Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK IV

 

APRIL 1954 - JUNI 1958: DE STANDAARD MEE IN DE OPPOSITIE

 

C. DE BERICHTGEVING IN DE STANDAARD 1954 - 1958

 

1. Uiterlijke kenmerken van De Standaard

 

In de periode 1954-55 verscheen de krant zoals de jaren voorheen op 10 blz. Vanaf 1956 verscheen ze soms op twaalf bladzijden, hoofdzakelijk op zaterdag. De prijs bedroeg vanaf 6 november 1955 twee BEF i.p.v. 1,75 BEF. Aan de basis van deze prijsverhoging lagen de stijging van de prijs van het dagbladpapier en de algemene kosten van het dagbladbedrijf.

De indeling van de bladzijden bleef, net als het gebruik van fotomateriaal, quasi ongewijzigd: op pagina één werd ruimte voorzien voor binnenlands, buitenlands en economische nieuws, de tweede pagina was voorbehouden voor binnenland, bladzijde drie voor buitenland, de bladzijden vier t.e.m. zes voor binnenland en economie, pagina zeven voor economie, sport, binnen- en buitenland, en pagina negen voor economie (beurs en markten). Op maandag werden de bladzijden vijf t.e.m. zeven gereserveerd voor sportnieuws. De niet genoemde pagina’s werden opgevuld door de speciale paginagrote rubrieken.

Opmerkelijk was dat in 1957 voor het eerst een advertentie verscheen in kleur. Op 22 maart van dat jaar verscheen op de pagina’s vijf en zes een advertentie in kleur voor Royco. Redactionele foto’s in kleur verschenen vooralsnog niet.

Een heel aantal verschuivingen en veranderingen deed zich in de betreffende periode voor in de vaste rubrieken in De Standaard[17]. In de berichtgeving werd een aanvang genomen met het inruimen van plaats voor reportages en enquêtes. Luc Delafortrie eist van de enquêtes het vaderschap op: “Dat was grotendeels mijn idee. Ik richtte mij vooral op sociaal-economische vraagstukken in Vlaanderen. Enquêtes waren een manier om die problematiek in beeld te brengen.”[18] Een belangrijke enquête van Luc Delafortrie betrof de ziekte- en invaliditeitsverzekering in 1956: de hervorming ervan was op dat ogenblik een heet politiek hangijzer. Hij liet in zijn enquête doktersverenigingen, huisartsen en specialisten, apothekers en verpleegsters, mutualiteiten, werkgevers, medische adviseurs en poliklinieken, politici en huisvrouwen aan het woord. Delafortrie sprak de hoop uit dat “deze enquête een krachtige aansporing zou zijn om de zaak nu eens grondig aan te vatten”[19]. Ze was dus duidelijk bedoeld als poging tot uitoefenen van invloed: de enquête werd verhoopt te wegen op het beleid. Zijn voorbeeld werd gevolgd door Louis De Lentdecker met een enquête over prostitutie in 1957, door Alfons Vanstappen (die in 1957 over de reorganisatie van het leger een enquête hield), en door Tilly Stuckens die enquêtes organiseerde omtrent sommige aspecten van de vrouwenproblematiek (in 1958 over het beroep van verpleegster, en de beroepskeuze van meisjes). De publicatie van reportages maakte eveneens opgeld: kwamen die vóór 1954 slechts sporadisch voor, vanaf dat ogenblik keerden ze frequent terug in de berichtgeving. E. Troch (= Luc Vandeweghe) bracht een reportage over zijn rondrit in de USSR, Louis De Lentdecker over een reis in Kongo en een verblijf bij Vlaamse collaborateurs die na de oorlog naar Argentinië waren gevlucht, Gaston Durnez over ‘mannen met zwarte gezichten’ (over het leven van mijnarbeiders in Wallonië) en ‘Vlaamse inwijkelingen in Wallonië’, en Luc Van Gastel en Louis De Lentdecker over hun reis naar de Himalaya[20]. Deze laatste reportage ging met een ganse reclamecampagne gepaard, vooral t.v.v. Het Nieuwsblad.

