De spoorlijn Gent-Brussel via Aalst in de Belgische spoorwegpolitiek.(Danny Mattheeuws)
inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK 9
DE S.A. DES CHEMINS DE FER DE DENDRE-ET-WAES ET DE BRUXELLES A GAND PAR ALOST:
1852-1877
A. Ontstaan van de maatschappij
Na de definitieve goedkeuring van de concessie
[1], gingen de ondernemers over tot de oprichting van de S.A. des
chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost. Gendebien en De Mot hadden ondertussen een contract gesloten
met de Société
Générale,
die de uitvoer van de werken zou financieren
[2]. Wanneer precies de ondernemers en de Société
Générale
tot een overeenkomst waren gekomen, is niet bekend. Toen de concessie-aanvraag
in het Parlement werd behandeld, waren er in ieder geval wel enkele
vertegenwoordigers die twijfelden aan de ernst van de maatschappij: ze
vreesden dat de ondernemers het nodige kapitaal niet zouden kunnen
bijeenbrengen
[3]. De Société
Générale
kwam toen niet ter sprake. Mogelijk hadden de ondernemers zich pas tot de Société
gericht toen de onderhandelingen met Spitaels waren afsprongen
[4].
Het sociaal fonds van de maatschappij werd vastgelegd op 22 miljoen frank.
Voor dat bedrag moest de Société
Générale
de spoorlijn aanleggen en een waarborg van 3 mijoen frank storten
[5]. Het sociaal fonds was onderverdeeld in 30 000 aandelen van 500
frank en 7 000 obligaties van 1 000 frank, uitgegeven door de Société
Générale
[6]. In tegenstelling tot de vorige concessies, was er geen
bepaling die de notering van de aandelen op de Belgische beurzen verbood.
De werking van de nieuwe spoorwegmaatschappij zou pas beginnen bij de
volledige afwerking van de lijnen. Tot die tijd bleef de Société
Générale
het beheer van de spoorlijn behouden. Als vergoeding voor de aanleg van de
lijnen kreeg de Société
Générale
tot de volledige afwerking van de lijn de inkomsten die gehaald werden uit de
exploitatie van de afgewerkte delen. Bovendien kwam ook de interest van de
waarborg toe aan de Société
[7].
B. Opheffing van de S.A. du chemin de fer et du canal de la vallée de la
Dendre
De Engelse maatschappij die oorspronkelijk de concessie verkregen had voor de
aanleg van een spoorlijn in de Dendervallei, kon door de komst van de S.A. des
chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost nu definitief de boeken neerleggen. Sinds de verlening van de
concessie was de maatschappij er niet in geslaagd om de uitvoer van de werken
aan te vatten
[8]. Wel had de maatschappij in 1845 een waarborg gestort van twee
mijoen frank. Herhaaldelijk verzocht de maatschappij deze waarborg terug te
storten, waarna de S.A. du chemin de fer et du canal de la vallée
de la Dendre zou worden ontbonden. De overheid weigerde daarop in te gaan;
zolang geen regeling werd gevonden voor de waarborg bleef de maatschappij
bestaan
[9].
Een oplossing werd pas gevonden toen De Mot en Gendebien besloten hadden ook
de aanleg van de spoorlijn Aat-Lokeren op zich te nemen. De Engelse
maatschappij was nog steeds in het bezit van de concessie voor een
spoorverbinding tussen Aat en Dendermonde. Om hun plannen uit te voeren,
moesten De Mot en Gendebien dus een overeenkomst sluiten met de S.A. du chemin
de fer et du canal de la vallée
de la Dendre. In maart 1851 deed de maatschappij afstand van de concessie, op
voorwaarde dat de waarborg door de nieuwe maatschappij zou worden terugbetaald
[10]. Als uitvoerder van de spoorlijn zou de nieuwe maatschappij
aanspraak kunnen maken op de waarborg die was gestort door de S.A. du chemin
de fer et du canal de la vallée
de la Dendre
[11].
Over de overeenkomst die beide partijen sloten is weinig bekend. Zeker is dat
de Engelsen niet de volledige waarborg terugkregen
[12]. Het bedrag dat de nieuwe maatschappij terugstortte, bedroeg
waarschijnlijk slechts tussen 1 000 000 en 1 200 000
frank
[13]. De S.A. du chemin de fer et du canal de la vallée
de la Dendre leed dus een groot verlies, maar de overeenkomst met de S.A. des
chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost ging toch door. Na de volledige afhandeling van de kwestie,
volgde op 9 september 1852 de opheffing van de maatschappij
[14].
C. De Belgische
periode in de spoorwegconcessies
Na de goedkeuring van de concessie voor de lijn Gent-Brussel volgde een nieuwe
reeks concessie-aanvragen, ditmaal meestal van Belgische ondernemers. Wat de
exploitatievoorwaarden betrof, kwamen er geen veranderingen
[15]. Er bleven twee mogelijke types van exploitatie bestaan: in de
meeste gevallen werden de spoorlijnen ook door de spoorwegmaatschappijen geëxploiteerd,
voor sommige van de lijnen werd de exploitatie overgenomen door de staat en
werd de winst gedeeld met de spoorwegmaatschappij zoals dat gebruikelijk was
voor de lijn Doornik-Jurbise
[16]. De exploitatievoorwaarden voor de lijnen van de S.A. des
chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost bleven uniek in de Belgische spoorweggeschiedenis
[17].
