De schepenen van de stad en vrijheid Turnhout: 1621-1676, tussen Spanje en Oranje. Bijdrage tot de studie van het bestuur van een kleine stad. (Kevin Geuens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1. Oorsprong en geografische situering van de stad en vrijheid Turnhout

 

1.1. Oorsprong

 

De oudste vermelding van Turnhout vinden we terug in een Utrechtse oorkonde uit 1021, als Turnhoutervoorde. Zo ’n negentig jaar later krijgen we een eerste aanduiding van het bestaan van de burcht van Turnhout. Deze burcht zou reeds bestaan hebben in 1109 of 1110.[6] Volgens van Gorkom, die in 1790 ooggetuige was, kon men het getal 1110 in arabische cijfers uitgekapt terugvinden in de muur van het kasteel aan de huidige Begijnenstraat.[7] Aan de voet van deze burcht leefde een kleine gemeenschap. Dit was meteen de eerste echte aanwijzing van een bevolkingsconcentratie op het gebied van de latere stad en vrijheid Turnhout.

Die kleine gemeenschap kreeg tussen 1209 en 1213 samen met vier andere de libertas of stadrechten. Op 24 februari 1213 vinden we Turnhout in een lijstje van vijf nieuwe vrijheden, gesticht door Hendrik I van Brabant. Naast Turnhout, werd dit lijstje vervolledigd door Herentals, Arendonk, Hoogstraten en Oisterwijk. Tussen 1209 en 1213 werd Turnhout een oppidum, een stad en vrijheid, met een eigen erkend juridisch en bestuurlijk orgaan onder toezicht van de hertog van Brabant. Andere benamingen, die in die periode gebruikt werden om Turnhout mee aan te duiden, waren portus (los- of handelsplaats), libertas, municipium of cosmopolis (Vrijheid of groter dorp verrijkt met privileges). Turnhout werd een vrije ‘nieuwelijks gemaakte ‘ stad (quae de novo feceramus).[8] De stichting van deze oppidum, moet hoofdzakelijk gezien worden in het kader van haar economische en militaire mogelijkheden. Hendrik I van Brabant stichtte deze vijf oppida namelijk met het oog op de verdediging van zijn territoria tegen zijn buren uit de richting van de Maas. Aangezien Turnhout nooit wallen gehad heeft, moet de defensieve waarde van Turnhout vooral in de burcht gezocht worden. Deze burcht was, naast zijn defensieve functie, vooral van belang als jachtslot. Met het nabij gelegen bos van Grootenhout, was de burcht van Turnhout een geliefkoosde pleisterplaats van de Brabantse hertogen om te gaan jagen. Het bij de stadsstichting verleende stadszegel toont dan ook heel toepasselijk een jachttafereel; namelijk een rennend hert dat achterna gezeten wordt door een bloedhond en een jager gewapend met een spies en een hoorn.[9] Belangrijke elementen uit deze Turnhoutse beginperiode zijn de handel met Antwerpen en het Rijnland, de regelmatige hertogelijke aanwezigheid, de in 1262 gesloten bijstandsakkoorden met verscheidene andere Brabantse steden[10] en de besprekingen over de wolstapel met Engelsen, Duitsers, Lombarden en inwoners van Dordrecht.[11]

Afbeelding 1: De burcht van Turnhout[12]

 

Wanneer we Turnhout in die periode bekijken, dan zien we de burcht, in het centrum van het hertogelijk domein, die ingeschakeld was in de verdediging van het hertogdom, met daarrond een gemeenschap van mensen, wonende aan het kruispunt van twee wegen en in de nabijheid van een wad (Turnhoutervoorde). Deze gemeenschap was door de hertog vrijgesteld van de zware domaniale lasten en leefden in een meer open geworden economie. Met andere woorden, de stad en vrijheid Turnhout was geboren. Over deze benaming is er echter heel wat onenigheid.[13]

 

 

1.2. Turnhout stad en/of vrijheid

 

Kon Turnhout als een echte stad beschouwd worden? De meningen hierover zijn verdeeld. Maar wat is nu eigenlijk een stad? Ook hierover bestaat er geen eensgezindheid. Aan de hand van enkele definities, omschrijvingen en historische gebeurtenissen ga ik hier op zoek naar een voldoende antwoord op deze twee vragen.

