De Touwslagerij te Hamme. Macrostudie over de touwindustrie te Hamme met nadruk op de 19de en 20ste eeuw, gevolgd door een casestudie over het touwslagersgeslacht Vermeire van de 16de eeuw tot de 20ste eeuw. (Sofie Buyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL II
CASESTUDIE VAN HET TOUWSLAGERSGESLACHT VERMEIRE VAN DE 16de TOT DE 20ste EEUW
HOOFDSTUK II: ANALYSE VAN HET MEMORIEBOEK OMTRENT LEVERINGEN VAN TOUW VAN PIETER FRANCIS VERMEIRE (1718-1816) OVER DE PERIODE 1764 TOT 1786
Pieter Francis Vermeire werd geboren te Hamme op 21 november 1718 als zoon van Gillis Vermeire en Petronella De Wilde. Hij huwde een eerste maal met Anna Marie van Lysebetten. Uit het huwelijk kwamen twee kinderen voort met name Gillis Bernardus en Joanna Vermeire. Na het overlijden van zijn echtgenote in 1767 huwde hij in 1779 een tweede maal met Elisabeth Keppens. Zij hadden ook twee kinderen, Gabriel en Jean François Vermeire. Het zullen de kinderen uit het tweede huwelijk zijn die het touwbedrijf van hun vader overnemen en uitbreiden.
Pieter Francis Vermeire begon zijn memorieboek of boekhouding op 46-jarige leeftijd en beëindigde deze bezigheid op 68-jarige leeftijd. Hij overleed, 98 jaar oud, te Hamme op 31 maart 1816.
II. HET MEMORIEBOEK VAN PIETER FRANCIS VERMEIRE
Het memorieboek van Pieter Francis bestaat uit twee delen. Het eerste deel geeft boekhoudkundige beschrijvingen van de leveringen van touwwerk. Meestal bestaat dit uit de datum van levering, de naam van de persoon die het touw heeft besteld, zijn woonplaats, het soort touw, de prijs van het touw, het gewicht en de totale kostprijs voor de klant.
Enkele voorbeelden[178]:
"Item gelevert een cabel aan Gilliaem Tijs tot Eyckenvlidt, weght een duijsent en negenensestigh pondt tot drij alven het pond, bedraght hondert en sevenentachtig guldens en drij groot , ontfanghen op dit cabel 120 guldens den 28 april 1764."
"Den 21 april 1775. Item gelevert aen Joannes van Esschen tot Brussel, 1 perdelijn, 1 achtersten dierick, 2 lijntens, 1 lijn voor lopende gewandt, 1 schoedt voor het sijl, 1 klijn fockevael, ....weght te samen 823 pondt tot 4 1/4 het pondt bedraght 174 guldens 17 3/4 stuyvers."
"Item gelevert aan de videwa De meij een stegghe mede oortauwen ende diericken, eene schoedt ende een lijn met alle het loopend gewandt weght 358 pondt tot 4 1/2 stuyver het pondt, bedraght 80 guldens 1 stuyver. Ontfangen den 5 meij 1779."
In het tweede deel van het memorieboek, dat als men het boek omkeert achteraan begint, schrijft Pieter Francis voornamelijk over de kosten die hij heeft gehad aan zijn huis zoals in volgend voorbeeld:
"1772. Item betaelt aan Joannes Van Vraese door leveringhe van kalleck ende andersins 56 guldens 5 stuyver. Betaelt aen Joannes Van Broeck van te metsen 28 guldens 6 1/2 stuyvers. Betaelt aan Francis Van Broeck van te metsen 23 guldens 3 stuyvers. Betaelt aan Joannes De Bondt van te temmeren 37 guldens 9 1/2 stuyvers......"
In het tweede deel worden ook leveringen van touwwerk opgetekend, maar wat opvalt is dat deze leveringen enkel bedoeld zijn voor molenaars.
Enkele voorbeelden:
"Den 30 augustus 1781. Item gelevert aen den meulen van Joannes Boel en Pieter Leeman een sijlkorde ende een stuck letsen met eenen pranreep weght te samen 28 1/2 pondt tot 5 stuyvers het pondt bedraght 7 guldens 2 1/2 stuyvers."