Wat spelling aangaat, pleitte De Standaard voor een gezamenlijke beslissing tussen Vlaanderen en Nederland m.b.t. de te volgen weg op spellingsvlak: er was nl. een herziening bezig van de bestaande spellingsregels. Zoniet zou de Vlaamse taal tot een nietig dialect verworden[21]. Begin september 1955 berichtte de krant over de nieuwe progressieve spelling. Ze besloot, vanuit de wil om aan de spits te blijven, die nieuwe spelling vanaf 16 oktober in voege te brengen in de krant. De progressieve spelling hield o.m. in dat de ‘h’ bij ‘th’ werd weggelaten (bvb. ‘katoliek’ i.p.v. ‘katholiek’), dat er ‘k’ i.p.v. ‘c’ geschreven werd waar toegelaten, etc. De keuze voor één van de twee spellingsvormen, de voorkeursspelling of de progressieve, werd, tot ongenoegen van De Standaard, niet verplichtend gesteld. Dit leidde tot heel wat deining. Met haar stellingname stond de krant bvb. lijnrecht tegenover de circulaire van onderwijsminister Leo Collard en secretaris-generaal Julien Kuypers van Nationale Opvoeding, die inhield dat de scholen niet mochten overschakelen op de progressieve spelling[22]. Protest van Julien Kuypers tegen de invoering door De Standaard van de progressieve spelling mocht echter niet baten: de krant bleef op haar standpunt. “De Standaard werd de eerste en aanvankelijk enige die voor de progressieve spellingsvorm koos, maar geleidelijk beïnvloedde ze andere publicaties en op langere termijn ook het grote publiek. Frans Claes, medewerker en opvolger van pater Verschueren, getuigde later dat grotendeels door het voorbeeld van De Standaard de progressieve spelling in Vlaanderen vrij algemeen is geworden.”[23]

Op het vlak van taal bleef de krant ijveren voor het gebruik van ABN. Nu en dan verschenen artikels in die zin. Begin 1958 stond ze uitvoerig stil bij de ABN-zesdaagse: “De Standaard wil op een bijzondere wijze aan deze propaganda meewerken. Onder de hoofding ‘ABN-zesdaagse’ geven wij iedere dag van de week een bijdrage over de beschaafde taalactie.”[24] Een goed taalgebruik was iets dat nauw aan het hart lag bij haast alle redacteurs. Zo o.m. bij directeur Albert De Smaele, bij de germanist Manu Ruys, bij chef buitenland Luc Vandeweghe en bij redactiesecretaris Remi Saen, die dikwijls dienstnoten met taalwenken liet circuleren op de redactie.

 

2. Volledigheid van de berichtgeving en nieuwsbronnen

 

Het uitbouwen van een sociaal netwerk, het zich aanvaardbaar maken als krant in brede kring, het uitbouwen van een net van informanten, is een werk van lange duur. Dit mag blijken uit het feit dat De Standaard in de periode 1954-58 nog steeds niet optimaal geïnformeerd was over het reilen en zeilen in de binnenlandse politieke wereld. Uiteraard had dit voor een groot stuk te maken met het feit dat er een zgn. linkse regering aan het bewind was: als Vlaams-katholieke krant had ze in die kringen weinig contacten, en was ze niet zo goed gezien. Het gevolg hiervan was dat ze vaak allerlei nieuwtjes uit socialistische en in mindere mate liberale kranten diende te puren. Dit was o.m. het geval betreffende mogelijke onderhandelingen tussen de regering en het katholiek onderwijs, en het plannen van de volgende parlementsverkiezingen in juni 1958. Beide inlichtingen werden overgenomen uit het Waals-socialistische Le Peuple[25].

In de eigen katholieke familie echter liet de informatiewinning ook nog steeds te wensen over. Hoewel er verbetering merkbaar was, haalde De Standaard toch meer dan eens nog informaties en standpunten uit De Nieuwe Gids[26]. Ze gaf trouwens zelf toe niet over voldoende contacten te beschikken in de CVP: “We herhalen, dat de pers op dergelijke vergaderingen (van de CVP-Kamerfractie – KVN) niet toegelaten is en dat wij dus niet als oor- en ooggetuige kunnen optreden, en verder dat wij onder onze volksvertegenwoordigers geen ‘verklikkers’ hebben die bereid zijn wat daar ‘sub rosa’ gezegd wordt door onze bemiddeling aan het klokzeel te hangen.”[27] La Libre Belgique beschikte wel over dergelijke contacten.

Toch dient het gezegd dat het op het vlak van de nieuwsgaring en de contacten beter ging met de krant. In niet geringe mate lag Luc Delafortrie hier aan de basis van. Volgens Albert De Smaele was “Luc Delafortrie een zeer goed informateur en degene met veruit de meeste contacten bij allerlei personen en organismen”[28]. Delafortrie’s opdracht luidde de exploratie van de brede sociaal-economische wereld: vakbonden, werkgevers, mutualiteiten, professionele en interprofessionele organisaties, etc. Daarnaast trad hij op als parlementair politiek redacteur. Vele van de terreinen waarop Delafortrie zich bewoog waren voorheen nog blank voor De Standaard.

Qua nieuwsbronnen behield de krant dezelfde persbureau’s als tijdens de beginjaren ’50, alsook bleef ze beroep doen op andere buitenlandse kranten, waarmee contracten werden afgesloten. Buitenlandse correspondenten had de krant in Frankrijk, Zuid-Amerika, Engeland, Italië, de Verenigde Staten, Nederland, Syrië (enkel in 1957), Duitsland, Spanje en Kongo. Opnieuw valt op te merken dat dit niet systematisch het geval was voor elk land gedurende de ganse periode 1954-58.

