De politieke besluitvorming bij de Staten van Vlaanderen, 1670 – 1680. (Marijn Follebout)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 3. Bronnenbespreking.

 

Resolutieboeken met de lopende zaken besproken in de zittingen van de Leden en Staten van Vlaanderen werden pas sporadisch opgemaakt in de tweede helft van de zestiende eeuw.  Het eerste resolutieboek dateert van 1564[3].  Pas vanaf 1624 werd begonnen met de inrichting van een centraal Statenarchief in het Gentse stadhuis[4].  In de praktijk bleef er doorheen de eerste helft van de zeventiende eeuw een grote versnippering bestaan.  Pas vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw werd steeds van elk resolutieboek een kopie in het archief te Gent neergelegd[5].  Men vergaderde ook steeds meer te Gent, zodat de originele resolutieboeken ook in het archief terechtkwamen.

 

21 resolutieboeken en 2 indiceboeken of 19.000 pagina’s of een gemiddelde van 826 pagina’s per resolutieboek[6].  Pagina na pagina werden de boeken doornomen.  De indiceboeken ,of de boeken waarin de korte inhoud van de resolutieboeken stond, waren daarbij een zekere hulp.  Als een onderwerp in de indiceboeken werd aangeraakt, dan was het meestal belangrijk.  De aanduiding van de resolutieboeken fungeerde dus als kapstok.  Er was slechts één moeilijkheid aan de indiceboeken.  Er wordt slechts een klein percentage resoluties vermeld in de indices.  Deze boeken werden in de eerste helft van de achttiende eeuw opgemaakt door een pensionaris verbonden aan de Staten van Vlaanderen.  De indiceboeken moesten fungeren als een gebruiksmiddel om snel iets terug te vinden in de resolutieboeken.  Ze bevatten dus een selectie uit het resolutieboek.  In de achttiende eeuw werden die zaken belangrijk geacht waarvan men dacht dat men ze nog kon gebruiken om naar te verwijzen in de resoluties. 

Het is onmogelijk om zonder voorafgaande pagina-aanduiding een resolutie terug te vinden in de resolutieboeken.  Daarom hebben we geopteerd om deze resolutieboeken pagina na pagina door te nemen.  De resolutieboeken kennen geen structuur.  Alles werd er na mekaar in neergeschreven.  Brieven tussen resoluties.  Resoluties tussen beraadslagingen.  Het schrift zelf hangt af van pensionaris tot pensionaris.  De pensionarissen van de plaats waar werd vergaderd, werden om beurten belast met het schrijfwerk.  De een schreef verzorgd en sierlijk, de ander kinderlijk en slordig.  In het begin van het archiefwerk vlotte het transcriberen niet zo goed.  Twee maanden later (december 2001) ging het van de ene dag op de andere opeens wonderwel om de resolutieboeken te lezen.  Dit kwam niet doordat er een andere pensionaris het resolutieboek had volgepend en dat er dus een ander schrift gehanteerd werd.  Het was gewoon een klik in mijn hoofd.  De letters vielen opeens allemaal op hun plaats.

 

Vaak, maar zeker niet altijd, werd bij de aanvang van het resolutieboek de opsomming van de aanwezige vertegenwoordigers gegeven.  De geestelijke vertegenwoordigers werden het eerst opgesomd.  In normale omstandigheden waren er drie.  De rest van de Leden telden twee vertegenwoordigers.  De locatie van de Ledenvergadering kwam meestal overeen met het eerstvermelde Lid na de geestelijkheid[7].  Maar dit is geen algemene regel.  Er zijn teveel uitzonderingen waar te nemen.  Aangezien er uitzonderingen zijn, zal er een andere oorzaak moeten gezocht worden voor de wisseling van de vermelding van de Leden na de geestelijkheid.  Misschien kan deze gezocht worden met betrekking tot het voorzitterschap.  De locatie van de vergadering kwam meestal overeen met het Lid die de vergadering voorzat.  Toch zijn er uitzonderingen.  Zo is het aantoonbaar dat Ieper de vergadering heeft voorgezeten toen de vergadering in het stadhuis van Brugge zetelde[8].  Deze uitzonderingen komen overeen met de uitzonderingen bij de opsommingen.  Daarom denken we dat men kan aannemen dat het eerstvermelde Lid achter de geestelijkheid de voorzitter van de vergadering is.  Indien dit zou kloppen, dan is[9]:

Deze cijfers spreken in elk geval voor zich.  Het staat zo goed als vast dat Gent vaak het voorzitterschap op zich nam.  In de achttiende eeuw nam Gent zelfs voortdurend het voorzitterschap op zich[10].  Indien het juist is dat het eerstvermelde Lid na de geestelijkheid de voorzitter is, dan geven deze cijfers waarschijnlijk een tamelijk betrouwbaar beeld van het voorzitterschap van de vergadering.

De Leden die daarna opgesomd worden, volgen elkaar steeds in een vast stramien.  Gent steeds als eerste, daarna Brugge, daarna Ieper en daarna het Vrije.  Deze volgorde wordt slechts doorbroken bij plechtigheden.  Gent heeft aan het begin van de vijftiende eeuw het eerste spreekrecht bij plechtigheden aan Brugge gegeven indien de plechtigheid te Brugge doorging.  Anders kreeg Gent steeds het eerste spreekrecht, weliswaar na de adel en de clerus[11].

Alles wat besproken werd op de vergaderingen, werd door de pensionarissen genoteerd.  Alle brieven die de vergadering verzond of kreeg, werden integraal in de resolutieboeken overgenomen.  Zo valt de uitgebreide briefwisseling tussen de landvoogd en de Staten op.  De Staten onderhouden ook een minimum contact met andere Staten, zoals die van Brabant, Zeeland, Holland en Henegouwen.

De Leden bespraken vooral het belastingswezen.  Zowel enkele rechtstreekse als enkele onrechtstreekse belastingen stonden onder de hoede van de Staten.  De inning van de onrechtstreekse belastingen werden verpacht.  In tijden van rampspoed, onder andere door de oorlogsomstandigheden, vroegen de pachters vaak ‘quytschelt’.  Dit wil zeggen dat ze dan een mindering kregen van de vooropgezette te betalen som aan de Staten.  De verpachting van de bargie of trekschuit werd ook door de Staten geregeld binnen het belastingswezen.  Dit en andere zaken in verband met de belastingen werden uitvoerig besproken in de Statenvergadering.  Alle andere aspecten die in de Ledenvergadering besproken werden, kunnen op de een of andere manier aan het belastingswezen gekoppeld worden.

Vele eindresoluties of tussenresoluties handelden over de beden.  De beden moesten in de eerste plaats goedgekeurd of afgekeurd worden.  Indien ze aanvaard werden, moesten er nog voorwaarden aan de beden gekoppeld worden.  De voorwaarden dat de Leden koppelden aan de betaling van een bede liepen zeer sterk uiteen.  Dit ging van bureaucratische details tot zeer belangrijke vragen met betrekking tot de regio.

Een ander aspect die in de Ledenvergadering behandeld werd, waren de openbare werken.  Het Ledencollege stond in voor het behoud en beheer van enkele belangrijke waterlopen en wegen.  De kosten van deze werken konden soms hoog oplopen.

De Leden stonden in voor de soldaten die in de regio gelegerd waren.  Dit hield verzorging, voeding voor hen en hun paarden, slaapgelegenheid, kledij en loon in.  Alles die daarmee verband hield, werd in de Ledenvergadering besproken.  De Leden werkten voor het militaire aspect samen met een pas gecreëerde functie in de Zuidelijke Nederlanden, namelijk met de intendant.

Hieraan gekoppeld kunnen we ook de klachten van de bevolking over de soldaten situeren.  De Leden stonden in voor het welzijn van de bevolking.  Als soldaten van de bondgenoten het te bont maakten, konden de Staten de geldkraan voor een tijdje dichtdraaien.

In het werk van Blockmans over de volksvertegenwoordiging van Vlaanderen tussen 1384 en 1506 wordt heel wat aandacht besteed aan de rol van de Leden met betrekking tot de handel[12].  Blijkbaar speelden de Leden in die periode een belangrijke rol in de handel.  In de tweede helft van de zeventiende eeuw is deze rol duidelijk heel wat afgezwakt.  Er werd wel nog met betrekking tot de handel gedebatteerd.  Meestal ging het om klachten van kooplieden, waarbij de Leden dan nakeken wat ze eraan konden doen.  Vaak bleef het enkel bij een brief aan de landvoogd, waarop nauwelijks gehoor kwam, laat staan dat er daadwerkelijke ingrepen gebeurden.

Tijdens de Franse invallen was het Ledencollege tussenpersoon voor bepaalde aangelegenheden.  Al wie (nieuw) Frans grondgebied wou intrekken, moest een paspoort in bezet hebben.  De Leden zorgden voor het contact met de Fransen om het verkrijgen van deze paspoorten.  De Leden waren ook vragende partij om het Franse oorlogsgeweld wat af te zwakken.  Ze vroegen hiervoor een diplomatieke inspanning van de landvoogd en van de Fransen.

Als laatste aspect werden nu en dan bureaucratische thema’s behandeld.  Deze gingen van de beslissing dat elk Lid binnen twee weken een advies moest indienen tot een handtekening die ergens tekort op een brief stond.

Deze korte opsomming van enkele algemene thema’s biedt een overzicht van wat er zoal in de resolutieboeken vermeld staat.  Het is evenwel zo dat er soms elementen in de resolutieboeken staan die niet direct ergens in te kaderen zijn.  In theorie waren de Leden een spreekbuis voor het volk.  Dit betekent dat in theorie alles besproken kon worden in de Statenvergadering.    

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[3] Nuyttens M., Inventaris van het archief van de Staten van Vlaanderen, Brussel, ministerie van Onderwijs/ ministère de l’éducation nationale, 1986, p. 51.

[4] Nuyttens M. & Zoete A., De vier Leden en de Staten van Vlaanderen (1127 – 1795), In: Prevenier W. & Augustyn B., De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1997, p. 71.

[5] Nuyttens M., Inventaris…, p. 20.

[6] Wegens de zwaarte van de resolutieboeken was het in het rijksarchief van Gent niet toegestaan om fotokopieën van de resolutieboeken te nemen.

[7] Tussen 1670 en 1680 vergaderde men afwisselend in het stadhuis van Gent, in het stadhuis van Brugge en in het landshuis van het Vrije te Brugge.

[8] zie hiervoor hoofdstuk 5.4.3

[9] Er zijn 15 opsommingen van afgevaardigden op 21 resolutieboeken.  De som van de hiernavolgende cijfers is ook 15.  Bij de opsomming van de afgevaardigden is het gemakkelijk om continuïteiten te zien in resolutieboeken waarin geen opsomming van afgevaardigden opgenomen is.  Hier gaat het over het voorzitterschap van de vergadering.  Het is zeer moeilijk om daarin enige continuïteit aan te tonen.

[10] Nuyttens M. & Zoete A., De Vier Leden…, p. 70.

[11] Blockmans W.P., De volksvertegenwoordiging in Vlaanderen in de overgang van middeleeuwen naar nieuwe tijden (1384 – 1506), Brussel, Koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België, 1978, p. 246.

[12] Blockmans W.P., De volksvertegenwoordiging in Vlaanderen…, p. 304 e.v.