De spoorlijn Gent-Brussel via Aalst in de Belgische spoorwegpolitiek.(Danny Mattheeuws)
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK 4
De verkeerssituatie van de stad Aalst was -zeker voor de komst van de
staatsspoorwegen- bijzonder gunstig. Via de Dender was Aalst verbonden met de
steenkoolbekkens van Henegouwen. Deze verbinding was vooral belangrijk voor
Henegouwen. Via de Dender ging de Henegouwse steenkool naar Dendermonde, waar
verder de Schelde werd gevolgd om zo Antwerpen en Nederland te bevoorraden
[1].
Aalst lag ook midden op een bijna rechte lijn tussen Gent en Brussel. Voor
de afzet van de eigen produkten was Aalst grotendeels op deze steden
afgestemd. De belangrijkste produkten die het arrondissement Aalst
produceerde waren landbouwprodukten. Vooral de zuivelprodukten en groenten
waren belangrijk
[2].
Daarnaast had Aalst ook enig industrieel belang. Op het platteland rond Aalst
waren talrijke landbouwers actief in de textielnijverheid. In de stad zelf was
er produktie van calicots in twee fabrieken. De grootste industriële
activiteit vormde de produktie van olie
[3].
Beide verbindingswegen, zowel de verbinding tussen Gent
en Brussel via Aalst als die tussen Aalst en Henegouwen, trokken ook de
aandacht van verschillende investeerders. Concessie-aanvragen voor een
spoorlijn Gent-Brussel via Aalst werden in de jaren 1830 herhaaldelijk
ingediend
[4]. In deze periode werd echter geen enkele van de
concessie-aanvragen voor spoorwegen onderzocht, en ook de aanvragen voor deze
spoorlijn bleven onbehandeld
[5]. Een ander project leek succesvoller. Het betrof ditmaal
niet de aanleg van een spoorlijn, maar van een kanaal. Tussen Aat en Aalst zou
de Dender gekanaliseerd worden, tussen Jemappes en Aat zou een volledig nieuwe
kanaalverbinding komen
[6]. Hoofdbedoeling van het project was het vervoer van
steenkool via de Dender naar o.a. Nederland te vergemakkelijken. De aanleg
van een spoorlijn was daarvoor -in die periode althans- minder geschikt. Het
goederentransport via spoorwegen was immers nog steeds duurder dan dat via
kanalen
[7]. De dienst Bruggen en Wegen bracht op 13 maart 1842 een
gunstig advies uit over het project, en op 18 juni 1842 werd de concessie voor
de aanleg verleend aan de Antwerpse financier Dubois-Nihoul
[8].
In 1845 besloot het Aalsterse stadsbestuur, na overleg met de Kamer van
Koophandel, de aanleg van een nieuwe spoorverbinding tussen Brussel en Gent
via Aalst aan te vragen bij de regering. Tijdens de Gemeenteraadszitting van
26 februari werd daarom een Mémoire
opgesteld, gericht aan koning Leopold I
[9]. Het stadsbestuur had twee redenen om de aanvraag voor
de lijn precies in 1845 te doen. In eerste instantie was er in die periode een
diepe economische crisis bezig in het Land van Aalst
[10]. In de tweede plaats berustte de aanvraag op een oude
belofte. Toen de Theux in 1839, als minister van Binnenlandse Zaken, een
bezoek bracht aan Aalst, had hij immers te verstaan gegeven dat de staat de
spoorverbinding Gent-Brussel via Aalst zou aanleggen indien de stad daartoe
een aanvraag indiende
[11]. De minister had daaraan wel toegevoegd dat Aalst
diende te wachten tot de spoorwegen gepland door de wetten van 1834 en 1836
zouden afgewerkt zijn. Met de opening van het traject Verviers-Pruisen op 24
oktober 1843 was dit het geval
[12]. Begin 1845 achtte het stadsbestuur van Aalst de tijd
rijp om deze belofte in herinnering te brengen.
