Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK VI
MAART 1961 - MEI 1965: OP WEG NAAR
PLURALISME,
OBJECTIVITEIT EN KWALITEIT
1. De middenstand en de boeren [138]
In de periode 1961-65 schreef Dirk Baeskens, het hoofd van de studiedienst van het NCMV, tweewekelijks de ‘Tribune van de middenstand’ die in de krant verscheen. Heel diverse onderwerpen kwamen hierin aan bod. Dat het uitsluitend het NCMV was die bijdragen in deze Tribune schreef, wijst op de goede betrekkingen die heersten tussen De Standaard en het NCMV: deze middenstandsorganisatie was haast de enige die in de berichtgeving naar voor kwam. Ze was niet alleen de grootste organisatie, maar ook wenste de krant dat de middenstanders zich in één organisatie verenigden, om zo de grootst mogelijke politieke invloed te kunnen uitoefenen.
Met het NCMV werden goede contacten onderhouden. Fons Margot, de nieuwe nationaal secretaris van de organisatie vanaf 1963, stelt: “Ik had vele contacten met redacteurs van de krant: ik zag geregeld Manu Ruys, Luc Delafortrie, Gaston Durnez, Tilly Stuckens, Huib Dejonghe (vanuit mijn functie als voorzitter van het Katholiek Televisie- en Radiocentrum) en Fons Vanstappen. Met Albert De Smaele had ikzelf geen contacten. CVP-Senator Gaby Vandeputte, die erg lang nationaal secretaris was geweest, verzorgde die contacten.”[139]
De krant riep meermaals de CVP op om de middenstandsbelangen te behartigen. Anderzijds toonde ze zich verheugd dat het NCMV zich achter de CVP schaarde in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 1965[140]. Middenstandsminister Albert De Clerck werd aangemoedigd in zijn beleid: na twee interviews met hem (op 25 en 26-27 mei 1962) evalueerde de krant zijn beleid positief. De regering werd gevraagd om een wettelijk stelsel van ziekte- en invaliditeitsverzekering te creëren voor de zelfstandigen.
De rubriek ‘Fruitkweek in Haspengouw’ verscheen tweewekelijks evenals de ‘Tribune van de landbouw’, ingevuld door ing. Constant Boon van de Belgische Boerenbond. Toen die voorzitter werd van de organisatie in oktober 1964 werd de Tribune geschreven door R. Swinnen (adviseur voor markt- en afzetbeleid van de Boerenbond) of W. Donceel (adviseur sociale wetgeving van de Boerenbond). Andere boerenorganisaties kwamen in de Tribune niet aan bod. Net zoals dat met het NCMV voor de middenstand het geval was, kwam in de krant qua landbouworganisaties enkel de Belgische Boerenbond aan bod.
Vanaf september 1961 verbeterden, met het aantreden van oud-minister Maurice Van Hemelrijck als voorzitter van de organisatie, de relaties gevoelig. Jan Hinnekens, vanaf 1961 algemeen secretaris van de Boerenbond, licht toe: “Maurice Van Hemelrijck was een figuur die ramen en deuren opengooide bij de Boerenbond. Hij liet een nieuwe wind door het huis waaien. De oude bewindsploeg, die sinds 1936 de leiding in handen had, zette een stap opzij, alsook konden wij een punt zetten achter de aflossing van de schulden van voor de oorlog. We startten in feite met een volledig nieuwe lei: Van Hemelrijck trok een streep onder het verleden. Hij bepleitte een nieuwe openheid en nam contacten met de pers. Er werden perslunches e.d. georganiseerd. Er vonden gesprekken plaats, o.m. met Albert De Smaele en Standaard-redacteur Jan Moustie.”[141] Albert De Smaele bevestigde de goede betrekkingen met Van Hemelrijck[142].
Luc Delafortrie stelt i.v.m. de gewijzigde contacten het volgende: “De Boerenbond had sinds 1947 erg wantrouwig gestaan tegenover De Standaard. Het betrof een erfenis uit de jaren ’30 toen Gustaaf Sap en de Boerenbond lijnrecht tegenover elkaar hadden gestaan. Met Maurice Van Hemelrijck had de krant evenwel een goede verstandhouding: wij steunden hem in zijn streven naar een schoolpact en in zijn Kongopolitiek. Toen hij aantrad als voorzitter van de Boerenbond toonde hij zich dan ook bereid om te praten over een betere verstandhouding. Wij publiceerden een hoofdartikel dat begrip toonde voor het beleid van de Boerenbond, en dat effende de weg. Er ontstond een geregeld contact dat werd waargenomen door Jan Moustie.”[143] Na de dood van Maurice Van Hemelrijck op 8 oktober 1964 en zijn opvolging door Constant Boon als voorzitter, veranderde niets aan de relatie tussen de krant en de Boerenbond.
