Het Sint-Janshospitaal te Brugge. Een domeinstudie (eind 13de – begin 14de eeuw). (Koen Schoutteten)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel III : het Sint-Janshospitaal als grootgrondbezitter

 

In dit deel bekijken we de het Sint-Janshospitaal als grootgrondbezitter. In de bestudeerde periode leidt het geen twijfel dat het hospitaal zowat de belangrijkste bezitter van gronden was, zowel rond Brugge als in de kuststreek en Zeeuws-Vlaanderen. Naast de rechtstreeks uitgebate gronden, gaf het hospitaal heel wat gronden weg in cijns of pacht. Het verschil tussen cijns en pacht hebben we reeds gezien in het voorgaande deel van deze licentiaatverhandeling waar we enkel het totale aandeel van de cijns- en pachtopbrengsten in de algemene inkomstenrekening van het Sint-Janshospitaal bespraken.[146] Dit keer wordt er dieper ingegaan op de specifieke prijzen van de cijnzen en de pachten en hoe deze evolueerden tijdens het begin van de 14de eeuw. Aan de hand van het groot pacht- en renteboek van het Sint-Janshospitaal en enkele losse pachtrekeningen zullen we trachten een schets te maken van de pachtprijzen in voornoemde eeuw in een aantal gemeenten. Belangrijk hierbij zijn de eventuele verschillen in pachtprijzen van voor en na de Kustopstand. Ook wil ik een vergelijking maken tussen gronden in de Kuststreek en gronden in het Vlaamse binnenland. Dit om na te gaan als er het hospitaal een andere pachtpolitiek op na gaat voor gronden die in de zware poldergronden gelegen. Ten oosten en ten zuiden van Brugge bestaat bodemkundig uit een lichte zandgrond zoals uit onderstaande kaart blijkt.

 

Kaart met de bodemkundige samenstelling van West- en Oost-Vlaanderen.[147]

 

De pachtuitbatingen zijn in feite de bepalende factor van het grondbeheer van het hospitaal.[148] Het pachtprijzenverloop wordt als de meest directe aanwijzing aangaande de inkomstenpositie van de desbetreffende grootgrondbezitter beschouwd. Met andere woorden is de waarde of de opbrengst van een domein in de eerste plaats afhankelijk van de oppervlakte bewerkte grond.[149]

 

De pachtprijs mag men niet enkel gezien worden als een gevolg van vraag en aanbod. Tal van andere factoren speelden een rol bij het bepalen van de pachtprijs. De afstand ten opzichte van de stad en de vermogensklasse van de pachter zijn enkele factoren die de pachtprijs kunnen beïnvloeden en daarbij kan dit niet los gezien worden van de algemeen heersende economische conjunctuur met de bijhorende muntwijzigingen, prijsschommelingen van de agrarische producten en het veranderend productieniveau. Slechts op deze manier kunnen de pachtprijzen een aanvaardbare weergave van de landbouwconjunctuur vormen.[150]

 

 

Hoofdstuk 1: MATERIELE BESCHRIJVING VAN DE pachtrekeningen

 

De varia 7, 17 en 18 uit het OCMW-archief en de aanwinsten 683 uit het rijksarchief te Brugge zijn perkamentrollen. De overige aangewende cijns- en pachtrekeningen bestaan in registervorm.

 

De taal van deze archiefstukken is unaniem in het Middelnederlands. Dit betekend dat alle stukken uit de 14de eeuw stammen en dat er dus geen pachten van voor de Guldensporenslag aanwezig zijn. Wel zijn er in de aanwinsten 689 (het grote pacht- en renteboek) cijnzen die teruggaan tot het einde van de 13de eeuw.

 

De cijnzen, of de renten zoals men de cijnzen in deze periode in het Brugse noemde, kunnen meestal makkelijk afgelezen worden. De cijnzen waren dan ook onveranderlijk van aard terwijl het hospitaal de pacht, na de verlopen pachttijd, kon aanpassen daar het de volle rechten en eigendom op de grond bleef behouden.[151] Dit vormen natuurlijk de meest interessante gegevens. Helaas is, door deze veranderlijkheid, de staat waarin deze pachtgegevens verkeren vaak van een erbarmelijke kwaliteit. Na de vooropgestelde pachttijd werden de pachtprijzen van de gronden aangepast wat gepaard ging met talrijke schrappingen van het cijfermateriaal. Daarbij werden de gegevens vaak weggekrabd zodat allen de pachtprijs van de meest recente pachtperiode tot ons is gekomen.