 

Wat is een stad? J. Van der Stock legt de nadruk op sociale interacties tussen stedelingen. Zo zegt hij: “De stad was op de eerste plaats een bijenkorf, een netwerk van mensen, gestructureerd door allerhande economische, culturele en religieuze verenigingen. Deze gaven de belangengroepen een eigen identiteit naar buiten uit.”.[14]

 

P. Stabel duidt in het door hem geschreven hoofdstuk in het overzichtswerk ‘De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795’ aangaande de stedelijke instellingen, op de moeilijkheid om een sluitende definitie te geven voor het fenomeen stad. Toch poogt hij enigszins er een omschrijving van te geven; hij schrijft namelijk: “Het is immers onmogelijk om een eenduidige institutionele definitie van en stad te geven. Vaak is de stad in de eerste plaats een economische entiteit en derhalve is het logisch dat zich op de grens van stad en platteland heel wat half-stedelijke, half-landelijke nederzettingen bevinden.”.[15]

 

Wanneer R. Van Uytven poogt een definitie te geven van het begrip ‘stad’, combineert hij de twee voorgaande visies, namelijk deze van J. Van der Stock en van P. Stabel, en stelt: “De stad is een nederzetting met centrale funkties, waaraan zij haar gediversifieerde sociaal-economische structuur, heer relatief dichte bevolking en geconcentreerde bebouwing en een tegenover de omgeving afstekend uiterlijk en een eigen mentaliteit dankt. Hoe talrijker en hoe weidser haar functies zijn, hoe belangrijker de stad wordt.”.[16] Speciale klemtoon legt Van Uytven ook op het aanwezig zijn van een voldoende grote bevolking, vooraleer men van een stad kan spreken. Tevens stelt hij dat het hebben van fiscale en juridische voordelen niet voldoende is om als stad beschouwd te worden. Ook deelname aan de vergadering van de Staten, voldeed volgens hem niet. Bovendien stelt hij dat in het hertogdom Brabant reeds in de middeleeuwen zoiets bestond als theoretische steden, die niet als een echte stad beschouwd werden. Voor deze steden gebruikte men volgens Van Uytven de naam ‘vrijheden’.[17] Wanneer we dit in acht nemen kunnen we Turnhout niet echt een stad noemen en moeten we dus spreken over de vrijheid Turnhout.

 

Als we echter kijken naar hetgeen M. van der Eycken schrijft in zijn hoofdstuk aangaande de Brabantse kleine steden in “De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Brabant en Mechelen tot 1795”, moeten we Turnhout wel beschouwen als een stad; meer bepaald een kleine stad. Net zoals Van Uytven stelt hij eerst “dat we het stad-zijn niet kunnen beperken tot het bezitten van stadsrechten of privileges.”, waarna hij vervolgens ook nog schrijft “dat ook andere elementen zoals sociaal-economische, religieuze, geografische en demografische factoren hun rol spelen.”.[18] In de lijst van kleine Brabantse steden[19] die hij vervolgens geeft, heeft Turnhout wel degelijk haar plaats en zodoende kunnen we Turnhout wel degelijk een stad noemen; dit in tegenstelling tot wanneer we de redenering van Van Uytven aangaande theoretische steden zouden volgen.

 

Vanwege de uiteenlopende meningen over wat wel en wat niet als ‘stad’ beschouwd mag worden, is het voor mij hier niet mogelijk om definitief uitsluitsel te geven over het al dan niet stad-zijn van Turnhout.

Wat we wel met zekerheid kunnen stellen, is dat Turnhout zeker en vast een stedelijk uitzicht had, hoewel er zoals boven gezegd geen stadsmuren waren. Het had een stedelijk bevolkingsaantal en een stedelijke bevolkingssamenstelling. Er waren weekmarkten en een jaarmarkt en speelde een centraliserende rol binnen de regio.

 

Ook het bestuderen van het gedrag van Turnhout als zijnde stad of niet, brengt geen uitsluitsel op de vraag of Turnhout beschouwd kon worden als stad of niet. In de periode tussen de verlening van het stadsrecht en het einde van de 17de eeuw toonde Turnhout zich naar buiten toe namelijk zowel een stad als een vrijheid. Zo kwamen de staten van Brabant meerdere malen samen in Turnhout, onder meer tijdens de regeerperiode van Antoon van Bourgondië, Jan IV en Filips van St. Pol.[20] Wanneer in de 16de eeuw de benaming stad echter een modernere betekenis kreeg, viel Turnhout fiscaal en juridisch uit de boot.[21] Wanneer in Karel V Turnhout wilde omringen door stadswallen, antwoordden de Turnhoutenaren dat zij liever de eerste vrijheid bleven dan de laatste stad. Bij de creatie van het Brabantse notariaat-generaal op 16 mei 1680, mochten dan weer slechts enkele steden hun notarisprotocollen zelf bijhouden. Dit waren de steden Antwerpen, Diest, Leuven, Lier, Mechelen, Nijvel, Tienen en ook Turnhout. Dit wijst dan weer op een zeker belang van Turnhout.[22]

Om dit ambigue karakter van Turnhout in acht te nemen, kies ik ervoor om Turnhout in dit werk te beschouwen als stad en vrijheid. Een grote stad zou namelijk nooit de benaming vrijheid in zijn naam bijzetten en door dit voor het geval Turnhout wel te doen, wordt er blijk gegeven van het tweeslachtige karakter van Turnhout. Dit wordt bevestigd door de zeventiende eeuwse bronnen in het Turnhoutse stadsarchief, waarvan er velen ondertekend zijn door de schepen(en) van(de) stad en(de) vryheyt Turnout. Mijn inziens kan Turnhout dan ook beschouwd worden als een kleine stad in een hecht verband met de omgeving.

 

 

1.3. De stad en vrijheid Turnhout als heerlijke stad in een groter geografisch kader

 

Tijdens het Ancien Régime werd er een onderscheid gemaakt tussen soorten steden. Zoals hierboven reeds vermeld, viel Turnhout volgens Van Uytven onder de noemer van ‘theoretische steden’. In tegenstelling hiermee stonden de werkelijke steden, zoals Antwerpen, Gent, Lier, … Deze werkelijke steden werden ook wel de ‘goede steden’ genoemd. Vaak werd deze term ook gebruikt voor steden die deelnamen aan vergaderingen van de staten of aan representatieve vergaderingen met de landsheer. In die hoedanigheid werden de ‘goede steden’ wel eens geplaatst tegenover de ‘heerlijke steden’. Deze ‘heerlijke steden’ waren steden die niet rechtstreeks onder de landsheer vielen, maar toekwamen aan één van zijn grote vazallen, een smalheer genaamd. Naast de steden Aarschot en Zichem, die gedurende de 17de en de 18de eeuw respectievelijk bezit waren van de hertog van Arenberg en de prins van Oranje-Nassau, was ook Turnhout lange tijd een heerlijke stad. De grootte van de meeste van deze heerlijke steden varieerde van klein tot middelgroot, hetgeen voor Turnhout ook opgaat.[23] Zo telde de stad en vrijheid Turnhout in 1693 ongeveer 6528 inwoners.[24]

Turnhout is niet gedurende haar hele geschiedenis een heerlijke stad geweest. Lange tijd bleef Turnhout namelijk een deel van het vorstelijk domein. Dit was het geval onder de eerste negen hertogen van Brabant, in de 15de en de eerste helft van de 16de eeuw, voor een groot deel van de tweede helft van de 16de eeuw en de eerste helft van de 17de eeuw en ook nog even tussen 1745 en 1753.[25] Voor het overige was Turnhout een heerlijke stad die afhing van een smalheer. Deze smalheer kon dit bezit via verschillende manieren verworven hebben, door verlening, koop of door een familiale band.

 

De stad en vrijheid Turnhout vormde het belangrijkste deel van de heerlijkheid van het Land van Turnhout. Naast de stad Turnhout bevatte het Land van Turnhout verder ook nog Vosselaar, Beerse, Merksplas, Baarle-Hertog, Ravels, Weelde, Poppel, Arendonk, Lille, Wechelderzande, Vlimmeren en Gierle.[26] Noordwaarts grensde het Land van Turnhout aan de meierij van ’s-Hertogenbosch en aan het Land van Breda. Aan de westzijde ervan lagen de kwartieren van Hoogstraten en Zandhoven. Zuidelijk ervan lagen de kwartieren van Herentals en Geel en aan de oostgrens ervan lagen de Noord-Brabantse Kempen. Van noord naar zuid bedroeg de grootste afstand 5,5 mijl en de maximumdoorsnede van oost naar west was 5 mijl. Het Land van Turnhout besloeg een oppervlakte van ongeveer 39482,04 ha[27] en de omtrek ervan bedroeg ongeveer 21 mijl.[28]