In het Mémoire
wordt de situatie van Aalst zoals die ontstond bij de aanleg van de
staatsspoorwegen aangeklaagd. Via die spoorwegen was er immers een snellere
verbinding tussen Gent en Brussel mogelijk dan via de oude weg langs Aalst.
De gevolgen bleven voor deze laatste stad dan ook niet uit
[13]. Vooral de commerciële
functie van de stad ging sterk achteruit. Verschillende Aalsterse markten
weken uit naar andere steden, die wel waren aangesloten op het spoorwegnet. De
belangrijke oliemarkt ging naar Dendermonde; de veemarkt trok naar Wetteren
[14]. Het stadsbestuur weet ook de achteruitgang van de
industrie aan het ontbreken van een spoorverbinding. Bij gebrek aan goede en
goedkope transportmiddelen zouden verschillende fabrieken uitgeweken zijn naar
een beter lokaliteit
[15]. De landbouw had eveneens nood aan een goede
verbinding met Gent en Brussel. Zowel de verbinding met de binnenlandse als
met de buitenlandse afzetmarkten zou door de spoorlijn aanzienlijk verbeterd
worden
[16]. Om aan het geleden verlies gedeeltelijk tegemoet te
komen, was het voor het stadsbestuur dan ook noodzakelijk:
...que notre contré
soit rattachée
à
la grande artère
du chemin de fer, par une coupure, qui partirait de Bruxelles par Alost et
irait rejoindre la station de Wetteren, ou pour plus d=économie
la halte de Wichelen=[17].
Aalst vroeg de koning daarom een studie te laten beginnen naar de aanleg van
de spoorlijn. Een afvaardiging met aan het hoofd burgemeester Van Der Noot
reisde begin maart af naar Brussel om het verzoek aan Leopold I en minister
van Openbare Werken Deschamps aan te bieden. Kopieën
van het Mémoire
werden eveneens naar de vertegenwoordigers van beide kamers verstuurd
[18].
Op 11 maart, een week na de indiening van het verzoek, werd de zaak voor de
eerste maal behandeld in de kamer. Een van de vertegenwoordigers van het
arrondissement Aalst, De Naeyer, gaf vier redenen voor de aanleg van de lijn:
1°
à
cause des grands avantages qui doivent en résulter
pour la ville et l=arrondissement
d=Alost,
qui ont
été
trop longtemps négligés...;
2°
à
cause des avantages incontestables qui doivent en résulter
pour les deux Flandres dans leurs rélations
avec la capitale...; 3°
à
cause des avantages les plus
éminents
qu=il
offre au point de vue de relations qu=il
importe tant de multiplier de nos provinces flamandes avec nos provinces méridionales...;
4°
à
cause des grandes facilités
qu=en
recevront nos relations internationales avec la France et l=Angleterre=[19].
Hoewel hij in zijn betoog de nadruk legde op de voordelen voor het
arrondissement, gaf De Naeyer dus ook nationale belangen op voor de aanleg van
de spoorlijn. Volgens minister van Openbare Werken Deschamps was het echter
nog te voorbarig om over de aanleg van de lijn te spreken:
Aucune
étude
n=a
encore
été
faite
à
l=égard
de ce projet. La question est extrêmement
grave. C=est
la question de savoir s=il
faut que la capitale devienne le centre effectif des chemins de fer, au lieu
de ... Malines. ... Si cette rectification doit se faire un jour, je n=hésite
pas
à
dire qu=
elle doit se faire par le gouvernement=[20].
Voor de minister betekende de aanleg van de verbinding Brussel-Gent via Aalst
dus een ingrijpende verandering in het spoorwegnet van de staat. De
oorspronkelijke lijn Gent-Brussel, via Dendermonde en Mechelen, zou door de
nieuwe lijn haar belang verliezen. De gemeenteraad van Aalst zag het anders.