 

In de pachtregisters volgen de cijnzen zowel als de pachten een vast stramien. Dit wil zeggen dat ze steeds op uniforme wijze werden genoteerd. Eerst werd de naam van de pachter of cijnshouder in kwestie gegeven, gevolgd door de hoeveelheid verpachte of vercijnsde grond. Daarna volgde een uitvoerige beschrijving van de ligging van het perceel (of percelen) met dan de pacht of de cijns die betaald diende te worden op een welbepaalde dag (meestal de naamdag van een heilige) en als laatste volgde het jaartal van wanneer de pacht of cijns inging.

 

Een voorbeeld van een in cijns gegeven stuk grond in Schoondijk, uit het pacht- en renteboek van het Sint-Janshospitaal[152]:

 

‘Hughe van der Locre houd van Sente Janshuus VIIs m. XXXVII r. waer of dats leghet I m. II linen ende XC r. te Moencs doele. Der kerken land vanden Sconendike leght benoordhalf. Vort so leghes I m. XXVIII r. in die hof. Wouters land f. Hughen leght benordhalf ende of bezuudhalf. Vort zo leghes Is m. benordhalf Aven Wouters Moelnaers. Heinen willen land leght of zuudhalf. Vort zo leghes I m. dat men heet twesterste vertilden meedekin. Die grote wech strect ter of zuudhalf ende of westhalf. Wouter Egzas land of nordhalf. Vort zo leghets III vierendeel daer Lammin Aven zone woende. Hughe Bainiards land in nordhende. Die oude dijc strect of zuudhalf. Vort zo leghets Is m. bewesthalf sospitaels lande van Yzendike. Diederic f. Hughen land leghet benoordhalf. Inde solvit III lb. Johannis. Actum MCCLI.’

 

De gebruikte landmaten zijn steeds weergegeven in gemet (m.), lijnen (linen of l.) en roeden (r.).[153] De gebruikte munt is doorgaans het pond parisis, tenzij anders vermeld.

 

 

Hoofdstuk 2: het belang van de pacht en de cijns

 

Zoals in deel II reeds werd aangegeven, zorgden de pachten voor gemiddeld 64,5% van de inkomsten uit de onrechtstreeks beheerde gronden, met andere woorden de gronden die in verpacht of vercijnsd werden.[154] De rolrekeningen geven de bedragen weer per jaar en per gemeente. Zodoende kan een meer regionale blik geworpen worden op de verhouding van de inkomsten uit pachten en cijnzen. Volgden de gronden uit de verscheidene gemeenten de algemene trend of zijn er verschillen merkbaar?

 

Deze vraag werd eigenlijk door Vermaere reeds opgelost. Als we de gronden in twee territoriale indelingen splitsen, in Zeeuws-Vlaanderen enerzijds en de kuststreek en het Brugse hinterland anderzijds, komt tot uiting dat voor Zeeuws-Vlaanderen het oude bezit gevormd wordt door de cijnzen.[155] Om dit te staven werd een steekproef uitgevoerd voor de gemeenten Schoondijke, Groedeoost en Oostburg.[156] Voor Schoondijke kwamen de inkomsten uit de onrechtstreeks uitgebate gronden voor 52% uit de cijnzen. Dit was ook het geval voor Groedeoost. Voor Oostburg bedroeg de inkomst uit de cijnzen slechts 45%. Een stuk minder dus dan de vorige waarden waar de stelling van Vermaere sterker benadrukt wordt. Toch ligt die 45% nog een stuk hoger dan de 35,5% die gemiddeld uit de inkomsten van cijnzen komt. Precies hetzelfde werd gedaan met drie gemeenten uit de kuststreek, Bredene, Houtave en Zandvoorde. In de kuststreek was geven van gronden in pacht duidelijk veel belangrijker. In Bredene kwam 64% van de grondopbrengsten uit het verpachten van gronden. Voor Houtave was dit 72% terwijl in Zandvoorde bijna alle opbrengsten uit de pacht afkomstig waren (93%).[157] De gemeentes of parochies die hier voor deze steekproef gebruikt zijn, zorgden voor een groot tot zeer groot inkomen uit het vercijnzen en verpachten van gronden. Ze zijn dan ook representatief te noemen.

