Een Turkse droom die geschiedenis werd. De historische ervaring van Turkse arbeidsmigranten in Antwerpen. (Ann Goossens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemeen besluit

 

Het is niet gemakkelijk om uit een verkennend onderzoek verregaande conclusies te trekken. Enkele hoofdlijnen van het onderzoek kan ik hier wel kort samenvatten.

 

Over Antwerpen staat het historisch migratieonderzoek nog in zijn kinderschoenen. Weinig literatuur ter zake werd teruggevonden, zeker met betrekking tot de naoorlogse migraties. Om de geschiedenis van de Turkse arbeidsmigratie naar Antwerpen te achterhalen waren we aangewezen op mondelinge bronnen enerzijds en studies uit andere wetenschappelijke disciplines anderzijds. Wat archiefmateriaal betreft, stelde ik vast dat jaarverslagen en personeelsdossiers uit bedrijfsarchieven een mooie bron kunnen vormen voor historisch migratieonderzoek. In het kader van deze studie stonden ze nog eerder aan de zijlijn, omwille van het fragmentarische beeld dat de informatie uit het slechts één onderzocht bedrijf maar kon opleveren. De mondelinge getuigenissen van Turkse respondenten vormden voor dit onderzoek het voornaamste bronnenmateriaal. De gevolgde methode bood ook de unieke kans om de historische ervaring van de Turkse arbeidsmigranten in Antwerpen te beschrijven vanuit hun waarden en verwachtingen.

 

In grote lijnen volgde de Turkse immigratie in Antwerpen de ontwikkelingen op nationaal vlak. Haar oorsprong was de arbeidsmigratie van talrijke jonge mannen, die in een tweede fase hun gezin of huwelijkspartner en familieleden overbrachten. De arbeidsmigranten werden tewerkgesteld in sectoren waar nood was aan ongeschoolde arbeidskrachten voor het dikwijls zware en lastige werk. In Antwerpen waren het in de eerste plaats bedrijven met eerste vervaardiging en verwerking van metalen, isolatie- en containerfirma’s die de Turkse arbeidsmigranten tewerk stelden. Wanneer de eerste generatie respondenten terugkeken op hun arbeidersloopbaan leken ze er te zijn in berust dat ze hoofdzakelijk op de secundaire arbeidsmarkt een plaats kregen. In de eerste plaats bleek het hebben van werk toen het belangrijkste zodat men geld kon verdienen, sparen en terugkeren naar Turkije. De mythe van de terugkeer leefde zeer sterk en werd pas vanaf het midden van de jaren tachtig definitief achter zich gelaten.

In vergelijking met België in het algemeen volgde de Turkse immigratie in Antwerpen met een aantal jaren vertraging. De twee belangrijkste Turkse emigratiegolven naar België waren de migratiegolf in de jaren die volgden op het bilateraal akkoord tussen België en Turkije in 1964 en de golf in de jaren 1973 tot 1975. In Antwerpen kent de Turkse immigratie een belangrijke stijging vanaf het begin van de jaren zeventig en zijn sterkste stijging vanaf 1974. Enerzijds werden vele Turkse arbeidsmigranten, dikwijls reeds met hun gezin, aangetrokken uit andere regio’s in België door de tewerkstellingsmogelijkheden die Antwerpen op dat moment kon bieden. Anderzijds zorgde ook de klassieke gezinshereniging en gezinsvorming voor de sterke toename. Het overbrengen van de gezinsleden betekende voor de meerderheid niet dat men zichzelf voorgoed gevestigd zag in Antwerpen. Het plan om terug naar Turkije te gaan bleef behouden.