Kaart 1: Het Land van Turnhout[29]

Algemeen wordt aangenomen dat het Land van Turnhout, als gebied, gecreëerd werd bij de dotatie aan Maria van Brabant. Maria van Brabant, een jongere dochter van Jan III hertog van Brabant, trouwde in 1347 met Reinoud III van Gelre. Jan III kon slechts de helft van de bruidsschat betalen en om dit te compenseren kregen Maria en Reinoud het Land van Turnhout van hem in pand. Toch zou reeds in 1340 een soortgelijk territorium moeten bestaan hebben. In enkele cijnsrollen uit dat jaar (De Cijnsrollen van het Land van Turnhout) worden namelijk cijnzen vermeld uit Turnhout, Arendonk, Gierle, Sint-Pieters Lille, Weelde, Poppel en Wechelderzande. Gedurende het Ancien Régime bleef het Land van Turnhout ongeveer steeds in de hierboven vermelde vorm bestaan. Nu en dan werd er wel een dorp weggeschonken. Zo werden de heerlijkheden Lille (in 1626), Beerse en Vosselaar (in 1630) beleend aan Jan Proost, Weelde en Poppel aan Vrouwe Margareta de Renesse van Oostmalle (in 1630) en de heerlijkheid Arendonk aan Vrouwe Lucia van Hohenstein (in 1630).[30]

 

Zoals reeds gezegd, kende het Land van Turnhout periodes waarin het gebied in bezit was van een smalheer. Maar ook als het rechtstreeks viel onder de hertog van Brabant, werd het Land van Turnhout bestuurd door een afzonderlijke schout en rentmeester.[31] Hierover volgt later nog meer.

 

De stad en vrijheid Turnhout was, naast het belangrijkste deel van het Land van Turnhout, ook het centrum van het kwartier van Turnhout. Het kwartier Turnhout was een van de zeven Kwartieren van het markgraafschap Antwerpen.[32] Het markgraafschap Antwerpen was vanaf 1629 (de inname van Den Bosch en het definitieve verlies van de meierij van ’s-Hertogenbosch) één van de vijf gerechtelijke ressorten van het hertogdom Brabant, naast de meierijen Leuven en Tienen, de ammanie Brussel en het baljuwschap Waals-Brabant. Tevens vormde het vanaf 1629 één van de drie overblijvende fiscale ressorten van het hertogdom, naast het hoofdkwartier Brussel en het hoofdkwartier Leuven.

Het markgraafschap Antwerpen bestond, vanaf het definitieve verlies van het Land van Breda en van Bergen-op-Zoom en Steenbergen in 1648, uit zeven kwartieren. Naast het kwartier van Turnhout, waren dit de kwartieren van Rijen, Arkel, Hoogstraten, Herentals, Geel en Zandhoven.

Dit kwartier van Turnhout bestond uit een kerngebied, namelijk het Land van Turnhout en verder nog uit de gebieden Stabroek, Oud en Nieuw Oorderen, Wilmarisdonk, Rumst en Boom. Dit kwartier was geen aaneen gesloten geheel, zoals het Land van Turnhout, maar omvatte ook enkele eilandjes en enclaves in andere kwartieren. Deze geografische anomalieën beperkten zich niet tot het kwartier van Turnhout, maar waren algemeen verspreid doorheen het markgraafschap. Zo kwamen er langgerekte configuraties voor, zoals de kwartieren van Hoogstraten en Herentals, zodat de uiterste gebieden op grote afstand van het centrum lagen, en vielen de dorpsgrenzen soms niet samen met de kwartiergrenzen. Deze chaotische situatie verhinderde vaak een goede en adequate werking van de kwartiersinstellingen en beknotte deze in hun levensduur en in hun maatschappelijke impact.[33] Net zoals het Land van Turnhout bleef het gebied van het kwartier van Turnhout gedurende het hele Ancien Régime zo goed als volledig intact


Kaart 2: De zeven kwartieren van Antwerpen (17de – 18de eeuw)[34]

 

Legende:

o Kwartier van Rijen

o Kwartier van Arkel

o Kwartier van Zandhoven

o Kwartier van Hoogstraten

o Kwartier van Turnhout

o Kwartier van Herentals

o Kwartier van Geel

 

Antwerpen: Stad Antwerpen
Herentals: Stad en Bijvang Herentals
Lier: Stad en Bijvang Lier

 

 

1.4. Geografische omschrijving van de stad en vrijheid Turnhout

 

De stad en vrijheid Turnhout besloeg bijna 10500 ha en bestond uit een eerder klein stedelijk centrum met rond dit centrum een aantal landelijke gehuchten.

