Het Sint-Janshospitaal te Brugge. Een domeinstudie (eind 13de – begin 14de eeuw). (Koen Schoutteten)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL I: INLEIDING

 

Hoofdstuk 1: Context

 

A) EEN POLITIEKE EN ECONOMISCHE SCHETS

 

1. Politiek

 

De politieke en economische situatie in middeleeuws Vlaanderen is een onderwerp waarover al veel inkt is gevloeid. Vooral de periode die voor mij belangrijk is, de late 13de en de vroege 14de eeuw, staat bekend als één van de woeligste periodes die Vlaanderen’s historie rijk is. In de 13de eeuw komen verschillende conflictlijnen tot ontwikkeling die allen hun culminatiepunt kennen in het begin van de volgende eeuw, met name in de Guldensporenslag (1302) en de Kustopstand (1323-1328).

 

Het is zeker mijn bedoeling niet om in deze inleiding het politieke en economische landschap haarfijn uit de doeken te doen. Daarvoor bestaat er genoeg relevante literatuur.[1] Ik wil enkel de belangrijke politieke momenten even aankaarten omdat deze een duidelijke weerslag hebben op de economische situatie in Vlaanderen, en in het bijzonder op de situatie binnen de muren van het Sint-Janshospitaal te Brugge.

 

De politieke, sociale en economische krachtlijnen die in de 13de eeuw ontstonden en een invloed uitoefenden in de latere Vlaamse samenleving, zijn: de feodale tegenstellingen tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf, het geschil tussen de Avesnes en de Dampierres, het bestaan van een Engelse fractie in Vlaanderen, de verhoudingen tussen de graaf, respectievelijk de koning en hun Vlaamse onderdanen en de sociale conflicten binnen de steden.[2]

 

Reeds van het begin van de 13de eeuw probeerde de Franse koning, Filips II-August, zijn macht te vergroten door die van zijn vazallen, waaronder de Vlaamse graaf, aan zich te binden. De klemtoon van de feodaliteit werd verschoven van het zakelijke naar het persoonlijke element van het leencontract, door opnieuw zeer sterk de persoonlijke afhankelijkheid van leenman tegenover leenheer te affirmeren.[3] Dit is een belangrijk gegeven omdat dit de Frans-Vlaamse verhouding doorheen het verdere verloop van de middeleeuwen weerspiegeld. Net zoals het vorige element is de twist tussen de Avesnes en de Dampierres een sluimerend kwaad dat pas zijn gezicht laat zien in de beroemdste slag uit de Vlaamse geschiedenis.[4] De aanwezigheid van een Engelse fractie en de economische afhankelijkheid van Vlaanderen ten opzichte van Engeland, zorgden er vaak voor dat de belangen van koning, graaf en onderdanen haaks op elkaar stonden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste sociale onrusten reeds op het einde van de 13de eeuw de kop opstaken. Het ene was onlosmakelijk met het andere verbonden en ook de economische malaise was hier niet vreemd aan. De eerste revolte van de Vlaamse steden was een feit (1280-1282). De opstand in Brugge, de ‘Moerlemaaie’, was qua duur en intensiteit een voorbode van wat in de 14de eeuw nog moest komen.[5]

 

Mede door de leenopzegging van de Vlaamse graaf en de annexatie van Vlaanderen als Kroondomein bij Frankrijk in 1297, resulteerde dit alles in 1302 tot wat we vandaag kennen als de Guldensporenslag.[6] Een wapenfeit met verregaande financiële gevolgen die op menselijk vlak voor heel wat problemen zorgde en waarin een mogelijke verklaring kan gevonden worden voor de latere onlusten.[7] De nasleep van 1302 kent haar hoogtepunt tussen 1323 en 1328, wat in de geschiedenisboeken bekent staat als de Kustopstand. Qua duur en intensiteit kent de Kustopstand haar gelijke niet en tegelijk luidt ze het begin in van gelijkaardige ‘boerenopstanden’ doorheen Europa.[8]

 

2. Economisch

 

Na dit summier politiek overzicht wil ik graag een woordje uitwijden over de economische toestand in Vlaanderen binnen de grenzen van mijn tijdskader.

