De schepenen van de stad en vrijheid Turnhout: 1621-1676, tussen Spanje en Oranje. Bijdrage tot de studie van het bestuur van een kleine stad. (Kevin Geuens) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Inleiding
Met het onderwerp van deze scriptie keer ik na een verblijf van ongeveer vier jaar in Gent terug naar mijn regio van herkomst, de Kempen. Het onderwerp van deze scriptie was dan ook geen toeval. Na twee jaren geschiedenis gestudeerd te hebben aan de Gentse universiteit, stond het voor mij vast dat het thuisfront wel wat aandacht verdiende. In samenspraak met mijn toenmalige promotor Dr. J. Dambruyne opteerde ik ervoor om het stedelijk bestuur van de stad en vrijheid Turnhout in de Nieuwe Tijden als eerste richtlijn te nemen in het zoeken naar een onderwerp voor mijn scriptie. In de historiografie van de stedelijke bestuursinstellingen ging lange tijd de interesse enkel uit naar de grote steden, zoals bijvoorbeeld Antwerpen of Gent. Met dit werk was het de bedoeling om ook voor een kleinere stad het stedelijk bestuur en in het bijzonder de stedelijke bestuurders in kaart te brengen.
Na een grondige inventarisatie van het bronnenbestand van het Turnhoutse stadsarchief en een eerste kennismaking met de Turnhoutse geschiedenis opteerden we voor de periode vanaf 1621 tot 1702. Na een eerste telling van het aantal te bestuderen schepenen bleek dit te hoog. Aangezien de prosopografische methode gebruikt zou worden om de verschillende schepenen in kaart te brengen en het te hoge aantal schepenen in de periode 1621-1676, besloten we, na wat goede raad van mijn toenmalige leescommissarissen om de periode wat te beperken.
De nieuwe afbakening van de onderzoeksperiode met als uiterste data 1621 en 1676 gebeurde niet willekeurig. In 1621 kwam er een einde aan het Twaalf-jarig bestand. Dit was een periode van relatieve vrede en rust geweest. Met het herbeginnen van de vijandelijkheden kwam de stad en vrijheid Turnhout opnieuw in de vuurlinie te liggen. Als kleine stad aan de grens tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden had zij het vaak zwaar te verduren. In 1648 kwam de rust echter terug. Met de Vrede van Munster werd er een eind gemaakt aan het oorlogsgeweld tussen de beide Nederlanden en werd bovendien het Land van Turnhout (de heerlijkheid waartoe de stad en vrijheid behoorden) beleend aan Amalia van Solms, de weduwe van Frederik-Hendrik van Oranje-Nassau. Dit luidde het tweede luik van de hier onderzochte periode in, de periode onder het bestuur van prinses Amalia van Solms. In deze tweede periode herwon Turnhout een deel van haar vroegere luister. Op zeven februari 1675 stierf Amalia. Deze drie gebeurtenissen hadden een sterke weerslag op de 17de-eeuwse geschiedenis van Turnhout.
Het beschikbare bronnenmateriaal in acht genomen en samenspraak met mijn promotor leek deze kortere periode toch een interessant tijdskader te bieden voor dit onderzoek, waar we streefden naar het opstellen van een profiel van de Turnhoutse schepenen op politiek, sociaal en economisch vlak, om op die manier inzicht te verwerven over de aard van de Turnhoutse schepenbank en hun leden.
Onderzoeksvragen en gebruikte bronnen
Vooraleer ik kon beginnen met de schepenen aan een prosopografische vragenlijst te onderwerpen, was het nodig wat meer te weten over de Turnhoutse schepenbank zelf. Wat waren hun bevoegdheden ? Waren er toelatingsvoorwaarden? Hoe werd de keuze van de schepenen bepaald? Hiervoor bleek het overzichtswerk aangaande Turnhoutse geschiedenis van de hand van E. Van Autenboer en H. De Kok “Turnhout Groei van een stad.” van goudwaarde.[1]
Welke schepenen moesten er juist onderzocht worden? Eerst moest ik de te onderzoeken populatie afbakenen. Voor het grootste gedeelte van de periode ging dit vlot. Aan de hand van de Proceduerboeken kon ik zo voor de meeste jaren de samenstelling van de magistraat terugvinden. Voor die jaren, waar dit niet mogelijk was aan de hand van deze Proceduerboeken, bleek het een heel stuk moeilijker te zijn om de invulling van alle schepenfuncties te reconstrueren. Dit vergde heel wat puzzelwerk, hetgeen voordien niet voorzien was.
