Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK VI
MAART 1961 - MEI 1965: OP WEG NAAR
PLURALISME,
OBJECTIVITEIT EN KWALITEIT
De resultaten van de parlementsverkiezingen van 26 maart 1961 hielden een verkiezingsnederlaag in voor de CVP. De partij verloor negen zetels in de Kamer en zes in de Senaat. De Volksunie won er vier bij in de Kamer en twee in de Senaat, terwijl de BSP haar zetelaantal in de Kamer behield en er vier bij won in de Senaat. De liberalen behaalden een status quo. CVP en BSP gingen samen scheep voor een regeerperiode van vier jaar. De nieuwe politieke constellatie bepaalde mee de houding van De Standaard terzake.
1. De relatie met en de houding tegenover de CVP
In de jaren 1961-65 richtte de krant zich met haar eisen nog steeds in hoofdzaak tot de CVP, en meer bepaald tot de Groep van acht binnen de Vlaamse CVP. De CVP slorpte evenzeer nog altijd het leeuwendeel van de politieke aandacht van De Standaard op. Ondanks de goede betrekkingen en de samenwerkingsverbanden bleef de krant, die van de katholieke stroming deel uitmaakte (wat nog steeds te merken viel in de berichtgeving) zich onafhankelijk van de partij opstellen, maar bleef ze anderzijds eveneens de stelling vooropzetten dat Vlaamse actie via de CVP diende te gebeuren. Binnenlandredacteur Alfons Vanstappen verklaarde met het hart bij de Volksunie te zijn, maar met het hoofd bij de CVP[39]. In feite gold deze stelling in zekere mate voor de ganse krant: uiteraard had ze ergens wel sympathie voor de Volksunie, maar vanuit haar realpolitik koos ze toch voor de CVP.
Volgens Luc Delafortrie “kwam De Standaard niet geregeld tussen in interne partijkwesties. Wel heeft ze altijd geijverd voor de splitsing van de CVP in een Vlaamse en een Waalse vleugel.”[41] Dit was inderdaad het geval. De krant pleitte herhaaldelijk voor een aparte organisatie. De oprichting van de Groep van acht vormde een eerste stap in de goede richting. De krant stelde aanvankelijk dat, als de partij dan toch unitair bleef, de Franstalige CVP’ers hun verantwoordelijkheid moesten opnemen en de Vlaamse emancipatie niet in de weg mochten staan. Deed ze dit toch, dan diende de CVP gesplitst[42].
In de loop van 1963 ging de krant onvoorwaardelijk de oprichting van een aparte Vlaamse vleugel eisen[43]. Op 4 oktober van dat jaar toonde ze zich akkoord met het plan van CVP-voorzitter Paul Vanden Boeynants, dat een substantiële bevoegdheidsuitbreiding inhield van de Vlaamse en Waalse vleugel, mits het behoud van een stevig centraal gezag. Ze verklaarde “dat wij, als buitenstaander, ons niet wensen te bemoeien met de keuken van de partij”. Toch vroeg ze om verduidelijking van het plan.
I.v.m. dit plan gunt Hugo De Ridder, op dat ogenblik secretaris van de nationaal CVP-secretaris Leo Tindemans, ons een blik achter de schermen. Hij verklaarde: “Paul Vanden Boeynants had een persoonlijk plan uitgewerkt om de CVP te vernieuwen. Het kwam erop neer dat de vleugels wat meer autonomie kregen maar vooral dat de middenstandsvleugel CEPIC sterker werd uitgebouwd ten koste van de syndicale groep. Vooraleer naar Israël te vertrekken bezorgde hij mij die geheime nota en vroeg me ze in het geheim aan Manu Ruys te bezorgen. Toen de nota dan verscheen in De Standaard wekte dat groot kabaal. De CVP-PSC stond op stelten bij zijn terugkomst. Vanden Boeynants zei dat het schandelijk was dat een werkdocument in de pers verschenen was en eiste een diepgaand onderzoek naar de oorsprong van het lek. Hij stelde voor een commissie op te richten die hij zelf zou voorzitten en waarvan Hugo De Ridder omwille van zijn vertrouwdheid met de pers de secretaris zou worden. Dit voorstel werd door het CVP-bureau unaniem goedgekeurd. De commissie is nooit bijeengekomen en haar enige werkzaamheid heeft erin bestaan dat Vanden Boeynants me af en toe publiek vroeg: De Ridder, hebt ge al iets gevonden? Waarop mijn antwoord onveranderlijk luidde: ik zit op een spoor.”[44] Op die wijze kon Paul Vanden Boeynants z’n eigen manoeuvre mooi toegedekt houden.
Uit deze anekdote blijkt hoe politici de pers soms trachtten te ‘gebruiken’. Anderzijds dient het gezegd dat dit document uiteraard in de smaak viel bij Manu Ruys en De Standaard, die meer autonomie voor de Vlaamse vleugel en een inperking van de macht van de syndicale vleugel genegen waren. Bovendien gelukte Paul Vanden Boeynants niet geheel in zijn opzet: Manu Ruys focuste voornamelijk op de autonomie voor de vleugels, en niet zozeer op de positie van de middenstand binnen de partij.