 

Vlaanderen kunnen we als één van de meeste welvarendste regio’s in West-Europa beschouwen tijdens de late 13de en de vroege 14de eeuw. Toch kon het niet ontsnappen aan de algemeen voelbare laatmiddeleeuwse crisis.[9] Hoewel Vlaanderen een sterk verstedelijkt karakter vertoonde met een bloeiende munt- en markteconomie en een opkomende nijverheid, mogen we niet uit het oog verliezen dat het hier nog steeds om een landbouweconomie gaat. Net zoals elders in Europa bleef ook hier de landbouw de hoofdbekommernis. De laatmiddeleeuwse crisis is dus hoofdzakelijk een landbouwcrisis met een vermindering van de landbouwopbrengst, niet in kwantiteit, maar wel in waarde volgens Jaques Mertens.[10] In grote conjuncturele lijnen kunnen we deze fase als een duidelijke B-fase of neerwaartse conjuncturele fase bestempelen. In Europa wordt de cesuur in het midden van de 14de eeuw gezet, met het uitbreken van de ‘Zwarte Dood’ (1348-1351). In Vlaanderen heeft deze pestepidemie een minder grote weerslag gehad dan in andere delen van Europa. Daarom bestaat er nogal wat onenigheid over het aanvangspunt van de laatmiddeleeuwse crisis. In het doctoraat van Erik Thoen wordt aangetoond dat de aanvang van de landbouwcrisis al in het begin van de 14de eeuw kan gesitueerd worden voor de streek van Oudenaarde en Aalst (± 1300/1310 – 1337). In het eerste decennium van de 14de eeuw krijgen we hier al een stabilisatie van de productie. Door de oorlogsschade en de bijhorende boeten, lagen de lasten op een zeer hoog niveau. De graanprijzen tussen 1315 en 1337 bleven hier wel stabiel of kenden een lichte daling terwijl een dynamische demografische evolutie hypothetisch kan uitgesloten worden. De B-fase in de conjuncturele ontwikkeling is hier al ingezet.[11]

 

Volgens Mertens waren de grote domeinen in het Brugse al aan het aftakelen van vóór 1300. Mede door de demografische stagnatie gaven de landheren hun gronden in cijns en pacht, liever dan ze rechtstreeks, met behulp van duur en waarschijnlijk steeds moeilijker vindbaar personeel, uit te baten. Op deze manier werd een twijfelachtige bron van inkomsten door een zeker inkomen vervangen.[12] Ook in de streek van Oudenaarde – Aalst worden rechtstreekse exploitaties vervangen door het systeem van tijdpacht en dit al in de 13de eeuw. In oppervlakte werden de landbouwgronden vaak verkleind. Tijdens de 14de eeuw is er sprake van een tendens tot inkrimping. Van Wüstungen of verlaten landbouwgronden, die veel voorkomen in de rest van Europa, is hier geen sprake.[13]

 

Een andere belangrijke gebeurtenis in het eerste kwart van de 14de eeuw die een grote weerslag heeft gehad op de kwetsbare landbouweconomie, is de hongersnood van 1315 – 1317. Aan de oorzaak ervan liggen de overvloedige regens in de zomer van 1315 die de graanoogsten sterk reduceerden. De gevolgen op demografisch vlak waren dan ook navenant. In Brugge werden 2000 lijken op stadskosten in massagraven geworpen of anders uitgedrukt: 5% van de totale bevolking.[14] Grootgrondbezitters konden in goede jaren aanzienlijke voorraden aanleggen, maar voor het overgrote deel van de bevolking, de boeren, was dit onmogelijk. Voor de stadsbevolking was de situatie nog slechter, zij waren volledig op de inkoop van hun levensmiddelen aangewezen.[15]

 

Zoals hier geschetst, is het duidelijk dat Vlaanderen, in de periode rond de eerder genoemde eeuwwisseling, zich in een hachelijke situatie bevindt. Zowel politiek, economisch als sociaal zijn er grote veranderingen merkbaar. Daarom wordt dit terecht als één van de woeligste periodes uit onze rijke geschiedenis aanschouwd.

