Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK VII

 

MEI 1965 - MAART 1968:

EVOLUTIE NAAR EEN BREED INFORMATIE- EN KWALITEITSBLAD

 

C. DE BERICHTGEVING IN DE STANDAARD 1965 – 1968

 

1. Uiterlijke kenmerken van de krant

 

Op 2 oktober 1967 verhoogde De Standaard haar prijs per los nummer tot 3,5 BEF. Het aantal bladzijden verhoogde in ruil wel tot dikwijls 30 à 32 op vrijdag en in de weekendeditie. Aan de indeling ervan wijzigde niets. Naast de vaste rubrieken verschenen in 1966 de LBC-tribune en de rubriek ‘Wegen der wetenschap’[35]. Een jaar later kwam in de maanden juli en augustus een ‘Vakantiemagazine’ voor met culinaire, hygiënische, toeristische, vrijetijdsbestedings- en schoonheidstips. Vanaf 1965 verminderden de parlementaire analytische verslagen erg sterk: ze ruimden baan voor synthesen.

Op het vlak van taal en spelling ijverde de krant onverdroten voor het gebruik van het ABN. N.a.v. de eindredactie van het spellingsrapport door de daartoe benoemde commissie waar Ruys deel van uitmaakte, pleitte de krant voor de oprichting van een algemeen Nederlands Instituut voor Taal en Cultuur[36].

 

2. Colloquia

 

Op de redactiedag van 17 juni 1967 in Antwerpen stelde Albert De Smaele dat “we buiten verband met de onmiddellijke actualiteit meer leesstukken moeten publiceren, meer reportages en enquêtes over toestanden, groepen van personen, bepaalde personen, problemen in talrijke sectoren van het gemeenschapsleven, natuurlijk met sterke voorkeur voor onderwerpen die het grootste aantal lezers kunnen interesseren. Wij stellen dit principe niet lukraak. Wij steunen daarbij integendeel op grondig onderzoek, op menige gedachtewisseling, op het resultaat van de studie over wat door een aantal kranten met sterke groeikracht in het buitenland bewust of onbewust wordt toegepast.”[37] De door de krant georganiseerde colloquia pasten perfect in dit plaatje.

Op 3 augustus 1966 verscheen een colloquium over de Belgische energiepolitiek: de vraag werd gesteld welke richtsnoeren de Belgische politiek voor ogen moest houden. Specialisten uit de sector van de kolen, het aardgas, de petroleum, de kernenergie en de energiebronwisselaar elektriciteit kwamen aan het woord[38].

In 1967 vonden maar liefst drie colloquia plaats. Een eerste handelde over allerlei facetten van de financiële moeilijkheden in Europa en België, onder de titel ‘Welvaart zoekt kapitalen’[39]. Op 29 juni publiceerde de krant een colloquium over de ambtenarij[40]. “Meer bepaald zal het gaan over de spanningen die bestaan tussen de technische, economische en ook politieke ontwikkeling die heeft plaatsgegrepen en de houding die de administratie daartegenover aanneemt, de spanningen die bestaan tussen het administratieve en het politieke beleid, de veelbesproken ontoereikende valorisatie van de administratieve taken en bepaalde onzekere verhoudingen tussen de ambtenaarsfunctie en de vakorganisaties.” Georges Debunne (ACOD), tot het colloquium uitgenodigd, was op het laatste moment verhinderd en nam er niet aan deel. Volgens Ruys evenwel was hij niet verhinderd, maar “heeft hij steeds alle uitnodigingen hooghartig geweigerd”[41]. Hiernaar gevraagd, kon Debunne zich de reden voor zijn aanwezigheid niet meer herinneren[42]. Het derde colloquium ging over ‘Het parlement en zijn problemen’, en verscheen in de krant op 7 december 1967[43]. Zes pagina’s werden aan dit colloquium gewijd. Bovendien werden in de drie dagen voordien een aantal buitenlandse parlementen doorgelicht: het Britse Lagerhuis, de Nederlandse Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer) en het parlement in Duitsland.

 

3. Volledigheid, objectiviteit, huisstijl,  nieuwsbronnen, wijze van commentaar en polemiek

 

De berichtgeving van de krant, waarvan de nadruk bleef liggen op binnen- en buitenlandse politiek, economie en cultuur, werd steeds vollediger, o.i.v. diverse factoren. Het groeiende sociale netwerk van de krant zorgde ervoor dat ze van meer zaken op de hoogte was. De reorganisatie van de redactie en de uitbreiding ervan brachten met zich mee dat de krant zich op meer terreinen diepgaander kon inwerken. De redactie economie werd stilaan uitgebreid, er werd een redactie cultuur opgericht, Guido Despiegelaere hield zich bezig met het sociaal overleg, Piet Meeuwissen en Philip Wouters gingen over wetenschap schrijven, Hugo De Ridder had erg veel informanten in diverse kringen, etc. In de contracten met internationale persbureaus, buitenlandse kranten en buitenlandse correspondenten veranderde niets.

