Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK IV

 

APRIL 1954 - JUNI 1958: DE STANDAARD MEE IN DE OPPOSITIE

 

D. HET PLURALISME VAN DE BERICHTGEVING: DE RELATIE TOT DE POLITIEKE PARTIJEN

 

De verkiezingsresultaten van 1954 lieten een nederlaag zien voor de CVP: de partij verloor in de Kamer dertien zetels (ze hield er nog 95 over) en aldus haar absolute meerderheid. De socialisten van hun kant wonnen negen zetels wat hun totaal in de Kamer op 86 bracht. De liberalen klommen tot 25 zetels. Belangrijk was tevens de ene zetel, die de Vlaams-nationalistische formatie behaalde: het Vlaams-katholieke front was aldus in twee gespleten. De communisten behaalden nog vier zetels, wat een verlies van drie zetels betekende. Liberalen en socialisten vormden samen een ‘linkse’ regering. De CVP werd naar de oppositiebanken verwezen.

 

1. De relatie met en de houding tegenover de CVP

 

Hoewel de CVP in de oppositie zetelde, bleef De Standaard meer aandacht besteden aan die partij dan aan de regeringspartijen. Nochtans schreef de krant dat “het vanzelf spreekt, dat in journalistiek opzicht een congres van een partij, die aan het bewind is, belangrijker is dan een congres van een partij die hoopt opnieuw aan het bewind te komen”[35]. In de praktijk viel hiervan niet veel te merken: de krant ruimde bvb. veel meer plaats in voor het CVP-congres van 10-11 december 1955 dan voor het BSP-congres van 20 november van hetzelfde jaar. Aan het CVP-congres van 1957 werd viermaal meer plaats besteed dan aan het BSP-congres van 22-23 december van dat jaar.

Tevens bleef ze zich met haar eisen richten tot de CVP, ook al zat die partij in de oppositie. Tot de zgn. linkse regering werd het woord niet zoveel gericht: eerder brak ze haar bewind vakkundig af, zonder daarbij bepaalde eisen te stellen.

 

De positionering van De Standaard en de CVP tegenover elkaar

Aan de positie van de krant tegenover de CVP wijzigde niet zoveel in vergelijking met voorgaande jaren. Zonder het zo vaak te onderstrepen, bleef ze haar onafhankelijke positie (te begrijpen in de betekenis aangegeven in het vorige hoofdstuk) tegenover de partij handhaven. Er viel minder kritiek op de partij te noteren, wat niet onlogisch is gezien het feit dat de CVP in de oppositie zetelde. Daarnaast wenste de krant de katholieke rangen gesloten te houden in het verzet tegen het antiklerikale offensief van de ‘linkse’ regering. Vanuit deze bezorgdheid om de eendracht binnen de partij slikte ze haar kritiek soms in. Bovendien streden krant en partij voor dezelfde zaken: het behoud van het katholieke onderwijs, een goede hervorming van de maatschappelijke zekerheid, een evenwichtige begroting etc., wat ervoor zorgde dat beider stemmen veel meer in symbiose waren. Hieruit mag evenwel niet geconcludeerd worden dat De Standaard slaafs de CVP volgde: eerder was het een gezamenlijk strijden voor gezamenlijke en gelijklopende belangen[36].

Analoog aan vorige jaren pleitte de krant ook nu weer voor het behoud van de Vlaams-katholieke eenheid rond de CVP: het discours bleef gehandhaafd dat de Vlaams-katholieke belangen het best konden worden behartigd door een grote machtspartij. Elke scheuring betekende een vermindering van die macht en een verzwakking.

De CVP van haar kant bleef eveneens op dezelfde stelling tegenover De Standaard: ze erkende het bestaan van de krant als spreekbuis van de Vlaams-katholieke intellectuele elite, had er betrekkingen mee, maar erg hartelijk waren die niet altijd. Jan Merckx verklaart in dit verband, n.a.v. de overname van Het Handelsblad door de Standaard-groep in 1957 (!): “Gaby Vandeputte van het NCMV (en tegelijk lid van het nationaal comité van de CVP – KVN) wenste ons geluk, maar sprak zich uit tegen de overeenkomst: hij stond dicht bij de CVP en De Standaard was in die tijd helemaal niet goed gezien in zijn partijkringen.”[37] Rik Vermeire, tussen 1953-58 nationaal secretaris van de CVP bevestigt deze stelling: “Journalisten bekeek men altijd met argwaan, behalve misschien die van De Nieuwe Gids, dat waren betrouwbare mensen, maar Manu Ruys, daar mocht men toch geen vertrouwen in hebben.”[38]

