Het Taal Aktie Komitee: 25 jaar Vlaams-nationale prikken. (Koen Vanthournout)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL 1: OPRICHTING, DOELSTELLINGEN EN ORGANISATIE VAN HET TAAL AKTIE KOMITEE.

                  

                   In dit eerste, inleidende deel van deze eindverhandeling wordt stilgestaan bij het ontstaan van het Taal Aktie Komitee, bij zijn doelstellingen en zijn organisatie. Voor de ontstaansgeschiedenis en de bespreking van de doelstellingen werd vooral een beroep gedaan op werken. Voor de beschrijving van de organisatie van het T.A.K. werd dan weer vooral een beroep gedaan op de gedane interviews met Guido Moons, Bart De Valck en Arnout Van Den Broeck.[36]

 

 

Hoofdstuk 1: Oprichting van het Taal Aktie Komitee.

               

                   Op 26 maart 1972 trokken 187 Vlaams-nationalisten te voet van Gent naar D’Hoppe, een gehucht van Vloesberg.[37] Deze actie wordt algemeen aanzien als de stichtingsactie van het Taal Aktie Komitee, dat aanvankelijk ‘Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens’ werd genoemd. De stuwende krachten achter deze oprichting waren Piet de Pauw, Roger Van Ransbeeck en, vooral als geestelijke vader, ook Flor Grammens. Vooraleer verder te gaan met de ontstaansgeschiedenis van het Taal Aktie Komitee wordt eerst stil gestaan bij de figuren van Flor Grammens en Piet De Pauw, die veel meer dan Roger Van Ransbeeck een bepalende invloed hebben gehad binnen respectievelijk de Vlaamse Beweging en het Taal Aktie Komitee.

                   Flor Grammens[38] werd geboren op 13 april 1899. Na de lagere en middelbare school trok Grammens tijdens de Eerste Wereldoorlog naar de normaalschool van Sint-Niklaas. Deze school stond onder de leiding van de Vlaams-nationalistische directeur Amaat Joos. Na zijn opleiding werd hij in 1920 onderwijzer in het college van Ronse, een taalgrensgemeente. In diezelfde gemeente werd hij vanaf 1925 ook verantwoordelijke van het Davidsfonds. Voor deze organisatie[39] zou hij ook in 1927, samen met Jozef Goossenaerts, het comité ‘Taalgrens Wakker!’ oprichten. In 1930, bij het verschijnen van zijn eerste taalgrenskaart, was hij al uit het comité gezet omwille van zijn eigenzinnige manier van werken. Daarom had hij ook op zijn eentje de ‘Kristen-Vlaamsche Taalgrensaktie’ opgericht. Deze organisatie, die bestond uit een zestal afdelingen die elk een deelgebied van de taalgrens bestreken, voerden rond de taalgrens geregeld actie in het begin van de jaren ’30. Bedoeling was om op deze manier druk uit te oefenen op de Vlaamse parlementsleden die in 1932 de taalwetgeving rond de taalgrens aanpasten. Onder meer door deze acties werd in de wet opgenomen dat in gemeentes waar minstens 30% van de inwoners een andere moedertaal had dan de ambtstaal van de gemeente de externe tweetaligheid moest gehanteerd worden. Het zou voor Grammens een bittere pil zijn om te slikken toen 20 à 30 jaar later bleek dat dezelfde wetgeving de verfransing van de rand rond Brussel veroorzaakte. In 1934, Grammens was ondertussen benoemd tot inspecteur van Beroepsleergangen en Naschoolse Werken, viel de werking van de ‘Kristen-Vlaamsche Taalgrensaktie’ stil en vanaf dan zou Grammens vooral alleen werken.

                   Zo was hij vanaf 1937 vooral actief in Edingen, waar hij de Franstalige straatnaamborden meer dan eens overschilderde. Het hoorde bij zijn tactiek om zich zoveel mogelijk te laten oppakken, beboeten en zelfs opsluiten. Op deze manier werd Grammens ontzettend populair bij de Vlaamsgezinde studenten van de universiteit van Leuven. In navolging van Grammens gingen deze studenten, in de geest van Grammens, in het Vlaamse land Franstalige overheidsmededelingen gaan overschilderen. Dat dit wettelijk toegestane vertalingen waren, kon de studenten niet deren, hoe vaker ze opgepakt werden, hoe liever hun geestelijke leider het had.

                   Grammens zelf zou in 1939, als onafhankelijke lijsttrekker van de VNV-Antwerpen, meedoen aan de parlementsverkiezing. Hij haalde 4300 voorkeurstemmen, raakte verkozen en onder andere zijn bekendheid zorgde voor de overwinning van het VNV in Vlaanderen. Tijdens de oorlog zou Grammens collaboreren met de bezetter om de taalwetgeving te doen respecteren. En zo werd in augustus 1940 de Commissie voor Taaltoezicht opgericht. In december van hetzelfde jaar werd hij voorzitter van deze commissie die zich vooral op het onderwijs in Brussel zou richten. Door de werking van deze commissie zou het aantal leerlingen in Nederlandstalige klassen in Brussel stijgen van 19% tot 43%.[40] Eind oktober 1944 werd Grammens gearresteerd door de verzetstroepen. Hij bleef gevangen tot 23 april ’45, toen hem het werd toegestaan om zich in Bellem te vestigen. Op 4 mei werd Grammens echter opnieuw aangehouden en in december ’46 door de krijgsraad veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf en het levenslange verlies van zowel zijn burger- als politieke rechten.

                   Na zijn vervroegde vrijlating, in januari 1950, richtte Grammens het Grammensfonds op, dat voor de financiële basis zorgde waarop de V.V.B. (Vlaamse Volksbeweging) vanaf 1954 werd gebouwd. Grammens zelf was echter te veel ‘cavalier seul’ om nog binnen een organisatie zoals de V.V.B. te kunnen werken; hij werd daarom buiten het bestuur van de Vlaamse Volksbeweging gehouden. Na de Tweede Wereldoorlog zouden de acties (bv. Beschadiging van een ééntalig Franstalig paviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel, schilderacties in Schaarbeek en Vloesberg in 1971) van Grammens niet meer dezelfde weerklank vinden als voor de oorlog.

In 1971 kreeg Flor Grammens de André Demedts-prijs en zijn geboortehuis te Bellem werd ingericht als het Historisch Museum van de Vlaamse Strijd. Hij overleed op 28 maart 1985. Zijn zoon Mark Grammens zou via een boekenreeks ‘Aktueel’ en het maandblad ‘Journaal’ het werk van zijn vader enigszins verder zetten.[41]

  Piet de Pauw[42] werd enkele weken voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in België, op 26 april 1940, geboren in Luik. Van thuis uit kreeg Piet de Pauw het Vlaams-nationalisme niet mee. Dat groeide bij de scholier de Pauw die school liep in het Sint-Barbaracollege in Gent. Deze school was zeker in de jaren 1950 nog een eliteschool, waar de Franstalige bourgeoisie van Gent hun zonen naar toestuurde. Daar ontwikkelden zich bij de Pauw zijn Vlaams-nationale gevoelens. Omwille van zijn opstandig gedrag zou hij overigens enkele keren geschorst worden. Na zijn humaniorastudies in 1958 trok de Pauw naar de Gentse universiteit waar hij begon aan een rechtenstudie die hij ook succesvol afwerkte. Als student maakte hij deel uit van de Verbondswacht van de Gentse afdeling van het KVHV (Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond).