 

B) HET SINT-JANSHOSPITAAL

 

Het Sint-Janshospitaal is het oudste hospitaal in Brugge. De exacte stichtingsdatum is, zoals bij de meeste oude instellingen, niet gekend. We kunnen het ontstaan ervan wel situeren in de 12de eeuw, voor 1188 om preciezer te zijn. Van dit jaar stamt het vroegste document waarin het Sint-Janshospitaal wordt vermeld. Het is namelijk het reglement. Het hospitaal kunnen we iets ouder schatten maar veel vroeger moet het ontstaan echter niet gesitueerd worden.[16]

 

Het hospitaal ligt in de parochie van Onze-Lieve-Vrouw, aan de westkant van de kerk en net langs de Reie die de grens van het stadsgrondgebied van Brugge vormt. De nabijheid van een waterloop was noodzakelijk voor een hospitaal net zoals de aanwezigheid van een belangrijke toegangsweg. De Steenstraat, de voornaamste straat in Brugge, lag immers niet zo ver en de Mariastraat, waar het hospitaal gelegen is, was doorheen de middeleeuwen een belangrijke verkeersader.[17] Net zoals zovele hospitalen uit die tijd, illustreert ook het Sint-Janshospitaal de groei van zijn stad. Zo lag het op de rand van een agglomeratie en op de grens van de eerste omwalling, bij een waterloop, een stadspoort en een belangrijke weg.

 

Over de functie van het Sint-Janshospitaal wil ik ook kort zijn daar Griet Maréchal al enkele toonaangevende studies heeft gemaakt.[18] Tot het laatste kwart van de 13de eeuw stond het Sint-Janshospitaal aanvankelijk open voor alle mensen die in nood verkeerden zoals: zieken, zwakken, bejaarden, pelgrims, reizigers, daklozen,… Enkel mensen die het slachtoffer waren van lepra of een andere zeer besmettelijke ziekte, werden de toegang tot het hospitaal ontzegd. In de daaropvolgende eeuw stond het Sint-Janshospitaal nog voornamelijk in voor de ziekenzorg. Bejaarden, pelgrims en leprapatiënten konden in meer gespecialiseerde instellingen terecht.[19] De werkende krachten achter deze instelling waren voornamelijk religieuzen, zowel broeders als zusters maakten deel uit van het hospitaalpersoneel. Naast de zieken en het personeel verbleven er ook proveniers in het Sint-Janshospitaal. Dit waren Brugse poorters die uit schrik voor armoede of ziekte een ‘prebende’ of ‘kost en inwoon’ afkochten.[20] Zo vond een gevarieerde groep personen een onderkomen binnen de muren van het Sint-Janshospitaal.

 

 

Hoofdstuk 2: VRAAGSTELLING

 

“Wat is nu het doel van dit onderzoek?”, zullen sommigen zich afvragen. Het Sint-Janshospitaal lijkt me een ideaal voorbeeld om de financiële situatie van een dergelijke instelling tijdens de middeleeuwen uit de doeken te doen. Bovendien lag het hospitaal in Brugge, een stad dat tijdens de onderzochte periode een voorname rol speelde. Waar haalt de instelling haar inkomsten vandaan? En waar gaat het aangebrachte geld naar toe? Is er een duidelijke evolutie merkbaar? Wat waren de voornaamste uitgaven? Was de instelling financieel gezond gedurende de bestudeerde periode? Kunnen er uit de rekeningen interessante aanvullingen van prijzenreeksen naar voor gebracht worden?[21]

 

Al vragen die ik in het eerste deel van deze studie tracht te beantwoorden aan de hand van de algemene rekeningen nagelaten door het Sint-Janshospitaal. De instelling wordt hier vanuit een financieel oogpunt bekeken. Indien mogelijk zal ik, bij eventuele veranderingen, de politieke en economische context hierbij laten aansluiten. Volgens mij kan een belangrijke instelling zoals het Sint-Janshospitaal niet volledig los staan van de algemene politiek – economische verschuivingen waaronder Vlaanderen gebukt ging tijdens de late 13de en begin 14de eeuw.

 

In een tweede deel wil ik het voornamelijk hebben over het Sint-Janshospitaal als grootgrondbezitter. Het hospitaal bezat over gans Vlaanderen talrijke gronden. Vooral in het Brugse Vrije was het Sint-Janshospitaal de grootste landheer. Tegen het einde van de 13de eeuw was de ontginning van nieuw landbouwareaal al op zijn laatste benen aan het lopen. In de 14de eeuw begon men al het gevaar van ontbossing in te zien en door de bevolkingsstagnatie was geen verdere uitbouw van het cultuurareaal nodig.[22]

De eigenlijke structuur van het landbouwbedrijf kunnen we door de aard van de bronnen in deze periode niet, of slechts gedeeltelijk bevatten. Een aantal bedrijven, voornamelijk de zeer grote, werden door het Sint-Janshospitaal rechtstreeks uitgebaat. De cijnzen, dit is het in gebruik geven van gronden tegen betaling van een cijnsgeld, werden vervangen door pacht tijdens die periode, aldus Mertens.[23] Iets wat vanuit landbouw-historisch standpunt belangwekkend is. In tegenstelling met de gronden die in cijns waren gegeven, bleven die pachtgronden in het volledige bezit van de eigenaar, het Sint-Janshospitaal in dit geval, en bleven de rechten er onverminderd op gelden. Met behulp van de pacht- en renteboeken van het Sint-Janshospitaal zal ik proberen uit te maken of dit ook zo is. Ook de prijs van de cijnzen en, belangrijker, de pachten wil ik nader onderzoeken om de eventuele prijsschommelingen van de pachten in tijd en ruimte aan het licht te brengen.

 

Op deze manier wordt het Sint-Janshospitaal vanuit een financieel-economisch standpunt doorgelicht en tevens probeer ik een inzicht te verwerven in het landbeheer van de instelling die optrad als grootgrondbezitter, en dit voor het eind van de 13de en het begin van de 14de eeuw. Waar het kan wordt dit in een bredere context geplaatst.

 

 

Hoofdstuk 3: afbakening

 

A) PERIODISERING

 

Het onderwerp van dit onderzoek beperkt zich tijdsgebonden gezien vanaf het einde van de 13de eeuw tot het begin van de 14de eeuw. De eerste rekeningen van het Sint-Janshospitaal dateren van het einde van de jaren 1270. De rekeningen zijn rolrekeningen en dit blijft zo tot het jaar 1337. Door hun eenvormigheid werden zij als begin en eindpunt genomen op de tijdslijn. Ze omsluiten tevens de woeligste periode uit de Vlaamse geschiedenis met de Guldensporenslag en de Kustopstand. Stof genoeg om van naderbij te bekijken. De pacht- en renteboeken komen uit het begin van de 14de eeuw.

 

B) GEOGRAFISCH KADER

 

De ruimtelijke grenzen van mijn onderzoek hangen samen met het grondbezit van het Sint-Janshospitaal. Zoals eerder vermeld is dit dus in Vlaanderen en hoofdzakelijk de streek rond Brugge en het Brugse Vrije. De gemeenten waar het hospitaal grond bezat, wordt in deel 3 van naderbij bekeken.

 

Kaart van Vlaanderen volgens de politieke indeling (W.P. Blockmans)

 

 

Hoofdstuk 4: waarde van de bronnen

 

Mijn onderzoek is voornamelijk gebaseerd op de rekeningen van het Sint-Janshospitaal. Maar wat is nu de waarde van deze eeuwenoude boekhouding?

 

Een eerste pluspunt van deze rekeningen is de ouderdom ervan. Het is zeer uitzonderlijk dat een dergelijke boekhouding reeds vanaf het einde van de 13de eeuw nauwkeurig werd bijgehouden. De eenvormigheid ervan is een tweede voordeel. De continuïteit laat toe dat we doorheen de vroege geschiedenis van het hospitaal een duidelijk zicht kunnen krijgen op de financiële situatie van het Sint-Janshospitaal. Gezien de spectaculaire muntontwaarding in die periode, vooral in het begin van de 14de eeuw, is deze informatie buitengewoon interessant. De aanvang van de 14de eeuw is, ook mede door de oorlogssituatie met Frankrijk, een periode van herhaaldelijke muntmanipulaties. De eerste hyperinflatie in de Westerse middeleeuwen is een feit.[24]

 

Het vroege begin van het duidelijk noteren van de inkomsten en uitgaven was ten dele het gevolg van de stevige greep die de stad Brugge op het hospitaal had. Op financieel vlak moest het Sint-Janshospitaal verantwoording afleggen tegenover de stad. Een hospitaalmeester die door de broeders en zusters verkozen werd, hield de rekeningen bij. Ze werden gecontroleerd door twee voogden die het college van schepenen vertegenwoordigden.[25]

 

Naast hun chronologische waarde bezitten de hospitaalrekeningen een belangrijke diversiteit aan materiaal. Allerhande informatie die betrekking heeft op voedsel, grondbezit, onkosten, schulden…, komt aan bod. Door hun grootgrondbezit verkrijgen we informatie die zich geografisch over het Brugse hinterland verspreidt.