Voor de spoorlijnen waarvan de staat de exploitatie op zich nam, was telkens
voorzien dat de staat de lijn kon terugkopen voor de concessietermijn
verstreken was. Dat was dus o.a. het geval met de lijnen Doornik-Jurbise en
ook de lijnen van de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost
[18]. De staat kon de lijnen pas terugkopen na het verstrijken van
een bepaalde termijn (in de meeste gevallen 20 jaar na de afwerking van de
lijnen). Wanneer de overheid besliste dat de lijn zou teruggekocht worden,
diende ze dit vier jaar vooraf bekend te maken. De opbrengst die de
maatschappij in die vier jaar zou innen, was de basis van de latere
terugkoopsom. Van die vier jaar werden de drie jaar met de hoogste opbrengst
gebruikt om een gemiddelde jaaropbrengst van de spoorwegmaatschappij te
verkrijgen. Voor de resterende jaren van de concessie kreeg de maatschappij
dat jaargemiddelde, vermeerderd met 15 tot 25 %, uitbetaald
[19]. Bij het bepalen van de terugkoopsom werd dus geen rekening
gehouden met de waarde van de lijn.
De aandelen van de spoorwegmaatschappijen werden in deze periode
gemakkelijker verhandelbaar dan in de
Engelse periode. Om het risico voor Belgische kopers van die aandelen te
beperken, mochten de aandelen van de spoorwegmaatschappijen pas op de
Belgische beurzen genoteerd worden na de volledige afwerking van de lijnen
[20]. In de Belgische periode verdween deze regeling. De
aanlegvoorwaarden opgelegd door de staat werden dus iets soepeler
[21].
Hoewel in deze periode de spoorlijnen die werden goedgekeurd ook daadwerkelijk
werden aangelegd, konden vele van de maatschappijen amper het hoofd boven
water te houden. Vele van de maatschappijen waren te klein om hun onderneming
rendabel te maken
[22]. Concrete studies over de inkomsten van de
spoorwegmaatschappijen zijn er niet. Voor het jaar 1860 schat Jules Malou dat
de opbrengsten van de spoorwegmaatschappijen (per geëxploiteerde
kilometer) 60 % lager lagen dan de opbrengsten van de staatsspoorwegen
[23].
D. De werking van de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à Gand par Alost
Hoewel de maatschappij reeds in 1852 werd opgericht, begon de S.A. des chemins
de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost pas in 1857 haar activiteiten. Tot die tijd werden de zaken
waargenomen door de Société
Générale.
Ook na de volledige afwerking van de lijnen bleef de spoorwegmaatschappij nauw
verbonden met de Société.
In de raad van bestuur zetelden ook na 1857 vooral kopstukken van de Brusselse
bank. Aan het hoofd van de directie stond Ferdinand de Meeûs,
sinds 1830 gouverneur van de Société
Générale.
Hij bleef de functie waarnemen tot aan zijn dood in 1861
[24].
Zijn opvolger, zowel in de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de
Bruxelles
à
Gand par Alost als in de Société
Générale,
werd Charles Liedts
[25].
Hij bleef aan het hoofd van de spoorwegmaatschappij staan tot 1877, het jaar
van de opheffing. Verder zetelde, naast de concessiehouders De Mot en
Gendebien, ook Jules Malou in de raad van bestuur tot 1870
[26]. In het Parlement botste de concessie-aanvraag nog op zijn
felle tegenstand; nu werd hij, door zijn functie van directeur bij de Société
Générale,
zelf betrokken bij de spoorwegmaatschappij
[27]. Ook dit zou erop kunnen wijzen dat de onderhandelingen tussen
de Société
Générale
aan de ene kant en De Mot en Gendebien aan de andere kant nog niet begonnen
waren. Toch bleef Malou, zelfs toen hij
directeur van de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de
Bruxelles
à
Gand par Alost was, bij zijn standpunt, hoewel hij zich nu iets genuanceerder
uitliet. Het verlenen van de concessie onder de voorwaarden vastgelegd in
1851, was volgens Malou negatief gebleken voor de staatsspoorwegen. Wel
ontkende hij nu dat de concessie te grote voordelen opleverde voor de
maatschappij
[28]. Malou erkende dus dat de gunstige voorwaarden, verleend aan
de maatschappij, nodig waren geweest om de aanleg van beide lijnen door een
privé
onderneming te verzekeren.
De regeling die tussen de
S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost en de regering was gesloten betreffende de exploitatie van de
spoorlijnen, zorgde ervoor dat de werkzaamheden van de maatschappij erg
gering en eenvoudig bleven. Met de overname van de exploitatie, had de staat
ook de administratie van de spoorlijnen op zich genomen
[29]. De taak van directie bleef beperkt tot het verdelen van de
winsten onder de aandeelhouders, en, indien dit nodig werd geacht, het
aanvechten van de inkomsten die de staat de maatschappij toebedeelde
[30].
D. De exploitatie van de
spoorlijnen
1. Periode van aanleg: 1852-1856
Volgens de bepalingen in het lastenkohier van 1852, was de maatschappij
verplicht de aanleg van de lijnen te beginnen in Aalst
[31]. Het eerste deel van de spoorlijnen dat voor het publiek werd
opengesteld, was het traject Aalst-Dendermonde. Op 9 juni 1853 begon de staat
de exploitatie van deze lijn
[32]. Eind 1855 kwam de volledige afwerking van de spoorlijn
Aat-Dendermonde, die reeds in 1845 gepland was. Het traject Aat-Geraardsbergen
werd geopend op 9 april 1855; het laatste deel van de spoorlijn,
Aalst-Geraardsbergen, volgde op 1 december 1855
[33].