In de zitting van 22 maart 1845 werd een nieuw Mémoire
opgesteld, gericht aan de Minister van Openbare Werken. Het aanleggen van de
nieuwe spoorlijn betekende volgens de gemeenteraad niet dat het systeem zoals
uitgewerkt in de wet van 1834 hoefde te veranderen:
Au contraire, nous pensons que rien ne s=oppose
au maintien du tracé
primitif par Termonde, avec cette seule difference que l=on
pourrait diminuer le nombre des convois=[21].
Nu de verbindingen die door de staat gepland waren volledig afgewerkt waren,
was het volgens het stadsbestuur van Aalst de taak van de overheid in functie
van het bestaande systeem verbeteringen aan te brengen. Aalst vroeg de
minister nu zo snel mogelijk een ingenieur aan te stellen, om het project te
onderzoeken
[22]. Minister van Openbare Werken Deschamps ging in op dat
verzoek. De studie naar het nut van de spoorlijn Gent-Brussel via Aalst werd
toevertrouwd aan ingenieur Desart, eerder o.a. reeds verantwoordelijk voor het
uitwerken van de plannen voor de lijn Doornik-Jurbise
[23].
D. Het
spoorwegproject in de Dendervallei: april 1845
Ondertussen dreigde Aalst de verbeterde verbinding met Henegouwen kwijt te
spelen. Drie jaar na de goedkeuring van het kanaalproject had Dubois-Nihoul
nog steeds het vereiste kapitaal niet bijeen gekregen en waren de werken dus
nog niet gestart
[24]. Het stadsbestuur van Geraardsbergen belegde daarom in
1845 een vergadering van alle steden langs de Dender: Geraardsbergen zelf,
Aat, Lessines, Ninove en Aalst. Op die vergadering zou worden uitgemaakt welke
stappen de stadsbesturen konden ondernemen om de uitvoer van het project
alsnog te verkrijgen. Indien de ondernemers uiteindelijk toch niet in staat
bleken om het project te bekostigen, hoopte Geraardsbergen dat de overheid zou
instaan voor de aanleg van een spoorlijn in de Dendervallei
[25]. Aalst zag het nut van die bijeenkomst niet in:=...quant
au Canal, nous pensons que toutes les démarches
ont
été
faites...; il est très
probable que cette voie navigable sera
établie
sans le concours du Gouvernement=[26].
Wanneer de uitvoer van het kanaalproject niet doorging, was de aanleg van een
spoorlijn op staatskosten volgens Aalst weinig waarschijnlijk:
... l=état
ne s=engagera
plus dans des constructions de chemins de fer de lignes nouvelles,...la
rectification de la ligne de l=Ouest
par une coupure de Wetteren par Alost
à
Bruxelles pourrait faire exception=
[27]. Het stadsbestuur van Aalst had dus besloten enkel te
ijveren voor de aanleg van de spoorlijn Gent-Brussel. Voor de eigen afzet was
deze lijn immers belangrijker; de verbinding met Henegouwen zou enkel een
groter transit van steenkool tot gevolg hebben. Ondanks het herhaalde
aandringen van Geraardsbergen, bleef Aalst weigeren zich aan te sluiten bij de
andere steden om een oplossing te zoeken voor de aanleg van het kanaal
[28].
Toen de minister van Openbare Werken de opdracht gaf aan Desart om het nut
van de lijn Gent-Brussel te onderzoeken, werd de ingenieur eveneens belast met
het onderzoek naar de verbinding langs de Dendervallei. Hoewel beide
onderzoeken dus op dezelfde dag begonnen, leek het erop dat de aanleg van een
verbinding tussen Aat en Aalst eerder tot stand zou komen dan de verbinding
Gent-Brussel via Aalst. Desart werkte de plannen uit voor de aanleg van een
spoorlijn tussen Aat en Dendermonde
[29]; de plannen werden overgenomen door Engelse
investeerders die een concessie-aanvraag indienden. Dezelfde maatschappij zou
eveneens instaan voor de geplande aanleg van het kanaal
[30]. Hoewel na de oorspronkelijke concessie voor het kanaal
niet voldoende investeerders gevonden werden voor de aanleg ervan, bleef het
project dus toch behouden. De spoorlijn werd vooral aangelegd met het oog op
het personen- vervoer tussen Vlaanderen en Henegouwen; langs het kanaal zouden
de zware goederen vanuit Henegouwen verscheept worden
[31]. De hogere kostprijs voor het transport van zware
goederen langs spoorlijnen had de investeerders doen besluiten het
kanaalproject te behouden
[32].