2. De arbeiders: ACW, ACV en ABVV [144]
De krant week in de periode 1961-65 niet af van eerder ingenomen standpunten, zij het dat de toon veel gematigder werd. Het felle discours bleef achterwege: in veel bedaardere termen werden de vakbonden op hun plichten gewezen. De krant bleef zich kanten tegen elke vorm van politieke stakingen. Het Waalse ABVV, dat protestacties (o.m. het weigeren van het maken van overuren) voerde tegen de ontwerpen op ordehandhaving, werd door de krant met de vinger gewezen: in het parlement, waar alle strekkingen waren vertegenwoordigd (ook de socialistische) dienden de discussies gevoerd en beslecht. Eenmaal de beslissing daar genomen, moest iedereen zich erbij neerleggen. Het ABVV moest zijn houding van buitenparlementaire protesten dringend herzien[145].
De Standaard toonde zich niet bijster opgezet met het streven van de vakbonden naar bepaalde voordelen voor gesyndiceerden. Begin januari 1962 kantte ze zich al fel tegen een voorstel van de syndicaten dat bepaalde dat enkel nog leden van een vakbond zouden worden bevorderd in de ambtenarij. De krant noemde dit een misbruik van de veel te grote macht van de vakbonden[146]. Later dat jaar schaarde de krant zich aan de zijde van het VBN, en bevocht ze mee een voorstel van de vakbonden gericht op het toekennen van voordelen aan gsyndiceerde werknemers. Dergelijke voordelen waren volgens haar juridisch aanvechtbaar, en vloeiden niet voort uit de erkenning van het nut der vakbonden[147].
Over een eigen ‘Tribune’ beschikten ACV of ACW niet. Wel verschenen heel wat bijdragen van ACV’ers of LBC’ers in de Vrije Tribune van De Standaard. De contacten met de christelijke arbeidersbeweging bleven behouden. ACV-voorzitter Gust Cool nam zelfs deel aan een door de krant georganiseerd colloquium. Delafortrie verklaarde contacten te hebben met de drie vakbonden m.b.t. de hervorming van de ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Tussen 1961 en 1963 verscheen in de krant, die patronaal gezind bleef, sporadisch een ‘Werkgeverstribune’. In 1961 kwam er drie keer een dergelijke Tribune voor, geschreven door J. Vervoort (secretaris van het Verbond van Katholieke Werkgevers te Antwerpen), in 1962-63 acht keer door Paul Deprez (adjunct-secretaris van het Verbond van Katholieke Werkgevers West-Vlaanderen). Erg veel bijdragen verschenen er dus niet.
Na de dood van Léon Bekaert, de financier van De Nieuwe Standaard en De Nieuwe Gids, op 19 december 1961 verbeterden de relaties met de werkgeversorganisaties sterk. Met de nieuwe voorzitter van het VBN, Roger De Staercke, werden goede contacten aangeknoopt. Ook met het Verbond van Katholieke Werkgevers en het VEV waren de betrekkingen positief. Op 5 november 1963 hield De Smaele bvb. een tafelrede op een zakenlunch georganiseerd door het Verbond van Katholieke Werkgevers[148].
In de periode 1961-65 breidde directeur-generaal van de Standaard-groep Albert De Smaele zijn contacten in industriële en financieel-economische kringen sterk uit, mede als gevolg van de sterke groei die de Standaard-groep beleefde. Een centrale figuur in de uitbreiding van het sociale netwerk van De Smaele was Victor Leemans. Onder de oorlog stond hij qua ideeëngoed op VNV-lijn en was hij secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken geweest[149]. Na de oorlog kwam zijn houding hem duur te staan: hij werd een tijdlang geïnterneerd op beschuldiging van collaboratie. In 1948 werd hij echter buiten vervolging gesteld, en algauw werd hij een drijvende kracht achter de verruiming van de CVP. In 1949 werd Victor Leemans verkozen tot Senator. In 1964 werd hij voorzitter van de CVP-Senaatsfractie en in 1965 voorzitter van het Europees parlement. Volgens Manu Ruys beschikte Victor Leemans uit de oorlogse periode “over geheime dossiers en delicate personenfiches en boezemde, alleen al om die reden, bij zijn tafelgenoten ontzag en respect in”[150].
