Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK VI

 

MAART 1961 - MEI 1965: OP WEG NAAR PLURALISME,
OBJECTIVITEIT EN KWALITEIT

 

B. VOORTSCHRIJDENDE EXPANSIE EN MODERNISERING VAN DE STANDAARD-GROEP

 

1. Algemeen

 

In 1962 kreeg Maurits Roosen, die in 1957 als technisch ingenieur voor de drukkerij aan de Jacqmainlaan was aangeworven, de graad van directeur. Zijn taak bestond erin de expansie en de technische (r)evolutie van de drukkerij voor te bereiden. Daartoe kreeg hij in 1963 de beschikking over een studiedienst, die onder leiding stond van Freddy Mertens. Zijn opdracht evolueerde meer en meer tot de studie van de automatisering (fotografisch zetten en de intrede van de computer), de coördinatie van de diepdrukafdelingen voor weekbladen en de technische kant van de betrekkingen met de drukkerijklanten.

In 1964-65 deed de computer zijn intrede in de Standaard-groep. De IBM 1440, met een geheugencapaciteit van tien miljoen tekens, werd ingezet voor administratief werk[11]. Verzendingen van publicaties, abonnementenboekhouding, facturatie, loonboekhouding, statistieken, inschrijvingen in het verkoopboek: het waren alle taken en bewerkingen door hem uitgevoerd. De Smaele geloofde rotsvast in de belangrijke rol die de computer kon spelen in het krantenbedrijf, en liet zijn ingenieurs dan ook speuren naar nieuwe toepassingen, o.m. via studiebezoeken aan Amerikaanse drukkerijen en kranten. In 1967 zou deze zoektocht vruchten afwerpen, en een revolutie teweeg brengen in het zetten van de krant.

Begin 1965 werd een nieuwe rotatiepers in gebruik genomen: de Courier werd ‘de meest moderne rotatiepers van België’ genoemd, die kleurendruk voor kranten moest mogelijk maken. Ze werd als volgt voorgesteld: “ ‘Het’ is blauw, ‘het’ is 34 meter lang, ‘het’ is vijf meter breed en 7,5 meter hoog, ‘het’ weegt 500 ton, ‘het’ kost XX miljoen frank, ‘het’ kan tot 170 miljard lettertekens per uur drukken, ‘het’ moet talrijke problemen oplossen, ‘het’ moet velen de hemel op aarde brengen, ‘het’ is de grootste, snelste en modernste pers in België, ‘het’ is de nieuwe rotatiepers, ‘het’ is de Courier.”[12] De nieuwe pers was in staat tot het drukken van 120000 exemplaren per uur. In feite bestond de Courier uit twee rotatiepersen die elk 60 000 exemplaren drukten. Elk van de twee persen bestond uit vier drukgroepen en één vouwapparaat, dat een ontdubbelingssysteem had waardoor de krantenstroom juist vóór de derde vouw in twee werd gesplitst. Dit laatste was nodig om het vouwtempo te kunnen dragen. De derde drukgroep van de twee persen was een vierkleurendrukgroep, die moest toelaten foto’s en advertenties in kleur af te drukken. In de praktijk zou de eerste kleurenfoto in De Standaard verschijnen in het weekend van 30-31 juli 1966, toen foto’s van de Engelse en Duitse voetbalploeg (die de finale van het wereldkampioen speelden) werden afgedrukt.

Het belang van dergelijke technische innovaties mag niet onderschat worden. Albert De Smaele licht toe: “Als de techniek niet volgt, kan de berichtgeving onmogelijk goed zijn. Als een rotatiepers slechts heel traag drukt, dan moet de redactionele kopij erg vroeg binnen zijn, waardoor de krant de laatste berichten mist. Als een rotatiepers niet mooi drukt, dan stoten de lezers de krant af. Als een rotatiepers slechts een beperkte drukcapaciteit heeft, dan kan de krant slechts een beperkt aantal bladzijden tellen. Technische innovaties spelen m.a.w. een uiterst belangrijke rol op het gebied van de snelheid van berichtgeving en de volledigheid en actualiteit ervan, evenals op het vlak van de presentatie van de krant. Uiteraard kunnen dergelijke technische evoluties niet van dag op dag plaatsgrijpen. Het gaat telkens om investeringen van honderden miljoenen, niet alleen voor de machines, maar ook voor de verbouwingswerken aan de gebouwen (of het zetten van een nieuwe infrastructuur): er moet voldoende ruimte voorhanden zijn om de (somtijds gigantische) nieuwe machines te kunnen herbergen. Het creëren van voldoende ruimte, het bijeenrapen van voldoende kapitaal en het vinden van de geschikte machines: dat alles vergt massa’s tijd.”[13]

Inmiddels zette zich naast de modernisering eveneens de uitbreiding van de Standaard-groep door. De NV Standaard Boekhandel, behorende tot de Standaard-groep en geleid door Antoon ‘Tony’ Sap, breidde uit naar Nederland. Daar werd in 1964 een distributiemaatschappij opgericht, aanvankelijk ‘Het Karveel’ geheten, maar later omgedoopt tot Standaard Uitgeverij en Distributie. In de volgende jaren zou de verdere expansie van de NV Standaard Boekhandel een hoge vlucht nemen.