"Den 11 januarius 1786. Item gelevert aen den meulen van Siemon de Bruyn ende Joannes Pellemans, 2 stampreepen weghen 15 pondt bedraghen 3 guldens 15 stuyvers."
III. PLAATSEN WAAR HET TOUWWERK WORDT AFGELEVERD
Wanneer we het aantal leveringen van touwwerk optellen die Pieter Francis beschrijft in zijn boek, over een periode van 22 jaar, bekomen we een totaal van 589 leveringen. Van 381 van die 589 leveringen zijn we heel zeker wat betreft de plaats van afzet. Bij de overige 208 leveringen werd de plaats van afzet van het touw niet vernoemd. Vermoedelijk werd het ter plaatse in Hamme afgezet.
Wanneer we van die 381 leveringen het procentueel aantal per stad en gemeente berekenen, krijgen we een beeld van de belangrijkste afzetgebieden van een Hamse touwslager op het einde van de 18de eeuw.
TABEL 24: Absoluut en procentueel belang van een stad/gemeente als afzetgebied voor het touwwerk van Pieter Francis Vermeire over een periode van 22 jaar
STAD / GEMEENTE |
AANTAL LEVERINGEN VAN TOUWWERK PER STAD/ GEMEENTE |
AANTAL LEVERINGEN VAN TOUWWERK PER STAD/GEMEENTE IN PROCENTEN |
BRUSSEL |
140 |
36,7 |
WINTAM |
31 |
8,1 |
DENDERMONDE |
28 |
7,3 |
ANTWERPEN |
23 |
6 |
MECHELEN |
20 |
5,2 |
SOMBEKE |
19 |
5 |
WAASMUNSTER |
16 |
4,2 |
BORNEM |
15 |
3,9 |
MOES (MOERZEKE) |
14 |
3,7 |
EIKENVLIET |
13 |
3,4 |
MOERBEKE |
9 |
2,3 |
RUIJSBROEK |
9 |
2,3 |
BAESRODE |
7 |
1,8 |
VILVOORDE |
6 |
1,6 |
OOSTENDE |
5 |
1,3 |
LIER |
5 |
1,3 |
LOKEREN |
5 |
1,3 |
GENT |
3 |
0,8 |
TEMSE |
3 |
0,8 |
ROTTERDAM |
2 |
0,5 |
DAKNAM |
2 |
0,5 |
BRUGGE |
1 |
0,3 |
AALST |
1 |
0,3 |
ELVERSELE |
1 |
0,3 |
STEKENE |
1 |
0,3 |
TIELRODE |
1 |
0,3 |
Brussel is absoluut de topper wat betreft de leveringen van touwwerk. Sinds het einde van de 16de eeuw is Brussel dan ook bereikbaar via het Kanaal van Willebroek. In de top vijf vinden we verder Wintam, Dendermonde, Antwerpen en Mechelen die eveneens bereikbaar zijn via de waterwegen.
IV. DE HOEVEELHEID LEVERINGEN PER JAAR
TABEL 25: De hoeveelheid leveringen per jaar
Jaartal |
Hoeveelheid leveringen van touwwerk |
1764 |
44 |
1765 |
54 |
1766 |
14 |
1767 |
7 |
1768 |
3 |
1769 |
4 |
1770 |
0 |
1771 |
0 |
1772 |
14 |
1773 |
3 |
1774 |
40 |
1775 |
50 |
1776 |
44 |
1777 |
44 |
1778 |
34 |
1779 |
38 |
1780 |
33 |
1781 |
61 |
1782 |
71 |
1783 |
12 |
1784 |
9 |
1785 |
5 |
1786 |
5 |
Wanneer we het aantal leveringen per jaar bekijken, kunnen we constateren dat er zeer goede, goede en zeer slechte jaren bijzitten. De minder goede periode van het einde van de jaren zestig tot het begin van de jaren zeventig heeft waarschijnlijk te maken met de dood van de eerste vrouw van Pieter Francis in 1767, het tweede huwelijk in 1769 en de bouw van een nieuwe huis in het begin van de jaren zeventig. De leveringen die Pieter Francis beschrijft in het eerste deel van zijn boek houden op in 1784. De leveringen die hij in het tweede deel beschrijft, lopen tot 1786. We zien een concentratie van leveringen tussen de periode 1774 en 1782, gevolgd door een drastische terugval tot 1786. Vanaf 1784 hield Pieter Francis zich voornamelijk bezig met het vervaardigen van molentouwen. Hij leverde meestal aan dezelfde molen, maar gaf niet de plaats van afzet, dus vermoedelijk bevonden deze molens zich te Hamme zelf (Hamme is bekend om zijn vele molens). Hij hield zich op het einde van zijn boek niet meer bezig met leveringen tot Brussel of andere plaatsen, waarschijnlijk wegens zijn ouderdom.