                   Na zijn legerdienst, in 1963, werd De Pauw actief binnen de Volksunie en de Gentse afdeling van de V.M.O. (Vlaamse Militanten Orde / Organisatie). Na het overlijden van de grote bezieler van de V.M.O., Wim Maes, trok hij zich uit deze organisatie terug. Ook de Volksunie zou Piet de Pauw de rug toe keren. Een eerste maal gebeurde dat in 1967 en na een korte terugkeer bij de VU-afdeling in Gavere, zegde hij in 1970 de VU voor meer dan twintig jaar vaarwel. Over deze beslissing zei Piet de Pauw in een interview met Weekend-Knack het volgende: ‘Ik geloof niet in de uiteindelijke eerlijkheid van de partijpolitiekers. Daar heb ik al lang mijn buik van vol, omdat je, hoe dan ook, kompromissen moet gaan afsluiten en je de radikale lijn niet kunt doortrekken. Ik heb ervaren dat de basismilitant bestendig wordt uitgebuit’.[43]

                   In 1972 lag Piet de Pauw aan de basis van de oprichting van het Taal Aktie Komitee, waarvan hij de eerste hoofdverantwoordelijke werd. In 1976 zou de Pauw het T.A.K. verlaten. Ondertussen had de Pauw binnen de schoot van het T.A.K. de V.R.B. (Vlaamse Republikeinse Beweging) opgericht, maar zowel over het ontslag van Piet de Pauw als over de V.R.B. volgt meer in deel 2 van deze thesis.

Na het defnitieve mislukken van de V.R.B. in 1981 zou de Pauw zich voor geruime tijd terugtrekken uit de actieve Vlaamse Beweging. In 1988 keerde hij voor een korte tijd terug, toen hij voor het Vlaams Blok actie voerde naar de gemeenteraadsverkiezing van dat jaar toe. Hij kon zich echter niet vinden in het rechts-radicalisme van de partij en stapte dan ook snel op. In 1994, tenslotte, zou de Pauw, opnieuw voor de gemeenteraadsverkiezing, als onafhankelijke kandideren op de Gentse Volksunielijst. Hij werd echter niet verkozen en is sindsdien niet langer (zichtbaar) actief binnen de Vlaamse Beweging.

 

                   Piet De Pauw en Roger Van Ransbeeck leerden elkaar eind 1970 kennen ten gevolge van de zaak-Georgin. Deze man was in september ’70 betrokken bij een heftig conflict in Laken tussen plakploegen van de FDF en V.M.O.-militanten die voor de Volksunie affiches aan het plakken waren. Tijdens het gevecht kreeg Georgin een hartaanval en overleed. In deze zaak werden negen Vlamingen vervolgd waaronder ook Roger Van Ransbeeck. Advocaat Piet de Pauw, die zelf nog lid was geweest van de Gentse afdeling van de V.M.O., nam de verdediging op zich van Van Ransbeeck. Tijdens hun gesprekken kwamen ze tot de conclusie dat het ‘gedaan was met de V.M.O.’[44] Het incident in Laken was niet meer dan de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. De echte oorzaken voor de malaise bij de V.M.O. waren de grote schuldenberg (door boetes) en de zwalpende leiding na het overlijden van Wim Maes. Volgens zowel de Pauw als Van Ransbeeck zou de ‘nieuwe’ V.M.O. niet langer dezelfde invloed kunnen uitoefenen als de ‘oude’ V.M.O. van Bob en Wim Maes. Bijgevolg was het voor de twee noodzakelijk dat er iets nieuws, maar vooral ook iets anders dan de V.M.O, zou komen.[45]

Zowel De Pauw als Van Ransbeeck konden al snel een aantal mensen rond zich verzamelen die wel oren hadden naar een nieuw initiatief, los van de V.M.O. Daarnaast sloten nog enkele andere bekende figuren uit de Vlaamse Beweging zich met hun vereniging aan bij wat toen nog ‘Aktiekomitee Brussel en Taalgrens’ of ‘Aktiekomitee Taalgrens’ werd genoemd. Zo waren er de ‘Vrienden van de Zwalm’ onder leiding van Marcel De Boe, het ‘Groenkomitee van de Vlaamse Ardennen’ van Paul Bakeland en twee Volksuniekernen uit Merelbeke (onder leiding van Roger Meysman) en Geraardsbergen (onder leiding van dr. Van Nieuwenhove) Praktische steun kreeg de nieuwe actiegroep vooral van het Vlaamse ziekenfonds Flandria. Deze groep, nog niet onder de naam ‘T.A.K.’, voerde in het begin van de jaren ‘70 geregeld actie aan het Oost-Vlaamse-Henegouwse gedeelte van de taalgrens. Zo kwamen ze in contact met Flor Grammens die in die tijd vooral in de Henegouwse gemeente Vloesberg de Franstalige straatnaamborden overschilderde.[46]

 

                   De rol van Grammens binnen de nieuwe actiegroep was eigenlijk niet zo groot. Toch is hij om drie redenen zeer belangrijk. Ten eerste gaf hij aan het T(aal) A(ktie) K(omitee) zijn naam; ten tweede zorgde hij door zijn aanwezigheid op de T.A.K.-acties voor een ruime persaandacht en ten derde kon hij zijn jarenlange ervaring ten dienste stellen van de nieuwe actiegroep, die zijn werk leek over te nemen. Grammens was, door zijn bekendheid, voor het Taal Aktie Komitee een nuttige figuur, die veel deuren opende en die ervoor zorgde dat de vereniging in het eerste jaar van zijn bestaan toch al behoorlijk wat bekendheid verkreeg. Zo kon het T.A.K., via Flor Grammens, in april 1972 ook een onderhoud hebben met minister van Binnenlandse Zaken, Renaat van Elslande, die een persoonlijke vriend was van Grammens.[47]

De wegen van Flor Grammens en het Taal Aktie Komitee zouden echter nog voor 1973 uit elkaar gaan. De redenen voor deze scheiding waren velerlei. Ten eerste was er een verschil in strategie. Grammens had het meer voor de diplomatische weg, terwijl de Pauw vooral met stunts wou uitpakken. Ten tweede botsten de twee sterke karakters van zowel Piet de Pauw als Flor Grammens te vaak met elkaar om een goede samenwerking te behouden en tenslotte waren zowel de Pauw als Van Ransbeeck niet echt tevreden met de vriendschap die er was tussen Grammens en minister Van Elslande, die in het eerste jaar vaak het mikpunt was van T.A.K.-acties.[i] In De Standaard van 28 november 1972 zou Flor Grammens de acties van het T.A.K ‘show-bluf’, noemen, ‘met gebroken potten voor de plaatselijke bevolking achteraf’.[48]

 

 

Hoofdstuk 2: Doelstellingen van het Taal Aktie Komitee.