 

Dit is niet het enige dat we uit deze cijfergegevens kunnen halen. Als we werken met een index voor de pacht- en cijnsopbrengsten van deze gemeentes, kan de evolutie in beiden mooi afgelezen worden. Voor Zeeuws-Vlaanderen vertoont het grondbezit een evenwichtig karakter. Op de grafieken van Schoondijke en Groedeoost op de volgende pagina, vertonen zowel de cijnzen als de pachten een gelijkaardig verloop. De demografische druk kan hier gebruikt worden als verklaring. Door de grote vraag naar grond werden de nog beschikbare cijnsgronden sterk afhankelijk van de prijsverschuivingen van de pachtgronden. De cijnsgronden, waarvoor normaliter een lagere forfaitaire som betaald diende te worden, volgden hier de aanpassing (wat meestal gelijk staat aan een verhoging) van de pachtgronden.[158] In Kust-Vlaanderen is deze correlatie veel minder waar te nemen. In Houtave stijgen zowel de inkomsten uit cijnzen en pachten tot 1304 gelijkmatig waarna de inkomsten uit de pacht exponentieel blijven stijgen.[159] Voor alle gebieden kunnen we wel duidelijk de invloed van de algemeen heersende conjunctuur uit de grafieken aflezen.

 

Grafiek 4.1: Evolutie in de inkomsten uit pachten en cijnzen te Schoondijke.

 

 

Grafiek 4.2: Evolutie in de inkomsten uit pachten en cijnzen te Groedeoost.

 

Grafiek 4.3: Evolutie in de inkomsten uit pachten en cijnzen te Houtave.

 

Dit toont nogmaals aan dat context een niet te onderschatten rol speelt, zelfs niet op de economische politiek van een hospitaal. Alle drie de grafieken vertonen duidelijke verminderingen van inkomsten tijdens zowel 1310, wanneer een muntverandering werd doorgevoerd, als voor 1315, het jaar waarin Europa voor het eerst geteisterd werd door een algemene hongersnood en in 1324-1325, temidden de Kustopstand. In dit laatste jaar waren de inkomsten uit de pachten en cijnzen naar een historisch dieptepunt gezakt en daarmee ook de totale inkomsten.[160] Wellicht was dit voor het Sint-Janshospitaal de meest kritieke periode gedurende de Kustopstand en gedurende de periode van dit onderzoek. Hugenholtz herkende in de Kustopstand drie verschillende fases.[161] Tussen 28 april 1324, de dag waarop een ‘commisie van arbitrage’ een onderzoek instelde naar de grieven van de Vlaamse kustbewoners, en 19 april 1326, de dag waarop de vrede van Arques werd uitgeroepen, lag de tweede fase van de Kustopstand volgens Hugenholtz. Over deze periode in de Kustopstand is weinig tot ons gekomen. Toch mogen we met een hoge graad van waarschijnlijkheid stellen dat dit voor Brugge een scharnierperiode was in de eerste grote Europese “boerenopstand”. De rol die Brugge gespeeld heeft in die tweede fase is moeilijk in kaart te brengen maar in juni 1325 was Brugge de broeihaard van een opstand die zich vliegensvlug over het hinterland verspreidt.[162] Op dat moment nam de stad het voortouw in de opstand, iets wat duidelijk op het omliggende platteland te voelen was en daarmee ook in de economische politiek van het stedelijke Sint-Janshospitaal.