 

3. Objectiviteit van de berichtgeving en wijze van commentaar en polemiek

 

Informatie en commentaar bleven gemengd: van een scheiding tussen de twee was vooralsnog geen sprake, niet het minst wanneer een artikel handelde over de activiteiten van de zgn. linkse regering. Er werden nog steeds erg veel commentaarstukken gepubliceerd. Tegen dit laatste rees in de schoot van de redactie vanaf 1955 een zeker protest. In de bedenkingen die de redacteurs voorafgaand aan de hervorming van de redactiestructuur konden formuleren, vallen enkele echo’s op te vangen daaromtrent. Luc Vandeweghe, een fervent voorstander van meer objectieve berichtgeving, schreef: “In het Vlaamse land valt voor een krant die stukken beter is dan de andere een markt te veroveren. De huidige formule zondigt door een teveel aan lange artikels met politieke commentaar en een tekort aan goed gepresenteerd nieuws (vooral op de eerste pagina). (...) Om het teveel aan commentaar te illustreren neme men bvb. een blad waar op de eerste pagina de Feiten en beschouwingen, een hoofdartikel, een politieke beschouwing in cursief en op de tweede pagina dan nog een standpunt voorkomen...”[29] Manu Ruys sloot zich bij deze bedenkingen aan: voor hem was het voornaamste dat de politieke commentaren werden ingekort[30].

Het brengen van commentaar op zich daarentegen werd niet in vraag gesteld. De Standaard bleef zich als opiniekrant profileren. Aan een scheiding tussen informatie en commentaar werd evenmin al gedacht: die zou er pas komen eenmaal de ‘oude garde’, waarmee o.a. Bert D’haese en Elie Serruys worden bedoeld, volledig plaats ruimde voor redacteurs als Luc Vandeweghe en Manu Ruys.

Objectiviteit in de berichtgeving was voorlopig dus nog steeds een utopie. Artikels over de werkzaamheden van de ‘linkse’ regering werden dikwijls geschreven met een negatieve bril op. De krant verweet socialisten en liberalen zaken die de CVP niet werden kwalijk genomen, of waarin die partij zelfs werd aangemoedigd. Partijpolitieke benoemingen werden de CVP nooit aangewreven, de BSP en liberale partij echter wel. De CVP werd aangemoedigd in haar obstructiepolitiek in het parlement, aan de ‘linksen’ werd die verweten in de periode 1950-54[31]. Terwijl de ‘demagogie’ van ‘de linksen’ (een term door de redactie gebruikt ter aanduiding van de coalitie van socialisten en liberalen) werd aangeklaagd, stelde de krant tegelijk dat de CVP wat demagogisch mocht zijn: beter demagogisch dan te braaf, luidde de leuze[32]. Gekleurde verslagen (o.m. over socialistische en liberale meetings), subjectieve titels (bvb. op 4 juli 1955 ‘De schandalige middenstandspolitiek van de regering’ of op 14 december 1956 ‘Regering maakt zich belachelijk. Heffingskwestie wordt echte koehandel’), overdrijvingen, gemanipuleerde artikels: het bleven alle vaste ingrediënten in de berichtgeving.

De breedvoerige stijl en de strijdlustige toon zoals De Standaard die in de voorgaande jaren tentoonspreidde, bleven behouden in de periode 1954-58. Vooral in de schoolstrijd klonk de toon van de krant soms erg hard. Af en toe werd een echte oorlogsterminologie gehanteerd. Op deze wijze hielp de krant mee aan het scheppen van een ware oorlogssfeer in het land rond de schoolkwestie.

‘Linkse’ politici werden vaak respectloos bejegend: Achiel Van Acker werd uitgelachen om zijn uitspraak van de ‘ch’. Diverse malen werd hij geciteerd als ‘Asiel’ i.p.v. Achiel: het ging hier geenszins om een zetfout. Piet Vermeylen werd ‘Pietje de leugenaar’ genoemd. Andere voorbeelden zijn legio. En toch dient het gezegd dat de toon toch niet zo grof was als bvb. tijdens de koningskwestie toen socialisten en liberalen in SS-uniformen werden afgebeeld. Persoonlijke aanvallen werden veel meer gemeden. Leo Collard bvb. werd nooit persoonlijk aangevallen, wel uit hoofde van zijn functie als onderwijsminister.

Delafortrie vat de heersende mening op de redactie m.b.t. de objectiviteit van de berichtgeving en alles wat ermee samenhing, treffend als volgt samen: “Dat een krant objectief en pluralistisch moest zijn, was toen nog niet aan de orde. Het doel was de beïnvloeding van de openbare opinie vanuit een Vlaamse en katholieke overtuiging.”[33]

Polemiek met andere kranten bleef een gemiddeld wekelijks voorkomend ingrediënt in De Standaard. Anders dan vorige jaren was het minder La Libre Belgique die het moest ontgelden - de katholieken dienden immers de krachten te bundelen - als wel de ‘linkse’ pers, met Le Peuple en Volksgazet op kop. Het concept van perspolemieken werd in de periode 1954-58 niet in vraag gesteld. Integendeel zag De Standaard er voordelen in: “Sommige voorstanders van de louter commerciële pers zeggen, dat polemieken verouderd zijn. De kranten zouden alleen berichten moeten geven en de lezers zelf laten oordelen. Zelfs indien het waar was, dat wij in die richting evolueren, is het nochtans duidelijk, dat zolang de socialisten over een strijdende politieke pers beschikken, de katholieken de wapens, waarover zij beschikken, niet uit hun handen mogen werpen. De neutraliteit moet algemeen zijn, anders is zij boerenbedrog. Trouwens, de polemieken zijn een vorm van de dialoog met de andersdenkenden, die dikwijls steriel is maar ons niet zelden helpt om de gemeenschappelijke waarheid te ontdekken.”[34] De Standaard zag perspolemiek m.a.w. als een vorm van pluralisme. Toch kunnen wij de perspolemiek door De Standaard gevoerd niet als dusdanig beschouwen: ze viel immers andere kranten aan, maar liet na de standpunten en argumenten van die andere kranten te vermelden. Aldus schoot de lezer hier weinig mee op.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 

[17] Vanaf 31 mei 1954 verscheen een nieuwe rubriek, de ‘Vrije Tribune’. Vanaf 1955 verscheen op donderdag de paginagrote rubriek ‘Folklore - Toerisme - Reizen’, terwijl in 1956 nieuw verschenen ‘De Standaard Auto’ en ‘De notedop’. Deze laatste rubriek verscheen tot haar verdwijning in september 1957 dagelijks op p. 1, en handelde over uiterst diverse onderwerpen  betreffende human interest zoals straatwerkers, de medische keuring van soldaten, Brusselse stadsgidsen, etc. De vaste redacteur was LDL. Vanaf 1957 verscheen tot in 1962 wekelijks op dinsdag op de tweede bladzijde een rubriek ‘Het overheidspersoneel en zijn taalrechten’. Die werd geschreven door Fernand Bové, ambtenaar bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en medeoprichter van het Verbond van het Vlaams Overheidspersoneel. Vanaf maart 1958 verscheen wekelijks, naar analogie van de ‘Tribune van de middenstand’, een ‘Tribune van de landbouw’. In datzelfde jaar verscheen ‘De speeltuin’, een ganse bladzijde voor kinderen. Rubrieken die verdwenen waren in 1954 het ‘Hoekje van de mutualiteit’, en in 1955 het ‘VTB-hoekje’. De andere rubrieken uit de vorige jaren, zoals bvb. ‘Voor de vrouw’, ‘Het levende doek’, ‘Fruitteelt te Haspengouw’, ‘Standaard der Letteren’, ‘Natuur en techniek’, ‘Spiegel van de economie’, etc. bleven verder bestaan.

[18] Interview Luc Delafortrie 21/1/99.

[19] De Standaard (8 november 1956).

[20] Over verschillende van deze reportages verscheen later een boek: o.m. over de Kongoreis van LDL (Wâpi Kongo?) en de Himalayatrip van Van Gastel (Tot Sjiva moe wordt).

[21] De Standaard 28 augustus 1955).

[22] De Standaard (11 september, 16 oktober en 5 november 1955).

[23] Durnez, De Standaard II, 218. Pater Jozef Verschueren was de samensteller van het Modern Woordenboek, jarenlang een bestseller bij de Standaard Uitgeverij. Het was in samenspraak met hem dat Ruys en De Smaele de beslissing namen over te gaan tot het hanteren van de progressieve spelling.

[24] De Standaard (1 februari 1958).

[25] De Standaard (30 november 1954 en 15 juni 1957).

[26] De Standaard (11 januari 1956).

[27] De Standaard (18 januari 1955).

[28] Interview Albert De Smaele 25/2/99.

[29] Nota Vandeweghe ‘Enkele losse beschouwingen over mogelijke reorganisatie De Standaard’, ongedateerd [oktober 1955]. Archief De Standaard, map ‘organisatie redactie’.

[30] Nota Ruys ‘Bedenkingen bij mogelijke verbeteringen aan het redactionele werk’, ongedateerd [oktober 1955]. Archief De Standaard, map ‘organisatie redactie’.

[31] Zie o.m. De Standaard (16 juni 1955).

[32] De Standaard (22 november 1956).

[33] Interview Luc Delafortrie 21/1/99.

[34] De Standaard (25 november 1955).