De afwerking van de spoorlijnen waarvoor de concessie pas in
1851 was verleend, volgden begin 1856. Vanaf 13 februari van dat jaar was de
lijn Dendermonde-Lokeren in gebruik. Het laatste onderdeel in de lijnen van de
S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, de verbinding Brussel-Gent, was afgewerkt op 1 mei 1856
[34].
De Société
Générale,
die instond voor de aanleg van de verschillende lijnen, inde tot eind 1856 de
inkomsten die volgens de overeenkomst met de regering zouden toekomen aan de
S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost
[35]. Dit kwam neer op drie vierden van de opbrengsten uit de
nieuwe stations op de lijn.
Tabel 25: Inkomsten van de Société
Générale
uit de afgewerkte onderdelen van de spoorlijnen
[36] [*: geen gegevens] |
jaar |
reizigers/bagage |
goederen |
totaal |
1853 |
* |
* |
140 353 |
1854 |
117 957 |
278 296 |
396 253 |
1855 |
187 621 |
462 773 |
653 556 |
1856 |
* |
* |
854 756 |
Bron:
Documents Parlementaires, Compte rendu des chemins de fer, 1854-1856.
Documents Parlementaires 1862-1863,
n°
130, Concessions divers des chemins de fer, p. 39.
|
Vanaf 1857 begon de werking van de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes
et de Bruxelles
à
Gand par Alost.
Bijna onmiddellijk waren er problemen met de overheid. Om een te grote
invloed van Franse spoorwegmaatschappijen te vermijden, had de staat de
spoorlijn Bergen-Manage gehuurd
[37]. Aangezien de exploitatie daardoor in overheidshanden gevallen
was, verwachtte de maatschappij dat ze nu ook drie vierden van de inkomsten
uit het verkeer tussen
één
van de stations op haar lijnen en de stations op de lijn Bergen-Manage zou
ontvangen. De minister van Openbare Werken, Jules Vanderstichelen, zag het
anders. Door huren van de lijn Bergen-Manage trad de overheid op als
plaatsvervanger van de S.A. du chemin de fer de Namur
à
Liège
avec ses extensions, die oorspronkelijk moest instaan voor de exploitatie van
lijn. Op een deel van de winsten op de lijn Bergen-Manage had de S.A. des
chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost volgens de minister geen recht
[38]. De partijen konden niet tot een verglijk komen en de zaak
belandde voor de rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel. Hoewel de rechtbank
de rechten van de maatschappij erkende en de maatschappij dus in het gelijk
werd gesteld, ging de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de
Bruxelles
à
Gand par Alost toch in beroep
[39]. De uitspraak van de rechtbank bepaalde immers eveneens dat de
maatschappij een deel van het bedrag dat de overheid uitbetaalde aan de S.A.
du chemin de fer de Namur
à
Liège
avec ses extensions, nu moest overnemen
[40]. Het Hof van Beroep, dat daarop de zaak behandelde, deed
echter op 18 juni 1861 een zelfde uitspraak
[41]. De overheid was nu verplicht voor de spoorlijn Bergen-Manage
dezelfde regeling toe te passen als voor de andere staatsspoorwegen; voor de
maatschappij betekende de uitspraak dat maandelijks 1500 frank moest
bijdragen in de betaling aan de S.A. du chemin de fer de Namur
à
Liège
avec ses extensions
[42].
Door dit eerste proces werd duidelijk dat de maatschappij elke uitbreiding van
de spoorwegen geëxploiteerd
door de staat zou aangrijpen om de eigen opbrengsten te doen verhogen. Een
tweede proces betrof de bepaling dat de inkomsten van de maatschappij
berekend werden via de inkomsten van de stations op de lijn. Op 1 december
1863 werd de concessie goedgekeurd voor de spoorlijn Denderleeuw-Kortrijk
[43]. De lijn zou worden geëxploiteerd
door de overheid. Dit betekende in de eerste plaats dus reeds dat de S.A. des
chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost voor het verkeer tussen haar stations en die van de nieuwe lijn
dezelfde regeling kon doen gelden als voor de staatsspoorwegen. Na de
uitspraak in het geschil rond de lijn Bergen-Manage, had de staat zich hierbij
neergelegd en dit vormde niet het onderwerp van het nieuwe proces. Kern van
het nieuwe geschil was het station van Denderleeuw, dat door beide lijnen
gebruikt werd. De S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost had recht op drie vierden van de opbrengsten uit dit station.
Volgens de maatschappij moesten de transporten die vertrokken op de lijn
Kortrijk-Denderleeuw en die via dat laatste station verliepen, in het station
van Denderleeuw opnieuw ingeschreven worden
[44]. De lijn Kortrijk-Denderleeuw maakte immers niet echt deel uit
van het spoorwegnet van de staat, de lijn was eigendom van een privé
maatschappij en werd enkel geëxploiteerd
door de staat. Door de dubbele inschrijving van de transporten zou de
maatschappij ook een deel van de inkomsten uit het transitverkeer op haar
lijnen kunnen innen. Alle transporten vertrekkend uit
één
van de stations op de lijn Kortrijk-Denderleeuw die Denderleeuw passeerden
maar niet
één
van de stations op de lijnen van de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes
et de Bruxelles
à
Gand par Alost als eindpunt hadden, zouden door de dubbele inschrijving
immers, naast hun oorspronkelijke vertrekpunt, ook Denderleeuw als vertrekpunt
krijgen.