Het stedelijk centrum, gelegen rond de markt, was niet omwald. Turnhout was een open stad en dus niet omringd door stadsmuren. Gedurende de middeleeuwen was dit niet nodig gebleken aangezien het kasteel voldoende beschutting en bescherming bood. Gedurende de 80-jarige oorlog werden er ook geen inspanningen gedaan om een omwalling te bouwen. Men wilde namelijk voorkomen dat een garnizoen binnen de stadsmuren zou verblijven. Op die manier bleef Turnhout het lot gespaard van vele garnizoenssteden. Belangrijke gebouwen binnen deze stedelijke woonkern waren de hierboven reeds vernoemde burcht, de collegiale Sint-Pieterskerk en het stadhuis (ook wel schepenhuis, raadshuis of halle genoemd).

 

Afbeelding 2: Burcht en omgeving. Detail van de gravure van Vosterman[35]

 

De burcht omgeven door een slotgracht en met de aangrenzende warande, belichaamde de heerlijke overheid en rechtsmacht die gold in de vrijheid Turnhout. De collegiale Sint-Pieterskerk, midden op de markt gelegen, was de veruitwendiging van de kerkelijke overheid in Turnhout. Het stadhuis tenslotte, symmetrisch ten zuiden van de Sint-Pieterskerk op de markt gelegen, stond voor het Turnhout als vrije stad.

 

Deze drie gebouwen duiden dus op de aanwezigheid van een drievoudige overheid en een dubbele rechtsmacht (heerlijkheid en vrije stad)[36] te Turnhout. [37]

Het stedelijk centrum was opgedeeld in vier burgerwijken. Deze indeling was van belang bij feestelijkheden, zoals intochten van de heer of vrouwe van Turnhout.[38] Tevens waren deze burgerwijken fiscale omschrijvingen, die een eigen ontvanger toegewezen kregen bij het innen van belastingen zoals het hoofdgeld en de beden en die tevens elk een eigen bedezetter afvaardigden.[39] Op de Grote Markt kruisen de vier hoofdstraten van Turnhout, met name de Herentalsstraat, de Gasthuisstraat, de Potterstraat en de Otterstraat, elkaar. Deze straten geven ook hun naam aan de vier hierboven besproken burgerwijken. Deze vier straten vallen samen met de vier windrichtingen; de Herentalsstraat lopende naar het zuiden, de Gasthuisstraat lopende naar het westen, de Potterstraat die noordwaarts loopt en de Otterstraat die zich verder uitstrekt naar het oosten.

 

Deze wegen vormen allen een onderdeel van grote, belangrijke (handels)wegen, waarlangs alle belangrijke centra van Brabant bereikbaar waren. Om naar Antwerpen te reizen vertrok men langs de Gasthuisstraat in westelijke richting. Als men richting Herentals, Diest en Leuven moest, nam men de Herentalsstraat zuidwaarts.

 

Afbeelding 3: De Sint-Pieterskerk en het stadhuis op de
markt. Detail van de gravure van Vosterman
[40]

De reizigers richting Hoogstraten werden gehinderd door de warande en het kasteel en namen dus noordwaarts de Potterstraat. Ook om naar Breda te gaan, nam men eerst de Potterstraat, vooraleer zijn weg te vervolgen. Langs de Otterstraat kon men naar Postel, Eindhoven, Weert, Roermond en Keulen. Naar ’s-Hertogenbosch kon men ten slotte via ’t Cort Straetken op Oosthoven. Dit begon aan de oostkant van de Grote Markt, waar de Potterstraat vertrok richting het noorden.[41]

Kaart 3: Kaart van Turnhout en omgeving, met plaatsnamen, grenzen en wegen[42]

 

Rond dit stedelijk centrum lagen, verspreid doorheen de vrijheid, de verschillende gehuchten, met name Heizijde, Zevendonk, Lokeren, Oosthoven, Stokt, Schorvoirt, Rode, Kortijnen, Kinschot, Korsendonk, Papenbrugge en Oud-Turnhout. Oud-Turnhout, oostelijk van het Turnhoutse stadscentrum gelegen, was het belangrijkste gehucht, de primus inter pares.[43] Deze gehuchten hadden een sterk landelijk karakter, in tegenstelling tot het centrum rond de markt, dat duidelijk een stedelijke aanblik gaf.