V. HET SOORT TOUWWERK DAT WORDT AFGELEVERD
A. Verklaring van het soort touwwerk dat door Pieter Francis wordt afgeleverd[179]
1. Touwen gebruikt door molens
BINNENREEP: De luireep waarmee de zakken in de molen worden opgetrokken.
BUYTENREPKEN: Buitenreepje, de luireep waarmee de zakken buiten de molen worden opgetrokken.
KRUYREEP: Kruireep, zwaar touw waarmee het zeil aan de kikkers op de molenroede bevestigd wordt.
LETSEN: De touwen waarmee het zeil aan de kikkers op de molenroede worden bevestigd.
PRANREEP: Prangreep, vangreep, het touw waarmee de vang (d.i. de reminrichting van een windmolen) bediend wordt.
STAMPREEP: Mogelijk een touw dat gebruikt wordt in de stamp- of slaginrichting van een oliemolen.
VEUDEREP: Voorderreep, voorreep, mogelijk een touw dat gebruikt wordt in dat gedeelte van de molen waar zich het voorste koppel stenen bevindt.
WIJDT: Wijte, huif van een molenaarskar of wagen.
2. Touwen voor de scheepvaart en de visvangst
AESREEP: Mogelijk een vislijn.
BACHSTEGGHE: Bakstag. Onderdeel van de stag.
CABEL: Kabeltouw, ankertouw.
CABELSLAG: Kabelslag. Touwwerk dat uit drie wantslagtrossen bestaat, die linksom geslagen zijn tot een kabelslagtros, ook kabel genoemd.
DRECHTAU: Mogelijk touw om te baggeren.
FOCKEVAL MET LOEPENDE GEWANT: Voorzeil (klein zeil) met een los touw.
GIJTAU: Geitouw. Een lopend touw om een scheepsonderdeel te bewegen of in een bepaalde stand te houden.
KRAENLIJN: Kraanlijn of dirk, lopend van de nok van een giek (rondhout gebruikt om het onderzeil van een gaffelzeil gestrekt te houden) via een blok (werktuig ter geleiding van touwwerk) in de mast naar de nagelbank (platte balk die aan het dek rond of aan de masten geplaatst is. Ze is voorzien van gaten om hierop het lopend want te beleggen).
LYN VOOR LOPENDE GEWANT: Een touw dat onderdeel is van het lopend want aan boord.
LOPEND GEWANT: Lopend want. Al het touwwerk dat door schootogen loopt, waarmee de zeilen worden gehesen of bediend. Het lopend want wordt gebruikt om tuigage te bedienen dat vaak van stand verandert.
LIJCKWANDT: Lijktouw. Strak geslagen strengen om de lijken (de randen van een zeil) te versterken.
LIJWAET SEEL: Touw voor banier, vlag.
MANTEL: Samengestelde takel. Een samenstelsel van één of meer blokken en daar doorheen lopend touw.
MEERLIJN: Meerlijn, -touw
MEERTAU: Meertouw, om het schip aan te meren
NEERHAELDER: Neerhaler. Touw dat wordt gebruikt om het strijken van het zeil te vergemakkelijken.