Hetzelfde probleem stelde zich voor de lijn Lokeren-Zelzate. In deze zaak gaf
de staat toe zonder het tot een proces te laten komen. De omstandigheden waren
dan ook enigszins anders: de lijn Lokeren-Zelzate werd, in tegenstelling tot
Kortrijk-Denderleeuw, niet geëxploiteerd
door de staat maar door de maatschappij zelf
[45]. Lokeren was daarom -in tegenstelling tot Denderleeuw- wel het
vertrekpunt op de lijnen geëxploiteerd
door de staat.
Doordat de staat in 1871 verschillende concessies terugkocht, haalde het
proces over de inkomsten van het station van Denderleeuw niets uit. Onder de
teruggekochte lijnen bevond zich namelijk ook de lijn Kortrijk-Denderleeuw
[46]. De lijn was dus niet langer eigendom van een maatschappij,
maar maakte nu deel uit van het staatsspoorwegnet. Daarop besloot de S.A. des
chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost af te zien van verdere stappen
[47].
Een derde proces betrof de mogelijke verlening van de concessie voor de
spoorlijn tussen Dendermonde en St.-Niklaas. Volgens de plannen voor de nieuwe
lijn zou de spoorweg gedeeltelijk gemeenschappelijk worden met de lijnen van
de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost. Op vijf kilometer afstand van het station van Dendermonde zou
de lijn St.-Niklaas-Dendermonde samenkomen met de lijn Lokeren-Dendermonde.
Het bestaande station van Dendermonde zou ook voor de nieuwe lijn het
eindpunt worden. De S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost betwistte nu het recht van de staat om de lijnen van de
maatschappij beschikbaar te stellen aan derden
[48]. Waarschijnlijk speelde een ander element eveneens een rol.
Hoewel de spoorlijn Lokeren-Dendermonde langs dicht bevolkt gebied liep, was
ze weinig produktief
[49]. Wanneer de concessie-aanvraag voor de lijn
Dendermonde-St.-Niklaas werd goedgekeurd, betekende dit concurrentie voor
deze lijn. Tot dan toe verliep het treinverkeer naar St.-Niklaas vanuit
Dendermonde immers via de lijn Dendermonde-Lokeren en dan via de spoorlijn
Gent-Antwerpen vanuit Lokeren naar St.-Niklaas. Om de goedkeuring van de
concessie te verhinderen, voerde de maatschappij een nieuw proces tegen de
overheid
[50]. Zonder succes, want op 14 mei 1870 werd de concessie voor de
aanleg van de spoorlijn Dendermonde-St.-Niklaas goedgekeurd
[51].
De overheid zelf hield controleerde voortdurend de
activiteiten van de maatschappij. Fraude vanwege de
S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost was immers niet uitgesloten. Indien de maatschappij de
transittransporten kon onderbreken, kwam een deel van de opbrengsten aan haar
toe
[52]. Van bij haar oprichting werd daarom een ambtenaar belast met
de controle van de maatschappij
[53]. Ook in het parlement werd de nieuwe spoorwegmaatschappij
gewantrouwd. Hoewel de controleur geen fraude had vastgesteld, werd er reeds
in 1854 een parlementaire commissie belast met het onderzoek naar mogelijke
fraude vanwege de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost. De commissie kwam er op verzoek van voormalig minister van
Openbare Werken Frère-Orban
[54]. Van de fraude kon de commissie echter geen bewijzen vinden,
en ze concludeerde dan ook dat verdere actie niet nodig was
[55].
2.2. De inkomsten voor de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de
Bruxelles
à
Gand par Alost
In de exploitatie van de lijnen zelf had de maatschappij geen inspraak. Het
aantal konvooien en de tarieven werden vrij bepaald door de overheid, net
zoals dat het geval was voor de spoorlijnen van de S.A. des chemins de fer de
Tournay
à
Jurbise et de Landen
à
Hasselt
[56]. Voor haar
inkomsten was de maatschappij dan ook in grote mate afhankelijk van de
algemene ontwikkeling van de staatsspoorwegen. Dit was, door de regeling die
was getroffen voor de verdeling van de opbrengsten, nog meer het geval dan bij
de andere privé
spoorlijnen die werden geëxploiteerd
door de staat. Bij deze laatste groep had een uitbreiding van de
staatsspoorwegen geen effect; zij ontvingen een vergoeding voor het verkeer op
de eigen lijn.
Bij de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost lag dit anders.
De maatschappij ontving ook een deel van de opbrengst van het verkeer op de
staatslijnen. Elke uitbreiding van de staatsspoorwegen had dus een positief
effect op de inkomsten van de maatschappij.
Tabel 26: Inkomsten van de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et
de Bruxelles
à
Gand par Alost (*geen gegevens) |
jaar |
reizigers/bagage |
goederen |
totaal |
1857 |
442 919 |
582 272 |
1 025 191 |
1858 |
* |
* |
1 131 144 |
1859 |
* |
* |
1 183 673 |
1860 |
476 875 |
702 183 |
1 179 058 |
1861 |
500 093 |
797 553 |
1 297 646 |
1862 |
514 339 |
808 687 |
1 323 026 |
1863 |
549 009 |
855 441 |
1 404 450 |
1864 |
579 675 |
976 183 |
1 555 858 |
1865 |
* |
* |
1 598 817 |
1866 |
608 888 |
1 214 183 |
1 823 071 |
1867 |
626 521 |
993 201 |
1 619 722 |
1868 |
641 212 |
1 085 780 |
1 726 992 |
1869 |
689 814 |
1 017 091 |
1 706 905 |
1870 |
734 735 |
1 081 517 |
1 816 252 |
1871 |
706 015 |
1 206 590 |
1 912 605 |
1872 |
724 965 |
1 209 130 |
1 934 095 |
Bron: Documents
Parlementaires, Compte rendu des chemins de fer, 1856-1873.
