De spoorlijn Gent-Brussel via Aalst in de Belgische spoorwegpolitiek.(Danny Mattheeuws)
|
HOOFDSTUK 8
DE BELGISCHE SPOORWEGEN 1850-1876
B. De exploitatie van de spoorwegen door de staat
Vanaf 1853 kwam er geleidelijk aan verandering in het Belgische spoorwegnet.
De staat zelf legde geen nieuwe spoorwegen aan, op de aanleg van de verbinding
Leuven-Brussel na. Wel kende de lengte van het spoorwegnet geëxploiteerd
door de staat een uitbreiding. Vanaf 1853 werden geleidelijk aan de lijnen van
de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost in gebruik genomen
[1]. In 1857 nam de
staat de exploitatie van de spoorlijn Doornik-Jurbise op zich
[2]; vanaf hetzelfde
jaar werd ook de lijn Bergen-Manage gehuurd
[3]. De eerste twee
lijnen maakten deel uit van de ligne de lOuest, de laatste van de ligne du
Midi. Later kwam ook de exploitatie van de lijnen Doornik-Rijsel en
Gent-Braine, respectievelijk in 1866 en 1867, in handen van de overheid
[4].
Het spoorwegnet in België
kende in deze periode echter de grootste toename door de verschillende
spoorwegmaatschappijen die zowel voor de aanleg als voor de exploitatie van
de spoorlijn zorgden. De uitbreiding van het spoorwegnet door de
spoorwegmaatschappijen zorgde ongetwijfeld ook voor een toename van de
transporten op de staatsspoorwegen. Omdat de meeste spoorwegmaatschappijen
één
of meer stations gemeenschappelijk hadden met de staatsspoorwegen, ging een
groot deel van het verkeer verder langs de staatsspoorwegen. De
staatsspoorwegen verbonden immers de belangrijkste steden van het land, die
het meest reizigers en goederen aantrokken
[5].
In deze periode kwam de doorbraak van het goederenvervoer. Het aandeel van
de inkomsten uit het goederentransport zou vanaf nu hoger liggen dan de
inkomsten uit het reizigersvervoer. Voor de periode 1853-1869 bleef het
aandeel van het goederenvervoer in de totale inkomsten op de staatsspoorwegen
rond de 50 % schommelen, terwijl het reizigersvervoer zorgde voor 36 tot 38 %
van de totale inkomsten.
Deze daling van het aandeel van het reizigersvervoer in de totale inkomsten
was niet te wijten aan een daling van de opbrengsten uit het vervoer van
reizigers. Zonder rekening te houden met de lengte van de door de staat geëxploiteerde
spoorlijnen, verdrievoudigde het aantal reizigers voor de periode 1852-1869.
Wanneer wel rekening gehouden wordt met de uitbreiding van het spoorwegnet,
steeg het aantal reizigers met 124 % voor dezelfde periode. Door de
verschillende wijzigingen in de tarieven stegen de opbrengsten van het
reizigersvervoer niet even snel. Tussen 1852 en 1869 steeg de opbrengst met
slechts 79 %, een gevolg van het goedkoper worden van het treinverkeer, o.a.
door de invoer van abonnementen
[6].
Tabel 15: Evolutie van het vervoer van reizigers 1853-1869: index
(1852100) |
jaar |
aantal (opbrengst) |
jaar |
aantal (opbrengst) |
1853 |
104 (105) |
1862 |
190 (144) |
1854 |
114 (110) |
1863 |
206 (149) |
1855 |
123 (115) |
1864 |
220 (156) |
1856 |
125 (124) |
1865 |
249 (180) |
1857 |
150 (120) |
1866 |
271 (152) |
1858 |
155 (122) |
1867 |
294 (170) |
1859 |
166 (132) |
1868 |
299 (171) |
1860 |
173 (131) |
1869 |
317 (179) |
1861 |
183 (136) |
|
|
Bron: Documents Parlementaires, Compte rendu des chemins de
fer (1855-1870). |
Het was de snellere stijging van het goederenvervoer langs de Belgische
staatsspoorwegen die zorgden voor de daling van het aandeel van het
reizigersvervoer in de totale inkomsten.
Tabel 16: Evolutie van het transport van zware goederen 1853-1869:
index (1852100) |
jaar |
gewicht (opbrengst) |
jaar |
gewicht (opbrengst) |
1853 |
123 (121) |
1862 |
294 (232) |
1854 |
157 (149) |
1863 |
308 (235) |
1855 |
182 (159) |
1864 |
361 (252) |
1856 |
180 (152) |
1865 |
405 (281) |
1857 |
191 (174) |
1866 |
449 (271) |
1858 |
219 (193) |
1867 |
448 (267) |
1859 |
227 (213) |
1868 |
456 (280) |
1860 |
252 (211) |
1869 |
488 (285) |
1861 |
282 (234) |
|
|
Bron: Documents Parlementaires, Compte rendu des chemins de
fer (1855-1870). |
De totale tonnenmaat kende voor de periode 1853-1869 bijna een
verviervoudiging. Rekening houdende met de uitbreiding van de spoorwegen geëxploiteerd
door de staat, steeg het volume van het goederenvervoer met 245 %.