OEPAALDER: Ophaalder. Touw zonder eind, dat door een aan het achterlijk genaaide kous (lederen kabelbekleedsel) loopt en daarboven een knoop heeft waarmee de uiteinden van een hoofdgijtouw opgehaald kunnen worden.
REEP: Koord, Touw, kabel-, scheepstouw.
STAAND GEWANT: Staand want. Want van een schip dat dient om masten, stengen, schoorsteen, ra's en eventueel andere rondhouten te steunen. Het bestaat uit zwaar touwwerk en wordt zelden losgemaakt. Tot het staand want rekent men in het bijzonder de hoofdtouwen en stagen.
STEGGHE: Stag. Zwaar touw behorend tot het staand wand.
STRIJCKLIJN: Mogelijk een zeiltouw.
SYLCORDEN: Zeilkoorden, de (drie of vier) lange touwen aan de buitenkant van het zeil dat daarmee in opgerolde toestand wordt gebracht.
SYLGAERDEN: Zeilgaren, garen waarmee wordt genaaid.
SYLVAEL: Touw waarmee het grootzeil wordt geheven en gestreken
TAELLEREP: Talreep. Touw door blokken of schijven geschoren. Door middel van een talreep wordt de stag aan een geklede lus stijfgezet (vandaar stegghe met taelereppen, veelvuldig door Pieter Francis gebruikt)
TOPREEP: Zwaar touw dat door een takel aan de top van een mast geschoren wordt
TRECKLIJN: Treklijn aan een schuit.
TROS: Touwwerk van vrij grote dikte, voornamelijk gebruikt voor het slepen en afmeren van schepen.
WANT: Verzamelnaam voor alle touwwerk van de tuigage. Bij de visserij worden de netten ook wel want genoemd.
3. Touw voor allerhande gebruik
BINTSEEL: Bindtouw, bindgaren.
CALANDER REEP: Mogelijk touw gemaakt uit mangel (de mangelwortel), glanzend touw.
GAEREN: Garen, net.
KERREREEP: Karrereep, zwaar touw waarmee een karrevracht (bijv. hooi, stro) vastgesjord wordt door middel van een teers of woelhout.
KLAUKENS: Kluwentjes, verkleinwoord van kluwen, met name een hoeveelheid garen (de dunne draad waarmee bijv. een vlieger opgelaten wordt).
LETSE: Riem waarmee jachthonden worden vastgebonden, strik om een dier te vangen.
LYNTEN: Lijntje, niet zeer dik touw.
PERDESEEL/LIJN: Het leidsel.
PERSTAU: Touw om een persbundel bijeen te houden.
SACKEBAND: Zakband, touw of koord waar mee een zak toe of dicht gehaald wordt.
SCHAELSELEN: Schaalzelen, touwen waarmee de bekkens (schalen) aan een weegschaal hangen.
STENREP: Steenreep, zeer dik touw waarmee iets wordt vastgebonden of opgehesen.
STRENG: Kordeel of streng. Een uit een aantal garens samengedraaide bundel touwwerk.
TEUGHEL: Teugel, kneveltouw, het gesplitst stukje touw met een oog erin onderaan de luireep of de strop waaraan men de zak bevestigd.
4. Touwen waarvan we de betekenis niet hebben kunnen achterhalen
Geyghel, schoed, achtersten en vursten dierick, lau/lantereppen, kluyfockeval, stertreep, aenten, duymlijn, scherlijn, ketlijn, twijfeleer, schijlgaeren, oortau, alslijn, kafkoerde.
VI. DE PLAATS WAAR ELK SOORT TOUWWERK WORDT AFGEZET
AALST: Touw onbekend: twijfeleer
ANTWERPEN: Scheepstouwen: cabelslagh touw, stegge, mertau, cabel
Touwen allerlei: perstau, lijn
Touwen onbekend: achtersen dierick, aenten, schoedt, grote gijghel, lijnten, stertreppen,
vursten dierick, kleyn gijghel
BAESRODE : Scheepstouwen: lopende gewandt met kraenlijnten, lijckwandt, fockeval, cabel.
