Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK VII
MEI 1965 - MAART 1968:
EVOLUTIE NAAR EEN BREED INFORMATIE- EN KWALITEITSBLAD
De Standaard-groep was samengesteld uit zes vennootschappen: het vlaggenschip de NV De Standaard (de uitgever van de dag- en weekbladen van de groep), de NV Periodica (hoog- en diepdruk van de dag- en weekbladen), de NV Mirax (uitgever van Franstalige periodieken), de NV Het Handelsblad (uitgever van Het Handelsblad), de SA Unide (uitgave van Chez Nous-France), en de NV Standaard boekhandel. Vijf eerstgenoemde NV’s hadden een gezamenlijke algemene directiestaf, o.l.v. directeur-generaal Albert De Smaele en verder bestaande uit de directeurs van de onderscheiden afdelingen[20]. Het waren Piet Antierens (directeur verkoopspromotie en publieke relaties), mevr. Jetty Decq (directeur administratie), Hubert Fonderie (directeur personeel en juridische dienst), Freddy Mertens (hoofd studiedienst), Maurits Roosen (technische directeur drukkerij Brussel), Luc Vandeweghe (directeur redactie), Piet Verbiest (technische directeur drukkerij Kobbegem), Jan Merckx (directeur Het Handelsblad) en Georges Vanhoucke (directeur De Gentenaar-De Landwacht).
Elk jaar werden op de directievergadering een aantal doelstellingen vastgelegd die elke directeur diende te bereiken in het komende jaar, in het streven naar ‘kwaliteitsverbetering’. Niet alleen werd dus naar meer kwaliteit gestreefd in de berichtgeving van De Standaard, maar ook in de hele organisatie van de groep. De doelstellingen die Vandeweghe als directeur van de redactie diende te bereiken in 1967 betroffen een beter rendement en een betere hoedanigheid en variëteit. Daartoe diende hij meer controle uit te oefenen, de afdelingsverantwoordelijken binnen de redactie tot meer actie te bewegen, de ploeg meer te animeren, en een betere organisatie van de taakverdeling te bewerkstelligen[21]. Het was als gevolg hiervan dat in het najaar van 1967 de bureauredactie werd hervormd en een aantal coördinatoren werden aangesteld.
In het geheel van de Standaard-groep speelde Jan Merckx een speciale rol. Niet alleen was hij lid van de directiestaf, maar ook was hij aanwezig op de veertiendaagse redactielunches, als directeur van Het Handelsblad. Georges Vanhoucke, directeur van De Gentenaar-De Landwacht, werd hierop nochtans niet uitgenodigd. Diverse redacteurs, waaronder Gaston Durnez en Jan Bohets, beschouwden Jan Merckx als het commerciële brein van de groep en brachten zijn aanwezigheid op de redactielunches daarmee in verband. Hugo De Ridder van zijn kant verklaart Merckx’ aanwezigheid als volgt: “Merckx beschouw ik ergens als mijn journalistieke voedstervader. Toen ik nog op Het Handelsblad werkte voor de overname door de Standaard-groep ging ik elke zaterdagmorgen met hem praten over journalistiek en politiek. Toen ik hem terug ontmoette op de redactielunches, waarop ik aanwezig was vanaf einde 1967, merkte ik dat hij niet alleen commercieel maar ook politiek goed onderlegd en geïnformeerd was. Ik zag hem niet zozeer als een man van de commercie, maar als iemand met goede politieke en economische ideeën. In discussies ging hij vaak erg diep in op politieke problemen en op de journalistieke aanpak van bepaalde items. Ik vond het een goede krantenman. Hij had misschien een grote commerciële invloed op Albert De Smaele, maar tijdens de redactielunches primeerde bij hem het politieke en het journalistieke.”[22] Jan Merckx nam inderdaad een aantal commerciële initiatieven, zoals o.m. de Himalayareis van Louis De Lentdecker en Luc Van Gastel, maar volgens Bohets “was het uitgesloten dat hij enige commerciële invloed kon laten gelden op de redactie. Ik denk trouwens niet dat Albert De Smaele dit wenste.”[23] Het lijkt m.a.w. weinig waarschijnlijk dat Jan Merckx op redactielunches commerciële invloeden op de redactie trachtte te laten gelden. Manu Ruys is alleszins kordaat in deze materie: “De commerciële leiding, het tweemanschap Jan Merckx en Piet Antierens, en de top van de redactie betraden elkaars terrein niet.”[24]
