede plaats waren de verwezenlijkingen van Van Haver niet gebaseerd op zijn sociale bewogenheid, doch het noodzakelijk gevolg van de oorlogsomstandigheden en hadden ze, aldus Van der Poten, meer slecht dan goed gedaan. Tenslotte meende het S.P.-raadslid dat het uiterst ongepast zou zijn een portret aan Emiel Van Haver te wijden, net op het moment dat er een gedenkteken werd opgericht ter nagedachtenis aan de burgerslachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog.

 

Vervolgens richtte V.U.-fractieleider Lieven Dehandschutter zich tot de Raad. Hij gaf een schets van het juridisch kader waarbinnen de benoeming van Emiel Van Haver tot burgemeester diende te worden geplaatst. Op grond van een reeks wettelijke beslissingen bezat de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken de bevoegdheid beslissingen te nemen inzake de benoeming van burgemeesters. Bijgevolg werd Emiel Van Haver, aldus Dehandschutter, op rechtmatige wijze benoemd door directeur-generaal H. Adam, die toen waarnemend secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken was. Dehandschutter benadrukte eveneens dat Van Haver een rechtschapen man was die zijn functie naar behoren had uitgeoefend. Ter verdediging van deze stelling haalde hij onder andere de woorden aan van C.V.P.-volksvertegenwoordiger André Bourgeois, die in 1947, bij de veroordeling van Emiel Van Haver, zijn proteststem had laten horen. Bovendien wees het raadslid op de reeds eerder uitgevoerde eerbetuigingen ten aanzien van Emiel Van Haver.

 

Hierna verleende de voorzitter het woord aan schepen W. Meersman(P.V.V.) die een persoonlijk pleidooi hield om het voorstel te verwerpen. In een artikel in Het Volk had hij eerder verklaard dat hij verscheidene brieven had gericht aan de Strijdersbond, Weerstandgroep Oost-Vlaanderen, het Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog (vandaag bekend onder de naam SOMA) en naar tal van vaderlandslievende verenigingen. In zij brieven vroeg hij telkens om elementen aan te brengen die hij bij zijn tussenkomst zou kunnen gebruiken. Naar zijn eigen mening bleek uit raadpleging van het Gulden Boek van de Weerstand (uitgegeven door het Ministerie van Landsverdediging kort na de oorlog) dat er voldoende bewijzen waren dat Emiel Van Haver zich inderdaad een sociaal imago had aangemeten zijdens de oorlog, maar achter de schermen gedwee meewerkte met de bezetter.[24] Meersman zou ook een overzicht geven van de gebeurtenissen die geleid hadden tot het burgemeesterschap van Emiel Van Haver. Als burgemeester werd hij door de schepen afgeschilderd als handlanger van het nazi-bezettingsregime. Er werd eveneens een lijst gegeven van personen die door toedoen van de oorlogsburgemeester waren gegijzeld of gestorven. "Uit respect voor degene die hun leven gaven, is het portret van Van Haver niet aanvaardbaar in het stadhuis" besloot Meersman.

 

Agalev-raadslid Van Garsse verklaarde tegen te stemmen omdat zij in het voorstel een poging van het Vlaams Blok zag om zich fatsoenlijk te presenteren en fascistische ideeën aanvaardbaar te maken.

 

Tenslotte deed raadslid deed raadslid Van Daele (C.V.P.) een oproep tot stemming bij naamafroeping. De voorzitter stemde in met een dergelijk initiatief. Aldus had een vrije stemming plaats, mat als resultaat: vijf stemmen voor (V.U.-Vlaams Blok), 31 tegen (S.P.-P.V.V.-C.V.P.-Agalev) en de burgemeester onthield zich. Het bleek dan enkel schepenen Marc Huys en Nelly Maes en de raadsleden Lieven Dehandschutter, Oswald Opgenaffen (allen V.U.) en Frans Wymeersch (Vlaams Blok) voor de aankoop van het portret hadden gestemd.[25] De overige 31 raadsleden, vijftien C.V.P'ers, twaalf S.P.'ers, drie P.V.V.'ers en één Agalevster, stemden tegen. De raadsleden De Smedt (C.V.P.) en de Coeyere (P.V.V.) waren afwezig.[26]

 