 

De stad en vrijheid Turnhout was in de 17de eeuw tevens verdeeld in twee parochies; de parochie van Sint-Pieter, met de binnenkerk of de Sint-Pieterskerk en de parochie van Sint-Bavo, met de buitenkerk van Sint-Bavo in Oud-Turnhout.

 

We kunnen in de stad en vrijheid Turnhout dus een duidelijk onderscheid maken tussen een stedelijke kern en een landelijke periferie. Deze kunnen niet los van elkaar beschouwd worden. Zowel op economisch als op politiek-institutioneel vlak waren ze onlosmakelijk met elkaar verbonden.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[6] KOK, H. DE, Gids voor het oude Turnhout en omgeving 1/Stad Turnhout, 1980, p. 98

[7] JANSEN, J. E., Turnhout en de Kempen in het raam der vaderlandsche en kerkelijke geschiedenis, 1946, p. 52

[8] JANSEN, J. E., Turnhout en de Kempen in het raam der vaderlandsche en kerkelijke geschiedenis, 1946, p. 54

[9] KOK, H. DE, Gids voor het oude Turnhout en omgeving 1/Stad Turnhout, 1980, p. 28-29

[10] KOK, H. DE, Het verdrag van 1262 tussen Turnhout en Brussel. Een weergevonden charter, in: Taxandria, Nieuwe Reeks, LIV, 1982, p. 159-162

[11] KOK, H. DE, Turnhout, in: Gemeenten van België; geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek 2 Vlaanderen Mid-Z - Brussel, 1980, p. 1109

[12] KOK, H. DE, Politieke geschiedenis van Turnhout tot 1794, in: Turnhout groei van een stad, 1983, p. 100

[13] AUTENBOER, E. VAN en KOK, H. DE, Turnhout groei van een stad, 1983, p.80-81

[14] STOCK, J. VAN DER, Sporen van stedelijke cultuur in Vlaanderen 1477-1787, in: Stad in Vlaanderen Cultuur en maatschappij 1477-1787, 1991, p. 13

[15] STABEL, P., Stedelijke instellingen (12de eeuw – 1795), in: De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795, 1997, p. 248

[16] UYTVEN, R. VAN, Stadsgeschiedenis in het noorden en het zuiden, in: Algemene geschiedenis der Nederlanden II, 1997, p. 188

[17] UYTVEN, R. VAN, 1991, Vlaanderen en zijn steden in het verleden, in: Stad in Vlaanderen Cultuur en maatschappij 1477-1787, 1991, p. 17-18

[18] EYCKEN, M. VAN DER, De instellingen in de kleine Brabantse steden (11de eeuw-1795), in: De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Brabant en Mechelen tot 1795, 2, 2000, p. 541

[19] EYCKEN, M. VAN DER, De instellingen in de kleine Brabantse steden (11de eeuw-1795), in: De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Brabant en Mechelen tot 1795, 2, 2000, p. 540 Deze steden waren: Aarschot, Asse, Boom, Diest, Geel, Gembloux, Halen, Herentals, Hoogstraten, Jodoigne, Landen, Lier, Nijvel, Scherpenheuvel, Tienen, Turnhout, Vilvoorde, Waver, Zichem en Zoutleeuw.

[20] UYTTERBROECK, A.,Le gouvernement du Duché de Brabant au bas Moyen Age (1355-1430), 1975, pp. 838, 840, 846-849, 851, 853, 854, 861, 870, 876, 889

[21] KOK, H. DE, Politieke geschiedenis van Turnhout tot 1794, in: Turnhout groei van een stad, 1983, p. 102

[22] BUYTEN, R. VAN, Bureaucratie en bureaucratisering in de lokale besturen der Zuidelijke Nederlanden, 16de tot 18de eeuw, Tijdschrift voor Geschiedenis, XC, 1977, p. 514

[23] UYTVEN, R. VAN, Vlaanderen en zijn steden in het verleden, in: Stad in Vlaanderen Cultuur en maatschappij 1477-1787, 1991, p. 18