Niettemin groeide in de CVP begin 1958 toch het besef van goede relaties met de pers. Ze besloot, ongetwijfeld mede in het licht van de nakende verkiezingsstrijd, om in haar schoot een persdienst op te richten, die de verbindingsfactor moest zijn tussen de partij en de katholieke bladen. “Hij moet dus enerzijds de partijleiding op de hoogte houden van wat in de pers en persmiddens gedacht en gezegd wordt; anderzijds de bladen op de hoogte houden van wat de partij wil en wenst, en van hen de grootst mogelijke steun voor de partij bekomen.”[39] Als middelen daartoe zag de partij 1) persoonlijke contacten met de parlementaire redacteurs in het parlement, met de dagbladdirecteuren in hun bureau en met andere redacteurs op de redactie 2) gesprekken op geregelde tijdstippen, hetzij als vriendschappelijk politiek onderhoud van belang voor beide kanten, hetzij om een bepaald vraagstuk te onderzoeken 3) persconferenties 4) het verstrekken van nieuws, hetzij exclusief aan één blad, hetzij aan alle (al dan niet bevriende) bladen 5) documentatie en voorlichting.

 

De Standaard en interne CVP-kwesties, en het promoten van CVP-politici

In de periode 1954-58 was het erg opvallend hoe weinig de krant zich mengde in interne partijaangelegenheden. In feite was het enkel in de maanden na de parlementsverkiezingen van april 1954, nog vóór het uitbreken van de schoolstrijd, dat de krant dit deed. Toen eiste ze van de CVP-leiding dat die meer contacten zou onderhouden met het grote publiek, om te weten wat leefde onder de burgers. De CVP-leiding moest uit haar ivoren toren afdalen, en kliekjespolitiek en electoralisme laten varen. Tegelijk voerde de krant actie voor een splitsing van de partij: de eenheidsstructuur van de CVP was volgens De Standaard niet langer houdbaar. Tot slot waarschuwde ze de partij ervoor geen Waal aan het hoofd ervan te benoemen op het a.s. congres van december[40].

Vanaf einde januari 1955 was er sprake van veel minder inmenging, welhaast geen kritiek meer op de CVP, etc. Blijkbaar sloot De Standaard de rangen rond de CVP inzake de schoolstrijd. Einde juli, toen het wetsontwerp-Collard gestemd was, hernam de krant haar kritiek op sommige Waalse CVP’ers. Inmenging in interne aangelegenheden of de eis tot splitsing van de partij werden evenwel tot in 1958 niet meer geformuleerd. Blijkbaar bleef de krant begaan met de katholieke eenheid zolang er een ‘linkse’ regering aan de macht was.

Analoog aan de vorige jaren werd ook nu weer een aantal CVP-parlementsleden een steuntje in de rug geboden: omdat ze dezelfde ideeën aanhingen als De Standaard op een aantal vlakken. Renaat Van Elslande werd gesteund in zijn strijd voor de oprichting van Cultuurkamers, en Gerard Van Den Daele in zijn replieken op minister van Arbeid en Sociale Voorzorg Léon-Eli Troclet. Paul Vanden Boeynants, Ludovic Moyersoen, PW Segers, Leo Delwaide, Victor Leemans, Louis Kiebooms, Alfred Bertrand (inzake de besteding der winsten van de Kempense steenkoolmijnen), Jozef Jespers, Jan Verroken, Jos De Saeger, Gaston Eyskens voor zijn aanvallen op het financiële beleid van de regering), Alfons Verbist e.a. kregen eveneens een goede pers. Op te merken valt uit dit alles dat de krant nog steeds vrijwel uitsluitend Vlaamse CVP-parlementsleden steunde.

De Franstalige CVP’ers konden op minder steun en sympathie rekenen van de krant. In de eerste zeven maanden van 1955, in het heetst van de schoolstrijd, slikte De Standaard alle kritiek op hen in, maar eenmaal het ontwerp toch was gestemd, kwam de kritiek terug los. De krant vond dat de Waalse katholieken de Vlaamse belangen niet in de weg mochten staan: de CVP moest Vlaanderen recht doen. Gedurende de hele tijd dat de CVP in de oppositie was gekluisterd, keerde dit discours als een refrein in De Standaard terug. Opvallend is hierbij hoe weinig Franstalige katholieken bij naam werden genoemd: slechts zelden plaatste de krant concrete namen in een slecht daglicht. Uitzonderingen waren CVP-Senator Jean Duvieusart die het moest ontgelden met zijn eis voor tweetaligheid in gans Brabant, en CVP-Kamerlid Albert Parisis die niet wilde geloven dat Vlaanderen mits culturele autonomie van de schoolstrijd gespaard ware gebleven.

