De Touwslagerij te Hamme. Macrostudie over de touwindustrie te Hamme met nadruk op de 19de en 20ste eeuw, gevolgd door een casestudie over het touwslagersgeslacht Vermeire van de 16de eeuw tot de 20ste eeuw. (Sofie Buyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL II
CASESTUDIE VAN HET TOUWSLAGERSGESLACHT VERMEIRE VAN DE 16de TOT DE 20ste EEUW
In het tweede deel van onze verhandeling onderzoeken we de geschiedenis van het touwslagersgeslacht Vermeire. Zij kwamen zich te Hamme vestigen in de 16de eeuw en kenden belangrijke nazaten tot in de 20ste eeuw. Van de 16de eeuw tot het einde van de 18de eeuw volgen we deze familie aan de hand van de staten van goed. Voor het einde van de 18de eeuw maken we gebruik van het memorieboek omtrent de leveringen van touwwerk, opgemaakt door Pieter Francis Vermeire van 1764 tot 1786 en een staten van goed opgemaakt bij het overlijden van zijn eerste vrouw in 1767. Hierop volgt het register van eigendommen en familieaangelegenheden opgemaakt door de zoon van Pieter Francis, Gabriel Vermeire, tot aan zijn dood in 1853. De verdere evolutie van het touwslagersgeslacht Vermeire volgen we aan de hand van het kadastrale leggers en mutatiedossiers, het provinciaal archief en algemene literatuur. De stamboom van de Vermeires die in dit tweede deel worden vernoemd, bevindt zich in de bijlage[170].
HOOFDSTUK I: DE OPKOMST VAN HET TOUWSLAGERSGESLACHT VERMEIRE AAN DE HAND VAN DE STATEN VAN GOED
Simon Vermeire werd in 1530 geboren te Grimbergen en huwde met Katelijne Oste. We hebben niet kunnen achterhalen of Simon Vermeire een touwslager was, maar wel staat vast dat zijn kinderen geboren werden te Hamme. We kunnen dus aannemen dat de Vermeires zich rond het midden van de 16de eeuw te Hamme kwamen vestigen.
Het ligt voor de hand dat we enkel de personen bespreken die in rechtstreekse lijn voorouders zijn van Pieter Francis en Gabriel Vermeire. De vele zussen en broers laten we buiten beschouwing.
Joos Vermeire[171], zoon van Simon Vermeire, werd in 1560 te Hamme geboren en overleed er in 1625. Bij zijn dood werden de roerende en onroerende goederen overgelaten aan zijn vrouw Magdalena s' Hondts. Zeven kinderen werden wees en er werd een staten van goed opgemaakt.
A. De inventaris van de roerende goederen
Bij de inventaris van de roerende goederen lezen we o.a. het volgende:
Op den voorvloer is bevonden t' naervolgende:
- vier cleyn drayserkens dienende tot zeeldrayen
- het wiel daermen met draeyt mette toebehoren
- twee kemphekels
Noch een kemphekel staande int draeyhuis
Omtrent twee busselen kemp geschelft boven den vloer (van bast ontdaan)
Op de solder:
-een paer coorde
In de stallijnge:
- omtrent .... santen (schoven) ongerootten kempaert (vrouwelijke hennep)
- omtrent vijftich santen kempinne (mannelijke hennep)
- vier hondert santen gerootten kempaert
- eene visch schuyte met een seylken daeroppe
Door deze informatie, opgetekend in de staten van goed bij het overlijden van Joos Vermeire, is voldoende aangetoond dat zijn beroep touwslager was. Alles wat nodig was om de vezel tot touw te slaan was aanwezig. Ongerote kemp, kemp van de bast ontdaan, gerote kemp. De aanwezigheid van de vrouwelijke hennep duidt waarschijnlijk op het feit dat Joos Vermeire zelf de hennep in cultuur bracht. Vervolgens bezat Joos drie kemphekels om de ruwe vezels te ontwarren. Een ervan stond in het draaihuis of spinnershuis, wat erop wijst dat zich in dat huisje het spinnewiel bevond. Het spinnewiel wordt hier aangeduid als het wiel waaraan men draait (de staten van goed vermeldt nog een spinnewiel in de keuken waarschijnlijk om vlas te spinnen, wegens het feit dat Joos Vermeire ook een vlashekel en een voorraad vlas bezat). De vier kleine draaiers dienende tot het zeeldraaien, duidt waarschijnlijk op de spillen aangebracht op het spinnewiel waaraan de vezel werd vastgehaakt en die door het draaien aan het spinnewiel in beweging werden gebracht. Op de zolder bevonden zich een paar koorden en tenslotte vestigen we de aandacht op een zeilbootje dat vermoedelijk gebruikt werd bij de levering van het touwwerk.