De regionale herkomst van de Turkse arbeidsmigranten in Antwerpen is relatief heterogeen. Het zijn in hoofdzaak Centraal-Anatolische provincies die vertegenwoordigd zijn. De overgrote meerderheid kwam er van het platteland. Ze waren opgegroeid in een landbouwersgezin en hadden ook meestal in Turkije in de landbouw gewerkt voor ze emigreerden. De emigratie werd gestimuleerd door verhalen uit de kennissenkring. Slechts weinigen vertrokken naar België zonder een contactadres van streekgenoten of familieleden op zak. Eenmaal hier aangekomen was het vinden van werk prioriteit. Waar men werk vond gaf men er sterk de voorkeur aan om te wonen bij de streekgenoten. Ze beschouwden elkaar als familie. De verbondenheid schiep geborgenheid in een vreemde omgeving. Vandaar dat we in Antwerpen sterke concentraties terugvinden van de Turkse bevolking, namelijk in Antwerpen-Zuid, Oud-Berchem, Kiel met uitlopers in Hoboken en Wilrijk en ten slotte Antwerpen-Noord. In de gehele periode van 1964 tot nu woonde steeds meer dan negentig procent in deze buurten. De gemeenschappen werden er op termijn ook meer zichtbaar doordat ook de huwelijkspartners uit Turkije kwamen en naast bruiden en bruidegommen ook familieleden en schoonfamilieleden werden overgebracht. De Turkse gemeenschap in Oud-Berchem is het duidelijkste voorbeeld van een dergelijke zogenoemde “getransplanteerde gemeenschap”. Ook sociaal-economische factoren werkten de concentratiebuurten in de hand maar de respondenten gaven me het gevoel dat deze ondergeschikt waren aan het feit dat men het leven van vroeger wenste te behouden. De discriminatie op de huisvestingsmarkt was een gevoelig onderwerp evenals de ommekeer van relatieve verdraagzaamheid naar racisme op het einde van de jaren zeventig. Met verontwaardiging wordt deze evolutie gadegeslagen.

 

Op basis van de gemeenschappelijk migratie-ervaring was de eenheid groot genoeg om de Turkse arbeidsmigranten in Antwerpen als groep te bespreken in het kader van dit onderzoek maar de Turkse gemeenschap is er verre van homogeen. Verscheidene scheidingslijnen verdelen de gemeenschap in klusters van netwerken. Kenmerkend voor de gemeenschap als geheel is haar autonome sociale organisatie. Men bouwde hier stevige sociale netwerken op, op basis van herkomst of ideologische visie. Een veelheid aan verenigingen ontstond, voornamelijk tussen 1975 en 1985. De eerste generatie Turkse migranten in Antwerpen voelen zich vooral thuis in de moskeeverenigingen. De godsdienst is voor hen een sterk bindmiddel en de lokalen van de moskeeverenigingen zijn een belangrijke ontmoetingsplaats. Enerzijds gaven de respondenten te kennen dat zij hierdoor hun identiteit en cultuur in stand konden houden, anderzijds was men door het gebrek aan opvang en begeleiding op elkaar aangewezen. Het uitblijven van een migrantenbeleid wordt dikwijls toegeschreven aan de perceptie van het slechts tijdelijke verblijf van de arbeidsmigranten hier maar praat volgens mij niet goed dat geen initiatieven werden genomen op het vlak van opvang en onthaal van de immigranten zoals in de andere regio’s van ons land. Particuliere initiatieven zorgden er in eerste instantie voor dat de arbeidsmigranten wegwijs werden gemaakt in onze samenleving. Nochtans kan een doorzichtig migrantenbeleid de kiemen van wantrouwen wegnemen. Pas met de opkomst van het Vlaams Blok en zijn onmiddellijke successen in het Antwerpse werd het stadsbestuur wakker geschud.

 

Het leven van de eerste generatie Turkse migranten bleef in sterke mate Turks, wat essentieel bleek voor hun werkelijkheidsbeleving. De band die ze hebben met hun geboorteland is complex maar blijft behouden. Nog steeds is voor hen het maatschappelijk en politiek leven in hoofdzaak op Turkije georiënteerd. Ook de illusie om terug te keren bleef lange tijd hun dagelijks leven kleuren en werd pas in het midden van de jaren tachtig doorprikt. Toch blijft het moeilijk om te zeggen “ik keer niet terug” hoewel men beseft dat een definitieve terugkeer onmogelijk is geworden, omwille van hun kinderen die hier zijn opgegroeid, hun vriendenkring hier en de betere gezondheidszorg.

Een Turkse droom werd geschiedenis.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende