Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK IV
APRIL 1954 - JUNI 1958: DE STANDAARD MEE IN DE OPPOSITIE
De verkiezingsresultaten van 1954 lieten een nederlaag voor de CVP zien: de partij verloor haar absolute meerderheid. Vrij vlug tekende zich een ‘linkse’ coalitievorming af. De krant, die uiteraard geen enkele invloed kon uitoefenen op de regeringsvorming tussen socialisten en liberalen en dit ook niet probeerde, geloofde niet in een ‘linkse’ formule. Het mocht evenwel niet baten: op 24 april berichtte De Standaard over de vorming van een zgn. linkse regering-Van Acker.
Met lede ogen had De Standaard de vorming van een ‘links’ kabinet aangezien en met onverholen antipathie werd de nieuwe regering ‘verwelkomd’. De regering kon van bij de aanvang op geen krediet rekenen. Zowel regeringssamenstelling als -programma werden verworpen. Op Vlaams vlak was de regering bvb. erg deficitair: er waren slechts zes Vlaamse ministers, waarvan er dan nog vier onder de categorie ‘geografische’, d.w.z. geen echte Vlamingen dienden te worden gerekend. Slechts Antoon Spinoy en Piet Vermeylen konden volgens de krant enigszins als ‘echte’ Vlamingen worden beschouwd. Het programma van de ‘linkse’ regering werd als onvoldoende bestempeld: er werd haast niets in vermeld over werkloosheid, repressie, schoolvrede, etc. Helemaal verschrikkelijk vond de krant de beslissing tot de publicatie van de resultaten der talentelling van 1947. Dat er voor het eerst een apart ministerie van de middenstand was voorzien, kon de negatieve gevoelens van de krant niet temperen.
Contacten met de ‘linkse’ regering waren er niet veel. Met premier Van Acker waren er, zoals in de beginjaren ’50, sporadisch wat contacten. Voorts hadden journalisten van De Standaard enig contact met binnenlandminister Piet Vermeylen, onderwijsminister Leo Collard, defensieminister Antoon Spinoy, minister van Openbare Werken en Wederopbouw Omer Vanaudenhove, en minister van Buitenlandse Handel (vanaf 11 mei 1957) Rik Fayat. Met minister van Buitenlandse Handel en vanaf 11 mei 1957 van Buitenlandse Zaken Victor Larock waren er evenzeer contacten: op 31 juli 1957 drukte de krant zelfs een interview met hem af. Erg hartelijk waren de contacten met de meeste van de hierboven vermelde ministers niet: De Standaard was allerminst graag gezien in socialistische en liberale milieus, wat niet wegnam dat ze wel werd gelezen.
De Standaard deed geen oproepen tot de regering m.b.t. het oplossen van bepaalde vraagstukken: wel riep ze vaak de CVP op tot een uiting van protest tegen een zoveelste regeringsmaatregel waarmee ze het niet eens was. Het kabinet-Van Acker werd antiklerikaal en anti-Vlaams genoemd. Beide punten culmineerden volgens de krant voornamelijk in de schoolstrijd, die het ganse land in rep en roer zette, en in dewelke de katholieken een onverzoenlijke houding aannamen. Niet alleen m.b.t. de schoolstrijd, maar ook in andere materies was de krant het grondig oneens met het beleid van de zgn. linkse regering. Ze zette dit sterk in de verf, in die mate zelfs dat ze de lezer a.h.w. een schrikbeeld ophing van de ‘linkse’ regering. Het leek erop alsof ze tussen de regels wilde zeggen: dit nooit meer, en redenen aangaf waarom. Een overzicht:
Niet lang na zijn aantreden als minister van Arbeid en Sociale Voorzorg presenteerde Léon-Eli Troclet een reeks voorstellen ter hervorming van de maatschappelijke zekerheid: de inrichting van één enkele staatscontrole, de verhoging en vaststelling van de hospitalisatietarieven, de invoering van het stelsel van de derde persoon (de dokter zou worden betaald door de mutualiteiten, waar hij dus a.h.w. werknemer van werd), een verlaging van de prijs der geneesmiddelen, een verhoging met één procent van de bijdrage van de werkgevers in de ziekteverzekering, en geen financiële verantwoordelijkheid voor de mutualiteiten. De Standaard verwierp deze voorstellen als zijnde etatistisch en centralistisch. Bovendien werd de financiële verantwoordelijkheid voor de mutualiteiten afgeschaft, en beschikte de minister samen met enkele ambtenaren over een soort supercontrole. Dergelijke socialistisch getinte hervorming viel bij de krant uiteraard niet in goede aarde: ze was altijd al gekant tegen een te grote staatsbemoeienis, tegen te grote uitgaven, en tegen het feit dat er door de mutualiteiten geen verantwoordelijkheid diende gedragen voor eventuele verliezen.