 

Het aansporen van de CVP tot actie

Hoger zagen we reeds, in de verklaring van Jan Merckx, dat De Standaard in ruime CVP-kringen nog steeds niet zo goed gezien was. Luc Delafortrie bevestigt deze stelling[41]. Naar zijn zeggen droeg Albert De Smaele hem bij zijn aanwerving op betere relaties aan te knopen met de diverse organisaties aanleunend bij of behorend tot de CVP. Luc Delafortrie knoopte niet alleen met die organisaties en hun voormannen (o.a. Gust Cool van het ACV) relaties aan, als parlementair redacteur voor de Senaat legde hij ook contacten met de CVP-Senatoren Robert Houben, Jos Custers, Aloïs Sledsens, August De Boodt, Maurice Van Hemelrijck, Robert Ancot, Paul Struye, PW Segers, en zelfs met Jef De Schuyffeleer. Kamerleden waarmee hij contacten onderhield waren Ludovic Moyersoen en luttele andere: vooral in de Senaat had Luc Delafortrie zijn contacten. De contacten met CVP-Kamerleden werden vooral verzorgd door Manu Ruys. Luc Delafortrie onderstreept dat tot 1958 de contacten gekenmerkt werden door een zeker wantrouwen vanwege de CVP t.o.v. De Standaard: nog steeds legden de meeste CVP’ers zekere reserves aan de dag in hun contacten. Manu Ruys, Albert De Smaele e.a. onderhielden verder de contacten die ze reeds vroeger hadden opgebouwd, en trachtten hun netwerk verder uit te bouwen. Parlementair redacteur Leo Housen van zijn kant bouwde ook een netwerk op in het parlement.

Hoewel de CVP in de oppositiebanken zat in de periode 1954-58, bleef De Standaard er toch een zweepfunctie op uitoefenen. Ze bleef de partij aansporen tot actie op diverse vlakken. In eerste instantie, zij het dat op dat vlak de CVP geen aansporing nodig had, was dit het geval voor de schoolkwestie. Daarnaast bleef de krant de CVP om de oren slaan met haar Vlaamse eisen. In eenklank met CVP-Kamerlid Jan Verroken eiste de krant van de CVP dat ze zich zou verzetten tegen een publicatie van de resultaten van de talentelling van 1947 en zou ijveren voor de vastlegging van de taalgrens. De krant verzette zich tegen voorzitter Theo Lefèvre die een Vlaams petitionnement in die zin weigerde te steunen. Kamerlid Gerard Van Den Daele moest door zijn partij gesteund worden in zijn strijd voor de aanpassing van het aantal parlementszetels aan de volkstelling van 1947, een telling die in het voordeel speelde van de Vlamingen. Met Renaat Van Elslande pleitte de krant voor culturele autonomie: ze toonde zich verheugd dat de CVP hier eveneens mee instemde, maar stelde zich tegelijk de vraag hoe breed de partij precies de autonomie zag.

De krant ging volmondig akkoord met het tienpuntenprogramma van de CVP dat eind september 1956 werd gelanceerd, en op het CVP-congres begin december werd bekrachtigd[42]. De enige kanttekening die ze maakte, betrof de onduidelijkheid die bleef bestaan rond de invulling van culturele autonomie. Tegelijk vroeg ze zich af of de Waalse katholieken voldoende tucht zouden kunnen opbrengen om dit programma mee ten uitvoer te brengen.

In de houding die de partij tegenover de regering diende aan te nemen, stelde de krant de weg voor van de minste medewerking, zolang de ‘linksen’ geen toegevingen deden aan de katholieken. De CVP mocht de grondwetsherziening niet steunen nodig voor toetreding tot de toen actuele Europese Defensiegemeenschap. De obstructiepolitiek die de CVP voerde in het parlement werd volmondig toegejuicht en aangemoedigd. De partij werd zelfs opgeroepen wat demagogischer uit de hoek te komen: beter zo dan te braaf te wezen, luidde het devies.

De Standaard stelde de CVP bij diverse gelegenheden voor als de enige verdediger van middenstands- en landbouwbelangen, en van de grote gezinnen. Ze riep de partij op blijvend aandacht te besteden aan die bevolkingscategorieën.