Advertentie-inkomsten werden voor elke krantenuitgever van langsom belangrijker. Albert De Smaele licht toe: “De Vlaamse kranten beschikten, ook in het begin van de jaren ’60 nog, slechts over een relatief klein aandeel van de totale publiciteit die in de pers werd geplaatst. De Franstalige dagbladen liepen met het leeuwendeel weg. Daarnaast was België niet echt publiciteitsminded. Aangezien reclame-inkomsten voor ons van belang waren, deden wij met de Standaard-groep grote inspanningen om de publiciteitsmarkt naar onze kant over te halen. Dit vergde een volgehouden inspanning gedurende jaren. Wij lieten markt- en oplagestudies uitvoeren om daarmee naar de adverteerders te kunnen stappen, we belegden vergaderingen met publiciteitsagentschappen (die meestal Franstalig waren), we organiseerden studiedagen, we maakten reclame voor de reclame, en we valoriseerden de advertenties: we gingen ervan uit dat een advertentie ook van belang was voor de lezer (de lezer moet immers weten wat te koop wordt aangeboden), en dus naar de vorm goed moest zijn.”[25]
Op 22 september 1966 organiseerde de NV De Standaard aan boord van de Flandriaboot XVII vanuit de vaststelling dat België in vergelijking met West-Europa een onderontwikkeld land was op het gebied van dagbladreclame, een studie- en informatiedag betreffende ‘Reclame - pers - economie’. Tot de genodigden behoorden heel wat Belgische topindustriëlen, waaronder Campo (directeur C & A), Cappuyns (afgevaardigd-beheerder Agfa-Gevaert NV), Bernheim (voorzitter Innovation), Come (directeur-generaal Renault), Cousin (directeur-generaal Mercedes Benz), Daems (directeur-generaal Ford Motor Cy), De Brouwer (beheerder Compagnie maritime belge), De Staercke (afgevaardigd beheerder VBN), Dewever (secretaris-generaal ASLK), Jespers (afgevaardigd-beheerder AEG), Libion (afgevaardigd beheerder Shell), Mattheyssen (voorzitter IBM Belgium), O’Gorman (directeur-generaal Pan American Airlines), etc. Daarnaast waren ook aanwezig premier Paul Vanden Boeynants, de minister van Economische Zaken Jacques Van Offelen, de minister-staatssecretaris voor Openbaar Ambt en Toerisme Jan Piers, de secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken Craen, en de voorzitter van de Vereniging van Belgische Adverteerders Cordier. Volgens Albert De Smaele lag het in de bedoeling “deze belangrijke industriële en financieel-economische kopstukken ervan te overtuigen dat de pers de motor was van de publiciteit en de commerciële expansie”[26].
In zijn openingsspeech had Albert De Smaele het over de voorwaarden waaraan de dagbladpers moest voldoen om meer publiciteit binnen te rijven[27]. De krant moest zichzelf verbeteren en meer gehoor vinden, de plaats van de publiciteit revaloriseren, en onderzoek voeren naar de samenstelling van haar lezerspubliek. Robert Vandeputte, professor aan de Leuvense universiteit, voorzitter van de NMKN en medewerker van De Standaard, wees er in zijn toespraak de toehoorders op dat Vlaanderen aan een economisch en financieel herstel bezig was: daar was m.a.w. koopkracht aanwezig. Het ware dan ook erg voordelig als de reclamebesteding meer op Vlaanderen werden gericht, zo besloot hij. De laatste spreker op de studie- en informatiedag was H.G. Pellikaan, marketingdirecteur bij R.S. Stokvis en Zonen NV, Rotterdam. Hij betoogde dat de dagbladreclame de motor was van de nationale economie.