In 1964 verscherpte de toon: de krant eiste de onmiddellijke splitsing van de partij, n.a.v. het Waalse CVP-veto tegen de benoeming van Jan Verroken als lid van de interparlementaire Benelux-raad[45]. Op 10 juli toonde De Standaard zich uitermate verheugd om de mededeling dat de Vlaamse CVP in het najaar van 1964 apart zou congresseren. Dit kon het begin inluiden van een aparte Vlaamse CVP. In de daaropvolgende weken legde de krant grote nadruk op het congres, en verdedigde het tegen aanvallen van de socialist Jos Van Eynde, die er niet mee opgezet was. Volgens De Standaard zouden dergelijke vleugelcongressen de partij enkel versterken. Toen de Waalse CVP aankondigde een apart congres te organiseren op 12 september, zag de krant hierin een teken dat de Walen blijkbaar een decentralisatie van de partij aanvaardden[46].
Op 26-27 september 1964 vond het aparte Vlaamse CVP-congres plaats. De krant stelde zich de vraag of het een streefcongres of een studiedag zou worden. Ze hoopte op het eerste: de grondslag voor de komende communautaire strijd diende er gelegd, en standpunten bepaald. Na afloop van het congres was ze in haar nopjes dat het inderdaad een streefcongres was geworden. Het belangrijkste was nu, aldus de krant, de versterking van de Vlaamse vleugel en het organiseren van een debat omtrent de partijstructuur.
Niet anders dan vorige jaren ging de sympathie van de krant in hoofdzaak uit naar de Vlaamse CVP’ers, en meer bepaald naar de Vlaamse Groep van acht[47]. Na de parlementsverkiezingen van 1961 werden voor de Kamer Alfons Verbist en Leo Lindemans vervangen door Louis Kiebooms en Jos De Saeger, die zowat de rol van president vervulde voor de Groep van acht. Hij was tevens Vlaams CVP-vleugelvoorzitter vanaf mei 1961. Na de vorming van de regering-Lefčvre werd Gerard Van Den Daele vervangen door Albert De Gryse terwijl bij de Senatoren Jos Custers werd opgevolgd door Karel Van Cauwelaert[48].
Jos De Saeger genoot het volste vertrouwen en steun van De Standaard, die in hem een waardevolle bondgenoot zag voor het voeren van de Vlaamse strijd. Ze betreurde enkel dat hij geen voorstander was van federalisme. Zijn plan om aan de provincies zelfbeschikkingsrecht te geven inzake regionale economie, technisch onderwijs, volksopvoeding en cultuurzorg, wegenbouw, landbouw, huisvesting en toerisme vond de krant niet goed. Het was te provincialistisch, en niet in staat tot het oplossen van alle Vlaams-Waalse problemen[49]. Jos De Saeger mocht meteen ervaren dat De Standaard haar kritische zin en onafhankelijkheid niet verloor omdat ze hem sympathiek genegen was en steunde. Indien ze met sommige zijner plannen niet akkoord ging, liet ze dat ook onomwonden en onverkort blijken.
Naast de leden van de Groep van acht, met Jan Verroken (die dikwijls in de gelegenheid werd gesteld artikels te publiceren in de krant) en Augustus De Boodt, kwamen ook Renaat Van Elslande en Gaby Vandeputte vaak positief in beeld. De Brusselse CVP’er Paul Vanden Boeynants genoot evenzeer de steun van de krant, zij het dat ze hem bij zijn aantreden als voorzitter in mei 1961 geen onvoorwaardelijk vertrouwen wenste te schenken[50]. De Standaard bevond zich weliswaar op dezelfde lijn als Vanden Boeynants wat sociaal-economische denkbeelden betrof (Vanden Boeynants was ook patroon en verdediger van de middenstandsbelangen), en bewonderde zijn daadkrachtige mentaliteit, maar wantrouwde anderzijds zijn unitaire ideeën op staatkundig vlak.
Franstalige CVP’ers stonden dikwijls niet op zo’n goed blaadje bij de krant. Die vroeg hen om vooral niet dwars te liggen bij maatregelen ter Vlaamse ontvoogding. Ze moesten Vlaanderen m.a.w. recht doen, een pleidooi dat de krant al jaren hield. Toen dit niet het geval bleek, fulmineerde ze meermaals tegen de Franstalige CVP’ers waarbij niet het minst Jean Duvieusart het moest ontgelden.
Het mag dus duidelijk blijken dat de sympathie van De Standaard in hoofdzaak uitging naar de Vlaamse CVP’ers. Een onderscheid m.b.t. uit welke stand ze kwamen, werd daarbij niet gemaakt. De krant pleitte weliswaar voor een inperking van het overwicht der syndicale vleugel, wat niet belette dat ze met vertegenwoordigers ervan de beste relaties onderhield. In dit opzicht is het onjuist te stellen dat de krant vooral aanleunde bij de rechtervleugel. Wel is het zo dat De Standaard, gezien haar sympathie voor middenstand en landbouwers, qua ideeëngoed eerder aanleunde bij de rechtervleugel, dan bij de syndicale vleugel, al dient het gezegd dat de kritiek op de vakbonden niet afkleurde op de contacten met de politieke vertegenwoordigers van het syndicaat.