Het begin van het onderzoek naar de spoorlijnen had ook bij andere
investeerders de belangstelling voor beide projecten doen groeien. Vier dagen
na de indiening van de aanvraag, op 18 april 1845, kwam er een nieuwe
concessie-aanvraag. Twee (Belgische) ondernemers vroegen de concessie voor
zowel de spoorlijn Aat-Dendermonde als voor de spoorlijn Brussel-Gent via
Aalst
[33]. Blijkbaar waren beide ondernemers nog niet op de
hoogte van de eerder ingediende aanvraag, want op 21 april 1845 vragen ze de
minister van Openbare Werken uitdrukkelijk het ingediende ontwerp niet te snel
goed te keuren:
Notre projet offre un parcours de 10 1/2
kilomètres
de moins que celui soumis par cette société...;
nous vous prions ... de vouloir, avant de faire droit
à
l=une
ou l=autre
des demandes, faire examiner le projet le plus avantageux=[34].
Deschamps, zelf verkozen voor Aat, reageerde aanvankelijk niet op het verzoek.
Waarschijnlijk wilde hij een afhandeling van de kwestie niet laten aanslepen
door een onderzoek in te stellen naar twee verschillende maatschappijen. De
streek, waaronder zijn eigen kiesdistrict, wachtte immers al lang op een
oplossing voor het uitblijven van het kanaalproject.
De twee
Belgische ondernemers, Bulens en Moucheron, lieten het hier echter niet bij.
Op 2 mei stuurden ze een brief naar de kamer van volksvertegenwoordigers
waarin het uitblijven van een reactie van de minister werd aangeklaagd. De
minister zelf werd om audiëntie
verzocht
[35]. Uiteindelijk reageerde de minister toch op 7 mei. Zijn
antwoord was teleurstellend voor de Belgische ondernemers: voor de lijn
Aat-Dendermonde bestond reeds een conventie tussen de maatschappij en het
ministerie van Openbare Werken; voor de lijn Gent-Brussel bleef de minister
bij zijn eerder verklaringen: deze lijn kon enkel door de staat worden
aangelegd
[36]. Eén
dag na het antwoord van de minister werd het wetsontwerp besproken in de
kamer. Hoewel verschillende vertegenwoordigers betreurden dat de minister de
Belgische ondernemers buitenspel had gezet, en dat hij de voorkeur had gegeven
aan de Engelse ondernemers, werd de concessie unaniem goedgekeurd
[37]. In een ultieme poging alsnog zelf de concessie binnen
te halen, richtten Bulens en Moucheron zich nu tot de senaat. Ze beschuldigden
de minister ervan de twee projecten geen gelijke kans te hebben gegeven. Hun
aanvraag werd immers niet onderzocht, hoewel de uitvoer van hun project
goedkoper was dan het project van de Engelse ondernemers
[38]. Opnieuw haalde hun protest niets uit. De senaat keurde
de concessie goed in de zitting van 13 mei 1845
[39]. Op papier beschikte Aalst nu dus over een spoorlijn.