Ook voor het goederenvervoer verliep de stijging van de inkomsten niet even
snel. In 1852 ontving de staat 6 623 200 frank voor het transport van
goederen; dat bedrag was in 1869 opgelopen tot net geen 19 miljoen frank.
2.2.1. De Ligne de lEst
In 1850 overtroffen de inkomsten voor het transport van zware goederen voor de
eerste maal de inkomsten van het reizigersvervoer. De opmars van het
goederenverkeer werd voor deze lijn echter niet voortgezet. Tot 1861 bleef het
aandeel van de inkomsten uit het goederenvervoer rond de 52-55 % van de totale
inkomsten van de lijn schommelen. Daarna werd het reizigersvervoer opnieuw de
belangrijkste bron van inkomsten voor de stations op de ligne de lEst. Oorzaak
hiervan was de zeer trage groei van het goederenverkeer op de lijn. In 1853
werd 430 375 ton getransporteerd vanuit de stations; in 1869 was dit volume
gegroeid tot 532 187 ton. Terwijl voor de staatsspoorwegen in zijn geheel het
volume van het goederentransport verviervoudigd was, bedroeg de stijging voor
de stations op de ligne de lEst slechts 20 %.
Het reizigersvervoer steeg sneller. In 1853 vertrokken 895 072 reizigers
vanuit
één
van de stations. Dat aantal groeide aan tot 2 387 243 in 1869, een stijging
van 166 %.
Deze tragere groei van de ligne de lEst is mede te verklaren door de lijnen
van spoorwegmaatschappijen die in deze periode werkzaam werden. Een aantal van
de private lijnen concurreerde met de staatsspoorlijnen, waardoor het vervoer
op deze lijnen minder snel groeide dan op de andere
[7].
Door de trage groei zakte het aandeel van de lijn in het totale vervoer op
de Belgische staatslijnen sterk. In het reizigersvervoer was het aandeel van
de lijn al voor 1852 het kleinst; nu verloor ook het goederenvervoer snel
terrein.
Tabel 17: Aandeel van de Ligne de lEst in het vervoer op de Belgische
staatsspoorwegen (*geen gegevens) |
jaar |
reizigers |
goederen |
jaar |
reizigers |
goederen |
1853 |
19 % |
32 % |
1862 |
17 % |
12 % |
1854 |
19 % |
26 % |
1863 |
17 % |
12 % |
1855 |
18 % |
20 % |
1864 |
18 % |
13 % |
1856 |
* |
* |
1865 |
* |
* |
1857 |
16 % |
18 % |
1866 |
17 % |
12 % |
1858 |
16 % |
15 % |
1867 |
18 % |
13 % |
1859 |
* |
* |
1868 |
18 % |
13 % |
1860 |
16 % |
15 % |
1869 |
19 % |
13 % |
1861 |
16 % |
12 % |
|
|
|
Bron: Documents Parlementaires, Compte rendu des chemins de fer
(1855-1870). |
Het goederenvervoer vanuit
één
van de stations op de ligne de lEst, dat bij de afwerking van de
staatsspoorwegen in 1844 nog het belangrijkste was van de verschillende lijnen,
had in 1869 slechts een aandeel van 13 %. Toch bleef het goederenvervoer vanuit
de ligne de lEst het op
één
na hoogste aandeel behouden in het goederenvervoer op de staatsspoorwegen.
2.2.2. De
Ligne du Midi
In tegenstelling tot de ligne de lEst ging zowel het goederenvervoer als het
reizigersvervoer op de ligne du Midi er wel sterk op vooruit. Vooral de
stijging van het goederenvervoer was van belang. In 1853 werd 678 836 ton
getransporteerd vanuit
één
van de stations op de lijn; in 1869 was dat opgelopen tot 2 476 920 ton. Daarmee
volgde de ligne du Midi het groeigemiddelde van de Belgische staatsspoorwegen.
Het reizigersaantal steeg van 1 339 720 in 1853 tot 3 801 570 in 1869. Opnieuw kwam dit ongeveer overeen met de groei op de gehele Belgische staatsspoorwegen. De stijging van het aandeel van de ligne du Midi in de totale inkomsten van de staatsspoorwegen was spectaculairder. Reeds voor 1852 was het aandeel van de lijn in de totale inkomsten van de staat uit het goederenverkeer het grootst. Door de stijging van het goederenverkeer op de eigen lijnen en het achterop blijven van de ligne de lEst steeg dat aandeel nog aanzienlijk.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1]
Expose de la situation du Royaume. 1851-1860,
tome III, Bruxelles, Ministère
de lIntérieur,
1865, p. 343.
[2]
Documents Parlementaires 1857-1858,
n°
222, Compte rendu des chemins de fer 1857, pp.
26-29.
[3]
J. Renkin,
art. cit., p. 600.
[4]
Documents Parlementaires 1867-1868,
n°
189, Compte rendu des chemins de fer 1867, p. 26.
[5]
L. Avakian,
art. cit., p. 451.
[6]
Documents Parlementaires 1861-1862,
n°
129, Compte rendu des chemins de fer 1861, p. 49.
[7]
L. Avakian, art. cit., p. 454.