In het algemeen was een steeds weerkerend discours in de krant dat van de CVP die Vlaanderen ‘recht moest doen’. Hiermee hoopte ze op lange termijn invloed te kunnen uitoefenen: een lang volgehouden inspanning had immers dikwijls meer impact dan een in de tijd geïsoleerde actie. De Waalse katholieken mochten bij het ‘rechtsherstel’ voor Vlaanderen niet dwarsliggen: het werd trouwens tijd dat zij beseften dat, ware het niet van de Vlaamse katholieken, zij een sterk minoritaire positie in het politieke landschap zouden bekleden. De Standaard spiegelde de CVP voor dat katholieke Vlaamse eendracht enkel kon gebouwd worden op een betrouwbare Vlaamse politiek. De kaarten lagen eigenlijk erg eenvoudig, aldus de krant: deed de CVP Vlaanderen recht, dan zou ze onbedreigd de grootste partij van Vlaanderen blijven; deed ze het niet, dan werd ze in haar bestaan bedreigd door de Volksunie. In elk geval zocht de krant haar heil vooralsnog bij de CVP: de lezer werd opgeroepen om voor de CVP te stemmen. Elke stem op de Volksunie betekende een versterking van de ‘linkse’ Walen, zo stelde ze.

 

2. De Standaard tegenover socialisme, socialistische politici en BSP

 

Nu de socialisten na vier jaar oppositie aan de macht waren en een aantal antiklerikale maatregelen ambieerden uit te vaardigen, was voor De Standaard het hek helemaal van de dam. Het socialisme werd in al z’n facetten veroordeeld. Het etatiserende socialisme moest ten allen prijze van de macht geweerd worden[43]. Als dit niet lukte, “dan loopt iedereen van binnen en van buiten met een staatsuniform aan, zweren wij allemaal, om den brode, bij dezelfde afgoden, zijn we van de wieg tot het graf het voorwerp van de afschuwelijke zorg van deze moderne tiran, waarmee vergeleken de vroegere tirannetjes maar potsierlijke hansworsten waren, want de logische conclusie van zulke overwoekerende staatsmacht is: het concentratiekamp!”[44] De krant verweet aldus in uiterst scherpe en zelfs grove termen aan het socialisme dictatoriale neigingen, totalitarisme, anti-katholicisme, dirigisme en etatisme. Tegelijk werd aan de socialisten verweten dat ze ‘nog niet eens de onderste sport van de ladder der menselijke beschaving’ hadden bereikt[45].

Elke tweedracht onder socialisten en liberalen of socialisten onderling werd zonder uitzondering sterk in de verf gezet. Vandaar dat de verzamelterm ‘linksen’ baan moest ruimen voor ‘de socialisten’, ‘de liberalen’, ‘het ABVV’, ‘de BSP’, etc. Tegelijk trachtte de krant ook tweedracht uit te lokken, zowel tussen beide coalitiepartners, als in de socialistische en liberale familie zelf, bvb. tussen BSP en ABVV. Zo vroeg De Standaard zich af hoe het ABVV zou reageren op BSP-voorzitter Max Buset die zijn hand in die van de liberaal Henri Liebaert legde, en zich keerde tegen nationalisaties[46]. Volgens de krant verloor het Waalse socialisme zijn oorspronkelijk karakter. Een resem andere dergelijke voorbeelden valt aan te halen, bvb. Max Buset en Louis Major die tegen André Renard werden uitgespeeld, Max Buset en het ABVV, het ABVV tegen de liberalen nu die laatsten hun slag hadden thuisgehaald in de kolenkwestie, etc.[47] Met haar houding hoopte de krant naar alle waarschijnlijkheid om de ‘linkse’ coalitie zo vlug mogelijk op te blazen.

Hoewel de socialisten in 1954-58 mee aan de macht kwamen, besteedde de krant nog steeds weinig aandacht aan de BSP en haar politici. De aandacht die ze aan de dag legde voor BSP-aangelegenheden, was dan nog niet eens van harte: “Wij zijn wel verplicht belang te hechten aan hetgeen de socialisten op hun congres hebben verteld en aan de resoluties, die zij hebben aangenomen. Die mensen besturen nu het land en wij ondergaan onvermijdelijk hun invloed.”[48] Uit dit citaat blijkt duidelijk dat de krant vroeger bewust (nog) minder over de socialisten schreef, toen ze in de oppositie zetelden. We kunnen hieruit dan ook besluiten dat De Standaard haar berichtgeving deels door ideologische motieven liet leiden: niet alleen omwille van het feit dat de BSP de krant niet altijd informeerde - dit was nog steeds het geval: het partijbureau van de BSP besliste bvb. dat op een algemene vergadering van de BSP over de internationale politiek (te houden op 14 oktober 1954) “la presse socialiste sera seule admise[49] -, maar ook vanuit een soort ideologische afkeer vloeide het feit voort dat De Standaard eigenlijk erg weinig schreef over socialistische aangelegenheden, standpunten, manifestaties etc. Luc Delafortrie bevestigde overigens deze stelling[50].