ABZ,
Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes
et
de Bruxelles
à
Gand par Alost. |
Het grootste deel van dit bedrag was voor de maatschappij zuivere winst.
Exploitatiekosten had ze niet, en ook de andere uitgaven bleven beperkt. De
volledige aanlegkosten waren gedekt door het sociaal kapitaal in aandelen en
obligaties, zodat geen afbetalingen moesten gebeuren. Voor de administratie
stond de overheid in; personeelskosten had de maatschappij daardoor ook niet.
Na het proces aangaande de spoorlijn Bergen-Manage, was de S.A. des chemins de
fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost wel verplicht jaarlijks 18 000 frank bij te dragen in de
afbetalingen van de staat aan de S.A. du chemin de fer de Liège
à
Namur et ses extensions
[57]. De enige echt
grote uitgave was het betalen van de interesten op de 7 000 uitgegeven
obligaties en het aflossen van de obligaties. Het overige deel van de
inkomsten die de staat uitkeerde, werd verdeeld onder de aandeelhouders.
Tabel 27: Opbrengst per
aandeel van de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost
|
jaar |
opbrengst |
jaar |
opbrengst |
1857 |
15, 75 |
1865 |
36, 40 |
1858 |
18, 60 |
1866 |
41, 00 |
1859 |
20, 40 |
1867 |
36, 50 |
1860 |
22, 00 |
1868 |
38, 25 |
1861 |
29, 10 |
1869 |
37, 00 |
1862 |
27, 00 |
1870 |
40, 50 |
1863 |
29, 10 |
1871 |
42, 50 |
1864 |
33, 80 |
1872 |
43, 75 |
Bron: ABZ, Fonds N.V.s,
nr 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et
de Bruxelles
à
Gand par Alost, Bilan 1876. |
2.3. De rol van de spoorlijnen Aat-Lokeren en Gent-Brussel in de Belgische
staatsspoorwegen
Door de overeenkomst die was gesloten tussen de S.A. des chemins de fer de
Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost en de overheid betreffende de verdeling van de inkomsten, waren
de spoorlijnen Aat-Lokeren en Gent-Brussel voor de staatsspoorwegen vooral
belangrijk als transitlijnen. De statistieken opgesteld door de overheid laten
echter niet toe het transitverkeer te bepalen: er werden geen cijfers gegeven
voor het verkeer op de verschillende lijnen, enkel het station van vertrek
werd opgenomen in de statistieken
[58]. Het is dan ook niet uit te maken in welke mate het Belgische
treinverkeer steeg door de lijnen van de S.A. des chemins de fer de
Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost.
De nieuwe lijnen waren vooral van belang voor twee van de vier
delen van de staatsspoorwegen. In de eerste plaats voor de
ligne de lOuest, waarin de lijnen ook werden opgenomen
[59].
Tabel 28: Reizigersvervoer op de ligne de lOuest en de lijnen van de
S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost: totaal en (per kilometer) (*geen gegevens) |
jaar |
ligne de lOuest |
Dendre-et-Waes |
1857 |
1 827 794 (5 192) |
607 045 (5 621) |
1858 |
1 831 283 (5 202) |
587 711 (5 441) |
1859 |
* |
* |
1860 |
2 015 739 (5 726) |
642 915 (5 953) |
1861 |
2 131 514 (6 055) |
682 482 (6 319) |
1862 |
2 163 149 (6 145) |
685 360 (6 345) |
1863 |
2 295 636 (6 522) |
721 082 (6 676) |
1864 |
2 435 932 (6 920) |
764 582 (7 079) |
1865 |
* |
* |
1866 |
3 080 621 (8 751) |
882 553 (8 171) |
1867 |
3 498 364 (8 616) |
957 297 (8 863) |
1868 |
3 648 580 (8 987) |
998 902 (9 249) |
1869 |
3 775 247 (9 299) |
1 076 056
(9 963) |
Bron:
Documents Parlementaires, Compte rendu des chemins de fer,
1856-1870. |
Voor het reizigersvervoer volgden de nieuwe lijnen de groei van de gehele
ligne de lOuest; het aantal reizigers per kilometer dat vertrok vanuit
één
van de stations die in concessie waren gegeven, lag wel iets hoger dan het
aantal reizigers die gebruik maakten van de stations op de ligne de lOuest.