De Vlaamse CVP-Kamerleden genoten de service dat De Standaard hen gratis werd toegestuurd. Dit leiden we af uit en brief van Jan Piers aan zijn schoonbroer Albert De Smaele waarin hij stelde: “Ruime tijd geleden verklaarde u zich akkoord om eventueel gunstig in aanmerking te nemen het kosteloos toesturen van De Standaard aan de Vlaamse katholieke Senatoren, zoals U dat doet voor de katholieke Vlaamse Kamerleden. Ik weet dat de Senatoren dit bijzonder op prijs zullen stellen.”[51] Hoelang de krant gratis werd toegestuurd aan de Vlaamse CVP-Kamerleden, en of dit gebeurde voor de Vlaamse CVP-Senatoren konden we niet achterhalen: de geďnterviewde betrokkenen konden zich deze zaken niet herinneren. In elk geval betrof het hier terug een poging vanwege de krant tot het uitoefenen van invloed: door het gratis toesturen van de krant wist ze zich ervan verzekerd dat alle Vlaamse CVP-parlementsleden dagelijks over de krant beschikten.
De betrekkingen tussen De Standaard en de CVP bleven goed, en in diverse gevallen zelfs hartelijk. Vooral met Vlaamse CVP’ers, en zeker met de Groep van acht, waren de contacten erg frequent. Jan Verroken en Jos De Saeger bvb. waren a.h.w. vrienden aan huis. Met hen vonden vaak gesprekken en gemeenschappelijk overleg plaats. Ook met Paul Vanden Boeynants werden goede betrekkingen onderhouden, o.m. door Albert De Smaele en Manu Ruys[52]. Uit het dagboek van Hugo De Ridder beschikken we m.b.t. de betrekkingen van Vanden Boeynants met Ruys, over volgende anekdote: “Vanavond dineert CVP-PSC-voorzitter Vanden Boeynants met de Vlaamse journalisten, in het geheim bij hem thuis: Frans Van Erps (De Nieuwe Gids), Manu Ruys (De Standaard), Karel De Witte (Gazet van Antwerpen) en Karel Van Cauwelaert (Het Volk). Hun echtgenoten zijn ook van de partij. Ook Tindemans en ikzelf. Het wordt een gezellige avond, uitstekende keuken. (...) Manu Ruys tracht de voorzitter te overhalen met enkele betrouwbare journalisten een equipe ŕ la Kennedy te vormen. Deze zouden op tophoogte over politiek spreken: een werkelijke uitwisseling van gedachten. Voorzitter belooft tussen twee glazen wijn in dat, indien het manifest ‘Vlamingen en Walen in België’ op het CVP-PSC-congres te Oostende wordt goedgekeurd, hij met de aanwezige Vlaamse hoofdredacteurs en hun echtgenotes een reis naar Parijs zal maken. De Witte zegt dat hem dat niet zal beletten de tekst af te schieten als er geen wijzigingen aan komen. Vanden Boeynants pleit en zal rekening houden met ‘de stem van Wemmel’ en ook met die van de anderen. Echtgenoten zijn opgetogen over VdB’s voorstel. Compromis van Oostende wordt twee weken later goedgekeurd. Haast geen kritiek in de Vlaamse pers. De tweedaagse reis naar Parijs gaat door. Ik bedank.”[53]
Dit relaas licht opnieuw een tip van de sluier omtrent aard en inhoud van de besprekingen tussen perslui en politici, en omtrent hoe redacteurs i.p.v. alleen als observators ook als politieke actoren fungeerden. Manu Ruys e.a. werden bij Paul Vanden Boeynants thuis uitgenodigd voor een etentje, met hun echtgenotes. Dit wijst toch op een goede band. We vernemen dat Manu Ruys er pleitte voor de oprichting van een geheime equipe die politieke gesprekken op tophoogte zou houden. Op die wijze hoopte Ruys nog beter geďnformeerd te zijn, en nog meer invloed uit te oefenen op het verloop der politieke gebeurtenissen. Of zo’n equipe er daadwerkelijk kwam, is ons niet bekend[54]. We merken ook hoe Paul Vanden Boeynants zich van de steun van de pers trachtte te verzekeren, via het beloven van een snoepreisje mits aan zekere voorwaarden was voldaan. Interessant hierbij is de datum van het etentje. Het vond plaats op 24 november 1961 ’s avonds. Het congres waarop het bewuste manifest diende te worden goedgekeurd, vond de volgende twee dagen plaats. In de krant kon er op voorhand dus niet langer over geschreven worden, aangezien de weekendeditie van 25-26 november reeds aan het drukken was. Vanden Boeynants hoopte dus met zijn belofte te verkrijgen dat de reacties achteraf niet te scherp zouden zijn. Karel De Witte verklaarde blijkbaar alleszins dat het reisje naar Parijs hem er niet zou van weerhouden kritiek uit te oefenen indien nodig. De reactie van Ruys wordt niet beschreven. In de krant van 27 november 1961 evenwel reageerde hij met gemengde gevoelens op het manifest. Positief noemde hij de splitsing van culturele zaken en nationale opvoeding, de vernederlandsing van het bedrijfsleven, het tweetalig kader in de hoge besturen, en de concrete uitwerking van de decentralisatie op administratief vlak. Negatief daarentegen waren de oprichting van Franstalige kleuter- en lagere scholen in de Vlaamse randgemeenten, de oprichting van testscholen in de Brusselse agglomeratie met onderwijs in twee talen, het feit dat het manifest een 2/3 meerderheid voorstond bij bepaalde communautaire stemmingen in het parlement (zo was Vlaamse eendracht onvoldoende), en het feit dat de tweetaligheid bij hogere ambtenaren niet wettelijk werd verplicht. Twee dagen later werd deze kritiek nogmaals herhaald. Manu Ruys liet er zich dus ondanks de belofte van Paul Vanden Boeynants - die er niet voor terugschrok de echtgenotes van de redacteurs in zijn plannen te betrekken: misschien in de hoop dat zij mee druk zouden uitoefenen? - evenmin van weerhouden kritiek uit te oefenen. Klaarblijkelijk ging het reisje tot slot door. Of Manu Ruys en zijn echtgenote er aan deelnamen is ons niet bekend. In elk geval gold op de krant de stelregel dat op een dergelijk aanbod niet werd ingegaan. Volgens Albert De Smaele dienden de redacteurs voldoende afstand van hun contacten te blijven bewaren. Een etentje kon uiteraard, op die wijze kon immers informatie ingewonnen worden, maar een snoepreisje ging te ver[55].