De BSP werd erg negatief bejegend in de berichtgeving. Ze werd ervan beschuldigd er ‘totalitaire praktijken’ op na te houden, ‘demagogisch’ te zijn, ‘etatistisch’, ‘dictatoriaal’ etc. Op allerlei vlak kwamen de socialisten onder vuur te liggen. Hun benoemingspolitiek in diverse administraties en overheidsdiensten werd hun erg kwalijk genomen, evenals hun inertie op het vlak van werkloosheid, de administratieve hervorming en de militaire politiek. De schoolstrijd vormde uiteraard een hoogtepunt in de afwijzing van de socialisten. Daarnaast werden ze onder vuur genomen om hun hervorming van de maatschappelijke zekerheid, om hun financieel beleid (de staatsschuld en de inflatie namen toe, terwijl er geen investeringen werden gedaan om de industrialisatie te bevorderen), en om hun inertie op het vlak van bestrijding van corruptie. In het algemeen werden ze ervan beschuldigd antikatholiek en anti-Vlaams te zijn.

Op Vlaams vlak werd aan de socialisten, en meer bepaald aan binnenlandminister Piet Vermeylen, de publicatie van de resultaten van de talentelling van 1947 verweten: die vielen slecht uit voor de Vlamingen langs de taalgrens en in Brussel. In het algemeen werden de socialisten verweten niets te doen aan de Vlaamse verzuchtingen. Anderzijds kregen enkele socialisten, volledig in de lijn van de tactiek der benadrukking van de tweedracht binnen de BSP en de coalitie, die wel iets deden voor de Vlaamse eisen, een positieve pers. De reactie van het Vermeylenfonds op de publicatie van de resultaten der talentelling werd vermeld, evenals de acties van BSP-Kamerlid Rik Fayat voor een beter taalevenwicht in de administratie. Dit waren evenwel slechts uitzonderingen: algemeen gezien stelde de krant dat de Vlaamse socialisten slaven waren van hun Waalse tegenhangers: ze deden quasi niks voor de Vlaamse ontvoogding. De hoop op een Vlaamse driepartijensamenwerking, die na het Vlaamse petitionnement tegen de publicatie van de resultaten der talentelling was gerezen, werd al vlug opgeborgen. De Standaard stelde dat die niet langer mogelijk was na de ‘beledigende uitlatingen’ van Le Peuple, André Renard en Leo Collard[51]. De krant noemde het jammer dat op die wijze de Vlaamse inspanningen van Lode Craeybeckx, o.m. m.b.t. de Vlaamse driepartijensamenwerking, nutteloos waren gebleken, door toedoen van partijgenoten: opnieuw zette de krant dus socialisten tegen elkaar op.

De meeste socialisten werden in de berichtgeving negatief benaderd[52]. Slechts enkelen konden nu en dan rekenen op een positieve pers. Naast Lode Craeybeckx en Rik Fayat waren dat de jonge socialist Guy Cudell, die werd geloofd om zijn pleidooi voor een echte gezinspolitiek, en de Waals-socialistische krant Indépendance omdat die vond dat het tijd werd voor een herziening van het repressievraagstuk.

Niet anders dan vorige jaren werd ook nu weer sporadisch ruimte ingelast voor dissidente stemmen binnen de socialistische familie, waarmee de krant hoopte de scheurtjes in het socialistisch blok te vergroten. BSP-Senator Henri Rolin, wiens mening afweek van het BSP-partijbureau, kwam aan bod, evenals een manifest van een groepje socialisten (Doorbraakgroep van een Open Socialisme, Werkgemeenschap van christenen in de BSP, en Toenaderingscentrum voor de herwaardering van de arbeid) waarin geageerd werd tegen de verspilzucht der socialistische mutualiteiten. De Standaard noemde het jammer dat de socialistische pers er geen aandacht voor had: op die manier zouden katholieken en socialisten nooit kunnen samenwerken[53].

Nog steeds beschikten Standaard-redacteuren over weinig relaties met socialisten. Weliswaar waren er iets meer contacten, de socialisten hadden nu eenmaal zitting in de regering, maar die bleven beperkt tot het puur informatieve. Ze bleven erg afstandelijk en weinig hartelijk. De contacten van in de periode 1950-54 werden behouden, terwijl er uiterst weinig nieuwe (Guy Cudell was een nieuw contact van Manu Ruys[54]) werden aangeboord. Een uitzondering op de koele contacten vormt een anekdote van Manu Ruys: “Toen Huysmans in september 1957 op 86-jarige leeftijd hertrouwde, werd in het parlement gegrinnikt en publiceerden sommige katholieke kranten spottende stukjes. De Standaard weigerde daaraan mee te doen en gaf het bericht droog en discreet. Het leverde mij een zeldzaam vriendelijk dankbriefje op van Jos Van Eynde.”[55]

 

 