Op redactiedagen werd verder gesleuteld aan een eigen huisstijl, o.m. via het uitvaardigen van redactionele normen. Een steeds weerkerend thema daarin betrof de scheiding tussen berichtgeving en commentaar, en het primeren van (waarheidsgetrouwe) informatie boven commentaar. Gesteld werd, qua hoofddoelen van de krant: “De krant bevredigt de nieuwsgierigheid van de lezer (informatie), zij bewijst hem praktische diensten (nuttigheid), en zij is een element van ontspanning (entertainment)”[44]. Qua vorm dienden de stukken gemakkelijk en aangenaam leesbaar te zijn, en correct geschreven qua taal en stijl. Er werd een structuur uitgedokterd voor elk artikel: de kop diende aan een aantal normen te voldoen, vervolgens kwam er een lead of aanloop (dat de kern bevat van het bericht en de aandacht trekt), gevolgd door een centraal gedeelte (dat een nadere toelichting biedt van de aanloop aangevuld met informatie en details noodzakelijk voor een juist begrip), waarop een slot volgde (dat het minst belangrijke bevat zodat het eventueel kan worden weggeknipt door de opmaakredacteur bij plaatsgebrek). Daarnaast volgden een aantal andere redactionele normen, betreffende stijl, illustraties, opmaak, etc.

Gesteld werd zelfs - let op de enorme koerswijziging tegenover de mentaliteit van pakweg tien jaren terug! - dat commentaar diende geïnterpreteerd te worden als duiding en analyse, niet zozeer als het innemen van standpunten. Vanaf 1965 werd dit ook daadwerkelijk in de praktijk gebracht. Op 16 juni 1965 berichtte De Standaard bvb. over een koerswijziging in de schoot van de BSP, die niet langer een louter ouvriëristische partij wilde zijn. I.p.v. tegenover deze wijziging stelling te nemen, plaatste de krant de nieuwe koers van de BSP in historisch perspectief. De frequentie van echte commentaarartikels nam sterk af. Soms verscheen dagenlang geen leader, en viel de enige echte commentaar (in de zin van het innemen van standpunten) te lezen in de ‘Echo’s’. Tevens werden de commentaren erg beheerst en de berichtgeving objectiever: diverse meningen kwamen aan bod (o.m. in interviews), de verschillende politieke partijen werden evenrediger in het voetlicht geplaatst, etc.

Gaston Durnez schrijft in dit verband: “Hoezeer dit alles nu voor de hand kan liggen, toen vormde het de basis voor veel discussie en zorg. Zo was er, bij sommigen, altijd weer de bekommernis om ‘de oorspronkelijke opdracht van de krant’. Vragen rezen of de evolutie naar een groot informatie- en serviceblad, naar een krant die zozeer de elektronische media in de gaten hield, het (politieke, flamingantische) strijdkarakter van De Standaard niet in het gedrang zou brengen. Die vragen kwamen van een kleine minderheid. De leiding zag er geen probleem in.”[45]

In de krant zelf werd deze evolutie, die zich in de loop van nog geen decennium voltrok(!), als volgt uitgelegd: “De gewone man heeft lak aan doctrinair krantengeschrijf. Hij wil klaar en objectief worden ingelicht over wat er zich rond hem en in de wereld afspeelt. Hij wenst een vlotte, prettige journalistiek, die ernstige onderwerpen op een degelijke manier weet te behandelen, zonder dat het een onverteerbare, grauwe brei wordt.” Teken aan de wand was de neergaande evolutie van de socialistische pers, die vasthield aan het doctrinaire geschrijf en daardoor erg veel lezers verloor. De boodschap voor de pers was duidelijk: “Het is geen kwestie van doctrines, maar van kwaliteit.”[46]

Over het veranderende strijdkarakter van de krant verklaarde Albert De Smaele het volgende: “Het is niet zo dat wij in de loop van de jaren ’60 minder strijdend werden. O.i.v. de veranderende tijdsomstandigheden en persevoluties werden wij wel anders strijdend. Het scheldproza e.d. werd opgeborgen. Bovendien waren er minder strijdobjecten: de Vlaamse strijd was voor een heel stuk gestreden. Dit alles betekent echter geenszins dat wij niet langer een strijdende krant waren. We streden beheerster en volwassener. Dit gaf misschien de indruk dat we minder streden, maar eigenlijk konden we op dergelijke wijze meer invloed uitoefenen. Het gewoon objectief aan de kaak stellen van wantoestanden e.d., wat ook een strijdelement is, had soms meer invloed dan er dadelijk op los te schelden.”[47]

Het is inderdaad zo dat het strijdend element van de krant niet teloor ging. Ze bleef haar mening uitdragen over diverse politieke gebeurtenissen en evoluties. Al verminderde het aantal commentaarstukken gevoelig, ze verdwenen niet. Dit zal overigens blijken uit de relatie van de krant tot de politieke partijen in de periode 1965-68: de krant bleef commentaar leveren, bleef kritiek uitoefenen, al gebeurde dit wel op een andere wijze zoals hierboven beschreven.

Polemiek met andere kranten verminderde in de jaren 1965-68 erg sterk. Enkel rond de splitsing van de Leuvense universiteit werd met La Libre Belgique een fel robbertje gevochten. Voor de rest kwam nauwelijks nog polemiek voor met andere kranten. Albert De Smaele zocht zelfs de dialoog met enkele Franstalige dagbladen. Hij stelt: “In de tweede helft van de jaren ’60 had ik contacten met enkele Franstalige dagbladdirecteuren. Het lag in mijn bedoeling hen concreet duidelijk te maken wat de Vlaamse problematiek eigenlijk inhield, en hoe we tot een oplossing konden komen. Ik hoopte hen tot een beter begrip van de Vlaamse zaak te brengen. Een zestal gesprekken werden hieraan gewijd.”[48] Uit verslagen van de veertiendaagse redactielunches blijkt dat de krant dergelijke contacten ook wilde aangaan met ‘buitenlandse topmensen’: “De h. Van Gastel herinnert eraan dat vroeger was overeengekomen topmensen uit het buitenland een rondreis door Vlaanderen te laten maken om hen de Vlaamse problematiek beter te laten aanvoelen en hieruit stof te putten voor de krant.”[49] Interessant is het overigens om vast te stellen dat de krant hierbij de hulp wilde inroepen van het VEV, de Kultuurraad voor Vlaanderen of de Economische raad van Vlaanderen. De Standaard voerde de Vlaamse strijd niet op een eiland, maar overlegde vaak met de diverse Vlaamse verenigingen en organisaties.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 

[35] Het was overigens zo dat de wetenschapsberichtgeving vanaf 1965-66 sterk in de lift zat. Het waren vooral Piet Meeuwissen en Philip ‘Miel’ Wouters die artikels over de wetenschappelijke vooruitgang schreven. In 1976 zou Wouters trouwens de eerste voltijdse Belgische wetenschapsredacteur worden.

[36] De Standaard (24 april 1967).

[37] ‘Studiedag voor de redactie Standaard-groep: een menselijke krant’. Archief Lode Bostoen, los stuk.

[38] Onder het voorzitterschap van Victor Leemans namen aan de bespreking deel Albert Coppé (vice-voorzitter Hoge Autoriteit EGKS), oud-economieminister Antoon Spinoy, ACV-voorzitter Gust Cool, Vesters (beheerder en directeur-gerant van de Limburgse André Dumon-mijn), directeur-generaal Rolin van Intercom, professor Hatry (gedelegeerd beheerder van de Belgische Petroleumfederatie) en Vogelaar (directeur-generaal bij de juridische diensten van de Europese instellingen).

[39] Deelnemers waren Louis Camu (voorzitter van de raad van beheer van de Bank van Brussel), Fernand Collin (voorzitter van de raad van beheer van de kredietbank en voorzitter van de Belgische Vereniging van Banken), Albert Coppé (ondervoorzitter van de Hoge Autoriteit van de EGKS), Robert Henrion (financiënminister), André Oleffe (dircteur-generaal van de Bankcommissie en MOC-voorzitter), Henri Simonet (oud-kabinetschef van Economische Zaken), Jean Van Houtte (oud-premier) en Robert Vandeputte (voorzitter NMKN).

[40] Onder voorzitterschap van Victor Leemans namen volgende mensen eraan deel: Louis Camu (voorzitter van de Bank van Brussel, voormalig koninklijk commissaris voor de Administratieve Hervorming), G. Deurinck (afgevaardigd beheerder van de stichting Industrie - Universiteit), Theo De Walsche (adjunct-secretaris van het ACV belast met de openbare diensten), L. Op De Beeck (secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken), Jan Piers (minister-staatssecretaris voor het Openbaar Ambt), E. Poullet (vast wervingssecretaris voor het rijkspersoneel) en baron Snoy et d’Oppuers (beherend vennoot Bank Lambert, ex-secretaris-generaal van Economische Zaken).

[41] Ruys, Een levensverhaal, 70.

[42] Interview Georges Debunne 6/3/00.

[43] Deelnemers waren: Willy De Clercq (vice-premier en minister van Begroting), Robert Houben (Senator en CVP-voorzitter), Leo Moulin (hoofdredacteur van Res Publica en professor aan het Europacollege), Paul Struye (Senaatsvoorzitter), Leo Tindemans (CVP-Kamerlid), Achiel Van Acker (Kamervoorzitter), Herman Vanderpoorten (minister van Binnenlandse Zaken), en Alfons Vranckx (BSP-Kamerlid).

[44] ‘Van Laarne tot flandria XVII’, mei 1965. Archief Lode Bostoen, los stuk.

[45] Durnez, de Standaard II, 315.

[46] De Standaard (17 juni 1965).

[47] Interview Albert De Smaele 25/2/99.

[48] Interview Albert De Smaele 10/3/99. Maurice Brébart, met wie De Smaele hieromtrent geen contact had, bevestigt dat dergelijke gesprekken plaatsvonden. Hij hoorde hierover collega’s praten.

[49] Verslag redactielunch 30 oktober 1967. Archief Hugo De Ridder, map ‘redactielunches’. Of dergelijke rondreis ook effectief plaatsgreep, en wie er in voorkomend geval aan deelnam, kon geen der geïnterviewde Standaard-personen zich herinneren.