E. Plannen voor de verbinding Gent-Brussel via Aalst: april 1845 tot februari
1846
Ook de plannen voor een verbinding tussen Gent en Brussel waren sinds de
aanstelling van Desart volop aan de gang. Kort na die aanstelling eind maart
1845 bracht de ingenieur een bezoek aan de stad Aalst, waar hij een volledig
nieuwe visie toelichtte op
de beide verbindingen die hij moest onderzoeken. Langs de ene kant
betrof dit dus de spoorlijn Gent-Brussel, aangevraagd door Aalst; langs de
andere kant was er het verzoek van de Dendersteden Aat, Ninove en
Geraardsbergen om een spoorlijn langs de Dender aan te leggen. Volgens de
nieuwe plannen van Desart zou Aalst het centrale punt worden van de nieuw aan
te leggen spoorlijnen. Een eerste lijn ging vanuit Aalst naar Brussel, een
tweede lijn zou vanuit Aat vertrekken en via Aalst naar Dendermonde lopen
[40]. Aalst zou daardoor niet de gevraagde directe
verbinding tussen Gent en Brussel verkrijgen. Het verkeer tussen Aalst en Gent
zou moeten verlopen langs de nieuwe lijn Aalst-Dendermonde, en vervolgens
langs de reeds bestaande staatslijn Dendermonde-Gent.
Voor het stadsbestuur van Aalst was dit geen geschikt alternatief. In de
gemeenteraadszitting van 1 april 1845 werd besloten om een nieuwe brief te
richten aan de minister van Openbare Werken: ...pour insister sur la
demande au projet primitif: l=
établissement
d=un
chemin de fer de Bruxelles par Alost sur Wetteren ou Wichelen et de prier ce
Magistrat [=le Ministre des Travaux Publics] de vouloir faire limiter pour le
moment les
études
à
cette section=[41].
Aalst zag dus geen heil in een gezamenlijke oplossing voor beide problemen.
Wat Desart voorstelde, was immers geen verbetering van het spoorwegnet van de
staat:=...le
but principal des Flandres est d=obtenir
la ligne la plus courte entre Bruxelles et Gand... La ligne jusqu=à
Termonde, pour arriver
à
Bruxelles ou
à
Gand est un détour
de la plus grande inutilité
que l=on
ferait faire
à
tous les convois venant de l=Angleterre
et de la France en destination pour Bruxelles et de cette ville vers les mêmes
lignes=[42].
De ingenieur verdedigde onmiddellijk zijn eigen opvattingen. In een brief van
7 april aan de minister van Openbare Werken verduidelijkte hij de bedoeling
van zijn plan:=...la
ligne de la vallée
de la Dendre se trouverait , ainsi que les autres lignes qui venaient aboutir
à
Ath, en communication immédiate
avec Termonde, le pays de Waes, Malines, Anvers et la route de l=Est=[43].
Dendermonde was centraler gelegen in het spoorwegnet van de staat. Door te
kiezen voor een spoorlijn met als eindpunt Dendermonde, had de gehele
Dendervallei een goede verbinding met de rest van het land. Een spoorlijn
langs de Dender met als eindpunt Aalst en een spoorverbinding tussen Gent en
Brussel via Aalst was minder voordelig. In de eerste plaats was dit traject
veel langer, waardoor de aanleg ook duurder zou uitvallen voor de staat. In de
tweede plaats hadden zowel Gent als Brussel een ongunstigere ligging op het
reeds bestaande spoorwegnet
[44]. Vooral de verbindingen met de ligne de l=Est=
zouden nadelig uitvallen. De slechte spoorverbinding in Brussel zelf was
hiervan de oorzaak. Terwijl de lijn Aalst-Brussel zou vertrekken in het
Brusselse Zuidstation, was een verbinding met de ligne de l=Est=
enkel mogelijk via het Brusselse Noordstation. Tussen de twee stations was
voorlopig nog geen spoorverbinding
[45]. Via het station van Gent de ligne de l=Est=
bereiken betekende een grote omweg.
Ondanks de voordelen verbonden aan het traject langs Dendermonde, was Desart
bereid ook andere mogelijke oplossingen te onderzoeken. Concreet kwam dit neer
op het onderzoek naar de voorstellen van Aalst: een directe spoorverbinding
tussen Gent en Brussel via Aalst en Wetteren, uitgebreid met de voorstellen
van Geraardsbergen: een spoorlijn tussen Aat en Dendermonde
[46]. Doordat de Engelse ondernemers dit laatste project
overnamen, werd de taak van Desart vanaf midden april beperkt tot het
onderzoek naar de verbinding Gent-Brussel.