3. De Standaard tegenover liberalisme, liberale politici en liberale partij

 

Aan de liberalen werd nog steeds weinig aandacht besteed[56]. In berichtgeving kwamen zij niet vaak voor. Dikwijls speelde De Standaard de liberalen tegen de socialisten uit. Anders dan in de periode van de homogene CVP-regeringen werd de verzamelterm ‘linksen’ niet langer systematisch gehanteerd. Het leek een bewuste strategie om te pogen tweedracht te zaaien in de gelederen van de meerderheid[57]. Zo vroeg de krant zich af waar de liberalen bleven met hun principes, i.v.m. de ‘etatisatie’ van de ziekte- en invaliditeitsverzekering door socialistisch minister Léon-Eli Troclet. Hoelang nog zouden de liberalen het ‘autoritair en dictatoriaal’ optreden van Troclet dulden, die een aanvullend krediet op de buitengewone begroting wilde laten inschrijven om de socialistische mutualiteit toe te laten ‘extra gelden binnen te rijven’? En was het niet zo dat de liberalen geen schoolstrijd wensten, in tegenstelling tot de socialisten: hoe moest dit evolueren? De krant waarschuwde ervoor dat de liberalen zouden verpletterd worden onder het marxisme: ze pleegden zelfmoord in een coalitie met de BSP. “Indien de liberalen de vrijheid van onderwijs en de gemeentelijke zelfstandigheid laten doden, zullen zij ontwapend staan de dag, dat zij de economische vrijheden willen verdedigen.”[58] Ze dreef de spot met de liberalen die de nederlaag leden in een stemming rond de verhoging van de patronale bijdragen: op die manier sneerde ze naar het kiezerspubliek bij uitstek van de liberalen.

De liberale ideologie werd als ‘zuiver kapitalistisch’ van de hand gewezen. De vermeende antiklerikale component werd aan de liberalen minder verweten. Wel werden ze, evenals de socialisten, als ‘onbetrouwbare en gewetenloze tegenstanders’ gebrandmerkt. Weinig liberalen konden op de sympathie van de krant rekenen. De (oud-)parlementsleden en/of Adolphe Van Glabbeke, Moureaux, Buisseret, Albert Lilar, René Lefèbvre, Jean Rey, Oscar Bossaert, Henri Liebaert, en het LVV lagen alle onder vuur in De Standaard. Liberaal Kamerlid Frans Grootjans en ook financiënminister Henri Liebaert waren welhaast de enige liberalen die uiterst zelden eens positief in beeld kwamen.

Aan de liberalen werd verweten dat ze meededen aan de schoolstrijd, en dat ze niets deden aan de ‘geldverkwisting’ van de socialisten. Het beleid van de ‘linkse’ regering op alle vlak werd mee op hun debet geschreven. Daarnaast verweet de krant hen dat ze geen enkel initiatief namen t.v.v. de Vlaamse ontvoogding. Integendeel ijverden de Brusselse liberalen voor de uitbreiding van de ‘olievlek’ over het ganse arrondissement Brussel. Tevens waren ze een aanpassing van het aantal parlementszetels aan de bevolkingscijfers ongenegen. De Standaard nam het LVV, het Willemsfonds en de Vlaamse liberalen zwaar op de korrel om hun ‘complete inactiviteit’ op Vlaams vlak.

Contacten met liberale politici bleven eerder uitzondering dan regel, zij het dat er toch meer formele contacten waren dan vroeger, gezien het feit dat de liberalen nu deel uitmaakten van de regering. De contacten uit de periode 1954-58 werden behouden, alsook maakten Ruys en Delafortrie een begin van goede relatie met Omer Vanaudenhove, die vanaf 13 januari 1955 minister van Openbare Werken en Wederopbouw was. Ook De Smaele zou naderhand een goede contact onderhouden met Vanaudenhove.

 

4. De Standaard tegenover communisme, communistische politici en de KP

 

Volgens Luc Delafortrie, die in 1954 de redactierangen vervoegde, was De Standaard op dat moment erg anticommunistisch, tenminste op binnenlands vlak[59]. In de berichtgeving viel hiervan evenwel niet zo heel veel meer te merken. Analoog met het verminderende politieke belang van de communistische partij evolueerde ook de berichtgeving over de communisten tot een verwaarloosbaar aantal artikels. In die bijdragen bleef de redacteur van dienst de communisten wel als ‘totalitair’, ‘demagogisch’ en dictatoriaal’ bestempelen. Naarmate de jaren ’50 vorderden, werden de communisten hoe langer hoe meer quantité négligeable voor De Standaard.