Ook hier werd geprotesteerd tegen de te grote overheidsbemoeienis en de ‘etatistische’ trekjes in het beleid. Dadelijk kreeg de krant een voorbeeld in de schoot geworpen van de in haar ogen kwalijke effecten hiervan: liberaal economieminister Jean Rey liet een vervalst indexcijfer publiceren, dat een daling in de levensduurte moest voorstellen. In werkelijkheid was de levensduurte echter gestegen. Mede onder druk vanuit de eigen ‘linkse’ rangen (het ABVV en enkele BSP’ers) trok Jean Rey het indexcijfer terug in. Volgens De Standaard was de publicatie ervan een eerste uitdrukking van het ‘dirigistisch en autoritair optreden’ van de roodblauwe regering.
In het algemeen verweet De Standaard aan de ‘linkse’ regering haar verspilzucht, waardoor een verhoging der belastingen onvermijdelijk werd. Het voornemen van de regering om buitenlandse leningen af te sluiten stuitte op protest: dit zou de binnenlandse kredietinflatie doen toenemen, zo waarschuwde de krant. Toen in de tweede helft van september 1955 de regering uitpakte met zegeberichten over een overschot op de begroting, repliceerde De Standaard dat dit enkel een gevolg was van de verhoogde inkomsten via de belastingstijgingen.
In de loop van 1956 en 1957 volgde een nieuw offensief tegen het zgn. financieel wanbeheer van de regering-Van Acker, die de staatsschuld verhoogde, de inflatie in de hand werkte, de werkloosheid niet oploste en niet zorgde voor investeringen en industrialisatie.
De krant tekende protest aan tegen het feit dat volgens haar de deficitaire Waalse mijnen van de Borinage werden opengehouden met geld van de winstgevende Limburgse Kempische mijnen. Volgens De Standaard dienden de winsten van de Limburgse mijnen te worden geïnvesteerd in nevenindustrieën en in de Vlaamse industrialisatie. De deficitaire Waalse mijnen werden beter gesloten. Nog volgens haar zou aldus een einde komen aan de Vlaamse structurele werkloosheid en de arbeidersmobiliteit. Het kon toch niet dat Vlaamse arbeiders dagelijks uren moesten reizen om op hun werkplaats aan te komen. De krant eiste ‘werk in eigen streek’.
Na de mijnramp te Marcinelle in 1956, waarbij 270 doden vielen, hernam de krant haar pleidooi tegen de ‘gevaarlijke deficitaire en gevaarlijke Waalse Borinage-mijnen’. Opnieuw eiste ze dat de winsten van de Kempische mijnen niet langer werden doorgesluisd om de verliezen van de Waalse mijnen te dekken, maar geïnvesteerd werden in Limburg zelf en in Vlaanderen. De krant vroeg een parlementair debat rond deze materie.
In de behandeling van het drama door de krant kregen we overigens een voorbeeld van hoe een reportage soms ook als campagne kan gelden. Niet lang na de mijnramp van Marcinelle verscheen in de krant een reportage van de hand van Gaston Durnez, over de gevaarlijke en moeilijke werkomstandigheden van buitenlanders en Vlamingen in de Waalse mijnen, onder de titel ‘Mannen met zwarte gezichten’. In de toenmalige omstandigheden betrof het niet zozeer een objectieve reportage maar een striemende aanklacht die de campagne tegen de arbeidsmobiliteit en de deficitaire Waalse mijnen serieus wat kracht bijzette.