De uitbreiding en modernisering van de Standaard-groep - wiens eigendomsstructuur niet veranderde: de familie Sap bleef hoofdaandeelhouder - weerspiegelde zich in een aantal cijfergegevens[14]. De investeringen (in gebouwen en materieel) van de Standaard-groep namen sterk toe. Op vier jaar tijd werd het totale investeringsbedrag van de periode 1947 - 1960 (dat over die veertien jaren 177 miljoen BEF bedroeg) meer dan verdubbeld. Een overzicht:

 

Tabel 6: Evolutie bedrag investeringen Standaard-groep 1961-64

1961

71 342 000 BEF

1962

50 117 000 BEF

1963

55 068 000 BEF

1964

 

67 625 000 BEF

 

Logischerwijs steeg ook het zakencijfer van de Standaard-groep:

 

Tabel 7: evolutie zakencijfer Standaard-groep 1961-64

1961

 

861 828 930 BEF

1962

 

961 450 860 BEF

1963

 

1 019 617 380 BEF

1964

 

1 092 134 730 BEF

 

Drie van de belangrijkste ondernemingen bleven boekhoudkundige winsten maken:

 

Tabel 8: evolutie boekhoudkundige winst NV De Standaard, NV Periodica en NV Mirax 1962-64

 

1962

1963

1964

NV De Standaard

 

6 573 985 BEF

5 248 146 BEF

4 705 728 BEF

NV Periodica

 

2 826 392 BEF

3 568 910 BEF

4 037 383 BEF

NV Mirax

 

138 511 BEF

127 658 BEF

242 607 BEF

 

2. Propaganda, oplage en lezerspubliek

 

In Genval ging op 16-17 maart, 20-21 april en 1-2 juni 1962 een seminarie door onder het motto ‘Dynamiek in verkoop en propaganda’. Het seminarie was exclusief georganiseerd voor propagandisten van de Standaard-groep. Nieuwe en bestaande vormen van propaganda werden onder de loupe genomen. Aandachtspunten waren[15]: het rechtstreeks en menselijk contact met de (potentiële) lezer via huisbezoeken; de medewerking aan wielerkoersen: niet zozeer financieel, maar wel onder de vorm van artikels, aanplakbrieven, strooibriefjes, rugnummers en spandoeken; het benadrukken van het moderne materiaal waarover de krantengroep beschikte, evenals de groep jonge, dynamische en geschoolde medewerkers, het goede niveau van informatie en het strijdende Vlaamse karakter (De Standaard was een machtig politiek wapen, moest de mensen ingeprent worden). Kernachtig luidden de drie troeven: persoonlijk, jong en modern; de wijze van contact en verkoop diende vlot, goed geargumenteerd en overredend te zijn; de aanwerving en opleiding van propagandisten was uiterst belangrijk. Het was o.m. Jan Merckx die deze vijf aandachtspunten verder uitwerkte. Opnieuw dient hierbij opgemerkt dat de promotieacties vooral Het Nieuwsblad: voor De Standaard werd veel minder promotie gemaakt. De leiding van de Standaard-groep ging ervan uit dat de Vlaamse intellectuelen vanzelf de weg naar dat dagblad wel zouden vinden.

Vanaf 1964 werden, met het oog op reclamewerving, de oplage en werkelijke verspreiding van de Standaard-kranten gecontroleerd door de Dienst voor Publicitaire Verspreidingsanalyse (DEVEA). Die hield zich bezig met kwantitatieve analyses van krantenoplages[16]. Ze berekende de gezamenlijke oplage van de Standaard-kranten op 281 684 exemplaren. De werkelijke verkoop of verspreiding (= de oplage minus de onverkochte exemplaren) betrof 264 281 exemplaren. In 1965 steeg de oplage tot 294 884 exemplaren, en de verspreiding tot 273 884 nummers. Uit deze volgens een geijkte methode verworven gegevens mag nogmaals blijken dat de oplagecijfers van de jaren vóór 1964, die door de Standaard-groep zelf werden bekend gemaakt, met de nodige reserves moeten worden benaderd. Na de overname van De Gentenaar en De Landwacht in 1959 had de oplage van de Standaard-groep in 1960 op 290 000 exemplaren moeten liggen: de 40 000 exemplaren van de twee voornoemde kranten naast het kwart miljoen exemplaren dat in 1958 naar eigen zeggen was bereikt, geven dit resultaat[17]. Volgens de gegevens van DEVEA lag de oplage van de Standaard-groep in 1964 slechts op een 281 000 exemplaren. Dit betekent hebben dat de krant op vier jaar tijd een daling van de oplage met 9000 exemplaren zou hebben gekend. Dit strookt evenwel niet met haar berichten als steeg de oplage voortdurend. Eerder vermoeden wij dat de gegevens van vóór 1964 systematisch wat werden overdreven. Ook voor oplagecijfers van andere kranten - o.m. bij Le Soir is dit het geval - merken we dat de oplagecijfers daalden van het moment dat de oplage door een extern orgaan werd gecontroleerd, terwijl in de literatuur terzake nergens sprake is van een dalende krantenverkoop in het begin van de jaren ‘60[18].