 

Net zoals de rekeningen zijn de pacht- en cijnsboeken van het Sint-Janshospitaal van een onschatbare waarde. Niet voor niets wordt het lijvige pacht- en renteboek van 1310 in het rijksarchief te Brugge achter slot en grendel bewaard.[26] Samen met nog enkele andere pachtboeken en –uittreksels leent dit zich tot het vergelijken van pachtprijzen, waarvan zowel geografisch als chronologisch een doorsnede kan gemaakt worden.

 

 

Hoofdstuk 5: Metrologie EN MUNTSTELSEL

 

A) METROLOGIE

 

Hieronder volgt een overzicht van de courante maten en gewichten die tijdens de 13de – 14de eeuw in Brugge en omgeving gebruikt werden. Belangrijke hulpmiddelen hierbij zijn het inleidend hoofdstuk over maten, gewichten en munten uit de Verlinden-Scholliers alsook het werk van Vandewalle.[27] Wel moet ik er volledigheidshalve bij vermelden dat de regionale verschillen, vooral bij de inhoudsmaten, schering en inslag waren tijdens de middeleeuwen.[28] Wegens evidente redenen worden hier de maten van het Brugse Vrije vermeld.

 

1. Inhoudsmaten

 

 

2. Oppervlaktematen

 

De oppervlaktematen vertonen net zoals de inhoudsmaten een regionale diversiteit. Vanaf de volle middeleeuwen (na ca. 1000) werden de oppervlaktematen preciezer en vaster. Daar waar de meeste Vlaamse regio’s het ‘bunder’ als eenheidsmaat namen, nam het Sint-Janshospitaal, samen met de kuststreek en het Brugse Vrije het ‘gemet’ als standaardmaat. [29]

 

1 gemet = 3 linen = 44 a. 23 ca.

1 line = 100 roeden = 14 a. 74 ca.

1 roede = 14,74 m²

 

B) MUNTSTELSEL

 

Het middeleeuwse geld beantwoordt in essentie aan de huidige algemene begripsomschrijvingen. Naast een ruilmiddel is het ook een waardemeter en een koopkrachtreserve. De rol en positie van geld wordt nog steeds het best uitgedrukt in de Fisher-vergelijking: M x V = P x T

Met M = geldvoorraad (money)

 V = omloopssnelheid (velocity)

 P = prijsniveau (price)

 T = goederenomzet (trade)

 

Op basis van deze vergelijking kunnen we stellen dat inflatie een toestand is waarin de geldcirculatie sneller aangroeit dan de goederen en diensten die ertegenover staan met een prijsstijging als gevolg. Daarmee gepaard komt meestal een devaluatie van de munt of een vermindering van de intrinsieke waarde van het geld.[30] Iets wat men in de middeleeuwen al duidelijk onder de knie had.

 

1.De voornaamste muntverhoudingen[31]

 

- 1 pond (lb.) = 20 schellingen (s.) = 240 deniers, penningen (d.)

 1 schelling (s.) = 12 penningen (d.)

 1 penning (d.) = 4 poitevijnen

 

- 1 pond groten Vlaams = 12 ponden parisis

 

- 1 groot Vlaams = 3 esterlings of ingelschen = 1 schelling parisis

 

2. Identificatie van de rekenmunt

 

Bij de eerste rekeningen stoten we onmiddellijk op een probleem. De gebruikte rekenmunt wordt tussen 1277 en 1310 niet vernoemd, zoals Vanden Borre terecht opmerkt. Vanaf 1310 tot 1322 zien we dat de rekenmunt genoteerd werd met ‘lichter paie’. Hier gaat Vanden Borre in de fout.[32] De term ‘lichter paie’ staat hier synoniem voor het pond paiement dat hier uitzonderlijk gebruikt werd in plaats van het pond parisis, iets wat Sigrid de Haeck in haar licentiaatverhandeling terecht opmerkt.[33] Daardoor zijn de cijfers van Vanden Borre voor die periode een veelvoud van wat ze werkelijk moeten zijn. De verhoudingen tussen beide munten waren rond 1319 gestabiliseerd met volgende verhouding: 12 lb. parisis = 40 lb. paiement (± 1/3,3).[34] Vanaf 1324 wordt er terug ‘ter goeder paie’ gerekend in de gangbare rekenmunt, het pond parisis.