 

Het einddoel van het Taal Aktie Komitee was de onafhankelijkheid van Vlaanderen. In het eerste nummer van de Taktivist werd deze onafhankelijkheid als volgt beschreven: ‘Wij willen en zullen aan deze nieuwe wereldorde deelnemen…als zelfschikkend volk en als onafhankelijk staat. Hoe onafhankelijk deze Vlaamse staat zal zijn? Zo onafhankelijk als eender welke andere staat…niet meer, maar ook niet minder’.[49] Tot dan en om aan de weg naar onafhankelijkheid te bouwen voerde het T.A.K. vooral actie voor de vernederlandsing van het bedrijfsleven, de integrale toepassing van de taalwetgeving te Brussel en de taalgrensgemeenten, de afschaffing van de faciliteiten, de overheveling van enkele wettelijk Franstalige gebieden terug naar Vlaanderen en amnestie voor repressieveroordeelden.[50] Dit was het basisprogramma dat het Taal Aktie Komitee bij zijn oprichting in 1972 wou gerealiseerd zien.

           

De grondwetsherziening van 1970 bepaalde dat de Cultuurraden verantwoordelijk werden gesteld voor de wettelijke regeling van het taalgebruik in het bedrijfsleven.[51] Deze regeling kwam tot stand in 1972-1973. De toepassing van dit decreet, dat de vernederlandsing van het bedrijfsleven in Vlaanderen beoogde, stond hoog op de agenda van het T.A.K.

Het decreet, dat bekend werd onder de naam ‘Septemberdecreet’[52], schreef voor dat ‘de te gebruiken taal voor sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, en voor de wettelijke voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, het Nederlands is.’[53] Dat gold voor ‘alle natuurlijke personen en rechtspersonen die een exploitatiezetel in het Nederlands taalgebied hebben of die personeel in het Nederlandse taalgebied tewerkstellen’.[54] Oorspronkelijk bepaalde enkel de plaats van de exploitatiezetel  welke de voertaal binnen het bedrijf was. Op deze manier kon een bedrijf echter enkel door het verhuizen van zijn exploitatiezetel naar Wallonië of Brussel de taalwetgeving omzeilen. Daarom diende Robert Vandezande een amendement in waardoor ook de tewerkstelling in het Nederlandse taalgebied onder het decreet viel.[55]

                   Het decreet was echter niet van toepassing op het volledige Nederlandse taalgebied. Een uitzondering op de regel vormden ‘de gemeenten of groepen van gemeenten palend aan een ander taalgebied en waar de wet het gebruik van een ander taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn, voorschrijft of toelaat’.[56] De facto betekende en betekent dat het Septemberdecreet in de Brusselse randgemeenten en in de Vlaamse taalgrensgemeenten niet van toepassing is.

Het Septemberdecreet bepaalt dus dat alle sociale betrekkingen in het Nederlands moeten gebeuren en dat alle wettelijke akten en bescheiden in het Nederlands moeten opgesteld worden. De lijst van al deze ‘wettelijke akten en bescheiden’ is veel te lang om in het kader van deze verhandeling opgenoemd te worden, maar ze is te vinden in een bijlage van het Mededelingenblad van het Verbond van Belgische Ondernemingen (V.B.O.) van 1973.[57] ‘Alle sociale betrekkingen’ betekenden alle mondelinge contacten tussen werkgever en werknemer, maar ook alle individuele documenten (vb. bediendecontract, getuigschrift bij ongeval), alle collectieve documenten (vb. CAO’s, dienstorders), geïnstitutionaliseerde betrekkingen (taalgebruik in vergaderingen, jaarverslag) en ook alle betrekkingen met diensten die hun oorsprong vinden in de arbeidsverhoudingen.[58]

   Het toezicht op deze wetgeving werd toevertrouwd aan de ambtenaren, belast met toezicht- en inspectieopdrachten, van de bevoegde ministeries en aan de ambtenaren van de Vaste commisie voor Taaltoezicht. In het kader van deze opdracht mogen deze ambtenaren onaangekondigd, zowel overdag als ’s nachts, de lokalen van een bedrijf controleren en met toestemming van de politie mogen ze ook de bewoonde lokalen onderzoeken.[59] Bedrijven die deze wet overtreden kregen eerst een waarschuwing, maar als de situatie niet veranderde dan volgden er sancties (vb. nietigverklaring van bijvoorbeeld ontslag, gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 maand en eventueel, bij weerspannigheid tegen de ambtenaren, tot vijf jaar; boetes van 26 tot 500 BEF).[60]

                  Belangrijk bij de bespreking van deze wetgeving was dat het Septemberdecreet de betrekkingen regelde tussen werkgever en werknemer en niet tussen de werkgever en de klant. Tegen anderstalige (de facto Franstalige natuurlijk) folders, anderstalige opschriften, anderstalig personeel kan het decreet niet ingeroepen worden. De relatie werkgever-klant kan immers volgens de grondwet niet door het decreet geregeld worden. Alleen voor facturen wordt een uitzondering gemaakt, aangezien een factuur aanzien wordt als een door de wet voorgeschreven akte.

 

                   De taalwetgeving over de taalgrens en Brussel kwam tot stand tussen november 1962 en juli 1963. Om deze wetgeving op een goeie manier te kunnen duiden, moet echter eerst dertig jaar teruggekeerd worden in de tijd, naar 1932. In dat jaar werd immers ook aan de taalwetgeving gesleuteld.

                   De taalwetgeving van 1932 over Brussel en de taalgrensgemeentes heeft een bepalende rol gespeeld in de verfransing van de randgemeentes. Deze wetgeving bepaalde dat Vlaanderen en Wallonië ééntalige gebieden waren, maar voor Brussel en de taalgrensgemeentes werd een uitzondering gemaakt. Deze uitzondering hield in dat het taalstatuut van een gemeente afhing van de talentelling gehouden in die gemeente. In die talentelling werd aan de bewoners gevraagd welke taal de ambtstaal van de gemeente moest worden. Dit werd beslist bij meerderheid van stemmen, maar als minstens 30% van de bewoners zich uitsprak voor een andere dan de gekozen ambtstaal dan kreeg deze gemeente een tweetalig extern statuut. Dat hield in dat de gemeenten in zijn communicatie naar buiten en naar de inwoners toe tweetalig moest zijn. Intern, bijvoorbeeld tijdens de gemeenteraad, mocht wel enkel de gekozen ambtstaal gehanteerd worden.[61] Dus niet alleen de financiële en electorale macht van de nieuwe inwoners veroorzaakte de verfransing, er was ook een wettelijk kader voor.[62]

                   In 1954 raakten de resultaten van de door de Vlamingen fel gecontesteerde talentelling van 1947 bekend. Volgens de Vlamingen waren de vragen op een manipulatieve

manier gesteld. Er mag ook niet vergeten worden dat deze telling slechts twee jaar na het

einde van de Tweede Wereldoorlog gehouden werd. Het Vlaams-nationalisme zat dus, zacht uitgedrukt, in nauwe schoentjes. Het resultaat van de talentelling was een nederlaag voor de voorvechters van het behoud van het Nederlands in Brussel en de randgemeenten. In drie ‘Vlaamse’ gemeentes, Ganshoren, Evere en Sint-Agatha-Berchem, werd immers Frans als officiële ambtstaal gekozen. Daarom werden deze gemeentes toegevoegd aan de Brusselse agglomeratie, die vanaf dan uit 19 gemeentes zou bestaan. In vier andere gemeentes, Drogenbos, Linkebeek, Wemmel en Kraainem, werd de grens van 30% bereikt waardoor daar de externe tweetaligheid werd ingevoerd.