B. Het soort touwwerk en de plaats van levering
Dankzij de schulden die nog moeten betaald worden aan het sterfhuis, krijgen we een beeld van het soort touwwerk dat Joos Vermeire voornamelijk leverde en naar welke plaatsen hij zijn touwen uitvoerde.
Wat het soort touwwerk betreft, vinden we voornamelijk vissers- en schippersgewan (voor het los en vast touwwerk aan boord), repen (koord, kabel of scheepstouw) en selen (touwen). Het is duidelijk dat Joos Vermeire voornamelijk leverde aan de scheepvaart. Ook de plaatsen van levering waren op één na allen bereikbaar via de natuurlijke waterwegen, nl. Antwerpen, Mechelen en Dendermonde. Affligem vormt de uitzondering.
SCHETS 1: Plaats van afzet en soort touwwerk door Joos Vermeire, eind 16de,
begin 17de eeuw
C. De verdeling van de onroerende goederen[172]
Een jaar na het overlijden van Joos Vermeire besliste zijn weduwe Magdalena s' Hondst een deel van de onroerende goederen te verdelen in twee kavels. Kavel A bestond uit een behuisde hofstede die de weduwe zelf in het bezit hield. Kavel B bestond uit een hofstede met fruitbomen en spinbanen en kwam in handen van haar kinderen. Pieter Vermeire werd voogd over de minderjarige kinderen.
Pieter Vermeire[173] werd in 1593 geboren te Hamme als zoon van Joos Vermeire en Magdalena s' Hondts. Hij huwde met Maria van Keerschaver. Over de datum van zijn overlijden, hebben we geen zekerheid, maar het laatste document waarin hij vermeld wordt, dateert uit 1665.
Op 19 maart 1651 werd een staten van goed opgemaakt als gevolg van het overlijden van Maria van Keerschaver die vijf kinderen achterliet. De roerende en onroerende goederen werden overgegeven aan Pieter Vermeire, filius Joos.
A. Inventaris van de roerende goederen
Bij de inventaris van de roerende goederen werd geen onderscheid gemaakt tussen de plaatsen waar de goederen gevonden waren. In de opsomming vonden we volgende goederen:
- Item alle het gemieckt seel drayers werck
- Item xxv busselen kemp
- Item vijf ponden cleyn kempgaren
- Item xx busselen kemp werck
- Item omtrent xl ponden gesponnen kempgaren
- Item twee groote ballancen mette schaelen gewichten dienende tot het wegen van kemp en
seeldrayers wercq
- Item alle den alaam ende gereetschap van het seeldrayers ambaecht
Dankzij deze inventaris kunnen we aannemen dat Pieter Vermeire het beroep van zijn vader heeft overgenomen en eveneens touwslager geworden is. Het verschil met Joos Vermeire is dat Pieter over een winkel beschikte waar hij vermoedelijk zijn touwwerk verkocht. Ook beschikte hij over al het materiaal om de vezels tot touwwerk te spinnen, hoewel men hier niet gedetailleerd ingaat op het soort materiaal dat gebruikt werd bij het touwslaan.
B. Het soort touwwerk en de plaats van levering
Wat het soort touwwerk en de plaats van levering betreft, zien we een opmerkelijk verschil tussen Pieter en Joos Vermeire. Pieter voerde veel meer soorten touwwerk uit en de plaatsen waar hij leverde, lagen veel verder van Hamme vandaan. Toch waren de meeste plaatsen nog per boot bereikbaar.
Wat het soort touwwerk betreft, is het nog steeds het vissers- en schippersgewan (het los en vast touwwerk aan boord) dat het meest geleverd wordt. Daarnaast worden perdelijnen (het leidsel voor een paard), seelen (touwen), meulengewant (het touwwerk dat de molenaar gebruikt), lijnen (dun touw), hoprepen (?), heuferepen (hoeverepen ?), kemp en kempgaren uitgevoerd. We kunnen aannemen dat Pieter Vermeire voornamelijk touwen maakte voor de scheepvaart.
Op de 52 schuldenaars, aangeduid met woonplaats, die nog moeten betalen aan Pieter Vermeire voor de levering van touwwerk kwamen er tien uit Antwerpen en Brussel, vijf uit Rupelmonde en St-Amands, vervolgens drie uit Mechelen en Mariekerke, twee uit Lokeren, Malderen, lipello, Baesrode en Kalfort (gehucht van Puurs) en tenslotte telkens één uit Lisele, Wichelen, Eikevliet, Kruibeke, Ruysbroek, Basel, Puurs en Waasmunster. Hoewel in de 17de eeuw de schelde gesloten bleef en de touwslagerij op dat moment niet echt belangrijk was, zien we aan de hand van de leveringen van Pieter Vermeire dat zijn touwbedrijf uitbreiding kende en dus zeker niet wegkwijnde.
SCHETS 2: Plaats van afzet en soort touwwerk door Pieter Vermeire,
begin 17de eeuw
C. Aanvullende informatie over Pieter Vermeire
Pieter Vermeire was sinds het overlijden van zijn vader voogd over zijn jongere broers en zussen. Bij het overlijden van de vrouw van één van zijn broers in 1652 werd een staten van goed opgemaakt waaruit bleek dat ook zijn broer Adriaan het touwslaan beoefende, maar op een veel kleinschaligere basis dan zijn broer[174].
Het laatste document waarin sprake was van Pieter Vermeire was een document uit 1665 en handelde over een verkoopcontract. Pieter Vermeire werd wegens zijn blindheid geassisteerd door zijn zonen om het verkoopcontract op te maken[175].
III. PETRUS VERMEIRE (1634-1705)
Petrus Vermeire[176] werd geboren te Hamme in 1634 als zoon van Pieter Vermeire en Maria Van Keersgaver. Hij huwde met Marie Rogiers. In 1705 overleed hij te Hamme.
Bij het overlijden van zijn vrouw in 1682, die zeven kinderen achterliet, werd een staten van goed opgemaakt. De roerende en onroerende goederen werden overgegeven aan Petrus Vermeire.
A. Inventaris van de roerende goederen
De inventaris van de roerende goederen bevat o.a.:
- Effem twelf pondt kempen gaeren
- Effem alle de gereetschap dienende tot seeldrayen met den kemp ende vorc
Alhoewel de informatie niet zo uitgebreid is, kunnen we nog steeds aannemen dat Petrus Vermeire net als zijn vader en grootvader touwslager was.
Jammer genoeg geeft deze staten van goed geen opsomming van de schuldenaars die schulden hadden ten opzichte van het sterfhuis. We kunnen hier dus geen beeld geven van het soort touwwerk waarin Petrus Vermeire gespecialiseerd was en de plaatsen naar waar hij zijn touwwerk voornamelijk uitvoerde.
IV. GILLIS VERMEIRE (1680-1734)
Gillis Vermeire[177] werd geboren te Hamme in 1680 als zoon van Petrus Vermeire en Marie Rogiers. Hij huwde met Petronella De Wilde. Hij was de vader van Pieter Francis Vermeire die behandeld zal worden in het tweede hoofdstuk. Gillis overleed te Hamme in 1734. Zowel bij zijn dood in 1734 als bij de dood van zijn vrouw in 1747 werd een staten van goed opgemaakt wegens het achterlaten van minderjarige kinderen.
De eerste staten van goed, opgemaakt in 1734, is het meest uitgebreid. Bij zijn overlijden liet Gillis Vermeire vier kinderen achter. De roerende en onroerende goederen werden overgegeven aan Petronella de Wilde. Bij de tweede staten van goed in 1747 werden de twee oudste zonen Pieter Francis en Jacobus Vermeire voogd over hun twee minderjarige broertjes en werden zij houder van de roerende en onroerende goederen.