Over zijn rol stelt Albert De Smaele: “Ik kende Victor Leemans al van vóór de episode der verruiming. Hij werd een persoonlijke vriend van mij, en eigenlijk ook een vriend van de krant: hij zat de colloquia voor, schreef een wekelijks artikel in de krant, en had contacten met diverse redacteurs. Leemans kende heel wat mensen in de financiële en industriële wereld, soms erg persoonlijk. Hij kende de voorzitters van de Generale Bank, de Generale Maatschappij, de Bank van Brussel, de Bank van Parijs en de Nederlanden, Electrabel, de Kredietbank, etc. Via zijn netwerken drong ik ook tot die kringen door. Het gebeurde geregeld dat hij mij uitnodigde naar lunches waarop Paul Gillet (de gouverneur van de Société Générale), Louis Camu (van de Bank van Brussel), Maurits Naessens (van de Bank van Parijs en de Nederlanden), etc. aanwezig waren. Op die lunches voerden wij gesprekken over de financiële politiek, over financiële wetsbepalingen, over financiële en industriële problemen, etc. Die contacten betroffen niet altijd de krant in se: dikwijls waren het eerder grote bedrijfsleiders onder elkaar. Met Victor Leemans zelf had ik meermaals aparte gesprekken over de algemene en financieel-economische politiek. Hij was een erg wijs en belezen man.”[151]
In de berichtgeving over de koninklijke familie golden strenge normen: “Berichten over de koninklijke familie zullen altijd met de nodige discretie worden behandeld. Eventuele kritiek op haar houding en gedragingen zal eerst ter goedkeuring worden voorgelegd aan de directeur redactie. Berichten over de gezondheidstoestand, de reizen en verplaatsingen van de koninklijke familie zullen, tenzij afkomstig uit officiële bron, voor publicatie altijd worden gecontroleerd. Daartoe neme men contact op met de persattaché van de koning.”[152] De Standaard legde zichzelf deze normen op vanuit haar bezorgdheid voor de reputatie van het koningshuis, achter wie ze pal stond. De verdediging van het koningshuis was de krant niet vreemd: aan het koningshuis mocht niet geraakt worden.
Persoonlijke introducties op het Paleis waren eenieder van de krant vreemd tot in het begin van de jaren ’60. Verandering trad in de loop van 1963 in. Toen werd Albert De Smaele een aantal keer uitgenodigd op het Paleis: op 14 november voor een ‘déjeuner’ en op 17 december voor een receptie[153]. Blijkbaar moet De Smaele op het déjeuner alleszins met de koning gepraat hebben, want in aansluiting op het gesprek stuurde hij een week later een exemplaar op van het Bulletin du Grand Liège, waarin een artikel stond van de hand van VEV-voorzitter Cappuyns handelend over de vernederlandsing van het bedrijfsleven en Vlaamse economische aangelegenheden[154].
Gevraagd naar zijn contacten met het koningshuis antwoordde Albert De Smaele erg terughoudend, hiermee de regel respecterend dat over audiënties bij de koning geen mededelingen aan derden worden verstrekt. “Met de koning zelf had ik weinig gesprekken,” zo vertelde De Smaele, “Op vraag van koning Boudewijn had ik wel veel gesprekken met zijn broer, prins Albert, en met de privé-secretaris van koningin Fabiola, dhr. Paelinck. De vorst was graag op de hoogte van wat zich in het land afspeelde, en o.m. via audiënties trachtte hij de noodzakelijke kennis op te doen.”[155]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[138] Zie voor de landbouw Vandeputte, Economische geschiedenis, 77-78.
[139] Interview Fons Margot 4/9/99.
[140] De Standaard (resp. 7-8 oktober 1961 en 30 april 1965).
[141] Interview Jan Hinnekens 1/9/99.
[142] Interview Albert De Smaele 10/3/99.
[143] Interview Luc Delafortrie 21/1/99.
[144] Voor het ACV, zie Mampuys, “De christelijke vakbeweging”, 240 e.v. Voor het ACW, zie Pasture, “In de welvaartstaat”, 306 e.v. Voor het ABVV, zie Hannotte, “Het Algemeen Belgisch Vakverbond”, 82 en 88.
[145] De Standaard (o.m. 20 september 1962 en 21 januari 1963).
[146] De Standaard (5 januari 1962).
[147] De Standaard (6 t.e.m. 10 augustus 1962). Het Verbond van Katholieke Werkgevers was wel gewonnen voor het toekennen van voordelen.
[148] Archief Albert De Smaele, los stuk.
[149] Over zijn rol onder de bezetting, zie o.m. Nefors, Industriële collaboratie.
[150] Ruys, Een levensverhaal, 70. Of dit effectief ook zo was, konden we niet achterhalen.
[151] Interview Albert De Smaele 10/3/99 en 6/6/00.
[152] Nota ‘commentaar en berichtgeving’, ongedateerd [begin 1965]. Archief Albert De Smaele, map ‘redactionele aangelegenheden 1965-67’.
[153] Uitnodigingen van de Grootmaarschalk van het Hof in opdracht van hunne Majesteiten 14/11/63 en 17/12/63. Archief Albert De Smaele, losse stukken.
[154] Dit blijkt uit een bedankingskaartje gedateerd van enkele dagen na 21 november 1963. Archief Albert De Smaele, los stuk.
[155] Interview Albert De Smaele 4/3/99. Het feit dat De Smaele enkele keren op het Paleis werd uitgenodigd ter diverse gelegenheid, versterkt de geloofwaardigheid van het verhaal.