 

Voor de eerste periode waar de rekenmunt onbenoemd bleef, kunnen we uit de rekeningen afleiden dat vermoedelijk gewoon het pond parisis als rekenmunt gebruikt wordt.

 

- 1277-1309: het pond parisis

- 1310-1322: het pond paiement

- 1324-1337: het pond parisis

 

Ook maakten beiden een fout in de afbakening van de periode waarin het pond paiement gebruikt werd. Volgens de rekeningen is het duidelijk vanaf 1310 tot en met 1322.[35]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Ut Infra, zie deel V: literatuurlijst.

[2] DUMOLYN (Jan) en STABEL (Peter), Aan de zijlijnen van een conflict? Gent en het Gentse in 1302, in: TRIO (Paul), HEIRBAUT (Dirk), VAN DEN AUWEELE (Dirk), Red., Omtrent 1302, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2002, p.38.

[3] VAN DEN AUWEELE (Dirk), 11 juli 1302. De staatsrechterlijke prehistorie van de Guldensporenslag, in: TRIO (Paul), HEIRBAUT (Dirk), VAN DEN AUWEELE (Dirk), Red., op. cit., p.24.

[4] VANDERMAESEN (Maurice), Vlaanderen en Henegouwen onder het huis van Dampierre, 1244-1384, in: (“Nieuwe”) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel II, Haarlem, Fibula-Van Dishoeck, 1980, pp. 399-440.

[5] LAMBERT (Véronique) en DUMOLYN (Jan), De cruciale decennia in de geschiedenis van een Europese stad, in: TRIO (Paul), HEIRBAUT (Dirk), VAN DEN AUWEELE (Dirk), Red., , op. cit., p.66.

[6] VANDERMAESEN (Maurice), art. cit., p. 407.

[7] Het Verdrag van Athis als belangrijkste financieel gevolg. Zie: VANDERMAESEN (Maurice), Vlaanderen en Henegouwen onder…, p. 415 en VAN WERVEKE (H.), Les charges financières issues du traité d’Athis (1305), Raoust, Lille, pp. 81-93.

[8] -TEBRAKE (William H.), A Plague of Insurrection. Popular Politics and Peasant Revolt in Flanders, 1323-1328, Philadelphia, University op Pensylvania Press, 1993, 165p.

 -HUGENHOLTZ (F.W.N.), Drie Boerenopstanden uit de 14de eeuw: Vlaanderen 1323-1328, Frankrijk 1358, Engeland 1381, onderzoek naar het opstandig bewustzijn, Haarlem, Tjeen Willink, 1949, 275p.

[9] MERTENS (J.), Landbouw, in: (“Nieuwe”) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel IV, Haarlem, Fibula-Van Dishoeck, 1980, p. 41.

[10] Ibid., p. 13.

[11] THOEN (Erik), Landbouwekonomie en bevolking in Vlaanderen gedurende de late Middeleeuwen en het begin van de Moderne Tijden. Testregio: de kasselrijen van Oudenaarde en Aalst (eind 13de - eerste helft 16de eeuw), 2dln., Gent, 1988, p. 1022. (Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, 1988, nr. 90).

[12] MERTENS (J.), De laat-middeleeuwse landbouweconomie in enkele gemeenten van het Brugse platteland, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1970, pp. 38-39. (Pro Civitate Historische Uitgaven, 1970, nr. 27).

[13] THOEN (Erik), op. cit., pp. 302-320.

[14] BLOCKMANS (W.P.), PIETERS (G.) en PREVENIER (Walter), Tussen crisis en welvaart: sociale veranderingen 1300-1500, in: (“Nieuwe”)A.G.N., IV, Haarlem, Fibula-Van Dishoeck, 1980, p. 56.

[15] VAN WERVEKE (H.), La famine de l’an 1316 en Flandre et dans les régions voisines, Revue du Nord, XLI, 1959, p. 10.

[16] MARECHAL (G.), Het hospitaalwezen te Brugge in de middeleeuwen, een institutionele en sociale studie, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, Gent, RUG, 1975, 2 dln, p. 4 001.