Touwen onbekend: cabellijnten voor kleijn gijghels, schoedt met een lossen dierick, grote gijghel, stertrep
BORNEM: Scheepstouwen: cabel, opaelder, neeraelder, fockeval, cabel
Touwen allerlei: lijn
Touwen onbekend: dierick, schoedt, kluyfockeval
BRUGGE: Touw onbekend: wand voor stertreppen
BRUSSEL: Scheepstouwen: cabel, lijn voor lopend gewandt, toprepen, kraenlijnten, mertau, fockeval, sijlval, cabelslagh, reep voor de scheepvaert, een reep om de schepen op te halen, kraenlijn, stegghen, taelerep, tros, mantel
Touwen allerlei: lijn, kempen cord, bindgaeren, gaeren, calander reep, perdelijn
Touwen onbekend: oortauken, achtersten dierick,schoedt, lijnten voor kleyn gijghels, grote gijghel, kluyfockeval, merlijn, kafkoord
DAKNAM : Touw allerlei: lijn
DENDERMONDE : Scheepstouwen: cabel, mertau, tros
Touwen allerlei: perdelijn, lijn
Touwen onbekend: alslijn, achtersten dierick, scherlijn
ELVERSELE : Scheeptouw: sijlcorde
Molentouw: letsen
EiKENVLIET: Scheeptouwen: cabel, lopende gewandt
Touw allerlei: lijn
Touwen onbekend: achtersten dierick, lijn met een kluyfockeval, lijnten met een grote gijghel, lijnten voor kleyn gijghel
GENT: Scheeptouw: sijlval, mantel met een lijn
Touwen onbekend: alslijn, stertrepen, sijlval
LIER: Scheepstouwen: tros, cabel, mantel
Touwen allerlei: lijn
LOKEREN: Scheepstouw: lopende gewandt, cabel, mantel
Touw allerlei: lijnten
Touwen onbekend: oortau, achtersten dierick, schoedt
MECHELEN: Scheepstouwen: cabelslagh, wandt, cabel, drechtua, boodtstua, gijtau, sijlgaeren, lopende gewandt, mertua
Touwen allerlei: schaelselen, strengen, repkens, lijn
Molentouw: letsen voor den meulen
Touwen onbekend: schoedt, alslijnten, merlijn, oortau,
MOERBEKE: Scheepstouwen: cabel, stegghe, lopende gewand, lijckwandt
Touw allerlei: lijn
Touw onbekend: schoedt, oortau, dierick, lijn
MOES: Scheeptouwen: cabel, mertau, stegghe, taelereppen, want, tros opaelder, neeraelder
Touw allerlei: lijnten, dierick, mertau, stegghe, taelereppen
Touw onbekend: lijnten voor kleyn gijghels, schoedt, grote gijghel
OOSTENDE: Scheepstouw: tros
Touw onbekend: schijlgaeren
ROTTERDAM: Touwen onbekend: vursten dierick, oortau, merlijn
RUYSBROEK: Scheepstouw: lopende gewandt, tros
Touw allerlei: lijn
Touwen onbekend: grote gijghel, lijnten voor kleyn gijghel
SOMBEKE: Scheepstouwen: mertau, sijlval, sijlkorden, lopende gewandt, lijnwaetseel
Touwen allerlei: teughels, strengen, lijn
Touwen onbekend: alslijn, kluyfockeval, merlijn, schoedt, merlijn
STEKENE: Scheepstouw: cabel
TEMSE: Scheepstouw: lijn voor lopende gewandt, cabel
Touw onbekend: schoedt
TIELRODE: Touw allerlei: repen voor de sluis voor de palen in te heijden
VILVOORDE: Scheeptouwen: tros, lopende gewandt, kraenlijnten
Touw allerlei: lijn
Touwen onbekend: schoedt, kluyfockeval
WAASMUNSTER: Scheepstouwen: cabel, lopende gewandt,mertau, stegghe, sijlvael, fockevael, taelereppen, gijtau
Touwen allerlei: lijn, lijnten, teughel
Touwen onbekend: oortauwen, stertreppen
WINTAM: Scheepstouwen: mertua, lopende gewandt, cabel, sijlval, stegghe met een lijn, tros
Touw allerlei: lijn
Touw onbekend: klyfockeval, alslijn, dierick, schoedt
Voor wat betreft de leveringen waarvan de afzetplaats bekend is, kunnen we zeggen dat Pieter Francis vooral gespecialiseerd is in allerlei soorten scheepstouwen die hij uitvoert naar havensteden of -gemeenten. Toch zal hij zich vanaf 1784 specialiseren in het produceren van molentouwen die we niet terugvinden in de steden en gemeenten hierboven beschreven omdat Pieter Francis, wanneer hij leverde aan molens, de plaats van afzet niet vermeldde.