Van meet af aan kantte de krant zich tegen de publicatie van de resultaten van de talentelling van 1947, die voor de Vlamingen negatief uitvielen op de taalgrens en in Brussel. Ze betwistte de juistheid van de resultaten: volgens haar was ermee geknoeid. De krant steunde het Vlaams petitionnement en pleitte voor een wetenschappelijke en definitieve vastlegging van de taalgrens. Daarnaast eiste ze een aanpassing van het aantal parlementszetels aan de bevolkingscijfers: dergelijke aanpassing zou Vlaanderen extraparlementszetels opleveren. Gelijke taalrollen, de benoeming van Vlamingen op belangrijke posten en de naleving van de taalwetten waren andere topics waar de krant op insisteerde.
De Standaard hekelde het streven van de ‘linkse’ regering om zoveel mogelijk van haar eigen mannetjes op allerlei posten te benoemen, waarbij ambtenaren e.a. van katholieke stempel op een zijspoor werden gerangeerd. In 1954 werden vooral de socialistische ministers Edward Anseele en Léon-Eli Troclet met de vinger gewezen omwille van hun benoemingspolitiek in resp. het NIR en een aantal parastatalen. Ook in de volgende jaren kregen diverse ministers het verwijt van partijdige benoemingen toegestuurd. De campagne ‘zo benoemt de linkse regering’ vormde een climax.
Beide resp. bevoegde ministers, de liberalen René Lefebvre en Oscar Bossaert, werd incompetentie verweten[67]. De krant waarschuwde dat de boeren nooit de verplichte ruilverkaveling zoals voorgesteld door René Lefebvre zouden pikken. Bovendien deed Lefebvre niets voor de modernisering van de landbouw. Oscar Bossaert bleef als middenstandminister - de eerste keer trouwens dat de middenstand een eigen volledig apart ministerie had - volledig in gebreke volgens de krant. Ze vroeg zich voortdurend af of het de regering er misschien om te doen was aan te tonen dat een apart ministerie voor de middenstand geen zin had. Na het overlijden van Oscar Bossaert begin februari 1956 en het aantreden van Leo Mundeleer in diens plaats drong de krant, tevergeefs in haar ogen, aan op het voeren van een echt middenstandsbeleid door deze regering.
Onafgebroken reageerde de krant tegen de ontwerpen van minister Edmond Leburton: ze waren ‘etatistisch geïnspireerd’ en hielden in de ogen van de krant een versterking in van het ministerieel gezag over de Nationale Maatschappij voor Huisvesting.
De voortdurende negatieve berichtgeving over de regeringspolitiek (vrijwel enkel onderbroken door een positief geluid over de oprichting door socialistisch defensieminister Antoon Spinoy van een taalinspectie in het leger), die afgekeurd werd omwille van haar ‘antiklerikaal, sectair, anti-Vlaams, etatistisch en dirigistisch karakter’ - allen zaken die regelrecht ingingen tegen de basisideologie van De Standaard -, culmineerde in de campagne ‘vier jaar links beleid’ die liep van 28 april 1958 t.e.m. einde mei, tot de dag voor de parlementsverkiezingen. In de campagne werd het beleid van de voorbije vier jaren genadeloos met de grond gelijk gemaakt.
2. De Standaard tegenover de verkiezingen van 1958
Begin november 1956 rees bij verscheidene politieke waarnemers het vermoeden dat binnenkort vervroegde parlementsverkiezingen zouden worden uitgeschreven, zo ook bij De Standaard. Prompt raadde ze dan ook de CVP aan zich hierop voor te bereiden: de partij kon zich beter wat demagogie aanmeten i.p.v. zich al te schuchter te gedragen. De CVP moest de link benadrukken tussen socialisten en communisten, die in de ogen van de krant één pot nat waren. Er diende aangetoond dat de BSP een slechte dam was tegen het communisme: ze speelden immers onder één hoedje. De krant gaf zelf het voorbeeld met enkele artikels in die zin[68]. Nog voor het jaar 1956 ten einde liep, blek echter dat de geruchten omtrent vervroegde verkiezingen slechts een vals alarm waren: de ‘linkse’ regering ging door.