Bleven de contacten met (vooral Vlaamse) CVP’ers uitstekend, de krant ging ook door met aanzetten van Vlaamse CVP’ers tot actie. Met haar eisen richtte ze zich voornamelijk tot hen ter realisatie ervan. Met de Groep van acht werden rond diverse zaken gemeenschappelijke strategieën gepland, alsook vonden heel wat gesprekken in de coulissen plaats. In deze gesprekken trachtten beide partijen elkaar te overtuigen en voor hun standpunt te winnen. Niet alleen De Standaard trachtte dit, ook Verroken kwam op de redactie soms zijn voornemens bepleiten. Zelfs binnenlandminister Gilson deed dit. Van dit alles vormen de perikelen rond de wetsontwerpen-Gilson een uitstekend voorbeeld. Verder gaan we er nader op in. In elk geval was het niet omdat er overleg plaatsgreep of politici de redactie bezochten, dat de krant haar onafhankelijkheid verloor, of zich gebonden voelde. Als ze met iets niet akkoord ging, dan liet ze dit ook blijken. De Saeger en Verroken mochten dit tot hun spijt ervaren.
De CVP werd in de eerste plaats uiteraard aangespoord om actie te ondernemen op Vlaams vlak. De drie ontwerpen-Gilson, de splitsing van het departement van Cultuur en Nationale Opvoeding en culturele autonomie, de toestand in het leger en de diplomatie, streekeconomie, de vernederlandsing van het bedrijfsleven, de verfransing van Vlaams-Brabant, de Leuvense universiteit, de afschaffing van de talentelling, etc.: het waren allemaal strijdpunten rond dewelke De Standaard de Vlaamse CVP opriep het Vlaamse belang te verdedigen.
Naast de Vlaamse kwestie had de krant nog voldoende oog voor andere zaken. Ook op het vlak van economie en financiën, onderwijs, de hervorming van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, de overheveling van het NILOS naar nationale opvoeding en de fiscale hervorming liet ze haar stem weerklinken, en spoorde ze de CVP tot actie aan.
2. De Standaard tegenover socialisme, socialistische politici en de BSP
Anders dan in de voorbije jaren leverde De Standaard vanaf einde 1961 geen kritiek meer op de socialistische ideologie. Dit betekende geenszins dat de krant zich verzoend had met die ideologie - ze bleef haar basisideologie trouw - maar etatisme, antiklerikalisme en nationalisatiedrang werden aan de socialisten niet langer aangewreven. Evenmin werden de socialisten nog uitgescholden voor dictators, demagogen, etc. De ideologische ontspanning die zich op het brede maatschappelijke veld begon voor te doen, liet zich ook op de krant gelden. Dit bleek duidelijk uit de berichtgeving, niet het minst in vergelijking met de periode 1947-49 toen ook een roomsrode regering aan het bewind was.
Ondanks de dooi op ideologisch vlak besteedde de krant nog steeds overwegend minder aandacht aan de BSP dan aan de CVP. Uiteraard had het feit dat dit minder markant gebeurde dan in vorige jaren mede te maken met het feit dat de BSP terug deel uitmaakte van de regering. De berichtgeving had nog steeds een ideologisch tintje, in die zin dat uit de redactionele normen bvb. bleek dat aankondigingen van andere partijen dan de CVP liefst niet werden opgenomen in de berichtgeving.
Wat wel een breuk met het verleden inhield, betrof het feit dat de berichtgeving veel minder negatief gekleurd was. Voorbeelden in dit verband waren het verslag van het BSP-congres van begin 1965, dat positief werd onthaald, en de berichtgeving over het ‘Handvest voor Belgische Boerenstand’, uitgaande van de BSP[56]. De krant berichtte objectief over dit handvest, zonder dat er enige zweem van afkeuring in doorklonk. In vroegere jaren werd elk initiatief van de BSP jegens de landbouwers gevolgd door afkeurende geluiden, in die zin dat de socialisten uit waren op electoraal gewin, en het niet serieus meenden met de landbouwers. Dat dit nu niet gebeurde, mag wijzen op een zich wijzigend klimaat.