[24] KOK, H. DE, Het economische leven tot 1800, in: Turnhout Groei van een stad, 1983, p. 157, 170

[25] KOK, H. DE, Turnhout en zijn heren: van residentieoord tot wingewest, van de veertiende tot de achttiende eeuw, in: De heerlijke stad, Achtste colloquium ‘De Brabantse stad’, 1988, p. 153

[26] KOK, H. DE, Turnhout en zijn heren: van residentieoord tot wingewest, van de veertiende tot de achttiende eeuw, in: De heerlijke stad, Achtste colloquium ‘De Brabantse stad’, 1988, p. 153

[27] JANSEN, J. E., Turnhout in het verleden en het heden I, 1978, p. 160: 30000 bunders

 VANDEWALLE, P., Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, 1984, p. 53-56: 1 bunder = 400 roeden en 1 vierkante roede = 0.00329017 ha

 Dit wil dus zeggen: 30000 bunders = 12000000 roeden = 39482,04

[28] JANSEN, J. E., Turnhout in het verleden en het heden I, 1978, p. 160

[29] KOK, H. DE, Politieke geschiedenis van Turnhout tot 1794, in: Turnhout groei van een stad, 1983, p. 80: Getekende kaart van het Land van Turnhout 2 mei 1753. Stadsarchief Turnhout

[30] JANSEN, J. E., Turnhout en de Kempen in het raam der vaderlandsche en kerkelijke geschiedenis, 1946, p. 137

[31] KOK, H. DE, Politieke geschiedenis van Turnhout tot 1794, in: Turnhout groei van een stad, 1983, p. 82

[32] Het markgraafschap Antwerpen telde nog zeven kwartieren na de definitieve afscheiding van het Land van Breda en van Bergen-op-Zoom en Steenbergen in 1648.

[33] COPPENS, H., De Zeven Kwartieren van Antwerpen Functie en werking tijdens de XVIIde en XVIIIde eeuw, in: Standen en Landen, LXX, 1977, p. 373-374

[34] COPPENS, H., De Zeven Kwartieren van Antwerpen Functie en werking tijdens de XVIIde en XVIIIde eeuw, in: Standen en Landen, LXX, 1977, p. 388

[35] KOK, H. DE, De maquette van Turnhout door een historische loupe bekeken, in: Historische stadsmaquette Turnhout in de 17de eeuw, 1991, p. 14: Omgeving kasteel. Gravure

[36] Natuurlijk gold op bepaalde vlakken ook nog steeds de bevoegdheden van de kerkelijke rechtbanken, de officialiteiten.

[37] KOK, H. DE, De maquette van Turnhout door een historische loupe bekeken, in: Historische stadsmaquette Turnhout in de 17de eeuw, 1991, p. 14-16

[38] HEUVELMANS, P. J., De luisterrijke intrede van de vorstin van Oranje, Amalia van Solms als vrouwe van Turnhout, ????, p. 27

[39] SAT, Bedeboeken, o. nr. 568, fol. 1: Willem Ringuyts: Herentalstraet, Jacob de Brouwer Janssoon: Gasthuystraet, Cornelis vande Plas: Potterstraet, Guilliam Verscuren: Otterstraet

 SAT, Kohieren van het Hoofdgeld, o. nr. 67: optekening van de inning van het hoofdgeld gestructureerd volgens de vernoemde vier burgerwijken en verder volgens de gehuchten

 Functieomschrijvingen van deze collecteurs en bedezetters zijn te vinden onder 3.2.6.2. De financiële organisatie: de burgemeester en zijn collecteurs en bedezetters.

[40] KOK, H. DE, De maquette van Turnhout door een historische loupe bekeken, in: Historische stadsmaquette Turnhout in de 17de eeuw, 1991, p. 16: Sint-Pieter, Grote Markt. Gravure. Detail

[41] KOK, H. DE, De maquette van Turnhout door een historische loupe bekeken, in: Historische stadsmaquette Turnhout in de 17de eeuw, 1991, p. 17

 KOK, H. DE, Gids voor het oude Turnhout en omgeving 1/Stad Turnhout, 1980, p. 6

[42] Taxandria, Nieuwe reeks, XIV, 1942, kaart tussen p. 30 en p. 31

[43] KOK, H. DE, Gids voor het oude Turnhout en omgeving 1/Stad Turnhout, 1980, p. 7