Een goed jaar later dan, in december 1957, riep De Standaard de CVP nogmaals op de kiesstrijd te beginnen, ditmaal in de zekerheid dat de verkiezingen in de eerste helft van 1958 zouden plaatsgrijpen. De krant verstrekte de CVP de raad de verkiezingscampagne vooral te richten op het in de verf zetten van de gebreken van ‘de linksen’. De lezer werd aangeraden op de CVP te stemmen: een stem op de Volksunie stond gelijk aan een stem voor de ‘linkse’ Walen, zo werd hem/haar voorgehouden.
Zelf gaf De Standaard haar startschot voor de verkiezingsperiode op 26 maart 1958, op meer dan twee maanden van de verkiezingen dus, met de publicatie van de als campagne bedoelde artikelenreeks ‘Zo benoemt de linkse regering’, geschreven door Luc Delafortrie. In 22 artikels onder deze titel stelde hij de benoemingspolitiek van de regering-Van Acker aan de kaak[69]. De ministers Léon-Eli Troclet, Edward Anseele, Leo Mundeleer, Edmond Leburton, Omer Vanaudenhove, Achiel Van Acker, Leo Collard, René Lefebvre, Piet Vermeylen, Albert Lilar, Auguste Buisseret, Antoon Spinoy etc. werden partijpolitieke benoemingen verweten. De ‘ontstellende balans’ luidde volgens de krant dat het land afgleed naar een administratieve dictatuur en een socialistische heerschappij. Ze sloeg dan ook alarm: “Wij vragen niet dat katholieken zouden worden voorgetrokken. Wij vragen dat rechtvaardigheid zou heersen, vaste regelen zodat ieder beambte of ambtenaar, met of zonder politieke kleur, een gelijke kans op bevordering zou hebben volgens het aantal dienstjaren, de bekwaamheid, de rangschikking in het examen, het diploma.” Volgens de krant was het ieders taak, katholiek of niet-katholiek, om hiervoor te ijveren. “Een krachtige, buitengewone inspanning zal nodig zijn om orde en wet te herstellen en om te verhinderen dat wij, zonder het te merken, omzeggens al slapend, overgaan naar de socialistische machtsgreep en de administratieve dictatuur. Nog vier jaren dergelijk bewind, en het is zover.”[70] Dit laatste hield een nauwelijks verholen stemadvies in voor de lezer: een stem uitbrengen op ‘de linksen’ was dwaasheid.
Nog geen week na deze campagne startte de krant al een nieuwe: ‘vier jaar links beleid’. Deze artikelenreeks verscheen dagelijks in een kader in vetjes op de eerste pagina: de speciale lay-out toont duidelijk aan welk belang de krant aan de campagne hechtte. Het betrof een artikelenreeks van 22 bijdragen waarin ze, met het oog op de verkiezingen (stelde ze zelf), nog eens de grote lijnen van de regeringspolitiek in herinnering wilde brengen. “Daarom zullen wij de volgende dagen in een objectief gedocumenteerde artikelenreeks, die uiteraard aansluit bij onze ophefmakende enquête over de linkse benoemingen, nauwgezet de belangrijkste beslissingen en tekortkomingen van de regering-Van Acker onderzoeken en aanduiden waarom deze regering een bijzonder zwaar passief moet worden aangerekend.”[71] De Standaard beloofde sine ira et studio te schrijven: de naakte feiten waren zo al erg genoeg. De items die naar voor werden gebracht, betroffen o.m. de talentelling, de belastingverhoging voor de middenstand, het ontbreken van een middenstands- en landbouwpolitiek, de ondermijning van het vrij onderwijs, de hervorming van de maatschappelijke zekerheid, het niet voeren van een gezinspolitiek, het ontbreken van amnestiemaatregelen en het financiële wanbeleid. Aan het einde van de reeks werd de lezer uitgenodigd te beslissen over het al dan niet voortzetten van een ‘linkse’ regering: deze beslissing kon hij omzetten in z’n stemgedrag. Voor De Standaard was het alvast een uitgemaakte zaak: in haar ogen bereidden de socialisten een verkapte staatsgreep voor. De toekomst van de katholieken stond op het spel: “Een katholiek die thans zijn stem laat verloren gaan, is niet te verontschuldigen.”[72] Ze riep dan ook op tot het stemmen op de CVP, de enige partij die volgens haar iets deed voor de Vlaamse belangen en de liquidatie van repressie en epuratie.