Deze afbakening van de populatie leverde meteen nuttige informatie op over de aard van de Turnhoutse schepenbank en over de Turnhoutse schepenen als politici. Door middel van de door mij opgestelde schepenlijsten werden vragen zoals “Hoeveel maal werd iemand gemiddeld verkozen tot schepen?”, “Is er veel onderscheid tussen succesvolle en minder succesvolle schepenen?” en “Is er een verschil tussen de situatie voor en na de Vrede van Munster?” duidelijk beantwoord. Vervolgens onderzocht ik in dit verband enkele andere stedelijke ambten, die mogelijk door schepenen bekleed waren. Tenslotte vergeleek ik de situatie in Turnhout met deze in een stad van dezelfde omvang, Herentals. De bronnen, die nuttig bleken te zijn wat dit politieke luik, betrof waren vooral de Proceduerboeken en de respectievelijke rekeningen achtergelaten door de verschillende andere stedelijke ambtenaren.
Na dit politieke luik onderzocht ik de huwelijkspolitiek van de Turnhoutse schepenen. Hierbij rezen vooral vragen in verband met de relatie tussen carrière en huwelijk. Trad men in het huwelijk voor het begin van zijn loopbaan als schepen of niet? Zo ja, konden deze huwelijken een instrument geweest zijn in het politieke spel? Tevens ging ik hier de gevoerde huwelijkspolitiek na van twee belangrijke schepenfamilies, die een grote rol speelden in de periode 1621-1676. Voor het deel in verband met de huwelijken was ik voor het grootste deel aangewezen op de parochieregisters van de twee Turnhoutse parochies, Sint-Pieter en Sint-Bavo. Ook enkele exemplarischere bronnen leverden hier soms belangrijke gegevens.
Het derde luik behandelde de economische positie van de schepenen. Enkele vragen die we ons hierbij stelden waren: “Waren zij naast de politieke machtsdragers ook de leiders van de stad op economisch vlak?”, “Welke beroepen oefenden zij uit?”, “Wat bezaten zij?”, “Waar situeerde hun bezit zich?” en “Hadden zij personeel in dienst?”. Om te onderzoeken of er op deze vlakken een verschil bestond tussen de schepenen en de rest van de Turnhoutse bevolking, werd waar mogelijk een doorsnede gemaakt van deze laatsten. De gegevens uit dit derde economische luik werden ons vooral aangereikt door fiscale bronnen zoals de Kohieren van het Hooftgeld en de Bedenboeken, naast eerder beschrijvende bronnen zoals de Kohieren van scheydinge en deylinge, de Notariële akten en de verschillende Familie-archieven. Veel boedelbeschrijvingen waren niet terug te vinden, zodat dit gedeelte vaak ontaardde in een puzzelwerk.
Het vierde en laatste deel van deze scripte belichte het socio-culturele. Hierbij werd de nadruk gelegd op de gevolgde opleiding van de schepenen en hun zonen. Tevens werd hun lidmaatschap van en hun functie binnen verschillende gildenorganisaties onderzocht.