Wat de plaats van de Standaard-groep tegenover andere krantengroepen, zowel Vlaamse als Franstalige, betreft, kunnen we voor 1964 volgende rangorde van oplagegegevens vaststellen:

 

Tabel 9: Oplagecijfers Belgische krantengroepen 1964

Krantengroep
Oplage

Groep Hoste (Het Laatste Nieuws)

 

296 558 exemplaren

Groep Le Soir

 

287 904 exemplaren

Standaard-groep

 

281 684 exemplaren

Groep Het Volk

 

218 756 exemplaren

Groep La Dernière Heure

 

169 984 exemplaren

Groep Gazet van Antwerpen

 

169 272 exemplaren

Volksgazet (in 1965)

 

90 844 exemplaren

Groep Le Peuple

 

62 000 exemplaren

Het Belang van Limburg (in 1966)

 

55 661 exemplaren

Vooruit (in 1965)

 

34 112 exemplaren

 

Uit dit overzicht blijkt dat de Standaard-groep zich bij de top bevond van Belgische krantenuitgevers. Tevens blijkt dat de Standaard-groep de eerste plaats bekleedde, qua oplage, onder de uitgevers van Vlaamse katholieke dagbladen. In Vlaanderen in het algemeen moest ze enkel de groep Hoste laten voorgaan.

 

Lezerspubliek

Waar de directie zich vroeger diende te baseren op inlichtingen van propagandisten, werd in maart 1964 voor het eerst een wetenschappelijk verantwoord onderzoek verricht naar de samenstelling van het lezerspubliek van de dagbladen van de Standaard-groep. Het werd uitgevoerd door het Belgisch Centrum voor Marktverkenning. De resultaten luidden als volgt[19]:

Hieruit kunnen we besluiten dat de gemiddelde Standaard-lezer gehuwd was, financieel goed verdiende, een beroep met een zeker aanzien uitoefende, uit stedelijke Vlaams gebieden afkomstig was, en een hoge opleiding had genoten. De veronderstelling dat het lezerspubliek van De Standaard vooral bestond uit de Vlaamse intellectuele elite werd in de studie bevestigd.

Het belang van de studie lag o.m. hierin dat nu specifieke reclamecampagnes konden worden op het getouw gezet voor de diverse kranten van de Standaard-groep, gericht op de bevolkingslagen die ze bereikten. Een campagne voor De Standaard diende anders gevoerd dan voor Het Nieuwsblad. In de berichtgeving en lay-out kon eventueel ook bijgestuurd worden.

De studie kan trouwens als voorbeeld fungeren om de modernisering van de Standaard-groep te illustreren. Zowel de organisatie als de infrastructuur en de marktstrategie van de krantengroep werd steeds professioneler en moderner aangepakt.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 


 

[11] Decq, “Electronisch brein moderniseert onze firma” in: De kleine krant (juni 1964) 2-3.

[12] Roosen, “Nieuwe rotatiepers” in: De kleine krant (juni 1964) 11-14.

[13] Interview Albert De Smaele 25/3/99.

[14] Zie hiervoor: nota ‘De Standaard-groep: profiel van een onderneming’, 22 september 1966. Archief Albert De Smaele, map ‘profiel-organigram’. Zie ook de verslagen gemaakt door de NV Accountex. Archief De Standaard, losse stukken.

[15] Verslag van het seminarie te Genval 1962. Archief De Standaard, map ‘Seminarie onder het motto: Dynamiek in verkoop en propaganda’.

[16] Het Centrum voor Informatie over de Media (CIM) daarentegen hield zich eerder bezig met kwalitatieve analyses van sociale en demografische kenmerken van de lezers, leesgewoonten, mediavoorkeur, etc. de Bens, De Pers in België, 139.

[17] Van Der Biesen geeft een quasi gelijkaardig cijfer. Van Der Biesen, “De dagbladpers”, 216.

[18] Luykx, De ontwikkeling, 98 e.v.

[19] Studie over de lezers van de dagbladen van de Standaard-groep. Archief De Standaard. De cijfers tussen haakjes slaan telkens op het resultaat voor alle Standaard-bladen.