Blijkbaar had de indiening van de concessie-aanvraag door de Engelse
maatschappij, die enkel zouden instaan voor de verbindingen langs de
Dendervallei, onrust gewekt te Aalst. De stad zou nu wel aangesloten worden op
het spoorwegnet door de aanleg van de lijn Aat-Dendermonde, maar over de lijn
Gent-Brussel was er nog steeds geen beslissing. Het stadsbestuur vreesde dat
de laatste lijn er nu ook niet zou komen. De overheid kon de aanleg van
spoorlijn beschouwen als een oplossing van de Aalsterse problemen, voor Aalst
zelf was enkel de lijn Gent-Brussel een oplossing. Een nieuwe delegatie werd
naar minister van Openbare Werken Deschamps gezonden, om hem uitleg te vragen.
De minister kon de afgevaardigden geruststellen:
...c=est
une ligne [=de verbinding Gent-Brussel] absolument utile mais...elle ne pourra
être
concédée
et...dans l=absence
des données
les plus indispensables il ne saurait pour le moment en faire la proposition
aux chambres=[47].
Aalst moest dus nog geduld uitoefenen, zeker tot het onderzoek van Desart was
afgerond. Hoopvol voor de stad was wel dat in de conventie met de Engelse
maatschappij van 14 april 1845 de aanleg van de verbinding tussen Gent en
Brussel via Aalst was voorzien:
...Dans le cas où
la construction d=un
chemin de fer de Bruxelles vers la ligne de l=Ouest,
par Alost, vienne
à
être
décrétée,
l=état
aura le droit de racheter toute la partie du chemin de fer concédé,
qui s=étendra
depuis le point de jonction de la ligne de Bruxelles vers Alost,...=[48].
Zowel de uitspraak van de minister als het artikel bevestigden de oude
opvatting van de regering: in geen geval mocht de directe verbinding tussen
Gent en Brussel in concessie gegeven worden.
Door de concessieverlening voor de spoorlijn Aat-Dendermonde, leek het erop
dat in de plannen van Desart het traject van de stad volledig zou overgenomen
worden. Waar de ingenieur aanvankelijk dacht aan een spoorverbinding
Gent-Brussel via Dendermonde, was hij nu meer gewonnen voor een spoorlijn via
Aalst en Wetteren, zoals het stadsbestuur van Aalst had voorgesteld
[49]. Wanneer Desart bij zijn oorspronkelijke plan bleef,
zouden de spoorlijnen Aat-Dendermonde en Brussel-Dendermonde-Gent voor het
traject tussen Denderleeuw en Dendermonde over gemeenschappelijke sporen
rijden. Aangezien de overheid de directe verbinding tussen Gent en Brussel
zelf in handen wilde houden, moest dit traject teruggekocht worden van de
maatschappij die instond voor de lijn Aat-Dendermonde. Desart vreesde echter
dat de konvooien op de twee lijnen elkaar zouden hinderen en hij gaf zijn
oorspronkelijke plannen voor een spoorlijn naar Dendermonde op
[50].