Tot slot zou ik de gebruikte bronvermelding bespreken. Alle archiefdocumenten gebruikt bij deze schriptie komen uit het Turnhoutse stadsarchief. Helaas is dit niet altijd even goed gestructureerd. Zo stamt de inventaris reeds uit de 19de eeuw en is deze niet steeds even volledig. Aangezien de enig mogelijke bronnenreferentie gebruik maakt van deze oude nummering, werd deze in dit werk dan ook aangehouden. Naar de verschillende Familie-archieven valt nog moeilijker te verwijzen. Deze hebben geen nummer. Ze zijn wel min of meer alfabetisch gerangschikt. Op de doos zijn de namen van de verschillende families vermeld. Om toch duidelijk te kunnen maken over welke doos het gaat, heb ik geprobeerd steeds een zo duidelijk mogelijke omschrijving te geven. Tevens was het niet steeds mogelijk om het exacte folio-nummer op te geven. Vele bundels, vaak heel dikke, zijn namelijk niet genummerd. Waar mogelijk, is dit echter verholpen door het opgeven van de datum waarop de gegevens terug te vinden zijn, aangezien de meeste bronnen wel chronologisch gerangschikt zijn. Voor de informatie gevonden in de verschillende Familie-archieven, is waar mogelijk de datum gegeven waarop het stuk is opgemaakt. Deze Familie-archieven zijn allemaal losse stukken, waar vaak slechts een gedeeltelijke, een vermoedelijke of zelfs helemaal geen datum op terug te vinden was.
SCHILLINGS, A., Matricule de l’université de Louvain, fin février 1651 – fin août 1683, vol. VI, Brussel, Kiessling, 1963, 532 p.
SCHILLINGS, A., Matricule de l’université de Louvain, 20 décembre 1683– fin février 1734, vol. VII, Brussel, Kiessling, 1963, 523 p.
SCHILLINGS, A., Matricule de l’université de Louvain, 20 décembre 1683– fin février 1734 corrections et tables, vol. VII, Brussel, Kiessling, 1974, 494 p.
SCHILLINGS, A., Matricule de l’université de Louvain, fin février 1651 – fin août 1683 corrections et tables, vol. VI, Brussel, Kiessling, 1969, 459 p.
SCHILLINGS, A., Matricule de l’université de Louvain, 19 février 1616 – 3 février 1651, vol. V, Brussel, Kiessling, 1962, 555 p.
SCHILLINGS, A., Matricule de l’université de Louvain, 19 février 1616 – 3 février 1651 corrections et tables, vol. V, Brussel, Kiessling, 1967, 440 p.
Onuitgegeven bronnen: Bronnen uit het Turnhoutse Stadsarchief
* Kerkmeestrsrekeningen, SAT
o. nr. 17: Sint-Jansmisse 1619 - Sint-Jansmisse 1621
o. nr. 18: Sint-Jansmisse1624 - Sint-Jansmisse 1625
o. nr. 19: Sint-Jansmisse 1625 - Sint-Jansmisse 1626
o. nr. 20: Sint-Jansmisse1626 - Sint-Jansmisse 1627
o. nr. 21: Sint-Jansmisse 1627 - Sint-Jansmisse 1629
o. nr. 22: Sint-Jansmisse 1629 - Sint-Jansmisse 1630
o. nr. 23: Sint-Jansmisse 1631 - Sint-Jansmisse 1633
o. nr. 24: Sint-Jansmisse 1633 - Sint-Jansmisse 1635
o. nr. 25: Sint-Jansmisse 1635 - Sint-Jansmisse 1637
o. nr. 26: Sint-Jansmisse 1639 - Sint-Jansmisse 1641