Beide cijfers lagen wel een stuk beneden het nationaal gemiddeld aantal
reizigers per kilometer
[60].
bel 29: Vervoer zware goederen (in ton) op de ligne de lOuest en de
lijnen van de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost: totaal en (per kilometer) (*geen gegevens) |
jaar |
ligne de lOuest |
Dendre-et-Waes |
1857 |
250 809 (753) |
125 543 (1 162) |
1858 |
256 829 (771) |
157 060 (1 454) |
1859 |
* |
* |
1860 |
248 232 (745) |
176 051 (1 630) |
1861 |
315 801 (948) |
206 865 (1 915) |
1862 |
349 455 (1 049) |
201 990 (1 870) |
1863 |
338 534 (1 016) |
227 141 (2 103) |
1864 |
397 853 (1 195) |
293 267 (2 715) |
1865 |
* |
* |
1866 |
507 748 (1 312) |
400 640 (3 709) |
1867 |
506 278 (1 308) |
346 281 (3 206) |
1868 |
539 161 (2 661) |
359 930 (3 332) |
1869 |
495 535 (1 280) |
335 705 (3
108) |
Bron:
Documents Parlementaires, Compte rendu des chemins de fer,
1856-1870. |
Het goederenvervoer dat vertrok vanuit
één
van de stations van de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de
Bruxelles
à
Gand par Alost, lag wel duidelijk hoger dan het goederenvervoer op de gehele
ligne de lOuest. Dit was vooral het gevolg van het goederenverkeer vanuit twee
van de stations waarvoor de maatschappij de concessie had verkregen: Aalst en
Lessines
[61]. Dat laatste station werd vooral gebruikt voor de transporten
van stenen voor de aanleg van spoorwegen. De sterke stijging van het
goederenvervoer in 1866 was bijna volledig te wijten aan het vervoer van
stenen vanuit Lessines
[62].
Het aantal reizigers en de tonnenmaat van de zware goederen die (per
kilometer) vertrokken vanuit
één
van de stations op de ligne de lOuest werden dus zeker niet naar beneden
gehaald door het aantal reizigers en goederen vertrekkende vanuit
één
van de stations die de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de
Bruxelles
à
Gand par Alost in concessie gekregen had. De staatsinkomsten op de ligne de
lOuest werden wel naar beneden gehaald door de nieuwe lijnen. Een deel van de
inkomsten moest immers afgestaan worden aan de maatschappij.
Tabel 30: Opbrengsten van de ligne de lOuest per kilometer |
jaar |
met Dendre-et-Waes |
zonder Dendre-et-Waes |
1857 |
13 670 |
17 655 |
1858 |
13 443 |
17 235 |
1859 |
* |
* |
1860 |
13 959 |
17 892 |
1861 |
14 891 |
19 044 |
1862 |
15 177 |
19 409 |
1863 |
16 373 |
20 963 |
1864 |
17 492 |
22 337 |
1865 |
* |
* |
1866 |
16 860 |
20 402 |
1867 |
17 976 |
22 027 |
1868 |
19 094 |
23 390 |
1869 |
18 493 |
22 626 |
Bron:
Documents Parlementaires, Compte rendu des chemins de fer,
1856-1870. |
Naast het belang voor de ligne de lOuest, waren de lijnen aangelegd door de
S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost nauw verbonden met de ligne du Midi.
De Borinage voerde vooral steenkool uit voor huishoudelijk gebruik
[63]. Door de nieuwe lijnen werd de streek nu verbonden met de
steden Gent en Brussel; bovendien verbeterde de verbinding met Antwerpen en
Nederland. Sinds het begin van de jaren 1850 werd het goederentransport
geleidelijk aan goedkoper dan het transport via kanalen
[64]. Het vervoer van steenkool via de spoorwegen werd daarenboven
sterk gestimuleerd door de overheid door het aanrekenen van voordelige
tarieven
[65].
3. Terugkoop van de lijn: 1872-1877
Sinds 1870 begon het spoorwegnet van de staat sterk uit te breiden
[66]. Elke uitbreiding van dat net betekende, na de uitspraak van
het Hof van Beroep te Brussel over het huren van de spoorlijn Bergen-Manage,
een stijging van de winsten voor de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes
et de Bruxelles
à
Gand par Alost. Bij de goedkeuring van de concessie, had de toenmalige
regering voorzien dat de overheid de lijnen kon terugkopen, en dit minimum 20
jaar na de voltooiing van de lijn
[67]. Aangezien de lijn op 1 mei 1856 volledig was afgewerkt, kon
de staat de lijn in 1876 terugkopen. De S.A. des chemins de fer de
Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost moest wel vier jaar voor de terugkoop op de hoogte gebracht
worden van de beslissing. Net zoals bij de andere lijnen die werden
teruggekocht, werd ook nu geen rekening gehouden met de waarde van de lijn.
Er werd een gemiddelde jaaropbrengst berekend aan de hand van de zeven jaar
die de terugkoop voorafgingen (enkel met de vijf produktiefste jaren werd
rekening gehouden). Voor de resterende jaren van de concessie kreeg de
maatschappij dat bedrag, vermeerderd met 15 %, uitbetaald
[68].
Reeds in 1872 werd over de terugkoop van de spoorlijnen beslist. Op die
manier konden de lijnen vanaf 1 mei 1877, de dag dat de minimumtermijn
verstreken was, teruggekocht worden door de staat. Volgens het rapport
opgesteld door de kamercommissie van Openbare Werken, was gebleken dat de
overeenkomst die in 1851 was opgesteld, nadelig was voor de overheid
[69]. Door de uitbreiding van de staatsspoorwegen stegen de
inkomsten van de maatschappij zo sterk, dat de terugkoop van de lijn de
voordeligste oplossing was. Ook voor de maatschappij was de terugkoop
voordeliger: de (toch al geringe) administratiekosten vielen volledig weg,
terwijl de winst steeg
[70]. Een wetsontwerp dat de terugkoop van de spoorlijnen regelde,
werd ingediend op 27 februari 1852 door de regering-Malou, die drie maanden
eerder aan het bewind was gekomen
[71]. Een jaar eerder pas had Malou ontslag genomen als directeur
van de maatschappij
[72]. Het wetsontwerp werd unaniem goedgekeurd door de kamer op 4
mei 1872 en later ook door de senaat
[73].