[17] MARECHAL (G.), Het Sint-Janshospitaal in de eerste eeuwen van zijn bestaan, in: Sint-Janshospitaal Brugge 1188/1976, tentoonstellingscatalogus, C.O.O., Brugge, 1976, 2 dln., pp. 48-49.

[18] Ut Infra, zie literatuurlijst.

[19] MARECHAL (G.), Het Sint-Janshospitaal in de eerste eeuwen van zijn bestaan, in: Sint-Janshospitaal Brugge 1188/1976, tentoonstellingscatalogus, Brugge, C.O.O., 1976, 2 dln., p. 57.

[20] Id., Het hospitaalwezen te Brugge in de middeleeuwen, een institutionele en sociale studie, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, Gent, RUG, 1975, 2 dln, p. 4 001

[21] Publicaties van prijzen en lonen beperken zich meestal tot het midden van de 14de eeuw. Vanden Borre toont ook voor het begin van de 14de eeuw enkele prijzenreeksen aan. VANDEN BORRE (Chris), Prijzen, lonen en levensstandaard in Brugge en omgeving tijdens de 14de en het begin van de 15de eeuw, onuitgegeven licentiaatverhandeling, Gent, RUG, 1999, 296 p.

[22] MERTENS (J.), De laat-middeleeuwse landbouweconomie in enkele gemeenten van het Brugse platteland, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1970, p. 38. (Pro Civitate Historische Uitgaven, 1970, nr. 27).

[23] Id., p. 43.

 

[24] BOONE (Marc), Muntgeschiedenis middeleeuwen, in ART (Jan), Red., Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente, 3a, Hulpwetenschappen, Stichting Mens en Kultuur, Gent, 1995, p. 158.

[25] MARECHAL (G.), Het hospitaalwezen te Brugge in de middeleeuwen, een institutionele en sociale studie, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, Gent, RUG, 1975, 2 dln, p. 5 003 – 5 004.

 

 

[26] RAB, Aanwinsten, nr. 689.

[27] -Maten, gewichten en munten, in: VERLINDEN (C.), SCHOLLIERS (E.), Dokumenten voor de geschiedenis van prijzen en lonen in Vlaanderen en Brabant (13de – 19de eeuw), Brugge, deel II, 1965, pp. XXVIII-XXXII.

-VANDEWALLE (P)., Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Gent, 1984, 70p. (Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, nr. 82)

- Een recenter electronisch hulpmiddel, dat op het werk van Vandewalle gebaseerd is, is ook zeer nuttig (wegens de gebruiksvriendelijkheid): http://users.skynet.be/sky60754/genealbe/hulpwetgewicht.htm 5, pp. I, 19ten en munten, in: voor de geschiedenis van prijzen en lonen in Vlaandalsook het werk van Vandewalle.p die de stad

[28] THOEN (Erik), Historische Metrologie, in: ART (Jan), Red., Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente, 3a, Hulpwetenschappen, Stichting Mens en Kultuur, Gent, 1995, p. 134.

 

[29] THOEN (Erik), Historische Metrologie, in: ART (Jan), Red., Hoe schrijf ik de geschiedenis…, p. 135-136. Een bunder = 4 dagwand = 400 roeden.

[30] BOONE (Marc), Muntgeschiedenis middeleeuwen, in ART (Jan), Red., Hoe schrijf ik de geschiedenis…, 1995, p. 149-152.

[31] -MERTENS (J.), De laat-middeleeuwse landbouweconomie…, p. 17.

 -VANDEWALLE (P)., Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Gent, 1984, 70p. (Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, nr. 82)

[32] VANDEN BORRE (Chris), Prijzen, lonen en levensstandaard in Brugge…, pp. 17-20.

[33] DEHAECK (Sigrid), Voedselconsumptie te Brugge in de Middeleeuwen (1280-1470) casestudy van het Sint-Janshospitaal en het hospitaal van de Potterie, onuitgegeven licentiaatverhandeling, Gent, RUG, 1999, pp. 2-3.

[34] BOONE (Marc), Muntgeschiedenis middeleeuwen, in ART (Jan), Red., Hoe schrijf ik de geschiedenis…, 1995, p. 157.

[35] O.CM.W.-archief Brugge, Sint-Janshospitaal Rolrekeningen, G 33 en G 44.