o. nr. 27: Sint-Jansmisse 1641 - Sint-Jansmisse 1643
o. nr. 28: Sint-Jansmisse 1643 - Sint-Jansmisse 1645
o. nr. 29: Sint-Jansmisse 1645 - Sint-Jansmisse 1647
o. nr. 30: Sint-Jansmisse 1647 - Sint-Jansmisse 1649
o. nr. 31: Sint-Jansmisse 1649 - Sint-Jansmisse 1651
o. nr. 32: Sint-Jansmisse 1651 - Sint-Jansmisse 1653
o. nr. 33: Sint-Jansmisse 1653 - Sint-Jansmisse 1655
o. nr. 34: Sint-Jansmisse 1655 - Sint-Jansmisse 1657
o. nr. 35: Sint-Jansmisse 1657 - Sint-Jansmisse 1659
o. nr. 36: Sint-Jansmisse 1659 - Sint-Jansmisse 1661
o. nr. 37: Sint-Jansmisse 1661 - Sint-Jansmisse 1663
o. nr. 38: Sint-Jansmisse 1663 - Sint-Jansmisse 1665
o. nr. 39: Sint-Jansmisse 1665 - Sint-Jansmisse 1667
o. nr. 40: Sint-Jansmisse 1667 - Sint-Jansmisse 1669
o. nr. 41: Sint-Jansmisse 1669 - Sint-Jansmisse 1671
o. nr. 42: Sint-Jansmisse 1671 - Sint-Jansmisse 1673
o. nr. 43: Sint-Jansmisse 1673 - Sint-Jansmisse 1675
* Heiliege-Geestmeestersrekeningen, SAT
o. nr. 111: Lichtmisdag 1620 – Lichtmisdag 1621
o. nr. 112: Lichtmisdag 1624 – Lichtmisdag 1625
o. nr. 113: Lichtmisdag 1626 – Lichtmisdag 1627
o. nr. 114: Lichtmisdag 1628 – Lichtmisdag 1629
o. nr. 115: Lichtmisdag 1636 – Lichtmisdag 1637
o. nr. 116: Lichtmisdag 1640 – Lichtmisdag 1641
o. nr. 117: Lichtmisdag 1644 – Lichtmisdag 1646
o. nr. 118: Lichtmisdag 1648 – Lichtmisdag 1650
o. nr. 119: Lichtmisdag 1650 – Lichtmisdag 1652
o. nr. 120: Lichtmisdag 1656 – Lichtmisdag 1658
o. nr. 121: Lichtmisdag 1658 – Lichtmisdag 1660
o. nr. 122: Lichtmisdag 1660 – Lichtmisdag 1662
o. nr. 123: Lichtmisdag 1668 – Lichtmisdag 1670
o. nr. 124: Lichtmisdag 1672 – Lichtmisdag 1674
* Aalmoesseniersrekeningen, SAT
o. nr. 173: Sint-Jansmisse 1626 – Sint-Jansmisse 1628
o. nr. 174: Sint-Jansmisse 1643 – Sint-Jansmisse 1645
o. nr. 175: Sint-Jansmisse 1645 – Sint-Jansmisse 1647
o. nr. 176: Sint-Jansmisse 1647 – Sint-Jansmisse 1649
o. nr. 177: Sint-Jansmisse 1649 – Sint-Jansmisse 1651
o. nr. 178: Sint-Jansmisse 1655 – Sint-Jansmisse 1656
o. nr. 179: Sint-Jansmisse 1657 – Sint-Jansmisse 1659
o. nr. 180: Sint-Jansmisse 1659 – Sint-Jansmisse 1661
o. nr. 181: Sint-Jansmisse 1665 – Sint-Jansmisse 1667
o. nr. 182: Sint-Jansmisse 1667 – Sint-Jansmisse 1669
o. nr. 183: Sint-Jansmisse 1669 – Sint-Jansmisse 1671
o. nr. 184: Sint-Jansmisse 1673 – Sint-Jansmisse 1675
* Collecteursrekeningen, SAT
o. nr. 243: 01/10/1620 – 31/05/1621 o. nr. 244: 01/06/1621 – 30/11/1621 o. nr. 245: 01/06/1628 – 30/11/1628 o. nr. 246: 01/12/1628 – 31/05/1629 o. nr. 247: 01/12/1629 – 31/05/1630 o. nr. 248: 01/06/1630 – 30/11/1630 o. nr. 249: 01/12/1630 – 31/05/1631 o. nr. 250: 01/12/1631 – 31/05/1632 o. nr. 251: 01/12/1631 – 31/05/1632 o. nr. 252: 01/06/1632 – 30/11/1632 o. nr. 253: 01/12/1632 – 31/05/1633 o. nr. 254 01/06/1635 – 30/11/1635 o. nr. 255: 01/12/1635 – 31/05/1636 o. nr. 256: 01/12/1644 – 31/05/1645 