Toch was het stadsbestuur van Aalst niet helemaal tevreden over de werken van Desart. De ingenieur had het plan opgevat de lijn Brussel-Gent te laten vertrekken in het Brusselse Noordstation. Oorspronkelijk voorzag hij het vertrek vanuit het Zuidstation. Zijn nieuwe oplossing bood vooral technische voordelen. Het hoogteverschil dat moest overwonnen worden wanneer de lijn vertrok uit het Noordstation was beduidend minder dan wanneer de lijn uit het Zuidstation zou vertrekken [51]. Aalst prefereerde echter de lijn te laten vertrekken uit het Zuidstation, zoals oorspronkelijk gepland was. Op die manier was de aan te leggen lijn korter en kon ook Asse aangesloten worden op de verbinding. Via de lijn vanuit het Noordstation was dit niet mogelijk. Het opnemen van Asse in de plannen was voor Aalst belangrijk. Het was de enige stad op het traject die -naast Aalst- van enig belang was. Tot dusver stond Aalst immers alleen in zijn strijd voor de aanleg van de spoorlijn. Het stadsbestuur hoopte in Asse een bondgenoot te vinden, vooral aangezien zowel het stadsbestuur van Gent als dat van Brussel niet echt geïnteresseerd leken in een nieuwe verbinding tussen de twee steden [52]. Toen Desart zijn voorlopige plannen bekend maakte en Asse niet opgenomen werd in het traject, stelde het stadsbestuur van Aalst zelf een ingenieur aan. In opdracht van het stadsbestuur moest hij de plannen opmaken voor een spoorlijn die wel vertrok vanuit het Zuidstation en waarin ook Asse opgenomen was [53]. Hoewel de plannen van ingenieur Baudour in oktober 1845 afgewerkt waren [54], zou het stadsbestuur van Aalst ze nooit gebruiken. Begin 1846 leek het voor het stadsbestuur van Aalst beter de plannen van Desart opnieuw te volgen [55]. De ingenieur was wel bij zijn plannen gebleven en had dus voorzien dat de lijn vanuit het Noordstation zou vertrekken en Asse niet zou aandoen. Desart zag de nieuwe lijn Gent-Brussel echter wel als een onderdeel van een nieuw spoorwegsysteem, waardoor de verbinding een groot nationaal belang zou hebben en niet langer beperkt bleef tot een lijn met voornamelijk regionale belangen.
|
[1]
Mémoire
relatif au projet de canal
à
grande sectionde Jemappes
à
Alost, par la vallée
de la Dendre,
Anvers, Dewever, 1842, p. 8.
[2]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr 17 (januari
1844-september 1848), Zitting
22/3/1845, p. 74.
[3]
Rapport général
annuel de la Chambre de Commerce d=Alost,
pour l=année
1843
in: H. Desart, Chemin de fer
direct de Bruxelles vers Gand, par Alost, en communication avec les stations
diverses de la capitale. Mémoire
à
l=appui
du projet,
Bruxelles, De Vroye, p. LXII.
[4]
Annales Parlementaires 1846-1847, Budget des Travaux Publics, Séance
de 21/4/1847 (Chambre des Représentants),
p. 1544.
[5]
Zie deel I, hoofdstuk 3.
[6]
Mémoire
relatif au projet de canal
à
grande section de Jemappes
à
Alost, par la vallée
de la Dendre,
Anvers, Dewever, 1842, p. 1.
[7]
Ibid.,
p. 2.
M.
Laffut, Belgium=
in: P. O=Brien
(ed.), Railways and the economic development of Western Europe, 1830-1914,
London, Mc. Millan, 1983, p. 220.
[8]
Documents Parlementaires 1860-1861, n°
137, Compte rendu des chemins de fer 1860, p. 12.
[9]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 26/2/1845, pp. 68-71.
[10]
W. Lerouge, Het Noordstation te
Aalst en de Oostvlaamse spoorlijn Dender-en-Waas van J.P. Cluysenaar=
in: Kultureel Jaarboek Oost-Vlaanderen, 18, 1982, pp. 114-115.
[11]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 22/3/1845, p. 73.
Annales Parlementaires 1845-1846,
Chemin de fer de Luxembourg, Séance
de 5/6/1846 (Chambre des Représentants),
p. 1557.
[12]
Exposé de la situation du Royaume 1851-1860, tome III, Bruxelles,
Ministère de l=
Intérieur, 1865, p. 343.
[13]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 26/2/1845, p. 68.
[14]
Rapport général
annuel de la Chambre de Commerce d=Alost,
pour l=année
1843
in: H. Desart, Chemin de
fer..., p. LXX.
[15]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 26/2/1845, p. 69.