Enkele maanden na deze studie- en informatiedag liet Albert De Smaele aan heel wat potentiële adverteerders een dossier geworden betreffende de valorisatie van de publiciteit in de Standaard-bladen en de herstructurering van de publiciteitstarieven[28]. De valorisatie van de reclame lag in drie aspecten: advertenties konden vanaf heden op elke bladzijde in de krant worden gepubliceerd, paginagrote advertenties bleven toegelaten, en reclames in kleur waren mogelijk. Oplagecijfers werden toegevoegd waaruit de grote verspreiding van de eigen bladen moest blijken.
Begin januari 1968 werd overgegaan tot de oprichting van ‘Groep 1’[29]. Enkele kranteneigenaren waren in informele gesprekken tot de conclusie gekomen dat samenwerking op advertentievlak nodig was, zowel om het imago en de trefkracht van de persreclame te verbeteren, als om mogelijke adverteerders meer publiciteitsgezind te maken. Albert De Smaele was één van de grote promotors van deze idee. Groep 1, die op 16 januari 1968 tot stand kwam, verenigde in haar schoot de dagbladen van de Standaard-groep, van de NV Concentra (Het Belang van Limburg), en van de NV De Vlijt (Gazet van Antwerpen en haar kopblad Gazet van Mechelen). Groep 1 liet weten dat het vanaf 1 april 1968 een gemeenschappelijk reclametarief zou hanteren inzake landelijke handelsreclame[30]. Op die wijze wilde ze naar eigen zeggen een bijdrage leveren tot de valorisatie van de dagbladreclame. Vanaf 1 april 1968 hoefden adverteerders maar met één instantie i.p.v. met drie onderhandelen over nationale publiciteitscampagnes.
Hoger zagen we hoe na de intrede van de computer in de administratie in 1964-65, Albert De Smaele zijn ingenieurs op zoek liet gaan naar andere computertoepassingen. Maurits Roosen en Freddy Mertens bezochten enkele handelsdrukkerijen en kranten in de Verenigde Staten. Dit wierp zijn vruchten af in 1967 toen de zetterij (waar de kranten persklaar werden gemaakt) een computer in dienst nam: de IBM 1130. “Het is een omwenteling, een revolutionaire nieuwigheid, die zowel de technische als administratieve en redactionele diensten van een krant verplicht tot nieuwe denk- en werkmethodes,” zo schreef de krant[31].
Voortaan “werden de teksten niet meer op een traditionele zetmachine gezet. Men tikte ze op een zgn. TTS-klavier, waarbij men geen rekening meer moest houden met kolombreedte, woordsplitsingen en andere tijdrovende zaken. Het klavier produceerde een geperforeerde band, voorzien van een bijpassende code met zetinstructies. Deze band werd gelezen door de computer, die bliksemsnel alle gegevens verwerkte. Op zijn beurt leverde hij een ponsband en die werd gevoed aan een zetmachine, eigenlijk een gietmachine met elektronische bedieningsmechaniek, die de tekst in loden letters goot. Per seconde konden zo tien lettertekens worden geproduceerd, dat betekende per uur 12000 regels van elf cicero of vijf centimeter breed. Resultaat: een tijdsbesparing van zowat 40 %. Acht zulke automatische zetmachines (‘Monarchs) werden in dienst genomen, zodat men de vroegere 22 ‘gewone’ zetmachines (Linotypes) tot dertien terug kon brengen. De ‘Monarchs’ konden zowel manueel als elektronisch worden bediend. Door de invoering van de ponsband konden die zetmachines op volle snelheid draaien, wat door een handbediening quasi nooit kon worden bereikt. In feite konden nu twee zetters één zetmachine voeden. De Standaard-groep was de eerste in België om dit systeem te gebruiken.”[32]
In 1965 telde de Standaard-groep niet minder dan 1771 personeelsleden: de aangroei ervan hield dus aan. Het investeringsbedrag in gebouwen en materieel van datzelfde jaar bedroeg 76 368 000 BEF. De omzet werd berekend op 1 188 296 140 BEF. De belangrijkste ondernemingen van de groep bleven gezond: ze bleven boekhoudkundige winsten scoren. Een overzicht:
|
1965
|
1966 |
1967 |
NV De Standaard
|
4 999 862 BEF |
8 366 000 BEF |
5 072 073 BEF |
NV Periodica
|
4 249 000 BEF |
7 552 000 BEF |
3 876 416 BEF |
NV Mirax |
251 000 BEF |
4 916 899 BEF |
459 689 BEF
|
De oplagecijfers van de Standaard-bladen kenden een gestadige groei: daar waar het in 1965 nog 294 884 bedroeg, liep het in 1968 al op tot 326 141 exemplaren. In mei 1966 kondigde de Standaard-groep aan de nummer één te zijn geworden in België, hiervoor steunend op cijfers van DEVEA en het BCM (Belgisch Centrum voor Marktverkenning)[34]. Haar Vlaams-katholieke concurrenten liet ze ver achter zich: de groep rond Gazet van Antwerpen haalde een oplage van ongeveer 180 000, de groep rond Het Volk van 216 351 exemplaren.