Voor de maatschappij waren de inkomsten tot 1 mei 1876 berekend aan de hand
van de inkomsten van de stations die in concessie waren gegeven. Vanaf 1 mei
1876 werd maandelijks een vast bedrag afbetaald; een bedrag dat oorspronkelijk
werd vastgelegd op 198 000 frank maar dat uiteindelijk nog zou stijgen.
Tabel 31: Inkomsten van de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et
de Bruxelles
à
Gand par Alost (*geen gegevens) |
jaar |
reizigers/bagage |
goederen |
totaal |
1872 |
724 965 |
1 209 130 |
1 934 095 |
1873 |
* |
* |
2 113 603 |
1874 |
* |
* |
2 089 082 |
1875 |
* |
* |
2 248 581 |
1876[74] |
* |
* |
2 284 256 |
Bron:
ABZ, Fonds N.V.s,
nr 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et
de Bruxelles
à
Gand par Alost.
Documents Parlementaires,
Compte rendu des chemins de fer, 1872-1877. |
Door de uitbreiding van de staatsspoorwegen bleven de inkomsten van de S.A. des
chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost stijgen in vergelijking met de periode voor 1872. De opbrengst
per aandeel ging eveneens de hoogte in. Steeds meer obligaties werden afbetaald,
waardoor ook de uitgaven van de maatschappij fors daalden. Tijdens de periode
1857-1871 was de opbrengst per aandeel reeds gestegen van 15,75 tot 42,50 frank.
De stijging van de winsten voor de aandeelhouders bleef zich voortzetten tot
1876. In 1873 werd 47 frank per aandeel uitgekeerd; in het jaar 1876 was dit
opgelopen tot 53 frank
[75].
Door de terugkoop van de lijnen kon de S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes
et de Bruxelles
à
Gand par Alost in 1877 opgeheven worden. Aangezien de overheid gedurende 70 jaar
jaarlijks een vast bedrag van 2 383540 frank zou uitkeren voor de aankoop van de
lijnen, was controle van de bedragen betaald door de overheid niet langer nodig
[76].
De maatschappij had in 1877 wel verkregen dat de staat 2 514 634 frank per jaar
zou uitkeren, maar ze had ingestemd met een reductie op voorwaarde dat de
overheid de nodige administratie voor de uitbetaling aan de aandeelhouders en de
aflossing van de obligaties op zich zou nemen
[77].
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1]
Zie deel II, hoofdstuk 7.
[2]
Documents parlementaires 1871-1872,
n°
127, Rachat de la concession de Dendre-et-Waes, p. 1.
[3]
Annales Parlementaires 1850-1852,
Travaux dutilité
publique, Séance
de 28/11/1851 (Sénat),
p. 118.
[4]
Id.,
Séance
de 26/11/1851 (Sénat),
p. 83.
[5]
Moniteur,
S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, 14/5/1852, p. 1379.
[6]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, Bilan 1857 (1e semester).
[7]
Moniteur,
S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, 14/5/1852, p. 1382.
[8]
Annales Parlementaires 1850-1851,
Travaux dutilité
publique, Séance
de 8/8/1851 (Chambre des Représentants),
p. 1865.
[9]
Zie Deel II, hoofdstuk 6.
SAA,
Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 20/9/1847, pp. 219-220.
[10]
Documents Parlementaires 1850-1851,
n°
250, Travaux dutilité
publique, pp. 72-73.
[11]
Annales Parlementaires 1850-1851,
Travaux dutilité
publique, Séance
de 23/8/1851 (Chambre des Représentants),
p. 2049.
[12]
J. Malou, Etude sur les chemins de fer belges, Bruxelles,
Delièvre,
1860, p. 12.
[13]
Annales Parlementaires 1850-1851,
Travaux dutilité
publique, Séance
de 23/8/1851 (Chambre des Représentants),
p. 2045.
[14]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3579, S.A. du chemin de fer et du canal de la vallée
de la Dendre.
[15]
Zie hoofdstuk 8.
[16]
De exploitatie van de lijn Landen-Hasselt was ondertussen overgelaten aan de
de S.A. Compagnie du chemin de fer dAix-la-Chapelle
à
Maestricht, die eveneens de helft van de opbrengst op de lijn afstond aan de
S.A. des chemins de fer de Tournay
à
Jurbise et de Landen
à
Hasselt (Moniteur, Chemin de fer de Hasselt vers Maestricht,
22/9/1853, p. 3222.).
[17]
Documents Parlementaires 1871-1872,
n°
127, Rachat de la concession de Dendre-et-Waes, pp. 25-28.
[18]
Moniteur,
Chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, 4/5/1851,
p. 1271.
[19]
Documents Parlementaires 1871-1872,
n°
127, Rachat de la concession de Dendre-et-Waes, pp. 25-28.
[20]
Zie Deel I, hoofdstuk 3.
[21]
J. Malou, op. cit., p. 20.
[22]
L. Avakian, Le rythme de développement
des voies ferrées
en Belgique de 1835
à
1935' in: Bulletin de linstitut
des sciences
économiques,
1936 (7), p. 457.
[23]
J. Malou, op. cit., p. 27.
[24]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, Bilan 1861 (1e semester).