 

Bij het interpreteren van de gegevens dient men steeds omzichtig te werk te gaan. Als we bijvoorbeeld Vlissegem bekijken, valt het op dat de gemiddelde inkomsten uit de pachten nauwelijks 28% bedragen. Veel te weinig voor een gemeente uit de kuststreek. Dit is natuurlijk een vertekend beeld van de werkelijkheid daar het pachtsysteem slechts in 1298 werd ingevoerd. Langzaam stijgt het belang van pacht, met de gekende terugvallen in 1310, 1315 en tijdens de Kustopstand. Door het later beginnen en het steeds belangrijker worden van de pachten mag er niet verondersteld worden dat het hospitaal nog aan een aanzienlijke uitbreiding van haar landbouwareaal bezig was. Wanneer de pachten aanvangen, beginnen de inkomsten uit de cijnzen te dalen. Niet omdat deze een waardevermindering ondergaan maar omdat een deel van de oude cijnsgronden werd omgezet in pachtgronden.

 

Grafiek 4.4: Procentueel belang van de pachten en cijnzen te Vlissengem.

 

Tabel 4.1: Procentueel belang van de pachten en cijnzen te Vlissegem.

Vlissegem

Jaar:

Pachten (lb. in decimaal)

Cijnzen (lb. in decimaal)

Pachten %:

Cijnzen %:

1279

 

58,37476

0

100

1283

 

62,70572

0

100

1284

 

62,70572

0

100

1286

 

62,70572

0

100

1288

 

59,12066

0

100

1289

 

59,12066

0

100

1291

 

55,34659

0

100

1298

9,84375

39,42601

19,97929

80,02071

1299

9,84375

39,42601

19,97929

80,02071

1304

8,8375

17,49899

33,5561

66,4439

1305

13,875

17,51998

44,19496

55,80504

1306

12,11667

31,69093

27,65883

72,34117

1308

18,375

29,07266

38,72688

61,27312

1309

14,775

29,00794

33,74602

66,25398

1310

5,9

43,5554

11,92994

88,07006

1311

5,495833

34,03953

13,90105

86,09895

1312

9,058333

29,6145

23,42299

76,57701

1314

24,26042

34,36109

41,38484

58,61516

1315

28

56,93274

32,96726

67,03274

1317

32,80625

32,88258

49,9419

50,0581

1319

42,98125

35,05984

55,07516

44,92484

1320

36,83125

36,03515

50,54628

49,45372

1321

38,91875

35,12262

52,56352

47,43648

1322

35,46667

36,72574

49,12798

50,87202

1324

17,59167

33,68972

34,3042

65,6958

1325

26,61875

25,0054

51,5626

48,4374

1326

22,8375

33,83065

40,30041

59,69959

1328

39,33542

34,88841

52,99568

47,00432

 

 

 

 

 

 

 

Gemiddelde:

27,7809

72,2191

 

In de overzichtstabel van de inkomsten uit cijnzen en pachten is het mogelijk per gemeente te achterhalen wanneer het Sint-Janshospitaal gronden begon te verpachten.[163] In alle gemeenten die in de rekeningen voorkomen, zijn er al gronden vercijnsd in 1279. De gemeenten die ten zuiden van Brugge liggen, tot aan Nieuwpoort en Eeklo, werden tot 1298 in de rolrekeningen onder één noemer geplaatst.[164] Ook werden de cijnzen en de pachten van een aantal gemeenten voor een tijd samen afgerekend alvorens ze later gesplitst werden. Zo werden onder meer de cijnzen en de pachten van Lissewege, Huitkerke en Wenduine in 1279 samengenomen terwijl in 1283 de renten van Lissewege werden samen gerekend met deze van Ramskapelle.[165]

 

Het kerngebied van het Sint-Janshospitaal bestond uit Zeeuws-Vlaanderen en het gebied ten noorden van de lijn Brugge – Oudenburg, richting kust. In deze gebieden bezat het hospitaal al talrijke gronden die ook al in pacht werden uitgegeven vanaf 1279, het begin van onze gegevensreeks. De rest volgde tegen het einde van de 13de eeuw of in het begin van de 14de eeuw. Een stuk grond in Veurne vormde hierop wel de uitzondering.[166]

 

Kaart van het Brugse Vrije[167]

 

A) de pachtoppervlakte vs. de cijnsoppervlakte

 