[16]
Rapport général
annuel de la Chambre de Commerce d=Alost,
pour l=année
1843
in: H. Desart, Chemin de fer
direct..., pp. LXI en LXIV.
[17]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 26/2/1845, p. 70.
[18]
Id., Zitting 7/3/1845, p. 71.
[19]
Annales Parlementaires 1844-1845,
Chemin de fer de Bruxelles
à
Gand, Séance
de 11/3/1845 (Chambre des Représentants),
p. 1076.
[20]
Id.,
p. 1080.
[21]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting
22/3/1845, p. 72.
[22]
Id.,
p. 73.
[23]
ARA, Ministerie van Openbare Werken. Beheer van Bruggen en Wegen.
Waterwegen, T039/05. 266.
[24]
Annales Parlementaires 1844-1845, Chemin de fer de la vallée
de la Dendre, Séance
de 13/5/1845 (Chambre des Représentants),
p. 1717.
[25]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 7/3/1845, p. 71.
[26]
Id., p. 72.
[27]
Id.,
p. 71.
[28]
Id., Zitting 22/3/1845, pp. 71-72.
[29]
ARA, Ministerie van Openbare Werken. Beheer van Bruggen en Wegen.
Waterwegen,
T039/05.266.
[30]
Moniteur,
Chemin de fer de la vallée
de la Dendre=,
24/6/1845, pp. 1460-1464.
[31]
Annales Parlementaires 1844-1845, Chemin de fer de la vallée
de la Dendre, Séance
de 13/5/1845 (Sénat),
p. 1715.
[32]
M. Laffut, op.cit., p.
220.
[33]
ARA, Ministerie van Openbare Werken. Beheer van Bruggen en Wegen.
Waterwegen, T039/05.265.
[34]
Ibid.
[35]
ARA, Ministerie van Openbare Werken. Beheer van Bruggen en Wegen.
Waterwegen, T039/05.265.
[36]
Ibid.
[37]
Annales Parlementaires 1844-1845,
Chemin de fer de la vallée
de la Dendre, Séance
de 8/5/1845 (Chambre des Représentants),
pp.1645-1653.
[38]ARA,
Ministerie van Openbare Werken. Beheer van Bruggen en Wegen. Waterwegen,
T039/05.265.
[39]
Annales Parlementaires 1844-1845,
Chemin de fer de la vallée
de la Dendre, Séance
de 13/5/1845 (Sénat),
p. 1730.
[40]
ARA, Ministerie van Openbare Werken. Beheer van Bruggen en Wegen.
Waterwegen, T039/05.266.
[41]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 1/4/1845, p. 77.
[42]
ARA, Ministerie van Openbare Werken. Beheer van Bruggen en Wegen.
Waterwegen, T039/05.266.
[43]
Ibid.
[44]
Ibid.
[45]
H. Desart, Chemin de fer direct de Bruxelles vers Gand, par Alost, en
communication avec les stations diverses de la capitale. Mémoire
à
l=appui
du
projet, Bruxelles, Devroye, p. 6.
[46]
ARA, Ministerie van Openbare Werken. Beheer van Bruggen en Wegen.
Waterwegen, T039/05.266.
[47]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 23/4/1845, p. 80.
[48]
Moniteur, Chemin de fer de la vallée de la Dendre=,
23/6/1845, p. 1462.
[49]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 13/8/1845, pp. 91-92.
[50] H. Desart,
Chemin de fer direct de Bruxelles vers Gand, par Alost, en communication
avec les stations diverses de la capitale. Mémoire
à
l=appui
du projet,
Bruxelles, Devroye, p. 79.
[51]
Ibid.,
p. 73-74.
[52]
SAA, Gemeenteraad en schepencollege van Aalst, nr. 17 (januari
1844-september 1848), Zitting 7/3/1845, p. 71.
[53]
Id., Zitting 13/8/1845, p. 92.
[54]
Id., Zitting 10/10/1845, p. 111.
[55]
Id.,
Zitting 6/2/1846, p. 128.