                   Gedurende de rest van de jaren ’50 probeerden de Franstaligen via allerlei acties de verdere uitbreiding van de Brusselse agglomeratie te bewerkstelligen. Vanuit het Vlaamse kamp kwam echter sterk verweer. Vlaanderen had immers in de late jaren ’50 en vroege jaren ’60 een grote economische bloei gekend en stond bijgevolg veel sterker in zijn schoenen  dan in het begin van het decennium. Het Vlaams verzet tegen de uitbreiding van de Brusselse agglomeratie werd georganiseerd binnen het VABT, Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens. Dit comité zorgde voor de definitieve herlancering van de Vlaamse beweging.[63] Het concrete eisenpakket van het VABT was tweeledig. Ten eerste eiste men een gecontroleerde tweetaligheid in Brussel en ten tweede ijverde men voor de definitieve vastlegging van de taalgrens.[64]  Deze eisen werden kracht bijgezet door verschillende acties, waarvan de twee Marsen op Brussel de bekendste zijn, maar ook in Antwerpen werd een grote betoging georganiseerd.[65] Feit was dat de regering, onder leiding van Theo Lefèvre, de problematiek niet langer kon ontwijken.[66]

In november 1962 werd de taalgrens definitief vastgelegd en kwam er ook een nieuwe wetgeving voor het gebied rond de taalgrens tot stand. De belangrijkste bepalingen binnen de nieuwe wetgeving waren de overheveling van enkele gemeentes van de ene provincie naar de andere en het invoeren van een faciliteitenstelsel voor 25 gemeentes ter vervanging van de taalwetgeving van 1932. In onderstaande tabel wordt weergegeven om welke gemeentes en welke provincies het gaat.[67]

 

WVL. => HEN.

OVL. =>  HEN.

LIMB. =>  LUIK

HEN.  =>  BRAB.

LUIK  => LIMB.

LUIK  =>  BRAB.

* Moeskroen

* Lowingen

* Herzeeuw

* Dottenijs

* Komen

* Houtem

* Neerwaasten

* Waasten

* Ploegsteert

* Orroir

* Amengijs

* Rozenaken

 

* Korsworm

* Wouteringen

* Bitsingen

* Eben-Emaal

* Ternaaien

*Rukkelingen-aan-de-Jeker

* Wonk

* Bever

* Sint-Pieters-Kappelle

* Moelingen

* ’s-Graven-voeren

* Sint-Martens-Voeren

* Sint-Pieters-Voeren

* Remersdaal

* Teuven

* Attenhoven

* Eliksem

* Laar

* Landen

* Neerlanden

* Overhespen

* Neerhespen

* Overwinden

* Neerwinden

* Rumsdorp

* Waasmont

* Walbets

* Walshoutem

* Wange

* Wezeren

 

Samengevat komt het erop neer dat 24 Waalse gemeentes, 14977 hectare Waalse grond en 23250 Walen Vlaams werden en dat omgekeerd 25 Vlaamse gemeentes, 20284 hectare Vlaamse grond en 87450 Vlamingen Waals werden. Naast deze overhevelingen werden ook de grenzen van 27 gemeenten langs de taalgrens aangepast.[68]

Het faciliteitenstelsel dat in 25 gemeenten[69] werd ingevoerd, kwam, net als bij de zes faciliteitengemeenten rond Brussel, de facto neer op interne eentaligheid en externe tweetaligheid.[70]

                   Op Hertoginnedal werd in juli 1963 ook voor Brussel een compromis uitgewerkt. De Brusselse agglomeratie werd beperkt tot 19 gemeenten en er werd eveneens een gecontroleerde tweetaligheid ingevoerd. Daarnaast werden in zes Brusselse randgemeenten maatregelen getroffen ten voordele van de Franstalige inwoners, het zogenaamde faciliteitenstelsel.[71] Het ging om de vier gemeenten, waar reeds in 1954 na de talentelling de externe tweetaligheid werd ingevoerd, en nog twee nieuwe gemeenten,Sint-Genesius-Rode en Wezembeek-Oppem. ‘De Zes’, zoals ze later vaak genoemd werden en worden, vormden een apart arrondissement, los van Brussel of Vlaams-Brabant. De duur van deze regeling werd echter niet exact bepaald en daarin lag dan ook de kiem van nieuwe conflicten. De Franstaligen beschouwden deze regeling immers als een tussenstap en verwachtten dat deze zes gemeenten uiteindelijk toch nog zouden toegevoegd worden aan het tweetalige gebied van de Brusselse agglomeratie. De Vlamingen, daarentegen, zagen de faciliteiten als een tijdelijke, niet permanente oplossing.[72]

Het Taal Aktie zou vanaf 1972 ijveren voor een juiste toepassing van de hierboven beschreven taalwetgeving, maar tegelijk zullen ze ook eisen dat het faciliteitenstelsel wordt afgeschaft. Daarnaast zou het T.A.K. ook actie voeren om de gemeentes Moeskroen, Komen, Waasten, Neerwaasten en Ploegsteert terug te laten overhevelen naar de provincie West-Vlaanderen.

 

De amnestie-eis die het Taal Aktie Komitee vanaf 1972 geregeld naar boven zou brengen, was één van de dossiers die de Belgische politiek, zeker in de eerste drie decennia van de tweede helft van de twintigste eeuw, heeft beheerst.[73]

Na de tweede wereldoorlog werden er zo’n 75000 Belgen[74] vervolgd voor collaboratie met de Duitse bezetter. Vooral in de periode 1946 – zomer 1947 werden een groot aantal repressieprocessen gevoerd. Naast de processen werd deze periode vooral gekenmerkt door de politisering van het repressievraagstuk. De linkse regering (liberalen, socialisten, communisten) was voorstander van de harde aanpak van de collaborateurs. Op deze manier kon immers het politiek Vlaams-nationalisme een stevige hak gezet worden. De christen-democratische oppositie was gematigder in zijn oordeel over de collaboratie. Ook al omdat het verdwijnen van de Vlaams-nationalisten op het politieke vlak een mogelijke coalitiepartner minder zou betekenen.[75]

In de jaren ’50 verhevigden de tegenstellingen nog tussen links (liberalen, socialisten, communisten) en rechts (christen-democratie, Vlaams-nationalisten). In 1950 hadden de christen-democraten in België immers de absolute meerderheid verworven in het parlement en vormden zo een homogene regering, wat de polarisatie tussen links en rechts al behoorlijk versterkte. Daarbij kwam nog dat de christen-democratische regering een veel gematigder politiek voerde ten opzichte van de collaboratie. De linkse oppositie verweet de regering een regelrecht amnestiebeleid te voeren. De oorzaak voor deze gematigde politiek van vooral de CVP moet gezocht worden in de oprichting van de VU (Volksunie) in 1949. De CVP was bang dat een deel van haar aanhang terug zou keren naar de oude Vlaams-nationalistische stal en bijgevolg bezorgde de partij enkele Vlaams-nationale politici een plaats in het parlement. Door het amnestiedossier hoog op haar politieke agenda te zetten probeerde de CVP kiezers van de VU af te snoepen.[76]

                   Deze positie zorgde echter niet enkel voor conflicten met de partijen ter linkerzijde van het politieke spectrum, ook met de PSC kwam het geregeld tot spanningen. En zo raakte het amnestiedossier ook overgoten met een communautair sausje. De voornaamste oorzaak voor dit verschil tussen Vlaanderen en Wallonië is de verschillende perceptie van de collaboratie. In Vlaanderen werden collaborateurs vooral als politieke delinquenten gezien, terwijl ze in Wallonië werden aanzien als verklikkers, mensenjagers en moordenaars. Feit is dat in de jaren ’50 zowel de kloof tussen links en rechts als tussen Noord en Zuid dieper werd.[77]

                   Het aantreden van een Rooms-blauwe regering in 1958 en een Rooms-rode in 1961 zorgde ervoor dat het water tussen links en rechts tijdelijk minder diep werd. Zo werd in juni 1961 de Wet-Vermeylen goedgekeurd. Deze wet zorgde ervoor dat het voor de veroordeelde makkelijker werd om zijn of haar burgerrechten terug te krijgen. Het mislukken van de wetsontwerpen van Merlot (over oorlogsschade) en Spinoy (over pensioenen) maakten echter al snel duidelijk dat de opening om rond amnestie wetgeving uit te werken van korte duur was.[78]

Vanaf 1966 werd de tegenstelling tussen links en rechts en vooral tussen Noord en Zuid weer scherper. Oorzaak voor die nieuwe polarisatie was het electorale succes van de Volksunie. De CVP, het grootste slachtoffer van de opmars van de VU, probeerde door enkele amnestievoorstellen een deel van het VU-electoraat terug te winnen, maar tegelijk zorgde dat echter voor een hardere anti-amnestie opstelling van de BSP, PVV, PRL en zelfs geregeld ook de PSC. [79]

Deze periode zou zo’n 10 jaar duren. In deze periode werd ook het Taal Aktie Komitee opgericht en de amnestie-eis werd toegevoegd aan hun programma. Concreet eist(e) het T.A.K. het volgende: ‘Het T.A.K. wenst geen rehabilitatie van verklikkers en moordenaars, maar wel rechtsherstel voor de kleine man, die zich vanuit een eerlijke Vlaamse overtuiging op het terrein van de ideologische collaboratie heeft begeven en hiervoor op buitenmatige wijze werd bestraft door een staat die, via een ondemocratische, op willekeur gestoelde en juridische aanvechtbare rechtsbedeling, er duidelijk naar gestreefd heeft de Vlaamse beweging in haar totaliteit te vernietigen’.[80]

Met zijn amnestie-acties wilde het Taal Aktie Komitee dus niet alleen ijveren voor concrete maatregelen voor collaborateurs, maar tegelijk waren de amnestie-acties van het T.A.K. ook gericht tegen de Belgische staat die, volgens hen, door de repressie het Vlaams-nationalisme had willen uitroeien.

 

 

Hoofdstuk 3: het Taal Aktie Komitee: Structuur.

 

                   Over de structuur en organisatie van het Taal Aktie Komitee staat nagenoeg niets op papier. Het ontbreken van een duidelijke structuur binnen het T.A.K. is daar waarschijnlijk de grootste oorzaak van.  De minimale organisatie die er wel is, wordt hier in het volgende hoofdstuk besproken, dit op basis van de interviews met Guido Moons, Bart De Valck en Arnout Van Den Broeck.[81]

 

                   Het Taal Aktie Komitee koos er voor om geen ledenorganisatie te worden. De oprichters van het T.A.K. hadden daar eigenlijk een dubbele reden voor. Zowel Piet De Pauw als Roger Van Ransbeeck hebben nog deel uit gemaakt van de V.M.O[82] en waren zo ook op de hoogte van de problemen dat dit meebracht. Het gerecht had immers ooit fichebakken met daarin ledenlijsten van de V.M.O in beslag genomen en zo hadden verschillende leden last gekregen met het gerecht[83] en had de V.M.O. verschillende boetes gekregen waardoor de vereniging het hoofd financieel nog moeilijk boven water kon houden. Om problemen met het gerecht te kunnen beperken, vond het T.A.K. het aangeraden om geen ledenorganisatie te worden.

                   De tweede reden was de doelstelling die het T.A.K. zich gesteld had om een overkoepelende organisatie te worden. Ze wilden anders zijn dan het O.V.V.[84], dat vooral een discussieorgaan was en wilden voornamelijk alle Vlaamsgezinden verzamelen om samen actie te voeren. Onder die Vlaamsgezinden werden zowel verenigingen (Were Di, Voorpost, Arbeid) als individuen gerekend. In de late jaren ’70 zou het T.A.K. overigens beslissen om enkel nog met enkelingen te werken. Als bijvoorbeeld Luk Vermeulen, de actieleider van Were Di en Voorpost, wou meedoen aan een T.A.K.-actie, dan mocht dat, maar niet langer als een onderdeel van Were Di, maar gewoon als Vlaams-nationalist. Deze maatregel werd ingevoerd omdat sommige verenigingen van de T.A.K.-acties profiteerden om hun eigen vereniging of hun standpunten (vooral rechtse) naar buiten te brengen.

Iedereen die op een bepaald moment deelnam aan een actie van het T.A.K. moest als een Takker beschouwd worden. Dat had het gevolg dat het Taal Aktie Komitee soms niet duidelijk wist wie nu eigenlijk zijn militanten waren.[85]

 

                   De werking van het Taal Aktie Komitee werd voor een groot deel bepaald door de T.A.K.-raad, die maandelijks vergaderde en tijdens deze bijeenkomsten werden de afgelopen acties besproken en werd er bekeken welke acties er in de toekomst konden gedaan worden. Dat lag niet altijd even makkelijk aangezien het Taal Aktie Komitee met hun acties altijd snel op de politieke actualiteit wilden inspelen. Daarnaast kwamen ook de finaniciële toestand van het T.A.K. en eventuele interne problemen aan bod tijdens deze vergaderingen. Ook werd er informatie gegeven over wat er, naast het T.A.K., in andere Vlaams nationale verenigingen, zoals de V.V.B.[86] of het O.V.V.[87], gebeurde. Op die manier wou het Taal Aktie Komitee er voor zorgen dat het op de hoogte was van de  thema’s die binnen de brede Vlaamse Beweging aan bod kwamen en zo, eventueel, ook op andere verenigingen kon inspelen.

                   De T.A.K.-raad bestond niet uit een vast aantal personen. Nieuwe ‘leden’ werden alleen opgenomen in de raad als ze van nut bleken voor het Taal Aktie Komitee. En belangrijker nog was dat ze blijvend nuttig waren. Het T.A.K. was immers een organisatie die een groot verloop kende. Veel van de T.A.K.-militanten waren studenten en eenmaal aan het werk en/of getrouwd, stopte heel vaak hun engagement. Sommigen bleven echter mee actie voeren en als de T.A.K.-raad vermoedde dat iemand van blijvend nut kon blijken voor het Taal Aktie Komitee, dan werd die persoon eerst aangesteld als regioverantwoordelijke.

                   De regioverantwoordelijke had als taak om binnen een bepaald gebied in Vlaanderen zoveel mogelijk mensen warm te maken om mee te doen aan een T.A.K.-actie. Deze functie was overigens van groot belang voor het Taal Aktie Komitee. Als deze man of vrouw zijn taak niet naar behoren uitvoerde, kreeg het T.A.K. in die regio geen voet aan de grond. Het Taal Aktie Komitee had immers niet echt andere kanalen om militanten te werven. Een vereniging zoals de V.V.B., die wel een ledenwerking had, kon door het organiseren van allerlei ledenactiviteiten zorgen voor de uitbouw van de vereniging. Het T.A.K. deed enkel acties en moest het voor vers bloed dus vooral hebben van hun verantwoordelijken die in een bepaalde regio de mensen aanspoorde om deel te nemen aan de T.A.K.-acties. Iemand die, als regioverantwoordelijke, had bewezen wat hij waard was voor het T.A.K. kon dan na een tijd eventueel gevraagd worden voor de T.A.K.-raad. Bart De Valck merkte trouwens op dat veel mensen goede krachten waren voor ze regioverantwoordelijke werden, maar eenmaal ze het waren, het dan lieten afweten.

 

                   Voor een actie werd iedereen via de telefoon, via sms of via e-mail verwittigd. Men koos ervoor om dat nooit via briefwisseling te doen omdat men vreesde dat zo veel acties zouden bekend raken bij de overheidsdiensten. De informatie die een Takker meekreeg was heel miniem. Hij of zij wist op welk uur en op welke plaats hij moest zijn. Die plaats was nooit de plaats waar men actie zou voeren, maar ergens in de buurt. Daar werd uitgelegd waarom de actie werd gevoerd en wat er juist ging gebeuren. Daarna werden de taken en het materiaal (verfborstels, affiches, kettingen,…) verdeeld en volgde de actie. Meestal ging het om prikacties waarin men, vaak via een toneeltje, mistoestanden aan de kaak stelde.

                   De uitleg over een actie was nogal kort. Mensen die niet echt de problematiek volgden, zouden bijgevolg soms niet begrepen waarover een actie nu eigenlijk ging. Het T.A.K. richtte zich immers vaak op heel specifieke dossiers of wetteksten. Er werd door het Taal Aktie Komitee dan ook verwacht dat een militant wel degelijk op de hoogte was van (meestal) de politieke context van een actie. Op deze manier wilde het T.A.K. relschoppers en sensatiezoekers van zijn acties weghouden. Ook het vaak ludieke karakter van een actie zorgde er voor dat stoere mannen (of vrouwen) niet echt aangetrokken werden tot de acties van het Taal Aktie Komitee. En deze manier van werken bleek redelijk succesvol. In de meer dan dertig jaar dat het T.A.K. nu reeds bestond, is er slechts één geval geweest, waarbij een jonge man alleen maar om rel te schoppen meedeed aan een T.A.K.-actie. Het zou dan ook zijn enige T.A.K.-actie worden.

                   Na de actie kwamen alle actievoerders terug samen en werd er gecontroleerd of er eventueel militanten waren opgepakt. Indien dat zo was, probeerde men contact te leggen met de politie en als de zaak echt ernstig was, werden er ook volksvertegenwoordigers, die het T.A.K. gunstig waren gezind, verwittigd. Er werd in elk geval voor gezorgd dat iemand die vrij kwam, sowieso naar huis kan. Er was altijd iemand van het Taal Aktie Komitee die buiten wachte op de opgepakten. Er werd de militanten altijd aangeraden om geen verklaring af te leggen, als de politie hen daarom vroeg. Meestal legde de T.A.K.-verantwoordelijke dan in naam van de groep een verklaring af.

                   De problemen met de politie waren vaak niet echt groot, aangezien de meeste officieren en agenten het Taal Aktie Komitee en zijn verantwoordelijken kenden. Meestal lieten ze dan ook de actie gebeuren, omdat ze ook wisten dat eenmaal de actie gedaan was, ze effectief ook gedaan was. In streken waar de politie niet echt vertrouwd was met het T.A.K. kwamen vaak nog de grootste problemen voor omdat ze niet echt goed op de hoogte waren van de werking van het Taal Aktie Komitee.

 

                   Als een T.A.K.-actie toch een gerechtelijk staartje kreeg, dan zorgde het boetefonds van het Taal Aktie Komitee er voor dat een militant nooit zelf de rekening (het ging immers bijna altijd over boetes) van een veroordeling moesten betalen. Het Taal Aktie Komitee probeerde natuurlijk om die veroordelingen zoveel mogelijk te vermijden. Bij acties was het dan ook nooit de bedoeling om blijvende schade aan te richten. Affiches die geplakt werden, waren achteraf makkelijk te verwijderen en als er kalk werd gebruikt, dan was die ook wegwasbaar. Als er toch een boete moest betaald worden, dan sprong dus het boetefonds tussen. Een groot deel van het geld dat het Taal Aktie Komitee binnen kreeg, ging dan ook naar dat boetefonds. Dat geld kwam tot en met 1995 voor een deel van de winst die het T.A.K. maakte met ‘de Taktivist’.[88] Toen in 1996 ‘de Taktivist’ opging in Doorbraak van de V.V.B. kreeg het T.A.K. van de V.V.B. jaarlijks de winst die ze vroeger had met ‘de Taktivist’ teruggestort.[89] Daarnaast kon het Taal Aktie Komitee ook rekenen op mensen die maandelijks of jaarlijks een gift stortten op de T.A.K.-rekening. Het belangrijkste aandeel van zijn budget verzamelde het T.A.K. echter via omhalingen op bedevaarten en zangfeesten. Een deel van dat geld werd dus gebruikt voor het betalen van boetes; de rest werd besteed aan de werkingskosten van het Taal Aktie Komitee. Er werd overigens niemand betaald voor zijn werk binnen het T.A.K. Zowel de gewone militant als de nationaal-verantwoordelijke deed dit op volledig vrijwillige basis.

 

                   Hierboven werd reeds het tijdschrift ‘de Taktivist’ vermeld. In 1974 verscheen het voor het eerst als een stencil, daarna werd het een vouwblad en vanaf 1976 werd het een echt tijdschrift met een omvang die varieerde tussen 8 en 30 bladzijden. Op het einde van 1995 verdween het tijdschrift, dat tot dan tweemaandelijks verscheen. In plaats daarvan kreeg het Taal Aktie Komitee zijn eigen actiebladzijde binnen het V.V.B-tijdschrift ‘Doorbraak.‘ De Taktivist’ was het belangrijke communicatiemiddel tussen de leiding van het T.A.K. en de Takkers, maar vooral ook tussen het T.A.K. en zijn sympathisanten.

                   Het tijdschrift bevatte altijd artikels over afgelopen acties, oproepen voor acties in de toekomst, lezersbrieven, berichten over de regionale T.A.K.-werking en een artikel van de T.A.K.-raad zelf over de gebeurtenissen van de voorbije twee maanden (‘Onze Lijn’). Daarnaast waren er vaak nog artikels over verwante groeperingen, verwante volkeren (Basken, Welshmen, Bretoenen, blanke Zuid-Afrikanen, Schotten) en bekende figuren uit de Vlaamse Beweging of Vlaams politiek. Voor het overige werden de bladzijdes nog gevuld met korte berichtjes, spotprenten en vooral met reclame. Deze zorgt zowel  voor de werking van ‘de Taktivist’ als die van het T.A.K. zelf, althans voor een gedeelte.

                   ‘De Taktivist’ werd voor een heel groot deel geschreven door leden van de T.A.K-raad. De opmaak werd verzorgd door vrijwilligers. Hier moet dan onder andere ook de oorzaak gezocht worden voor het verdwijnen van de Taktivist. Vanaf 1996 kwam het T.A.K. immers onder de leiding van Bart De Valck en in het interview met De Valck werd duidelijk dat hij het vol krijgen van zo’n Taktivist een vervelende opdracht vond. De steeds hechtere samenwerking met de V.V.B. en de dalende oplage van ‘de Taktivist’ zorgden uiteindelijk voor het opgaan van ‘de Taktivist’ in ‘Doorbraak’. Er was zelfs een plan om ‘Doorbraak’ in krantenkiosken te verkopen, maar dat ging uiteindelijk niet door.

 

                   In het eerste hoofdstuk van het eerste deel van deze thesis is de directe aanleiding voor de oprichting van het Taal Aktie Komitee besproken. Het belangrijkste dat uit dat eerste hoofdstuk kan afgeleid worden is dat zowel Piet de Pauw als Roger van Ransbeeck na de affaire-Georgin tot de conclusie kwamen dat er iets nieuws en iets anders in de plaats van de V.M.O. moest komen. Het tweede hoofdstuk besprak de doelstellingen die het Taal Aktie Komitee zich stelde bij zijn ontstaan. Daarnaast werd in dit hoofdstuk ook de bredere ontstaanscontext (onvrede over de amnestiepolitiek en de wetgeving rond Brussel en de taalgrens van 1962-1963) van het T.A.K. duidelijk. In het derde hoofdstuk tenslotte werd stilgestaan bij de minimale organisatie van het Taal Aktie Komitee. In dit laatste hoofdstuk is nog niet stilgestaan bij de verschillende allianties die het T.A.K. heeft gesloten met andere verenigingen. Deze allianties en de evolutie van het T.A.K van 1972 tot 1997 zullen besproken worden in Deel 2 van deze eindverhandeling.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[36] Interview met Guido Moons, 28 augustus 2003 en Interview met Bart De Valck en Arnout Van Den Broeck, 6 maart 2004.

[37] “Indrukwekkende voetmars naar afgegrendeld D’Hoppe” in Gazet van Antwerpen, 26/03/72, p.1,10  en  Kijk- en Leesboek, p.13.

[38] WILS, LODE. “Grammens, Flor (eigenlijk Florimond)” in Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998, 1348-1350 en LENTDECKER, LOUIS de. Flor Grammens 1899-1985: rebel die zijn revolutie overleefde. Brussel, 1985. 

[39] Ook de Vlaamse Toeristenbond en het Algemeen-Nederlands Verbond lagen aan de basis van dit initiatief.

[40] DE METSENAERE, M. “Vaste Commissie voor Taaltoezicht”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, III (1998) 3172-3175.

[41] ABICHT, LUDO. “Grammens, Mark”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, II (1998) 1350-1352.

[42] DE WEVER, BART. “De Pauw, Piet”.Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, II (1998) 2401-2402.; ANTWERPEN. Archief en museum van het Vlaams Cultuurleven. Taalaktiekomitee (T1038), map 1 en CUYPERS, H. en VERACHTERT, H. Kijk- en Leesboek. 10 jaar T.A.K. Leuven, 1982, 14.

[43] ANTWERPEN. Archief en museum van het Vlaams Cultuurleven. Taalaktiekomitee (T1038), map 1.

[44] “Roger Van Ransbeeck, Takker van het eerste uur”, Dossier: TAK, 25 jaar Vlaams-nationale straatagitatie. Bijlage bij Doorbraak (april 1997) 4-5..

[45] Idem.

[46] “De wortels van TAK”, Dossier: TAK, 25 jaar Vlaams-nationale straatagitatie. Bijlage bij Doorbraak. (april 1997) 2.

[47] CUYPERS, VERACHTERT. Kijk- en Leesboek, 13-15.

[48] “Lezersbrief van Flor Grammens”, De Standaard (28/11/72) 9 en CUYPERS, VERACHTERT. Kijk- en Leesboek, 15.

[49] “Onze Lijn… Ter inleiding van dit eerste nummer, zetten wij in het kort de bakens uit van onze beginselen”, De Taktivist (01/76)  3.

[50] “Onze Lijn”, De Taktivist, (01-02/84) 2.

[51] SENELLE, R., VAN DE VELDE, E. “Staatshervorming”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, III (1998) 2825-2839.

[52] Het decreet kreeg immers kracht van wet door de publicatie in het Staatsblad van 6 september 1973.

[53] LINDEMANS, RENARD, VANDEVELDE, VANDEZANDE. De taalwetgeving in België. Leuven, 1984, 250.

[54] Idem.

[55] Robert Vandezande werd in 1971 gecoöpteerd senator voor de Volksunie en zou dat blijven tot 1985. Hij ontpopte zich samen met Frans Baert tot taalwetgevingsspecialist binnen de Volksunie. Voor zijn senatorschap was Vandezande reedscactief in de V.V.B. (Vlaamse Volksbeweging), het  VABT (Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens) en het O.V.V. (Overlegcentrum van  Vlaamse Verenigingen) waarvan hij lid was van het presidium tussen 1967 en 1971. Na zijn politieke carrière bleef Vandezande actief in de Vlaamse Beweging. Hij was nog ondervoorzitter van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie en medewerker van het Vlaams Komitee voor Brussel. Hij overleed op 17 januari 2001. Zie: BAERT, F., CUYPERS, H. “Vandezande, Robert”. Nieuwe Encyclopeide van de Vlaamse Beweging. III (1998) 3164.

[56] LINDEMANS, RENARD, VANDEVELDE, VANDEZANDE. De taalwetgeving in België. Leuven, 1984, 235.

[57] Het taalgebruik in de ondernemingen – Commentaar – Bijlage van de Mededelingen van het V.B.O. XXX (30/12/73).

[58] LINDEMANS, RENARD, VANDEVELDE, VANDEZANDE. De taalwetgeving in België. Leuven, 1984,  240.

[59] Het was vooral dit onderdeel van de wetgeving die bij de Franstalige pers kwaad bloed zette. Ze vonden dat deze methodes leken op wat de fascistische régimes deden in de jaren ’30 en 40.

[60] LINDEMANS, RENARD, VANDEVELDE, VANDEZANDE. De taalwetgeving in België. Leuven, 1984,  260.

[61] Voor de hoofdstad werd nog een andere regeling getroffen. De Brusselse agglomeratie, bestaande uit 16 gemeentes, kreeg een tweetalig statuut, maar die tweetaligheid was niet vereist voor de interne administratie. Aangezien de Franstaligen de Brusselse gemeentebesturen beheersten, konden zij gemakkelijk het Frans bevoordelen ten opzichte van het Nederlands en zo bleef van de tweetaligheid van Brussel de facto niet veel meer over. 

[62] DETANT, A. “Randgemeenten”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, II (1998) 2536-2538.

[63] Bij de wetgevende verkiezingen van 1958 had de Volksunie slechts 1 zetel (voor Frans van der Elst) gehaald. In 1961 waren er dat al 7 (5 in de Kamer en 2 in de Senaat) en in 1965 al 17 (12 in de kamer en 5 in de Senaat).

[64] HAAGDORENS, L. “Vlaams aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, III (1998) 3307-3309.

[65] De eerste Mars op Brussel vond plaats op 22 oktober 1961, de tweede op 14 oktober 1962. Een goed jaar later, op 9 november 1963, ging de derde grote VABT-betoging in Antwerpen door.

[66] DETANT, A. “Randgemeenten”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, II (1998) 2539-2541.

[67] DEWEERDT, M. “Taalgrens”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, III (1998) 2956-2960.

[68] Het gaat om Nieuwkerke (Clef d’Hollande=>Ploegsteert), Ploegsteert , Komen (Kruiseik=>Wervik), Wervik, Rekkem (Risquons-Tout=>Moeskroen), Moeskroen, Elzele (Broeken, Koekomere, La Haute=>Ronse), Ronse, Vloesberg (d’Hutte=>Opbrakel), Opbrakel, Twee-Akren (Akrenbos=>Bever, Donkerstraat en Haie de Viane=>Viane), Bever (Groenstraat en Warresaert=>Bassily), Viane, Zullik, Eigenbrakel (linkerkant van Steenweg op Alsemberg=>Sint-Genesius-Rode), Sint-Genesius-Rode (Kwaadrode=>Eigenbrakel., Terhulpen (’t Rot en Nieuw-Bakenbos=>Hoeilaart), Hoeilaart, Overijse (La Corniche=>Terhulpen), Zittert-Lummen (Elst=>Hoegaarden), Hoegaarden, Montenaken, Cras-Avernas, Rutten (Noorderstrook uit Othée=>Rutten), Elch, Sluizen (Haut-Vinâve=>Glaaien) en Glaaien. Zie NEIRYNCK, M., VAN MECHELEN, F. Taalgrensonderzoek in België. Antwerpen, 1973, 39.

[69] Het gaat om Komen, Houtem, Neerwaasten, Waasten, Ploegsteert, Mesen, Moeskroen, Lowingen, Herzeeuw, Dottenijs, Spiere, Helkijn, Ronse, Vloesberg, Bever, Mark, Edingen, Lettelingen, Herstappe, Moelingen, ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren, Sint-Pieters-Voeren, Remersdaal en Teuven. In 1963 kwamen daar dus ook nog Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Wemmel, Wezembeek-Oppen en Sint-Genesius-Rode bij. Zie NEIRYNCK, M., VAN MECHELEN, F. Taalgrensonderzoek in België. Antwerpen, 1973, 37-38.

[70] Eigenlijk is de wetgeving voor de zes faciliteitengemeenten rond Brussel vooral gebaseerd op deze wetgeving. Enig verschil met de wetgeving over ‘de Zes’ is dat gemeentelijke akten voor inwoners van vier van de Zes (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Wemmel) opgesteld worden in de taal die de inwoner verkiest en dat dit in de andere faciliteitengemeentes (dus ook in Wezembeek-Oppem en Sint-Genesius-Rode) in de ambtstaal van de gemeente gebeurt.

[71] De basisregel van de wetgeving was dat op het interne vlak alle gemeentelijke diensten van de faciliteitengemeentes het Nederlands moesten gebruiken. Dit gold ook voor de betrekkingen met diensten in het Nederlands taalgebied en Brussel. Verder werd er bepaald dat alle berichten, mededelingen en formulieren die uitgingen van deze gemeentelijke diensten zowel in het Nederlands als in het Frans moesten gesteld worden. In het directe contact (aan het loket, getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen) met de inwoners moesten de diensten de taal gebruiken die de inwoner verkoos. Het personeel van deze diensten moest dan ook via diploma’s, getuigschriften of een taalexamen bewijzen dat ze voldoende kennis van de andere landstaal bezitten. Op het vlak van onderwijs bepaalde de wet dat in gemeentescholen het Nederlands de voertaal werd, maar dat er toch les in het Frans kon gegeven worden als dat de moedertaal was van de leerlingen en als er 16 gezinshoofden om vroegen. Om te vermijden dat Franstaligen uit de rand rond Brussel hun kinderen naar deze scholen zouden sturen, werd er een restrictie ingevoerd. Franstalig onderwijs was enkel mogelijk wanneer het gezinshoofd in één van de zes faciliteitengemeentes verbleef. Daarnaast moest ook de andere landstaal intensiever onderwezen (in de tweede graad vier uur per week en in de derde graad acht uur per week) worden dan elders in België.

De controle op deze wetgeving zou worden uitgevoerd door de Vaste Commisie voor Taaltoezicht (VCT) en de vice-gouverneur van Brabant.

[72] DETANT, A. “Randgemeenten”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, II (1998) 2545.

[73] HUYSE, L. “Amnestie”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I (1998) 271-290.

[74] 33000 mensen verkregen via genade (Recht dat de koning, de facto minister van justitie, heeft om straffen kwijt te schelden of te verminderen; de veroordeling blijft wel behouden op het strafblad) of eerherstel (Beslissing van de rechter die de gevolgen van een gerechtelijke veroordeling in de toekomst vernietigt) strafvermindering.

[75] HUYSE, L. “Amnestie”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I (1998) 283-284.

[76] Idem.

[77] HUYSE, L. “Amnestie”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I (1998) 284-2853

[78] HUYSE, L. “Amnestie”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I (1998) 285-286.

[79] HUYSE, L. “Amnestie”. Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I (1998) 286.

[80] “Onze Lijn”, De Taktivist (11-12/84) 2-3.

[81] Interview met Guido Moons, 28 augustus 2003 en Interview met Bart De Valck en Arnout Van Den Broeck, 6 maart 2004.

[82] Vlaamse Militanten Or(de)(ganisatie).             

[83] Als lid van een vereniging ben je immers mee verantwoordelijk voor datgene wat de vereniging doet.

[84] Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen.

[85] Dit probleem is nu niet meer zo groot, aangezien het aantal deelnemers aan T.A.K.-acties gedaald is.

[86] Vlaamse Volksbeweging.

[87] Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen.

[88] Verdere informatie over ‘de Taktivist’ volgt verder in dit hoofdstuk.