[25]
G. Kurgan-Vanhentenryk, S. Jaumain, U. Montens
Dictionnaire des patrons en Belgique. Les hommes, les entreprises, les
reseaux,
Bruxelles, De Boeck, 1996, p.
[26]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, , Bilan 1870
(1e semester).
[27]
Zie Deel II, hoofdstuk 7.
G. Kurgan-Vanhentenryk, S. Jaumain, U. Montens,
op. cit., p. 445.
[28]
J. Malou, op. cit., p.21.
[29]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, , Bilan 1861,
p. 5.
[30]
Id.,
Bilan 1869, p. 7..
[31]
Moniteur,
Chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, 4/5/1852,
p.
1271.
[32]
Exposé
de la situation du Royaume. 1851-1860,
tome III, Bruxelles, Ministère
de lIntérieur,
1865, p. 343.
[33]
Documents Parlementaires 1855-1856,
n°
252, Compte rendu des chemins de fer 1855, p. XII.
[34]
Exposé
de la situation du Royaume. 1851-1860,
loc. cit.
[35]
Moniteur,
S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost , 14/5/1852, p. 1379.
[36]
Bij dat bedrag zijn ook de inkomsten uit het station van Dendermonde
gerekend. De Société
Générale
inde voor dat station gedurende de periode van aanleg jaarlijks drie vierden
van de inkomsten die hoger lagen dan 231 259 frank (de inkomsten van het
station in 1851). Een stijging van de inkomsten in Dendermonde uit verkeer
op de oude staatslijnen kwam dus ook gedeeltelijk toe aan de Société.
[37]
Devys,
Les chemins de fer de létat
belge,
Paris, A. Rousseau, 1910, p. 21.
[38]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, , Bilan 1861
(1e semester).
[39]
Id.,
Bilan 1860 (1e semester).
[40]
Id.,
Bilan 1861 (1e semester).
[41]
Id.,
Bilan 1862 (1e semester).
[42]
Id.,
Bilan 1863, p. 7.
[43]
Documents Parlementaires 1871-1872,
n°
127, Rachat de la concession de Dendre-et-Waes,
p.
25.
[44]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, , Bilan 1869,
p. 7.
[45]
Ibid.
[46]
Documents Parlementaires 1869-1870,
n°
169, Rachat des concessions, p. 7.
[47]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, , Bilan 1871,
p. 9.
[48]
Id.,
Bilan 1869, p. 7.
[49]
Id.,Bilan
1863, p. 9.
ARA, Archief J. Malou, I172/511.
[50]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, , Bilan 1869,
p. 7.
[51]
Documents Parlementaires 1871-1872,
n°
127, Rachat de la concession de Dendre-et-Waes,
p.
25.
[52]
Zie Deel II, hoofdstuk 7.
Annales Parlementaires 1850-1851,
Travaux dutilité
publique, Séance
de 22/8/1851 (Chambre des Représentants),
p. 2032.
[53]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, , Bilan 1872
(1e semester).
[54]
Documents Parlementaires 1854-1855,
n°
221, Transports effectuées
au moyen de remises ou réductions
de tarifs accordées
par la société
concessionaire du chemin de fer de Dendre-et-Waes, p 1.
[55]
Ibid., p. 32.
[56]
Zie Deel I, hoofdstuk 2.
[57]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr. 3525, S.A. des chemins de
fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost, Bilan 1862 (1e semester).
[58]
Zie hoofdstuk 8.
[59]
Documents parlementaires 1855-1856,
n°
252, Compte rendu des chemins de fer 1855,
pp.
XII-XIII.
[60]
Zie hoofdstuk 8.
[61]
Documents Parlementaires,
Compte rendu des chemins de fer, 1856-1870.
[62]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et
de Bruxelles
à
Gand par Alost, Bilan 1866.
[63]
G. Kurgan-Vanhentenryck, Industriële
ontwikkeling in: NAGN 12, Haarlem, Fibula-Van Dishoeck, 1977, p. 34.
[64]
M. Laffut, Belgium in: P.
OBrien,
Railways and the economic development of Western Europe, 1830-1914,
London, Mc.
Millan, 1983, p. 220.
[65]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et
de Bruxelles
à
Gand par Alost, Bilan 1864.
[66]
Zie hoofdstuk 8.
[67]
Documents parlementaires 1850-1851,
n°
250, Travaux dutilité
publique, p. 77.
[68]
Ibid.
[69]
Documents parlementaires 1871-1872,
n°
127, Rachat de la concession de Dendre-et-Waes, p. 1.
[70]
Ibid.,
p. 3.
[71]
Annales parlementaires 1871-1872,
Séance
de 27/2/1872 (Chambre des Représentants),
p. 548.
[72]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et
de Bruxelles
à
Gand par Alost, Bilan 1871.
[73]
Annales parlementaires 1871-1872,
Rachat de la concession de Dendre-et-Waes, Séance
de 4/5/1872 (Chambre des Représentants),
p. 1028.
[74]
Vanaf 1 mei 1876 werd maandelijks 198 000 frank betaald aan de S.A. des
chemins de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles
à
Gand par Alost in plaats van de gebruikelijke inkomsten.
[75]
ABZ, Fonds N.V.s,
nr 3525, S.A. des chemins de fer de Dendre-et-Waes et
de Bruxelles
à
Gand par Alost, Bilan 1876.
[76]
Ibid.
[77]
Documents parlementaires 1876-1877,
n°
169, Capitalisation de lannuité
du rachat.