 

5. De Standaard tegenover de Volksunie

 

Op 15 december 1954 vond de officiële oprichting plaats van de Volksunie[60]. In het parlement had die Vlaams-nationalistische partij één vertegenwoordiger: Herman Wagemans. De Standaard kon zich nog steeds niet verzoenen met de idee van het bestaan van een aparte Vlaams-nationalistische partijformatie. Ze bleef ertegen gekant, en noemde het bestaan ervan een verzwakking van de Vlaams-katholieke krachten, en een versterking van de macht der ‘linkse’ Walen. In de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 1958 vroeg de krant de VU geen lijst in te dienen voor de Senaat. Ze riep de lezer op om op de CVP te stemmen. Desondanks had ze contacten met heel wat leden van de Volksunie: Walter Bouchery, Frans Van der Elst, Wim Jorissen, Lode Claes, Maurits Van Haegendoren, Maurits Coppieters en Herman Wagemans.

Aandacht voor de Volksunie was er niet veel in de krant: slechts zelden kwam de partij in de berichtgeving aan bod. Het leek erop alsof De Standaard haar bewust trachtte dood te zwijgen, hoewel het ook dient gezegd dat de VU in haar beginjaren niet veel actie tentoonspreidde waarover kon bericht worden. In elk geval was er toch wel meer over te schrijven dan de luttele artikels die in de krant verschenen. Op 8 september 1954 publiceerde ze een Vrije Tribune van Herman Wagemans over de publicatie van de resultaten der talentelling, “opdat aldus de stem van het politiek-strijdende Vlaanderen op dit belangrijke ogenblik compleet zou geklonken hebben”. De Standaard erkende dus blijkbaar wel de Volksunie als politieke factor, al was het volgens Luc Delafortrie zo dat de redactie “de VU pas serieus nam vanaf 1961. Voorheen was dit niet het geval.”[61] Mede vandaar dat er in de periode 1954-58 nauwelijks aandacht was voor de VU: er werd een artikel gewijd aan het wetsvoorstel van Wagemans m.b.t. amnestie (dit was de eerste keer dat een voorstel rond amnestie werd ingediend), er verscheen een verslag van het VU-congres te Antwerpen in 1957, en een bijdrage werd gewijd aan de interpellatie die Herman Wagemans tot justitieminister Albert Lilar richtte m.b.t. de liquidatie van repressie en epuratie[62]. Dit was zowat alles dat over de Volksunie verscheen.

 

6. De Vrije Tribunes in De Standaard

 

Vanaf 31 mei 1954 verscheen een nieuwe rubriek, de ‘Vrije Tribune’. De krant stelde dat “de eerste taak van de pers is de waarheid te dienen en haar, op een journalistiek-verantwoorde wijze, bij het publiek bekend te maken.”[63] Nu echter stond er naar haar mening in vele kranten al te veel sensatie, enkel om de oplage te verhogen. De Standaard probeerde naar eigen zeggen in haar berichtgeving de actualiteit helder en objectief weer te geven. Anderdeels bracht de redactie er commentaar rond op grond van haar zedelijke en politieke overtuiging. “Deze laatste formule van berichtgeving, die het karakter van de zogenaamde opiniekranten bepaalt, hebben wij steeds als de ideale beschouwd en haar dienvolgens ook op De Standaard toegepast.” Opinievorming kon men evenwel nog ruimer toepassen: vanaf heden zou elke woensdag een vrije tribune gepubliceerd worden, waarin personen van allerlei slag de kans kregen hun mening te uiten over gewichtige zaken. “De Vrije Tribune valt vanzelfsprekend niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie. Degenen die er gebruik van maken, spreken uit eigen naam zonder iets of iemand anders te binden. Zij staan tevens volkomen onafhankelijk van de krant, met dewelke zij het over allerlei vraagstukken oneens kunnen zijn. De enige band die hen met De Standaard bindt, is de eerbied voor de wederzijdse eerlijkheid en de wil om door middel van een dergelijke en oprechte stellingname iets bij te dragen tot ons aller doel: het welzijn van de Vlaamse gemeenschap.”

In de eerste jaren waren het vooral katholieke Vlamingen die Vrije Tribunes instuurden. De namen die het meest voorkwamen, waren die van CVP-leden Jan Hendrickx, Frans Van Mechelen en Jos De Saeger. Daarnaast verschenen ook heel wat bijdragen van mensen van het VEV (zoals Octaaf Engels, Eugène Stappers, Jo Van De Perre, A. Mulier, E.F. Brieven en Octaaf Zeghers). Niet-katholieken of niet-CVP’ers kwamen haast niet voor op de lijst van namen die een Vrije Tribune instuurden. Volksunieleden Herman Wagemans en Walter Couvreur vormden twee uitzonderingen op deze regel.