Naast de opbrengst van de pachten en de cijnzen is het ook interessant om even stil te staan bij de perceelsgrootte van beide uitbatingsystemen. Was er een verschil in de omvang van de percelen tussen gronden die in pacht of in cijns werden gegeven? Over het algemeen zijn de percelen van zowel de cijns als de pacht zeer klein. Slechts uitzonderlijk zijn er percelen van groter dan 5 gemet. Voor de dorpen Schoondijk, Ardenburg en Oostburg zijn er slechts 9 op de bijna 200 percelen (198) die een grotere oppervlakte hebben. Bij Schoondijk en Oudburg, beiden liggen in Zeeuws-Vlaanderen, is het wel duidelijk dat de meeste cijnsgronden groter zijn dan de pachtgronden.[168] Deze kleine percelen kunnen als exploitatie-eenheden een aanvullend inkomen verschaffen in een budget dat niet eenzijdig uit de agrarische sector wordt opgebouwd. Zo kan een ambachtsman hier een supplement op zijn loon verdienen.[169] Deze kleine percelen wijzen er ook op dat de verdere versnippering van het landbouwareaal zowat onmogelijk geworden was. De vraag was groter geworden dan het aanbod. Het landbouwareaal zat ongeveer aan haar plafond.

 

Grafiek 4.5: Grootte van de percelen.

 

<1 gemet

>1<5 gemeten

>5 gemeten

 

 

Cijns

5

30

4

 

Schoondijk

Pacht

21

13

1

 

 

 

 

 

 

 

 

Cijns

1

4

0

 

Ardenburg

Pacht

5

15

4

 

 

 

 

 

 

 

 

Cijns

7

41

0

 

Oostburg

Pacht

22

25

0

 

 

 

 

Hoofdstuk 3: de reële pacht vs. de nominale pacht

 

In de pachtrekeningen worden we telkens geconfronteerd met pachtprijzen die voor 10 jaar geldig zijn terwijl de norm in het Brugse nochtans 9 jaar bedroeg, althans volgens Mertens.[170] De prijzen hier zijn evenwel nominale pachtprijzen. Bij het ingaan van de pachtperiode werd de toen vastgelegde prijs in de rekening genoteerd die dan, althans op papier, voor tien jaar vast diende te staan. De werkelijkheid zit echter anders in elkaar. Jaarlijks kon deze nominale prijs aangepast worden aan de prijsbepalende factoren zoals onder andere de muntwijziging, de productie en de prijzen van de agrarische producten en de vraag naar grond.[171]

 

De opbrengsten uit deze aanpassingen werden waarschijnlijk in de inkomstenrekening van het hospitaal vermeld onder de rubriek ’ghelde dat ons tiaren gerekend es’.[172] Deze aanpassingen, waarover weinig geweten is, vormen dus de reële pachtprijzen of datgene wat de pachter ieder jaar werkelijk diende te betalen. Een pachtcontract uit Wenduine van het begin van de 14de eeuw laat ons toe deze aanpassingen van de reële pachtprijzen even van naderbij te bekijken.[173] Het gebied te Wenduine was in drie stukken verdeeld: het grote hof (13 g. en 45 r.), het kleine hof (12 g. 1 l. en 83,5 r.)en het hof van Bouden Hannin’s zoon (5 g. 1 l. 10 r.).[174] Daar hadden een aantal pachters grond die ze in pacht hielden van het Sint-Janshospitaal en waarvan we dus de pachtprijs per gemet kunnen berekenen in elk van de drie delen. Het was zo dat de duurste gronden in het grote hof lagen en de goedkoopste in Bouden Hannin’s zoon’s hof. De prijzen konden achterhaald worden voor de jaren 1307, 1308, 1310, 1311, 1312, 1313, 1324 en een niet gedateerd stuk waarvan het echter mogelijk was om het toch voor 1307 te situeren.[175] De prijs per gemet was voor elk stuk grond uit één deel gelijk zodat we de volgende prijzen weerhouden:

 

Grafiek 4.5: Prijs per gemet te Wenduine.