Ook hier merken we op dat de informatie in deze staten van goed van latere datum, verschillen toont met de staten van goed van vroegere datum. De lijst van roerende goederen is minder gedetailleerd opgesteld. De vindplaats van de goederen wordt niet vermeld en men plaatst verschillende goederen onder een verzamelnaam. Ook wordt niet of oppervlakkig ingegaan op de schulden die men nog schuldig is aan het sterfhuis, zodat we geen notie hebben van de plaatsen waar het touwwerk wordt afgezet en het soort touwen waarin men gespecialiseerd is. Veel meer wordt de nadruk gelegd op de schulden die het sterfhuis nog moet betalen aan derden en de begrafeniskosten.
A. Inventaris van de roerende goederen
Deze inventaris bevat o.a. volgende goederen:
- Item twee busselen kemp
- Item ses busselen kempencort
- Item een balance ende schaelen ende enigh gewant
- Item alle de seeldraaeijersgereetschap
- Item een schuijt
Alhoewel de informatie niet uitgebreid is, wordt er toch expliciet vermeld dat alle benodigdheden voor touwslagen aanwezig zijn, evenals kemp. In deze staten van goed kunnen we geen andere aanwijzingen vinden die de aandacht vestigen op een ander beroep dan zeeldraaien, dus kunnen we aannemen dat ook Gillis Vermeire het beroep van de vader heeft overgenomen. Dat Gillis Vermeire een winkel zou openhouden, wordt niet vermeld, maar wel vermoed omdat men spreekt over het coopwerk dat men vindt in het sterfhuis en tevens over een weegschaal met enig gewant (touwwerk of koopwaar). Tenslotte heeft de vermelde schuit mogelijk te maken met de leveringen van touwwerk. Over deze leveringen wordt nauwelijks gesproken met uitzondering van twee paragrafen waarin de schuld wordt vernoemd die nog moet worden afbetaald aan het sterfhuis voor de leveringen van een lijn en gaeren. Over de plaats van leveringen geeft deze bron geen duidelijkheid.
In de tweede staten van goed wordt verwezen naar de eerste wat betreft de roerende goederen, en gaat men uitgebreid in op de schulden van het sterfhuis. In verband met ons onderzoek is deze bron minder belangrijk.
Het touwslagersgeslacht Vermeire vestigde zich te Hamme in de 16de eeuw met als stamvader Simon Vermeire. Aan de hand van de analyse van de staten van goed konden we deze familie volgen doorheen twee eeuwen en konden we constateren dat zij steeds als beroep het touwslaan beoefenden. Dit was reeds duidelijk bij Joos Vermeire die het beroep uitoefende op het einde van de 16de, begin 17de eeuw. Onder zijn zoon Pieter Vermeire breidde het bedrijf uit in de 17de eeuw, een gegeven dat we kunnen afleiden uit de plaatsen waar het touwwerk werd afgeleverd en de soorten touwwerk die werden geproduceerd. Dat Petrus en Gillis Vermeire het touwbedrijf van hun vader en (over)grootvader verderzetten valt niet te betwijfelen, maar omtrent de uitbreiding van de handel worden we niet geïnformeerd wegens de afnemende informatie die we uit de staten van goed konden afleiden. Dat zij echter een bloeiend bedrijf overgelaten hebben aan hun zoon en kleinzoon Pieter Francis kunnen we aantonen aan de hand van het volgende hoofdstuk. Uit de informatie die we ter beschikking hebben, kunnen we tenslotte besluiten dat de Vermeires voornamelijk touw leverden op plaatsen die via de waterwegen bereikbaar waren en dat zij gespecialiseerd waren in het vervaardigen van scheepstouwen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[170] Bijlage, p. 188-190
[171] W. STEVENS, Akten en rekeningen aangaande wezen en diversen, deel I, pp. 173-179
[172] W. STEVENS, op. cit., deel I, pp. 157-172
[173] W. STEVENS, op. cit., deel II, pp. 17-23
[174] W. STEVEN, op. cit., Deel II, pp. 28-30
[175] W. STEVENS, Transcriptie van Register nr. 12, folio 131
[176] RAB, Oud archief Hamme, Nr. 815, folio 248-253
[177] RAB, Oud archief Hamme, Nr. 825, folio 199-200 (voor de staten van goed van 1734)
en RAB, Oud archief Hamme, Nr. 828, folio 77-78 (voor de staten van goed van 1747)