Ook voorheen had ze zo’n, zij het ietwat omfloerst stemadvies gegeven, toen ze berichtte over de betoging ingericht door het Comité voor Vrijheid en Democratie. Die betoging was met 200 000 aanwezigen uitgegroeid tot een enorm succes. De Standaard waarschuwde de socialisten: de betoging was een teken aan de wand dat de BSP haar ‘sectaire en antiklerikale’ politiek moest stopzetten. De krant eiste een gelijkberechtiging van het vrij onderwijs. In haar ogen kon enkel een coalitie met de CVP dit bewerkstelligen.
Een groep die speciaal werd aangesproken in de berichtgeving om CVP te stemmen, was de middenstand. Onder de titel ‘CVP en middenstand’ verschenen van 9 t.e.m. 11 april 1958 drie artikels die handelden over de verwezenlijkingen van de CVP t.v.v. de middenstand in de periode 1947-54, over de initiatieven van de CVP tijdens de oppositiekuur van 1954-58, en over het programma voor de volgende legislatuur. Het betrof hier overduidelijk een onrechtstreekse doch ferme oproep aan de middenstanders om het bolletje bij de CVP te kleuren, en niet in te gaan op de valse lokroep van de liberalen.
Op 29 mei publiceerde de krant een herderlijke brief van bisschop De Smedt van Brugge die de gelovigen verbood te stemmen op de Volksunie: elke rechtgeaarde katholiek diende CVP te stemmen. De Smedt stelde dat “gezien de verhevenheid van de belangen die bedreigd worden en de ernst van deze bedreiging, wij verklaren dat stemmen op de Volksunie in de huidige omstandigheden zwaar zondig is”.[73] De Standaard sloot zich hierbij aan: een stem op de Volksunie was gelijk aan een stem op de ‘linkse’ Walen. Dergelijke stem hield immers een verzwakking in van de Vlaams-katholieke krachten. Eerder al had de krant de VU opgeroepen om zeker geen Senaatslijst in te dienen, kwestie van daar de CVP-overwinning veilig te stellen.
Op 28 en 29 mei, luttele dagen voor de verkiezingen, publiceerde de krant reclame van en voor de CVP op de eerste pagina. Automatisch doet dit de vraag rijzen naar de mate van onafhankelijkheid die De Standaard aan de dag legde in haar verkiezingscampagne: bepaalde de redactie zelf de inhoud ervan of werd die gedicteerd door het CVP-partijbureau? Volgens Durnez “deed ze dat geheel op eigen initiatief. Directe invloed of druk was er niet uitgeoefend door de partijdiensten van de CVP of het episcopaat.” Evenmin geschiedde dat bij de artikelenreeks ‘vier jaar links beleid’. Anderzijds erkent hij wel dat de krant propagandamateriaal van de CVP opnam. Echter, “het bleef wel een klein percentage en het kwam voor de ingewijden als dusdanig herkenbaar in de krant.”[74]
Wim Van der Biesen ontleedde in zijn doctoraalscriptie de katholieke verkiezingspropaganda in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 1958. Daarbij had hij zowel oog voor de katholieke pers als voor de propagandapublicaties van de CVP. Na oppervlaktemeting kwam hij tot het besluit dat De Standaard de vierde plaats innam, wat betreft het percentage van de totale gedrukte oppervlakte dat aan de verkiezingen werd gewijd. Enkel Vers l’Avenir, Het Volk en De Nieuwe Gids gingen haar vooraf. Na onderzoek van de diverse kranten en de indeling van de artikels in categorieën kwam Van der Biesen tot de conclusie dat De Standaard tweemaal hoger dan gemiddeld, artikels telde handelend over ‘aanvallen op het regeringsbeleid’ en ‘verdediging