 

Door de wijzingen per jaar te vergelijken kan een duidelijker beeld gevormd worden van hoe groot de aanpassingen in de reële pachtprijzen bedraagt. Daartoe wordt gebruik gemaakt van een index (100 = de pachtprijs van het niet-gedateerde jaar) zodat er geen rekening moet gehouden met de andere muntwaarde die hier gehanteerd wordt.

 

Grafiek 4.6: De evolutie van de reële pacht te Wenduine.[176]

 

De indices van de drie verschillende stukken vertonen geen noemenswaardige verschillen wat maar normaal is daar ze alledrie door dezelfde uitbater, het Sint-Janshospitaal, worden verpacht. Ten opzichte van het niet-gedateerde stuk zijn de pachtprijzen voor de jaren 1307 en 1308 een flink stuk gedaald. In 1310 schieten de pachtprijzen de hoogte in. Waarschijnlijk is dit een reactie op de inflatie die de muntverandering teweegbracht.[177] Daarna bleef de pachtprijs langzaam dalen tot 1324.

 

Zo wordt duidelijk dat, wanneer het verloop van de pachtprijzen onderzocht wordt aan de hand van de nominale pachtprijzen, vele verschuivingen en aanpassingen op een korte periode verloren gaan. Helaas zijn de nominale pachtprijzen vaak de enige gegevens waar we gebruik van kunnen maken. Daarbij zijn pachtboeken zo slordig bijgehouden dat het soms zoeken was naar een speld in een hooiberg. Nuttige cijfergegevens uit het nochtans overvloedig aanwezige cijfermateriaal zijn dan ook bijna niet te vinden. De varia uit het OCMW-archief geven ons dan nog het beste cijfermateriaal alsook het handboek D2.[178] Hier staan enkele pachtprijzen van de jaren 1319, 1329 en 1339. Uiteindelijk niet zoveel, maar aangezien er voor deze periode niet veel voorhanden is, moet men van een nood een deugd maken. Voor Maldegem zijn er pachten weergegeven tot 1349, een stuk verder in de tijd dan hier vooropgesteld. Uit deze summiere gegevens kunnen we enkel zien dat de pachtprijs per gemet lichtjes stijgt naarmate de tijd vordert. Althans, wat de pachtprijs in Maldegem betreft. Dit was ook het geval in Warheem.[179] De cijfergegevens van Oostburg daarentegen tonen een daling van de pachtprijs tussen 1319 en 1329 wat er op wijst dat we over te weinig gegevens beschikken om hieromtrent een zinnig betoog te voeren. Wat wel uit de pachtrekeningen valt af te leiden is dat er vaak een deel van pachten of cijnzen in natura werden uitbetaald. Meestal betrof het één of meerdere kapoenen die in de transactie betrokken waren. Enkele malen gaat het ook om een hoeveelheid kaas. Ook iets wat de aandacht verdient zijn de af en toe zeer grote verschillen in de pachtprijs. Was het ene stuk grond zoveel beter dan het andere? Wanneer de pachtprijs zeer laag is, ligt dit meestal aan de aanwezigheid van een ‘mersch’ of een lager gelegen weiland die de prijs naar beneden drukte.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[146] Ut supra, p. 30 sq.

[147] De kaart is overgenomen uit: DEHAECK (Sigrid), Voedselconsumptie te Brugge in de Middeleeuwen (1280-1470), …, p. 46 naar VANDENBROECKE (Chris), VANDERPIJPEN (W.), De voedingsgewassen in Vlaanderen in de XVIIIe en XIXe eeuw, Belgisch tijdschrift voor Nieuwste geschiedenis, 11, 2, 1970, p. 76.

[148] THOEN (Erik), Landbouwekonomie en bevolking in Vlaanderen…, p. 531.

[149] VERMAERE (Jos), 1302, breekpunt inzake domaniaal beheer van het Brugse Sint-Janshospitaal 1279-1328, Het Brugse Ommeland, 17, 1977, p. 174.

[150] THOEN (Erik), Oorlogen en platteland. Sociale en ekonomische aspekten van militaire destructie in Vlaanderen tijdens de late middeleeuwen en de vroege moderne tijden, Tijdschrift voor Geschiedenis, XCI, 1978, pp. 363-378.