Uiteraard betekent dit niet dat er vanaf 1961 geen afkeurende geluiden meer vielen waar te nemen. Integendeel, De Standaard leverde op geregelde tijdstippen nog steeds een voldoende portie kritiek op de activiteiten en stellingen van de BSP. Dit was o.m. het geval betreffende de ‘te grote volgzaamheid’ die de socialisten in de ogen van de krant aan de dag legden tegenover het ABVV. Het verzet van de socialisten tegen de volledige splitsing van het departement van Nationale Opvoeding en Cultuur, de ‘obstructie’ door Leo Collard van een streekeconomisch beleid, de overheveling van het NILOS (Nationaal Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en Sport) naar nationale opvoeding, hun pogingen om van het proces softenon een proces van CVP-minister Jos Custers te maken, het afremmen door de BSP van een oplossing in de taal- en onderwijskwestie, het socialistisch verzet tegen de oprichting van taalkaders in het leger en het afsluiten van een Schelde-Rijnverdrag, het veto tegen een zetelaanpassing etc.: dit alles werd hen niet in dank afgenomen.
De toon van de kritiek of de afwijzing verschilde evenwel enorm bij vroeger. Dit blijkt duidelijk uit de reactie op de uitspraak van Leo Collard die de Vlaamse mars van 22 oktober 1961 een teken van ‘zeer agressief katholiek nationalisme’ had genoemd. Op deze straffe uitspraak reageerde de krant in zeer bedaarde termen. Dit viel sterk op in het algemeen: de krant nam een veel beheerstere houding aan tegenover de socialisten.
Op Vlaams vlak bleef De Standaard zich verzetten tegen het ‘oneerlijke concept’ van federalisme dat de Waalse socialisten aanhingen. De geografische Senaat kon bvb. niet door de beugel. De Vlaamse socialisten werd verweten gekant te zijn tegen de IJzerbedevaart en geen positieve dialoog te willen aangaan omtrent culturele autonomie. Nochtans, zo stelde de krant, had het BSP-congres te Charleroi in 1961 zelf om de splitsing gevraagd. Ze trachtte druk te zetten op de partij: “Om de socialisten ertoe aan te zetten, publiceren wij hieronder een fotokopie van de resoluties van dat BSP-congres die daarover handelen.”[57] De krant riep de BSP op kleur te bekennen in Vlaams opzicht: zoniet kon er nooit een oplossing worden bereikt in de Vlaams-Waalse verhoudingen[58]. Ze toonde zich verheugd toen BSP-voorzitter Leo Collard in maart 1962 stelde dat een Vlaams-Waalse dialoog dringend nodig was[59].
Een andere breuk met het verleden betrof het feit dat De Standaard zich vanaf 1961 niet meer exclusief tot de (Vlaamse) CVP richtte met haar gevarieerd eisenpakket. Ze wendde zich, zij het nog in heel beperkte mate, sporadisch ook tot de BSP. Zo werden de Vlaamse socialisten opgeroepen om te protesteren tegen het verzet dat de Mouvement Populaire Wallon had aangetekend tegen de vestiging van het staalcomplex Sidmar in Vlaanderen[60]. De ganse BSP werd aangespoord werk te maken van een splitsing van het ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur. De krant pleitte zelfs voor een samenwerking tussen BSP en CVP om van Brussel een echte tweetalige hoofdstad te maken[61].
In de berichtgeving, gaven we hoger al aan, werden de socialisten in het algemeen niet zo negatief meer bejegend: dit gold ook voor afzonderlijke BSP-politici. De krant was er niet langer op uit om ze haast systematisch negatief af te schilderen. Rik Fayat en Edmund Leburton werden soms zelfs positief voorgesteld. Dit nam evenwel niet weg dat de krant kritiek uitte op sommige socialisten bij bepaalde zaken die zich voordeden: Piet Vermeylen werd aangevallen omdat hij akkoord ging met faciliteiten voor Franstaligen in de Vlaamse randgemeenten, Leo Collard moest het ontgelden omdat hij een streekeconomisch beleid obstrueerde, Jos Van Eynde was meermaals kop van jut (o.m. omdat hij de krant ervan beschuldigde via haar protest tegen het tweede wetsontwerp-Gilson eigenlijk de fiscale hervorming te willen afschilderen), en Joseph-Jean Merlot (evenals de CVP’ers Pierre Harmel en Paul Herbiet) werden verweten beheerder te zijn van Grand Ličge, een blad waarin nu en dan extreem anti-Vlaamse artikels versch In de relatie tussen de krant en BSP-politici trad maar met mondjesmaat verbetering in. Contacten met Vlaamse BSP-politici zoals bvb. Hendrik Fayat of Lode Craeybeckx bleven behouden. Met Franstalige socialisten werden er heel wat minder betrekkingen onderhouden: hierin zou zich pas na 1965 een kentering voordoen. Niettemin waren er toch reeds beperkte contacten met die Franstalige socialisten die in de regering zetelden.
enen[62].