van het CVP-programma’. “Indien men alleen zou rekening houden met deze oppervlaktecijfers, is men op het eerste gezicht geneigd De Standaard als de meest CVP-gezinde krant te bestempelen.” Wanneer Van der Biesen echter verder de gegevens ontleedde, kwam hij tot de vaststelling dat De Standaard veruit het laagste scoorde in de categorie ‘directe verkiezingspropaganda’ (categorie van artikels met een zuiver propagandistische bedoeling, dikwijls rechtstreeks van de partij afkomstig): vijfmaal minder dan het gemiddelde. Dit verzwakt dan ook sterk de hypothese van De Standaard als meest CVP-gezinde krant. Van der Biesen besluit: “Uit het feit dat De Standaard pretendeert een eliteblad te zijn, dat zich op de eerste plaats tot de Vlaamse intellectueel richt, volgt ook logisch dat zij normaal meer commentariërende en beschouwende artikels zou moeten bevatten dan een doorsnee krant. Het is dan ook geenszins abnormaal dat De Standaard meer aandacht besteedt aan bespiegelende artikels (‘aanvallen op het regeringsbeleid’ en ‘verdedigen van het CVP-programma’) dan aan erg rudimentaire en zeer persuasieve bijdragen (‘directe verkiezingspropaganda’). Er lijken derhalve meer argumenten voorhanden te zijn om te stellen dat de afwijkende positie van De Standaard eerder een gevolg is van haar gerichtheid en haar opzet, dan van haar politieke overtuiging.”[75] De op het eerste zicht voor de hand liggende link tussen De Standaard en de CVP, dient dus sterk gerelativeerd, aldus Van der Biesen: ze was immers de krant die het minste van al propaganda van het CVP-bestuur overnam. Deze studie vormt dan ook een bevestiging van de stelling van Durnez, die stelde dat De Standaard zelfstandig haar verkiezingscampagne en stellingname bepaalde.
In vergelijking met 1952 besteedde de krant nu veel meer aandacht aan de gemeenteraadsverkiezingen: dit dient gezien in het licht van de nasleep van de oppositie die de krant tegen de ‘linkse’ regering had gevoerd. De Standaard stelde dat haar lezerspubliek op de CVP moest stemmen, kwestie van de verkiezingsoverwinning van 1 juni te bevestigen. Op 23 september startte ze een campagne onder de titel ‘vervaldag 12 oktober’. Elf bijdragen verschenen in deze reeks, die liep tot 10 oktober. De bedoeling van de reeks zette de krant als volgt uiteen: “Wij nemen ons voor in de loop van de drie weken die ons nog van de gemeenteraadsverkiezingen scheiden, afzonderlijk en in bijzonderheden, de politieke en andere vraagstukken te onderzoeken die in elk van de grote Vlaamse steden rijzen. Aldus zal de kiezer zijn oordeel op 12 oktober a.s. dienen te bepalen. Zoals wij reeds gedaan hebben voor de wetgevende verkiezingen, zullen wij ook thans bij voorkeur de feiten laten spreken…”[77]
Het beleid zoals in de afgelopen zes jaren gevoerd, werd overlopen in een aantal grote steden. Het stramien kwam telkens op hetzelfde neer: in steden waar de CVP mee het beleid had bepaald, was er sprake van een positieve evolutie. In de andere steden was er achteruitgang en verval te merken[78].
De boodschap die uit dit alles sprak, kon nauwelijks mis begrepen worden. De lezer werd opgeroepen om zijn stem op de CVP uit te brengen. Dergelijk stemadvies verscheen ook expliciet in de krant, tot driemaal toe. De krant toonde zich uitermate verheugd dat in heel wat grote Vlaamse steden geen Volksunielijst werd ingediend.
Het feit dat er vier jaar een zgn. linkse coalitie aan de macht was geweest, moet De Standaard blijkbaar erg hoog gezeten hebben. Normaal hechtte ze nl. nooit veel belang aan plaatselijk, stadsgebonden nieuws. Tevens was het zo dat de gemeenteraadsverkiezingen van 1952 slechts summier aan bod kwamen in de berichtgeving. Dat ze nu uitgebreid aan bod kwamen, was een veeg teken aan de wand. De krant stuurde erop aan om nog eens de suprematie van de CVP in verkiezingen aan te tonen, en duidelijk te maken dat het succes van de CVP bij de parlementsverkiezingen eerder dat jaar geen toevalstreffer was geweest. Volgens Albert De Smaele was de grote aandacht voor de gemeenteraadsverkiezingen zowel vanuit politiek als uit journalistiek opzicht te verklaren: “Uiteraard viel het niet te ontkennen dat de CVP op nationaal vlak juist vier jaar in de oppositie had gezeten. Anderzijds was een reeks rond de grote gemeenten ook in journalistiek opzicht niet slecht: het leek ons interessant om voor de lezer diverse steden door te lichten.”[79] Of de ene reden zwaarder woog dan de andere is ons niet bekend.
Op 14 oktober kondigde de krant triomfantelijk aan dat de overwinning van de CVP bij de gemeenteraadsverkiezingen nog groter was dan die in juni t.g.v. de parlementsverkiezingen. Ze concludeerde hieruit dat de CVP-overwinning van juni ll. geen toevalstreffer was geweest.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[63] De Standaard (31 mei 1954).
[64] Over die hervorming schreven Vanthemsche, De beginjaren, 126-138. Vandeputte, Sociale geschiedenis, 52-53 en 59-62. Pasture, Kerk, politiek en sociale actie, 126-134.
[65] Zie hiervoor Vandeputte, Economische geschiedenis, 53-54.
[66] Zie hiervoor Vandeputte, Economische geschiedenis, 45.
[67] Voor de houding van de Boerenbond jegens de ‘linkse’ regering, zie Van Molle, Ieder voor allen, 336 e.v.
[68] De Standaard (10 november t.e.m. 17 december 1956; een voorbeeld van een dergelijk artikel op 27 november).
[69] Het was elke lezer van de krant duidelijk dat de campagne erop gericht was de ‘linksen’ schade te berokkenen, in het licht van de nakende verkiezingen. Anderzijds dienen echter de woorden van De Smaele in acht genomen die stelde dat “de benoemingspolitiek van de linksen een serieus probleem vormde. Op een bepaald ogenblik kregen we hierover informatie in handen. We spitten die verder uit, en gingen vervolgens tot publicatie over. Nu viel die publicatie juist in de aanloop naar de verkiezingen. Maar als die er niet waren geweest, dan hadden we toch ook gepubliceerd.” (Interview Albert De Smaele 25/3/99.) In die zin dient de zinsnede ‘in het licht van de verkiezingen’ toch enigermate gerelativeerd.
[70] De Standaard (23 april 1958).
[71] De Standaard (28 april 1958).
[72] De Standaard (31 mei 1958).
[73] Zie ook Van Overstraeten, Op de barrikaden, 57. De Wever, “Vlaams-nationalisme”, 286-287.
[74] Durnez, De Standaard II, 184-185.
[75] Van der Biesen, De verkiezingspropaganda, 405-406.
[76] We behandelen deze gemeenteraadsverkiezingen onder dit hoofdstuk omdat de journalistieke benadering ervan in nauw verband stond met de afgelopen regeerperiode van het zgn. linkse kabinet.
[77] De Standaard (23 september 1958).
[78] Het beleid in de steden Aalst, Gent, Mechelen en Leuven werd op de korrel genomen, terwijl het (CVP-)beleid in Sint-Niklaas, Brugge, Kortrijk en Genk werd geloofd.
[79] Interview Albert De Smaele 25/3/99.