o. nr. 257: 01/06/1646 – 30/11/1646 o. nr. 258: 01/06/1647 – 30/11/1647 o. nr. 259: 01/12/1647 – 31/05/1648 o. nr. 260: 01/12/1647 – 31/05/1648 o. nr. 261: 01/06/1649 – 30/11/1649 o. nr. 262: 01/06/1649 – 30/11/1649 o. nr. 263: 01/12/1649 – 30/05/1650 o. nr. 264: 01/12/1650 – 31/05/1650 o. nr. 265: 01/06/1651 – 30/11/1651 o. nr. 266: 01/12/1651 – 30/05/1652 o. nr. 267: 01/06/1653 – 30/11/1653 o. nr. 268: 01/12/1653 – 31/05/1654 |
o. nr. 269: 01/12/1654 – 31/05/1655 o. nr. 270: 01/06/1655 – 30/11/1655 o. nr. 271: 01/12/1655 – 31/05/1656 o. nr. 272: 01/12/1656 – 31/05/1657 o. nr. 273: 01/12/1657 – 31/05/1658 o. nr. 274: 01/06/1658 – 30/11/1658 o. nr. 275: 01/12/1658 – 31/05/1659 o. nr. 276: 01/06/1659 – 30/11/1659 o. nr. 277: 01/12/1659 – 31/05/1660 o. nr. 278: 01/06/1661 – 30/11/1661 o. nr. 279: 01/06/1662 – 30/11/1662 o. nr.280: 01/12/1663 – 31/05/1664 o. nr. 281: 01/12/1664 – 31/05/1665 o. nr. 282: 01/12/1665 – 31/05/1666 o. nr. 283: 01/12/1667 – 31/05/1668 o. nr. 284: 01/06/1668 – 30/11/1668 o. nr. 285: o. nr. 286: o. nr. 287: o. nr. 288: o. nr. 289: o. nr. 290: o. nr. 291: o. nr. 292: o. nr. 293: 01/06/1675 – 30/11/1675
|
Borgemeestersrekeningen, SAT
o. nr. 441: o. nr. 442: o. nr. 443: o. nr. 444: o. nr. 445: o. nr. 446: o. nr. 447: o. nr. 448: o. nr. 449 o. nr. 450: o. nr. 451: o. nr. 452: o. nr. 453: |
o. nr. 454: o. nr. 455: o. nr. 456: o. nr. 457: o. nr. 458: o. nr. 459: o. nr. 460: o. nr. 461: o. nr. 462: o. nr. 463: o. nr. 464: o. nr. 465:
|
* Rekeningen van collecteurs- en ontvangers-generaal, SAT
o. nr. 535: 24/06/1621 – 24/06/1623
o. nr. 536:
o. nr. 537:
o. nr. 538:
o. nr. 539:
o. nr. 540:
o. nr. 541:
o. nr. 542:
o. nr. 543: 09/06/1643 – 09/06/1645
* Registers der Journeen gemeriteerd door de Bedezetters en van verandering der reële beden, SAT[3]
o. nr. 565: Sint-Jansmisse 1629 - Sint-Jansmisse 1631
o. nr. 566: Sint-Jansmisse
o. nr. 567:
o. nr. 568: Sint-Jansmisse 1669 - Sint-Jansmisse 1671
* Kohieren van het Hooftgeld
o. nr. 622:
o. nr. 623:
o. nr. 624:
* Proceduerboeken, SAT
o. nr. 740: 13/01/1600 – 20/12/1603 o. nr. 741: 10/01/1604 – 17/10/1608 o. nr. 742: 13/01/1609 – 22/12/1612 o. nr. 743: o. nr. 744: 10/04/1617 – 17/02/1621 o. nr. 745: 06/03/1621 – 6/03/1627 o. nr. 746: 19/06/1627 – 08/01/1633 o. nr. 747: 05/06/1642 – 06/06/1647 o. nr. 748: 07/09/1647 – 20/05/1651 o. nr. 749: 01/12/1651 – 12/09/1654 |
o. nr. 750: 19/09/1654 – 15/05/1657 o. nr. 751: 02/06/1657 – 21/12/1659 o. nr. 752: 04/01/1660 – 31/07/1662 o. nr. 753: 17/05/1662 – 02/08/1665 o. nr. 754: 13/06/1665 – 12/11/1667 o. nr. 755: 26/11/1667 – 05/10/1669 o. nr. 756: 17/10/1669 – 03/06/1673 o. nr. 757: 10/06/1673 – 07/01/1676 o. nr. 758:
|
* Guldenboeken, SAT
o. nr. 858: Sint-Jorisdag 1648 – Sint-Jorisdag 1732 (de Sint-Jorisgilde of de Gilde van de Kruisboog
o. nr. 860: 18/11/1675 – 21/11/1782 (de Lakengilde)