3. De Standaard tegenover liberalisme, liberale politici en de PVV
Op 9 oktober 1961 berichtte de krant over de oprichting van de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) die in de plaats kwam van de liberale partij[63]. De Standaard maakte zich over de nieuwe naam niet veel begoochelingen: het betrof in feite oude wijn in nieuwe vaten. Wat wel positief werd bevonden, waren de ideeën van de PVV omtrent economische expansie, die overigens dezelfde waren als die van de CVP, zo luidde het.
Eerste voorzitter van de PVV was Omer Vanaudenhove. Volgens Albert De Smaele had Omer Vanaudenhove hem en Manu Ruys nog voor de officiële oprichting van de PVV uitgenodigd op een diner om hierover van gedachten te wisselen[64]. Betrekkingen hadden Manu Ruys, Albert De Smaele e.a. Standaard-mensen daarnaast met de Vlaamse liberaal Frans Grootjans, en in veel mindere mate met de Kamerleden Willy Declercq en Jacques Van Offelen[65]. Van Frans Grootjans publiceerde de krant zelfs een bijdrage op 11 juli 1961: daarin pleitte hij voor een Vlaams eenheidsfront op brede basis. Uiteraard juichte De Standaard dit voorstel toe.
Dat er zekere contacten bestonden tussen De Standaard en de PVV, betekende evenwel geenszins dat de liberalen plots spectaculair meer in beeld kwamen in de berichtgeving. De aandacht voor de PVV bleef op een erg laag pitje. Over het liberaal congres dat plaatsgreep in oktober 1962 werd bvb. niets geschreven. Bij diverse gelegenheden werd aan de liberalen ‘demagogie’ verweten, zo m.b.t. de fiscale hervorming, de artsenstaking, de gelijkschakeling van de kinderbijslagen voor middenstanders en loontrekkenden, etc. Hun houding in de Vlaamse kwestie werd hen kwalijk genomen: volgens De Standaard viel met hen niets aan te vangen[66].
De krant kwam tot deze conclusie nadat in 1962-63 Vanaudenhove een verruiming trachtte door te voeren binnen de PVV: hij wilde de partij van haar antiklerikaal imago af te helpen, en zocht een opening naar de katholieken. Volgens Manu Ruys hadden hij en Albert De Smaele hierover gesprekken met Omer Vanaudenhove, die wenste te polsen naar de mening van De Standaard[67]. De krant klonk de afbouw van het antiklerikalisme als muziek in de oren: ze stond dan ook positief tegenover de verruiming. Eind februari 1963 schreef ze echter dat de verruiming was mislukt[68]. Volgens haar waren enkel een aantal aartsconservatieve katholieken naar de PVV overgegaan, die de partij in de richting van het unitarisme wensten te sturen. Dit grendelde uiteraard Vlaanderen af voor de PVV: op die wijze kon ze niet verruimen, en nog minder kon ze in aanmerking komen als mogelijke coalitiepartner in een volgende regering. Toen de Brusselse PVV-afdeling aankondigde alle federalisten in haar midden uit te sluiten van het lidmaatschap, deed dit voor de krant de deur dicht[69].
4. De Standaard tegenover de Volksunie
Bij de verkiezingen van 1961 behaalde de Volksunie vijf Kamerzetels: dit betekende een enorme stap voorwaarts voor de partij[70]. Aanvankelijk gaf dit niet direct aanleiding tot een uitvoeriger berichtgeving over de partij in de krant. Pas vanaf 1963 zou dit geleidelijk aan veranderen. De Standaard verweet de Vlaams-nationalisten hun gesloten nationalisme: volgens de krant wilde de VU niet dat vreemdelingen hun eigen aard behielden. De partij werd kortzichtig genoemd[71].
Vanaf 1963 deed zich in de Volksunie heel wat intern gerommel voor[72]. Er vonden bvb. strubbelingen plaats met het VMO: de VU legde de bedrijvigheid van het VMO stil. Hierover toonde De Standaard zich verheugd: blijkbaar had de democratische fractie in de VU het gehaald. (Lag hier de reden voor de groeiende aandacht in de berichtgeving voor de Volksunie?) Een jaar later, na de gemeenteraadsverkiezingen was het opnieuw raak: VU-Kamerlid Daniël De Coninck verklaarde zich niet akkoord met de rechtse koers op sociaal-economisch vlak. Stemmen gingen op om de VU te verruimen en te streven naar een brede democratische frontvorming. De Standaard schreef dat de VU naar eigen goeddunken kon handelen: haar ging het eigenlijk niets aan[73].
Ruys verhaalt over deze pogingen tot frontvorming het volgende: “Ik werd daarover nauwkeurig op de hoogte gehouden door Wim Jorissen, die ik kende van toen hij een korte tijd los meewerkte aan de Standaard der Jeugd. Wij waren elkaar blijven ontmoeten. Jorissen was bevriend geraakt met enkele progressieve Vlaamsgezinden, Jan Olsen, Antoon Roosens, Staf Verrept en Roger Bourgeois. Dat groepje pleegde geregeld overleg met de Brusselse advocaat Daniël De Coninck, die in de Volksunie de onstuimige heraut was van een ‘travaillistische’ hergroepering. In zijn opvatting moest die zowel traditionele nationalisten als linkse Vlaamsgezinden omvatten en jonge vooruitstrevende christen-democraten kunnen aanspreken. Jorissen sympathiseerde met die gedachte en zocht mij een paar keer op de redactie op met uitleg over het plan en met de vraag of wij zo’n frontvorming zouden steunen. Mijn antwoord was steeds hetzelfde: zorg dat het front er komt, dan zullen wij het beoordelen.”[74] Uit dit citaat blijken de goede contacten die Ruys met Volksunieleden had, evenals de positie van de krant: politici kwamen om de steun van de krant vragen en haar derhalve uitnodigen tot participatie in het politieke spel.
Naderhand begon De Standaard, vanaf 1963, dus meer aandacht te besteden aan de Volksunie: de partij werd meer au sérieux genomen. De krant bleef evenwel op haar standpunt dat Vlaamse actie best via de CVP kon gebeuren. Het valt op dat ze dan ook nauwer bij die partij aanleunde. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 stelde ze dat de samenwerking tussen de Vlaamse CVP en de Vlaamse BSP in haar ogen belangrijker was dan een samenwerking van de CVP met de VU: eerstgenoemde coalitie kon een eventuele slechte grondwetsherziening immers tegenhouden, de VU niet[75].
Dat de krant aan de gemeenteraadsverkiezingen van 1958 heel wat aandacht besteedde, was uitzonderlijk. Hoger haalden wij de redenen ervoor aan. In 1964 plooide de krant terug op haar normale positie: de gemeenteraadsverkiezingen werden slechts uiterst summier aan bod gebracht. Een campagne werd niet gevoerd, en reclame voor bepaalde partijen viel evenmin te bespeuren. De krant riep haar lezers op om op een goede Vlaamse kandidaat te stemmen. Waar hiermee vroeger een Vlaamse CVP’er werd bedoeld, was dit nu niet het geval. Stem Vlaams, luidde de boodschap. De kiezer moest, aldus de krant, zelf maar oordelen of dat in zijn/haar gemeente een CVP’er of een VU’er was. Ze geloofde dat haar lezers volwassen genoeg waren om zelfstandig een keuze te maken: ze voelde zich naar eigen zeggen niet geroepen om handjes vast te houden en een stemadvies te geven[76].
Opnieuw zette de krant aldus ogenschijnlijk een stap in de richting van meer objectiviteit en pluralisme. De reden voor het uitblijven van een stemadvies zou evenwel ook kunnen liggen in de ontgoocheling die op de redactie heerste over de besluiten van Hertoginnedal, waar de Vlamingen faciliteiten hadden toegestaan aan de Franstaligen in de Vlaamse randgemeenten. Zowel De Smaele als een aantal geďnterviewde redacteurs ontkenden dit: ze haalden de journalistieke evolutie naar meer objectiviteit aan als enige reden. Anderzijds dient het gezegd dat de krant t.g.v. de parlementsverkiezingen van 1965 wel weer een stamadvies uitbracht. Hun uitleg lijkt in dit licht dan ook niet volledig te kloppen.
Van een echte campagne in de aanloop naar deze verkiezingen was geenszins sprake. Integendeel, de krant ging door op haar elan van het streven naar meer objectiviteit en pluralisme. Zo gaf ze achtereenvolgens het kiesprogramma van PVV en BSP, en het verkiezingsmotto van de VU[77]. Het programma van de CVP kwam uiteraard ook aan bod, uitgebreider zelfs dan dat van de andere partijen. Het streven naar meer objectiviteit en pluralisme mag evenwel niet overdreven worden: de berichtgeving was toch nog behoorlijk subjectief gekleurd. Zo werd de PVV vanaf eind januari 1965 haast permanent onder vuur genomen: in die zin kan misschien gewag gemaakt worden van een soort onrechtstreekse verkiezingscampagne. Vooral de anti-Vlaamse houding van de liberalen moest het ontgelden. De partij werd bestempeld als “een verraderlijke zandbank waarmee geen constructieve staatshervorming door te voeren is”[78]. In haar programma stonden immers de verfransing van Brussel en de uitbreiding van de Brusselse agglomeratie ingeschreven. De krant verweet de liberalen demagogie en leugens[79]. Het leek erop alsof de krant gewonnen was voor een voortzetting van de CVP-BSP-coalitie. Het BSP-congres van begin april 1965 werd in elk geval positief ontvangen in de berichtgeving.
De CVP genoot nog steeds de meeste steun van De Standaard, die stelde dat enkel een sterke Vlaamse CVP een sterke Vlaamse macht in de regering kon verzekeren. Voor de Volksunie had ze wel sympathie, maar die partij was te klein om grote politieke druk te kunnen uitoefenen[80]. Ze riep de lezer dan ook op om op de CVP te stemmen[81]. Dergelijke oproep kwam evenwel slechts eenmaal voor: in de weekendeditie van het verkiezingsweekend. De houding van 1964, toen de lezer werd vrijgelaten in zijn keuze, werd dus gewijzigd. Misschien gebeurde dit o.i.v. het feit dat PVV en Volksunie in 1964 aanzienlijk vooruitgang hadden geboekt ten koste van de CVP. Anderzijds gaf de krant nu wel slechts eenmaal een stemadvies mee, in tegenstelling tot vorige jaren toen dit diverse keren herhaald werd. Anders ook was het feit dat de krant op 15-16 mei aankondigde dat Boerenbond, ACW, NCMV en de Katholieke Werkgeversfederatie zich achter de CVP schaarden, maar daarop niet liet volgen dat boeren, middenstanders, arbeiders en patroons dan ook op de CVP moesten stemmen. Of betrof het hier een onrechtstreekse oproep?