SCHETS 3: Plaats van afzet en soort touwwerk door Pieter Francis Vermeire van
1764-1786
VII. HET BRUTOLOON VAN PIETER FRANCIS VERMEIRE
We kunnen berekenen hoeveel Pieter Francis jaarlijks verdiende, maar we moeten hierbij vermelden dat dit enkel het brutoloon is. Over de prijs van de aankoop van grondstof, het hekelen, de instrumenten gebruikt bij het touwslagen, het vervoer en de loonkosten weten we nagenoeg niets. Daarom zal de grafiek van het brutoloon een vertekend beeld geven, maar krijgen we toch enig idee over de verdiensten van Pieter Francis.
TABEL 26: Het brutoloon van Pieter Francis Vermeire in vergelijking met het aantal leveringen per jaar
Jaartal |
Brutoloon in guldens |
hoeveelheid leveringen |
1764 |
1638 |
44 |
1765 |
1166 |
54 |
1766 |
429 |
14 |
1767 |
86 |
7 |
1768 |
13 |
3 |
1769 |
627 |
4 |
1770 |
0 |
0 |
1771 |
0 |
0 |
1772 |
394 |
14 |
1773 |
103 |
3 |
1774 |
1235 |
40 |
1775 |
1091 |
50 |
1776 |
1080 |
44 |
1777 |
1035 |
44 |
1778 |
679 |
34 |
1779 |
1064 |
38 |
1780 |
1828 |
33 |
1781 |
3129 |
61 |
1782 |
2622 |
71 |
1783 |
65 |
12 |
1784 |
32 |
9 |
1785 |
3 |
5 |
1786 |
17 |
5 |
We stellen vast dat in jaren met minder leveringen, toch nog goed verdiend wordt. Dit kan het gevolg zijn van twee zaken:
1. Wanneer er bij de leveringen een zwaar touw zit, kan dan meteen veel geld opbrengen.
2. Het komt vaak voor dat de klanten het jaar na de levering van het touwwerk hun schulden afbetalen zodat het ontvangen geld op de boekhouding van het volgende jaar komt te staan.
Ook stellen we vast dat in de jaren waarin veel geleverd wordt, het brutoloon niet overeenkomstig stijgt. Dit kan het gevolg zijn van vele oorzaken, o.a. het stijgen van de grondstofprijzen, transportkosten, loonkosten, belastingen enz.
VIII. ENKELE BIJZONDERHEDEN OVER PIETER FRANCIS VERMEIRE
Slechts éénmaal spreekt Pieter Francis over het aantal dagen dat men aan een touw heeft gewerkt, nl. in volgend voorbeeld:
"Den 21 augustus 1781. Item gelevert een cabel tot Baesrode aen Mons(ie)ur Pieter Bombere tot Oostende schipper op het schip, weght 2014 pondt tot 4 3/4 stuyvers het pondt bedraght 478 guldens 6 1/2 stuyvers. Den selve dito ontfanghen. Dit cabel hebben wij gemaeckt op 10 werkendaeghen."