In december 1965 had de oplage van de Standaard-groep voor het eerst de magische grens van de 300 000 exemplaren overschreden, 305 915 om precies te zijn. Cijfers van de verschillende dagbladen apart deelde de groep niet mee, om propagandistische redenen. Het was nl. aantrekkelijker jegens adverteerders als ze zich als één groep voorstelde. Toch doen cijfers de ronde betrekking hebbend op De Standaard alleen. In 1966 zou de oplage 36 000 exemplaren hebben geteld. De Standaard-groep ging er prat op het grootste aantal lezers van alle Belgische kranten te tellen: 921 000 (elke krant werd door drie mensen gelezen, zo werd berekend). Op 9 juni 1966 meldde de groep trots dat de kaap van één miljoen lezers overschreden was. In vijf jaar tijd had ze naar eigen zeggen 42 % lezers bijgewonnen. Ze bekleedde een marktaandeel van 25 % in Vlaanderen, en veertien % over het ganse land.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[20] ‘Algemene directiestaf Standaard-groep’, 22 september 1966. Archief Albert De Smaele, los stuk. Deze structuur bestond reeds enkele jaren: over de periode van vóór 1965 beschikken in dit verband echter over geen gegevens.
[21] Verslag directievergadering 22/3/67. Archief Gaston Durnez, map ‘Verslagen directie De Standaard 1965-76 en interne nota’s directie en administratie’.
[22] Interview Hugo De Ridder 28/9/99.
[23] Interview Jan Bohets 11/10/99.
[24] Ruys, Een levensverhaal, 300.
[25] Interview Albert De Smaele 25/3/99.
[26] Interview Albert De Smaele 25/3/99.
[27] ‘Reclame - pers - economie’, 22 september 1966. Archief Albert De Smaele, map ‘profiel - organigram’.
[28] Brief Albert De Smaele aan adverteerders 2/3/67. Archief Albert De Smaele, map ‘profiel - organigram’.
[29] Zie o.m. Gol, Le monde de la presse, 132-133. Van Der Biesen, “De dagbladpers”, 211-213. Luykx, De ontwikkeling, 130-137.
[30] De Standaard (17 januari 1968).
[31] De Standaard (4-5 februari 1967).
[32] Durnez, De Standaard II, 254.
[33] Zie hiervoor: nota ‘De Standaard-groep: profiel van een onderneming’, 22 september 1966. Archief Albert De Smaele, map ‘profiel-organigram’. Zie ook de verslagen gemaakt door de NV Accountex. Archief De Standaard, losse stukken.
[34] Durnez, De Standaard II, 422-423. Luykx, Ontwikkeling, 98 e.v. De Bens, De pers in België. Op deze werken steunen we m.b.t. de oplagecijfers van de Standaard-groep. Navraag bij het CIM leerde ons dat de gegevens waarover zij beschikten, verloren gingen bij de verhuizing naar een nieuwe locatie. Navraag op hun advies bij de Group for Research and Planning leverde evenmin iets op.