* Notaris protocollen, SAT[4]
Notaris G. Verschueren:
o. nr. 867: 01/04/1629 – 19/12/1637
o. nr. 868:
o. nr. 869:
o. nr. 870:
o. nr. 871:
o. nr. 872: 22/07/1667 – 05/07/1670
Notaris J. Verschueren:
o. nr. 873: 10/04/1655 – 24/06/1667
o. nr. 874: 08/02/1662 – 14/06/1674
Notaris H. Empssens:
o. nr. 875: 15/03/1697 – 27/11/1666
o. nr. 876:
o. nr. 877:
o. nr. 878: 23/06/1695 – 26/10/1702
Notaris M. Smouts:
o. nr. 879: 10/07/1660 – 14/09/1681
o. nr. 880:
o. nr. 881: 03/11/1680 – 13/11/1697
Notaris Slaedts:
o. nr. 882: 30/11/1667 – 21/03/1677
o. nr. 883:
o. nr. 884: 02/01/1678 – 27/04/1690
* Goedenisboeken, SAT
o. nr. 1029: 20/02/1620 – 16/05/1629
o. nr. 1030: 30/04/1629 – 29/12/1636
o. nr. 1031:
o. nr; 1032:
* Registers van scheydinge en deylinge gepasseerd voor schepenen opperweesmeesters der poort en vryheyd Turnhout
o. nr. 1065: 07/054/1629 – 26/03/1639
o. nr. 1066:
o. nr. 1067:
o. nr. 1068:
o. nr. 1069:
o. nr. 1070: 05/02/1680 – 03/12/1685
o. nr. 1071: 04/12/1685 – 04/07/1699
o. nr. 08/08/1699 – 07/09/1713
§ Stadsbestuur Turnhout, Bevolking van Turnhout tweede helft 17de eeuw, 1993
* Familie-archieven: van de families[5]
- Augustijns - Beeckant vanden - Broeckhoven van - Brouwer de - Claessen - Cleymans - Cornelissen - Cuylaerts - Diels - Donneulx - Hoevenaers - Loomans - Mallants - Meurs van - Michiels - Nuydens |
- Nuyens - Papenbroecx - Pauwels - Plas vanden - Verdonck - Verhoffstadt - Vermeulen - Versmissen - Visser de - Vloers - Vueghs - Willems - Willemssen - Wils - Wouters
|
Lijst van de gebruikte afkortingen
SAT: StadsArchief Turnhout
o. nr.: oud nummer
fol.: folio
vo: verso
Par. reg.: Parochieregister
St. P.: Sint-Pieter
St. Bavo: Sint-Bavo
Geb.: Geboorten
Huw.: Huwelijken
Ov.: Overlijden
Koh. Hooftgeld: Kohieren van het Hooftgeld
Koh. sch. en deyl.: Kohieren van scheydinge en deyinge
Not. akten: Notariële akten
Not.: Notaris
Fam. arch.: Familie-archief
Kerkm. rek.: Kerkmeeestersrekeningen
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] AUTENBOER, E. VAN en KOK, H. DE, Turnhout Groei van een stad, Turnhout, Culturele Raad Turnhout,1983, 637 p
[2] De hier opgenomen bronnen zijn niet allemaal vermeld doorheen het werk. Wel is het voor de tot standkoming van dit werk nodig geweest al deze bronnen te consulteren. Het is bijvoorbeeld even belangrijk dat voor een bepaald jaar een van de verder onderzochte schepenen borgemeester was, dan dat voor een ander jaar een niet-schepen borgemeester was. Deze laatste mogelijkheid zal evenwel niet opduiken als bronvermelding in het werk;
[3] In dit werk staan deze bronnen steeds aangegeven als de Bedenboeken.
[4] In dit werk staan deze bronnen steeds aangegeven als de Notariële akten.
[5] Deze hebben geen archiefnummer, maar kunnen toch in het Turnhoutse stadsarchief teruggevonden worden. Ze zijn wel alfabetisch gerangschikt.