We weten ook dat Pieter Vermeire een boot bezat, waarmee hij vermoedelijk zijn touwwerk leverde. We leiden dit gegeven af uit volgend fragment:
"Op heden 14 november 1769 soo bekendt Franciscus Bus D'Aufonvielle wel ende dughdelijk verkocht te hebben aen Pieter Francis Vermeire een audt Rijsels schiep, dat voor en omme de somme van vijf en viertigh pondt ,waarvan den selven d'Aufonvielle de rechten betaelen omme met het selve schiep uit te vaeren, en moedt gelevert worden den 24 september 1770."
Bij het overlijden van Anna Marie Van Lysebetten, de eerste vrouw van Pieter Francis, in 1767 wordt een uitgebreide staten van goed opgemaakt wegens het achterlaten van twee minderjarige kinderen. Pieter Francis wordt houder van de roerende en onroerende goederen[180].
A. Inventaris van de roerende goederen
Deze inventaris bevat o.a. volgende goederen:
- Item ses balancen met al de gewichten
- Item een boot met getuijghkens
- Item twelf busselen kempcort, een strepe (een smalle lange reep), een spinnewiel, thien
busselen kemp
- Item eenig kempegaeren
- Item alle de seeldrayers gereetschap bestaende in wielen, ijzere bauten, waeghens
In deze staten van goed wordt wel uitgebreid ingegaan op de schulden die nog afbetaald dienen te worden aan het sterfhuis, maar veel kunnen we er niet uit opmaken omdat ze allen stereotiep zijn opgesteld. De naam van de schuldenaar wordt genoemd, maar daarnaast geeft men geen gegevens over de plaats van levering en het soort touwwerk. Men spreekt enkel over levering van winkelwaar. Dankzij deze staten van goed weten we dat Pieter Francis ook voor 1769 over een boot beschikte.
Met uitzondering van de technische kanten van het beroep van touwslager geeft het memorieboek of boekhoudkundig verslag, opgemaakt door Pieter Francis Vermeire gedurende een periode van 22 jaar, een vrij grondig beeld van de handelsbedrijvigheid van een touwslager op het einde van de 18de eeuw.
De bron geeft informatie over de afzetplaatsen van het touwwerk en hierdoor is het mogelijk af te leiden dat Brussel, ver boven alle andere steden en gemeenten, de plaats bij uitstek was waar het touwwerk werd afgeleverd, gevolgd door Wintam, Dendermonde, Antwerpen en Mechelen, plaatsen die allemaal via waterwegen bereikbaar waren. Daarnaast beschikte Pieter Francis over een boot.
Wat betreft het aantal leveringen van touwwerk per jaar zagen we pieken van 1764 tot 1766 en van 1773 tot 1782. De slechte periode tussen deze twee datumgroepen was waarschijnlijk het gevolg van het overlijden van de eerste vrouw van Pieter Francis, gevolgd door het stichten van een nieuw gezin en het bouwen van een huis.
Pieter Francis was gespecialiseerd in de productie van scheepstouwen, maar na 1784 concentreerde hij zich op de vervaardiging van molentouwen waardoor de omzet drastisch verminderde. In vergelijking met het brutoloon merkten we op dat in perioden van dalende leveringen soms meer verdiend werd als gevolg van het vervaardigen van zware touwen of het uitbetalen van de schulden het jaar na de levering. Daarnaast stelden we vast dat in perioden van toenemende leveringen het brutoloon niet overeenkomstig steeg. Een vaststelling waaraan veel oorzaken ten grondslag konden liggen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[178] Bijlage, p. 191
[179] M. PIETERS, Molensprokkels: uit het handboek van touwslager Pieter Francis Vermeire, tweede helft
18de eeuw, Osschaert. Driemaandelijks tijdschrift voor Geschiedenis en Heemkunde voor groot-Hamme,
VI, 1992, 3-4, pp. 10-11
J. VERDAM, Middelnederlandsch handwoordenboek, s' Gravenhage, Martinus Nijhof, 1932, 811 p.
Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal, Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 1984, 3 delen,
3730 p.
Maritieme Encyclopedie, Antwerpen, Branding N.V., 1970-1973, 7 delen.
[180] RAB, Oud Archief Hamme, Nr. 835, folio 22-27