Als reden waarom niet-CVP’ers zo weinig Vrije Tribunes inzonden, dient in hoofdzaak het toen heersende politieke klimaat worden ingeroepen: het was geenszins gebruikelijk dat politici van een bepaalde strekking stukken inzonden naar een krant van een andere politieke strekking. Ieder bleef veel meer bij zijn leest, in een tijd waarin de zuilen nog volop overeind stonden, en alle kranten onder een bepaalde zuil werden gecatalogeerd. Het was niet zo dat inzendingen van andersdenkenden bewust werden genegeerd, zo verzekerden ons alle toenmalige Standaard-medewerkers. Gestimuleerd werden andersdenkenden echter evenmin.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 

[34] De Standaard (25 november 1955).

[35] De Standaard (13 december 1955).

[36] Bij dit gezamenlijk strijden dient trouwens nog een kanttekening gemaakt: in volle schoolstrijd (op 1-2 januari 1955) deed De Standaard er haar beklag over dat de CVP haar en de andere Vlaams-katholieke kranten te weinig stimuleerde in de gezamenlijke strijd voor het behoud van het vrij katholiek onderwijs.

[37] Durnez, De Standaard II, 154. Hierbij kan uiteraard worden aangestipt dat Vandeputte en het NCMV zelf op Het Handelsblad aasden.

[38] Interview Rik Vermeire. KADOC-interviews met prominente CVP-politici.

[39] Nota ‘De persdienst: elementen van opvatting en werking’ 14/2/58. Archief CVP, 2.3.10 Bureau nationaal comité CVP: Notulen en notities januari 1957 - januari 1961. Op de vergadering van het CVP-partijbureau van een dag later werd deze nota, mits enkele kleine wijzigingen, goedgekeurd.

[40] De Standaard (4-26 mei, 5 juni en 16 augustus 1954).

[41] Interview Luc Delafortrie 21/1/99.

[42] Het programma bestond uit volgende punten: 1) kosteloos onderwijs tot 18 jaar 2) economisch streekplan 3) onmiddellijke ontginning Kempische mijnen 4) culturele zelfstandigen Vlaanderen en Wallonië 5) gedeeltelijke amnestie 6) verhoging kinderbijslagen 7) afschaffing fiscale discriminatie stad – platteland 8) behoud richtprijzen, geen dumping, steun aan landbouw 9) plan voor openbare werken 10) vereenvoudiging fiscale en sociale wetgeving t.v.v. de middenstand en het herstel van fiscale gelijkheid door de afschaffing van de samenvoeging van het loon der echtgenoten.

[43] Zo etatiserend was de BSP in die periode nochtans niet, in tegenstelling tot het ABVV. Zie hiervoor Eeuwige dilemma’s, 44-46.

[44] De Standaard (31 juli 1954).

[45] De Standaard (30 oktober 1954).

[46] De Standaard (7 november 1954).

[47] De Standaard (resp. 26 september, 24 juli en 15 september 1957).

[48] De Standaard (14 december 1954).

[49] Verslag vergadering BSP-partijbureau 11/10/54. Archief BSP, 442/7.

[50] Interview Luc Delafortrie 21/1/99.

[51] De Standaard (7 mei 1955).

[52] De Standaard keerde zich tegen de BSP-(parlements)leden en/of -ministers Fernand Demany (met zijn ‘tsip tsip proza’), Piet Vermeylen, Achiel Van Acker, Camille Huysmans, De Swaef, Leo Collard, Léon-Eli Troclet, Edmond Leburton, Paul-Henri Spaak, Jos Van Eynde, Max Buset, Edgard Missiaen, Joseph Bracops, Van Belle, Edward Anseele, André Renard, Louis Major, Arthur De Sweemer, Marc-Antoine Pierson, Victor Larock, etc.

[53] De Standaard (24 augustus 1956).

[54] Interview Manu Ruys 17/11/99.

[55] Ruys, Een levensverhaal, 67. De krant gaf het bericht effectief kort en droog.

[56] Voor de liberalen in die periode, zie Stengers, “De confrontatie”, 130.

[57] De Standaard (17 oktober 1954, 28 november 1954, 15 februari 1955, 15 maart 1955, 16 juni 1955, 7 juni 1955, 8 februari 1956, 3 oktober 1957 etc.)

[58] De Standaard (29 augustus 1956).

[59] Interview Luc Delafortrie 21/1/99. Op de houding van de redactie buitenland komen we verder nog terug.

[60] Zie De Wever, “Vlaams-nationalisme”, 284-286.

[61] Interview Luc Delafortrie 21/1/99.

[62] De Standaard (19 november 1955, en 13 mei en 13 december 1957).

[63] De Standaard (31 mei 1954).