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[39] Durnez, De Standaard II, 347.
[40] Over de interne partijwerking van de CVP in de periode 1961-65, zie De Staercke, De Vlaamse vleugel, 202-212.
[41] Interview Luc Delafortrie 21/1/99. Zie over de splitsing Witte, “Hertoginnedal”, 20-25. Verroken, Twintig jaar Vlaamse weerbaarheid, 101 e.v.
[42] De Standaard (o.m. 12 september 1962).
[43] De Standaard (o.m. 29 augustus, 21 november en 5 december 1963).
[44] Radio-interview met Hugo De Ridder, opgenomen 27/3/97 en uitgezonden oktober 1997. Transcript ervan aanwezig in Archief Hugo De Ridder. Zie ook De Ridder, Geen blad voor de mond, 51-54.
[45] De Standaard (14-15 maart 1964).
[46] De Standaard (12 augustus 1964).
[47] Dat de verstandhouding met de Groep van acht uitstekend was, bewijst het feit dat de Groep van acht soms haar vergaderingen belegde in de gebouwen van De Standaard aan de Jacqmainlaan. Dit blijkt uit een brief van Jos De Saeger aan Louis Kiebooms 7/9/62. Archief Louis Kiebooms, 306.
[48] Jonckheere, Jan Verroken, 316 noot 621.
[49] De Standaard (4 en 5 november 1963).
[50] De Standaard (29 mei 1961).
[51] Brief van Jan Piers aan Albert De Smaele 24/12/63. Archief De Standaard, los stuk.
[52] Uit de agenda’s van De Smaele blijkt dat hij in 1961 en 1963 diverse keren gesprekken had met Vanden Boeynants en Jos De Saeger. Over agenda’s van de jaren 1962 en 1964-65 hadden we geen beschikking. Archief Albert De Smaele, agenda’s 1961 en 1963.
[53] Dagboekuittreksel Hugo De Ridder 24/11/61. Archief Hugo De Ridder. Wij konden slechts een tweetal uittreksels van het dagboek inkijken, aangezien Hugo De Ridder niet de bedoeling had zijn volledige dagboek openbaar te maken. Zie ook De Ridder, Geen blad voor de mond, 42-44.
[54] Volgens De Ridder lag het vooral in Ruys’ bedoeling om zijn rechtstreekse toegang tot CVP-toppolitici te vrijwaren. Interview Hugo De Ridder 28/9/99.
[55] Interview Albert De Smaele 6/6/00.
[56] De Standaard (resp. 5 april 1965 en 31 oktober 1962).
[57] De Standaard (9 mei 1962).
[58] De Standaard (28 december 1961).
[59] De Standaard (29 maart 1962).
[60] De Standaard (22 september 1961).
[61] De Standaard (21 januari 1965).
[62] De Standaard (11 april, 24 oktober en 9-10 december 1961, 25 januari 1962 en 24 februari 1964).
[63] Zie Prevenier en Pareyn, “De oprichting”, 331-337.
[64] Interviews Albert De Smaele 10/3/99 en Manu Ruys 17/11/99. Vanwege het feit dat we nergens anders bevestiging hiervan vonden (Vanaudenhove overleed jaren terug) moet deze verklaring onder enig voorbehoud worden geplaatst.
[65] De goede betrekkingen tussen Ruys en Grootjans werden ons bevestigd door de directeur van Het Laatste Nieuws Albert Maertens. Interview Albert Maertens 2/7/99.
[66] Over de taalpolitiek van de PVV, zie Rydant, “De communautaire krachtverhoudingen”, 299 e.v. Verhulst, “De Vlaamse kwestie”, 221 e.v.
[67] Interview Manu Ruys 17/11/99. De Smaele bevestigde dit. Opnieuw is enig voorbehoud noodzakelijk.
[68] De Standaard (27 februari 1963).
[69] De Standaard (30 april 1963).
[70] Over de Volksunie in die periode, zie Michielsen, “De Volksunie”, 255 e.v.
[71] De Standaard (9 oktober 1961).
[72] Van Der Elst, Twintig jaar Volksunie, 68 e.v. De Wever, “Het Vlaams-nationalisme”, 288-290. Michielsen, “De Volksunie”, 259-263.
[73] De Standaard (29 oktober 1964).
[74] Ruys, Een levensverhaal, 233-234. Schiltz bevestigde deze verklaring.
[75] De Standaard (29 oktober 1964).
[76] De Standaard (10-11 oktober 1964).
[77] De Standaard (resp. 29 maart, en 5 en 12 april 1965).
[78] De Standaard (21 januari 1965).
[79] De Standaard (o.m. 23-24 januari, 5 en 26 april, en 20 en 21 mei 1965).
[80] De Standaard (25 maart 1965).
[81] De Standaard (22-23 mei 1965).