[151] MERTENS (J.), De laat-middeleeuwse landbouweconomie…, pp. 43-44.

[152] RAB, Aanwinsten 689, f. 3,verso, In den Sconendijk rente.

[153] THOEN (Erik), Historische Metrologie…, p. 135-136 en ut supra, p. 30.

[154] Ut supra, p. 35.

[155] VERMAERE (Jos), 1302, breekpunt inzake domaniaal beheer…, p. 173.

[156] In de bronnen aangegeven als respectievelijk Sconendike, De Groede Oest en Oestburgh. De Groede Oest staat synoniem voor Nieuwkerke. Alle drie liggen ze in het huidige provincie Zeeland, Nederland. De informatie ivm. de oude plaatsnamen kan teruggevonden worden in: AUGUSTYN (B.), ROMBOUT (H.), VANDERMAESEN (M.), Bronnen voor de agrarische geschiedenis van het middeleeuwse graafschap Vlaanderen. Een analytische inventaris van dokumenten betreffende het beheer en de exploitatie van onroerende goederen (tot 1500). Deel II: dokumenten bewaard in de rijksarchieven te Beveren, Brugge, Doornik, Kortrijk Ronse, Gent, 1990, pp. 359-384 (Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, nr. 95).

[157] Ut infra, zie Deel VI: Bijlagen, tabellen 42-47.

[158] VERMAERE (Jos), 1302, breekpunt inzake domaniaal beheer…, p. 175.

[159] Ut infra, zie grafiek 4.2.

[160] Ut supra, deel II, inkomsten: tabel 2.1 (p. 26) en de grafieken 2.1 (p. 28) en 2.2 (p. 31) en ut infra, deel VI, bijlagen, tabel 2.

[161] HUGENHOLTZ (F.W.N.), Drie Boerenopstanden uit de 14de eeuw: Vlaanderen 1323-1328, Frankrijk 1358, Engeland 1381, onderzoek naar het opstandig bewustzijn, Haarlem, Tjeen Willink, 1949, p. 34 sq.

[162] HUGENHOLTZ (F.W.N.), Drie Boerenopstanden uit de 14de eeuw:…, pp. 23-34.

[163] Ut infra, zie Deel VI: Bijlagen, tabel 41.

[164] OCMW-archief Brugge, Sint-Janshospitaal Rolrekeningen, G 05, G 09, G 10, G 11en G 13: Redditus a parte Zued ville Brugens de Nuport usque Eklo.

[165] Ut infra, zie Deel VI: Bijlagen, tabel 40 en 41.

[166] Ut infra, zie Deel VI: Bijlagen, tabel 41.

[167] Uit: MERTENS (J.), De laat-middeleeuwse landbouweconomie…, p. 193.

[168] Ut infra, zie Deel VI: Bijlagen, tabellen 50-55. Gemiddelde grootte van de cijnsgronden, te Oostburg: 2,1 gemet en voor Schoondijk: 2,28 gemet.

[169] VERMAERE (Jos), 1302, breekpunt inzake domaniaal beheer…, p. 175.

[170] MERTENS (J.), De laat-middeleeuwse landbouweconomie…, p. 43.

[171] THOEN (Erik), Oorlogen en platteland…p. 376.

[172] Ut supra, p. 51.

[173] RAB, Aanwinsten 683, X, bestaande uit 8 vellen perkament.

[174] g.= gemet, l.= linen en r= roeden met 1 g. = 3 l. = 300 r., Ut supra, Inleiding, p. 21.

[175] Op het niet gedateerde stuk pacht Hanne Vrancs 3 g. in het kleine hof. Op de rekening van 1307 zijn deze 3 g. reeds overgegaan op de weduwe van Hanne Vrancs waaruit af te leiden valt dat het gedateerde stuk van voor 1307 stamt.

[176] Ut infra, zie Deel VI: Bijlagen, tabel 49.

[177] THOEN (Erik), Landbouwekonomie en bevolking in Vlaanderen…, p. 537.

[178] Ut infra, zie Deel VI: Bijlagen, tabellen 55-57.

[179] Ut infra, zie Deel VI: Bijlagen, tabellen 53, 54 en 54 b).