Willockx verklaarde dat hij als schepen of gemeenteraadslid tegen dit punt zou gestemd hebben omdat hij van oordeel was dat het ophangen van het schilderij zou herinneren aan de samenwerking met de Duitse bezetter en dat, ongeacht het eerherstel en het feit dat Emiel Van Haver een eerbaar man is geweest, het een provocatie zou kunnen betekenen tegenover stadsgenoten die voor de vrijheid hadden gestreden. Hij was echter de mening toegedaan dat hij zich niet mocht laten leiden door persoonlijke opvattingen en had zich bijgevolg onthouden. Hij wenste verder een oproep te doen tot alle burgers om vroegere wonden niet opnieuw open te rijten en de langzaam gegroeide pacificatie over het oorlogsgebeuren niet op de helling te zetten. Naar aanleiding van de 50 ste verjaardag van het bombardement in de Molendreef zou tevens een campagne gestart worden ter sensibilisering en informering van de jeugd over de gebeurtenissen die tot de Tweede Wereldoorlog hadden geleid. Dit alles om de jongeren aan te zetten lessen te trekken uit het verleden en bijgevolg het fascisme nooit een kans te geven door te breken in het gedachtegoed van de bevolking.[27]

 

 

5. Achteraf ...

 

Als gevolg van de uiteindelijke beslissing om het portret van Emiel Van Haver niet aan te brengen in de raadzaal van het stadhuis richtten de verantwoordelijken van de Vlaamse strijd-en cultuurverenigingen van Sint-Niklaas een schrijven tot het stadsbestuur. Zij betreuren de beslissing om erkentelijkheid te weigeren aan een man die in moeilijke tijden zijn verantwoordelijkheid had opgenomen ten bate van alle inwoners van de stad. De brief werd ondertekend door de voorzitters en woordvoerders van de Gebroeders Van Raemdockkring, de IJzerbedevaartwerkgroep, de Vlaamse Oud-Strijders, de Wase Jonge Leeuwen, het Vlaams Verbond voor Gepensioneerden, het Davidsfonds, het Taal-Aktie Komitee, de Amedee Verbruggenkring en het Vlaams Kruis.[28]

 

De reactie kwam eveneens van Agust Van Rooien, die op tienjarige leeftijd beide ouders was verloren door het bombardement op de toenmalige Molendreef. Hij wist zich nog te herinneren dat Emiel Van Haver een bezoek bracht aan de slachtoffers.

"Als echte patriot vind ik het juist dat er geen portret komt van Van Haver omdat hij nooit door de koning werd benoemd. Maar het is jammer voor zijn nabestaanden dat alles weer opgerakeld werd. Van Haver was een heel goed mens. Veel van de zogenaamde patriotten die op het stadhuis staan te pronken hebben veel aan hem te danken en hebben tijdens de oorlog goede zaken gedaan. Eén van de tussenkomsten van Van Haver die minder bekend is, betreft de veroordeling van een veertigtal mensen. Die hadden in café Terminus feest gevierd naar aanleiding van het zinken van de Duitse oorlogsboot Bismarck. Zij werden tot verklikt. Dankzij de tussenkomst van Van Haver kregen ze enkel acht dagen arrest in plaats van naar een concentratiekemp gestuurd te worden", verzekerde Van Royen.[29]

 

De kwestie van het wel of niet aanbrengen van een portret van Emiel Van Haver in het Sint-Niklase stadhuis werpt een licht op de meer algemene problematiek van de oorlogsburgemeesters. In normale omstandigheden werd een burgemeester benoemd door de koning binnen (uitzonderlijk buiten) de wettelijk verkozen gemeenteraad. Tijdens de bezetting besliste het comité van secretarissen-generaal over de benoemingen. De secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken 'benoemde' de burgemeesters op gemotiveerde voordracht van de gouverneur en de arrondissementscommissaris. In vele gevallen is er sprake van echte benoemingen. De secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken heeft echter nooit de toelating gekregen om over te gaan tot echte benoemingen. Hij kreeg enkel de bevoegdheid om over te gaan tot aanduidingen en tijdelijke vervangingen.[30]

 

Naast het juridisch probleem van de burgemeesterbenoemingen, heeft de houding van de toenmalige burgemeesters ook een rol gespeeld in de manier waarop ze na de bezetting werden beoordeeld. De meeste personen die aangeduid weden om de plaatsen van afgezette burgemeesters in te nemen waren V.N.V.-symphatisanten. Waar geen valabele V.N.V.'ers werden gevonden, zocht men iemand die op zijn minst niet afkerig stond tegenover het Vlaams-nationalisme. Niet alle burgemeesters in Vlaanderen waren evenwel lid van het V.N.V.[31] In vele gemeenten aanvaardden personen het burgemeesterschap me enige aarzeling om te beletten dat een V.N.V.'er hun plaats zou innemen. Sommigen zouden zich zelfs bij het V.N.V. hebben aangesloten om te beletten dat een 'echter' V.N.V.'er burgemeester zou worden.[32]

 

De burgemeesters moesten vaak onpopulaire maatregelen nemen. Dit plaatste hen vaak voor het dilemma: op post blijven of ontslag nemen. Vele burgemeesters raakten ernstig in diskrediet bij de bevolking van hun gemeente. Vooral vanaf de invoering van de verplichte tewerkstelling in 1942 werd het uitvoeren van Duitse verordeningen ervaren als collaboratie en hulpverlening aan de bezetter.[33] In een volgend deel zal de casus van Emiel Van Haver als oorlogsburgemeester van Sint-Niklaas bestudeerd worden.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[6] "Eén burgemeester teveel? Of te weinig?", Het Vrije Waasland, 10 nov. 1989.

[7] "Over toeval en toevallige politiek", Sinneklase Vossennuskes, 3-4.

[8] Brief van het Verbond der Oudstrijders afdeling Sint-Niklaas aan het college van burgemeester en schepenen van Sint-Niklaas, 26 november 1989, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

[9] Brief van V.O.S.-IJzerbedevaartwerkgroep Gentbrugge-Ledeberg aan het college van burgemeester en schepenen van de stad Gent, 4 februari 1988, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

[10] "Vergruisd, in eer hersteld, nooit officieel beneomd, maar wel op de beurs", Het Vrije Waasland, 24 november 1989.

[11] "Burgemeesters in Wol", Het Volk, 27 nov. 1989.

[12] Brief van Lieven Dehandschutter aan Freddy Willockx, 4 december 1989, uit het persoonlijk archeif van Lieven Dehandschutter.

[13] Officiële samenvatting van de gemeenteraadszitting van 1 decmeber 1989 uit het persoonlijk archeif van Lieven Dehandschutter.

[14] "Oorlogsburgemeester Van Haver weldra terug in het stadhuis?", Gazet van Antwerpen, 19 jan. 1990.

[15] cfr. Bijlagen.

[16] Brief van het Actie- en Coördinatiecomité der patriottische groeperingen aan het college van burgemeester en schepenen van de stad Sint-Niklaas, 18 december 1989, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

[17] Brief van het Anti-Fascistisch Front aan Freddy Willockx, 20 december 1989, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

Brief van het Anti-Fascistisch Front aan Freddy Willockx, 17 januari 1989, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

Brief van het Anti-Fascistisch Front aan de leden van de gemeenteraad van Sint-Niklaas, 18 januari 1989, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

[18] Brief van de Kommunistische Partij Sint-Niklaas aan het college van Burgemeester en schepenen van Sint-Niklaas, 27 december 1989, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

[19] Brief van de Koninklijke Vereniging Nationale Strijdersbond van België aan het college van Burgemeester en schepenen van Sint-Niklaas, 26 december 1989, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

[20] Brief van het Belgisch Partisanenleger vriendenkorps 032 aan het college van Burgemeester en schepenen van Sint-Niklaas, 2 januari 1990, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

Brief van het Onafhankelijkheidsfront aan Freddy Willockx, 11 januari 1990, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

[21] "Geen portret van oorlogsburgemeester", Het Nieuwsblad, 27 jan. 1990

[22] "Kollaboreren is geen kunst", Solidair, 7 febr. 1990

[23] "Vlaams Blok wil oorlogsburgemeester in stadhuis", Solidair, 10 jan. 1990

[24] "Wisselmeerderheid in de maak voor portret van dr. Van Haver", Het Volk, 23 jan. 1990.

SOMA, documentatie Van Haver, nr AA930.

[25] "Portret Van Haver niet gewenst", Het Laatste Nieuws, 29 jan. 1990.

[26] "Geen plaats voor oorlogsburgemeester in stadhuis van Sint-Niklaas", Het Vrije Waasland, 2 fabruari 1990. Brief van Lieven Dehandschutter aan Zeger Van Haver, mevr. Roelant-Van Haver, mevr. Verbruggen-Van Haver, 19 januari 1990, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

[27] Uittreksel uit het Proces-Verbaal van de germeenteraadszitting van 26 januari 1990 uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter

[28] Brief van het VERbond V.O.S. afdeling Sint-Niklaas aan het college van burgemeester en schepenen, 13 februari 1990, uit het persoonlijk archief van Sint-Niklaas.

Brief van het Verbond der Vlaamse Ous-Strijders Afdeling Sint-Niklaas aan de per, 14 februari 1990, uit het persoonlijk archief van Lieven Dehandschutter.

[29] "Ward Van Royen gelukkig met oorlogsdocument in Kroon-Molenstraat", Gazet van Antwerpen, 23 feb. 1990

[30] CUYPERS, Politiek personeel in oorlogstijd, 69.

[31] CUYPERS, Politiek personeel in oorlogstijd, 245

[32] TACHELET, Verandering en continuïteit van het politiek personeel, 89.

[33] GUNST, "Burgemeesters en raadsleden 1938-1947", 404