Het Sint-Janshospitaal te Brugge. Een domeinstudie (eind 13de – begin 14de eeuw). (Koen Schoutteten)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

deel IV: algemeen besluit

 

Het grootste stuk van dit onderzoek heb ik gewijd aan financiële situatie van het Sint-Janshospitaal en dit voornamelijk door de continue reeks gegevens die de rolrekeningen ons verschaffen. Om de economische positie van het hospitaal te bestuderen, zijn vooral de werkelijke inkomsten en de werkelijke uitgaven van belang. Waar het hospitaal haar inkomsten haalde en aan wat dit geld gespendeerd werd, vragen die we op voorhand gesteld hadden, kunnen we nu beantwoorden.

 

De inkomsten bestonden uit 3 grote groepen: pachten en cijnzen, de inkomsten uit de rechtstreeks geëxploiteerde hoeven en de diversen die verscheidene kleinere inkomstbronnen samenbundelt. Belangrijk hier is dat 1/3 van de totale inkomsten uit de inning van cijnzen en pachten voortkomt. Daar waar steeds gezegd werd dat de pachten in de loop van de 14de eeuw steeds belangrijker werd in Vlaanderen en dat oude cijnsgronden in pacht werden omgezet tot voordeel van de uitbater, kunnen we voor het Sint-Janshospitaal stellen dat de pachten reeds 60% van de inkomsten uit de indirect beheerde gronden innamen, en dit al van op het einde van de 13de eeuw. Vanaf de eerste rolrekening merkt men dat de inkomsten uit de oude cijnzen slecht 40% bedragen van de totale inkomsten uit hun onrechtstreeks beheerde gronden. Het Sint-Janshospitaal was dus een vooruitstrevende instelling op gebied van het vercijnzen en vooral het verpachten van gronden. De cijnsgronden volgden in Zeeuws-Vlaanderen het verloop van de pachtgronden. De inkomsten uit hun direct beheerde gronden, wat we verstaan onder de rechtstreeks uitgebate hofsteden, zorgden voor bijna 29% van de totale inkomsten. Het overige was weggelegd voor de diversen.

 

Ook de uitgaven zijn in 3 grote groepen te onderscheiden, namelijk de uitgaven aan renten en lijfrenten, de grote kosten en de diversen. De grote kosten zijn de onkosten die het hospitaal diende te maken om de bewoners te voorzien in hun levensonderhoud, met andere woorden de uitgaven aan spijs en drank. Ook de kosten voor beddengoed en schoeisel voor de zieken, kaarsvet en zout vallen onder de noemer grote kosten die zijn naam niet gestolen heeft. Dit was immers goed voor 41% van de totale uitgaven van het hospitaal. Hier zien we tevens dat het hospitaal, voor zijn tijd, al een gevarieerde keuken kon voorschotelen. Een kleine 22% werd besteed om de renten en lijfrenten uit te betalen terwijl de rest voor de diversen werd weerhouden. Belangrijk bij de diversen is de ontginning en het vervoer van turf, een belangrijke alternatieve brandstof daar door de vroegere ontginningsbewegingen hout schaars aan het worden was. Het aanvullen van de bestaande prijsgegevens, van onder andere granen en bouwmaterialen, viel wat tegen. Meestal blijven we verstoken van de hoeveelheid goederen en van de enkele hoeveelheden graan krijgen we slechts een jaarlijkse schatting. Een correcte weergave van de marktprijzen is dit niet maar vergeleken met de prijzen uit het memoriaal van Simon de Rikelike zijn de prijzen uit deze schattingen zeker niet uit de lucht gegrepen. Ze vormen zelf een belangrijk gegeven daar er zeer weinig prijsgegevens voor deze vroege periode beschikbaar zijn.

 

De inkomsten en uitgaven vertonen wel enkele significante schommelingen doorheen de onderzochte periode die we in correlatie kunnen brengen met de heersende economische conjunctuur. Uit de gegevens is duidelijk dat de vooral de kustopstand een belangrijke stempel drukte op economie van het hospitaal en daarmee ook op de stad Brugge en omgeving. Gegevens van tijdens en na de Guldensporenslag ontbreken echter wat ook een aanwijzing op zich kan zijn van de ernst van de situatie. Ook de hongersnood van 1315-1317 gaat niet onopgemerkt voorbij in de hospitaalrekeningen. Het is dus duidelijk dat de economie van het hospitaal niet los kan besproken worden van de algemene economische context op het einde van de 13de en het begin van de 14de eeuw. De eindbalans van de rekeningen gaat er gedurende de 14de eeuw op achteruit zodat we ook hier merken dat een algemene B-fase in de conjunctuur aan zijn opmars is.

 

De inkomsten van het hospitaal bereiken een historisch dieptepunt in 1325, op het moment dat Brugge zich begon te roeren in het gewoel van de Kustopstand. Het was zelfs de aansteker van een opstand dat zich al gauw meester maakte van het omliggende platteland. De inkomsten uit de pachten zijn ook hier nog nooit zo laag geweest wat erop wijst dat dit een zeer cruciale en moeilijke periode was voor het hospitaal. De inkomsten uit de pachten en de totale inkomsten weerspiegelen de waarde van een dergelijke instelling. Het is overduidelijk dat de economische politiek van het hospitaal door tal van factoren mee beïnvloed wordt.

 

De vooropgestelde vragen in verband met de evolutie van de pachtprijzen zijn hier helaas niet beantwoord door onder andere de moeilijk toegankelijke bronnen en de toch wat te korte onderzoeksperiode om de pachtprijzen na te gaan. Wel werd het belang aangetoond van de reële pachten ten opzichte van de nominale. Het was niet omdat een pacht voor een x aantal geldig was, dat de landeigenaar geen prijsveranderingen zou kunnen doorvoeren. De pachtprijs was dus van meer afhankelijk dan alleen maar het vraag en aanbodsysteem.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende