Voedselconsumptie te Brugge in de Middeleeuwen (1280-1470): casestudy van het Sint-Janshospitaal en het hospitaal van de Potterie. (Sigrid Dehaeck)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

§ III PLANTAARDIGE PRODUCTEN

 

Plantaardige producten zijn ofwel planten ofwel van planten afkomstig. Eigenlijk zouden granen ook in dit deel moeten besproken worden, maar wegens hun belangrijk statuut in de middeleeuwse maaltijd kregen ze een afzonderlijke behandeling. In dit deel worden de consumptie van groenten, fruit, peulvruchten, kruiden, mosterd, verjus en azijn onderzocht. Hoewel wijn en bier ook geproduceerd worden uit plantaardig materiaal, leek het toch beter een apart deel van dit onderzoek te spenderen aan drank 

 

III.1.   Groenten in Sint-Jan

Dit is een duister maar zeer interessant onderdeel van deze thesis. De vraag of de Brugse Middeleeuwer groenten en fruit at, zal in dit onderdeel aan bod komen. We schreven reeds in een vorig hoofdstuk dat in verhouding tot graan en vlees er bijzonder weinig geld uitgegeven werd aan groenten en fruit.

In de rekeningen van het Sint-Janshospitaal staan de volgende soorten groenten vermeld[1]:

Kan hieruit besloten worden dat enkel deze producten geconsumeerd werden in het hospitaal? Het antwoord is neen. In de rekeningen van het Sint-Janshospitaal werd er namelijk vier maal een ‘coolhof’ vermeld. Voor alle duidelijkheid: een coolhof was een moestuin waar niet enkel kolen werden verbouwd, maar bijvoorbeeld ook ui, groene bladgroenten, enz[2]. In de jaren 1307, 1316 en 1362 ontving het hospitaal respectievelijk 8, 20 en 35 pond parisis (= respectievelijk 160, 400 en 700 groten Vlaams) van de coolhof[3]. Mogelijk werden in deze jaren groenteoverschotten uit de coolhof verkocht. In het jaar 1375 werd de coolhof opnieuw vermeld, maar niet bij de post ontvangsten van de rekeningen, maar bij de uitgaven. Het hospitaal moest namelijk 25 schellingen betalen om ‘waterlope te verdelvene in ons coolhof’. 

Welke groenten werden er verbouwd in de coolhof? In principe waren er twee mogelijkheden. Ofwel werden in de coolhof die groenten verbouwd die in de rekeningen vermeld werden. We kunnen de coolhof dan boekhoudkundig gelijk stellen aan de rechtstreeks geëxploiteerde hoven (zie inleiding). Ofwel werden de groenten uit de coolhof niet opgenomen in de boekhouding bij de uitgaven. De groenten die in de rekeningen vermeld werden, kunnen dan beschouwd worden als extra-aankopen naast de groenten die het hospitaal zelf verbouwde.

Laten we beide mogelijkheden kritisch toetsen. Het hospitaal ontving zoals eerder gezegd in drie jaren, namelijk 1307, 1316 en 1362 tussen 8 en 35 pond parisis. Omdat we enkel waarden uit eenzelfde jaar vergelijken, moet geen rekening gehouden worden met de dalende waarde van de munt in de 14de een 15de eeuw. In het jaar 1307[4] werden er geen aankopen in de rekeningen van groenten vermeld. Aangezien er zeker een coolhof was en er in datzelfde jaar zelfs inkomsten waren uit de coolhof, is dit feit een argument voor de tweede mogelijkheid, namelijk: de goenten uit de coolhof werden niet vermeld in de boekhouding. In 1316[5] werden evenmin aankopen van groenten vermeld in de rekeningen.

Het is opvallend dat in al het onderzochte bronnenmateriaal bij de aankoop van groenten in geen enkel jaar vermeld werd dat ze afkomstig waren van de coolhof, hoewel dat bij de producten die van de hoven kwamen wel meestal het geval was. Er zijn dus meer argumenten voor de tweede mogelijkheid: het hospitaal had een moestuin en af en toe kocht het ook groenten aan, voornamelijk look, ui en warmoes. Dit argument kan aangevuld worden met de volgende hypothese.

Op financieel vlak waren de hospitalen, zoals reeds eerder geschreven werd, verantwoording verschuldigd aan de stad, de eigenlijke stichter en eigenaar van het hospitaal. De hospitaalmeester diende samen met de bursier (de broeder die werd belast met het bijhouden van de lopende rekeningen en het opstellen van de eindrekening) jaarlijks de rekeningen van het hospitaal voor te leggen aan het stadsbestuur. Zoals we hierboven vaststelden, werden de groenten en bijvoorbeeld ook kruiden afkomstig uit de coolhof niet in de rekeningen opgenomen. Waarom was dat zo? Het is mogelijk dat de meester en zijn bursier de groenten uit de coolhof niet belangrijk genoeg achtten om in de rekeningen op te nemen. De gekweekte groenten gingen waarschijnlijk rechtsreeks van de groentetuin naar de keuken waar ze dagelijks door het personeel[6] bijvoorbeeld tot soep verwerkt werden. Het was de moeite niet om de groenten een tussenstap te laten maken bij de bursier die dan bijvoorbeeld dagelijks of wekelijks een schatting zou moeten maken van de waarde van de groenten. Bij de ‘coolhof-producten’ kwamen er in tegenstelling tot andere voedingswaren als graan, vlees en specerijen geen handelaars aan te pas. Daarenboven kwam er waarschijnlijk ook weinig transport bij kijken, want het lijkt mij logisch dat de groentetuin zich dicht bij het hospitaal situeerde. De oudste gedetailleerde beschrijving van het hospitaal dateert van 1547. In dat jaar was er weliswaar geen sprake van een coolhof, maar wel van een kruidentuin. Deze was 3214, 54 m² groot en lag vlak bij het hospitaal[7]. In tegenstelling tot de hoven was er minder controle nodig, juist omdat de moestuin dicht bij het hospitaal lag en ook omdat de moestuin bewerkt werd door of toch tenminste onder de verantwoordelijkheid stond van een broeder of zuster die in het hospitaal verbleef.

Bovendien bekommerde de meester zich voornamelijk om het patrimonium, niet om het eigenlijke hospitaal, niet om de zieken en zeker niet om de keuken. Dit was de taak van de meesteres, de hoofdzuster[8]. Het is dus mogelijk dat de groentetuin onder haar hoede stond.

Hoe groot was de groentetuin van Sint-Jan? Zoals eerder reeds geschreven, was de kruidentuin (waar waarschijnlijk ook groenten in verbouwd werden) in 1547 3214, 54 m² groot. Hoe groot de coolhof was in de 13de en 14de eeuw werd niet teruggevonden in de bronnen.  

Wat werd er verbouwd in de groentetuin? Hiervoor werden geen aanwijzingen gevonden in de rekeningen. Laten we daarom de vraag veralgemenen: wat had er verbouwd kunnen worden? Welke groenten bestonden reeds en welke groenten werden gegeten? Antwoorden hierop zijn beperkt, onvolledig en hypothetisch en wetenschappelijk onderzoek op dit gebied is zeker gewenst. Dit is echter vooral terrein voor archeologisch onderzoek. Er zijn namelijk steeds meer en betere chemische technieken om zelfs minieme resten van plantaardige vezels, bijvoorbeeld op potscherven, te identificeren. Zo werden methoden (op basis van koolsof en stikstof isotopen) ontwikkeld waarmee men voor het oog onzichtbare plantenresten kan herkennen [9]. Het is zelfs mogelijk te bepalen op welke temperatuur een plant gekookt werd[10]. Dit zal vooral in de toekomst zeer interessante informatie kunnen opleveren.

In hedendaagse archeologische studies treft men vooral informatie over dierlijke voedselresten aan. De voornaamste reden hiervoor is dat botten en graten beter bewaren in de ondergrond dan plantaardige producten, met uitzondering van pitten, zaadjes en granen[11]. Dit heeft als gevolg dat de consumptie van granen en fruit ook soms archeologisch kan vastgesteld worden. Over groenten vindt de hedendaagse Belgische archeoloog echter bijna niets.  

Zeer recent heeft men bovendien ontdekt dat door isotopische analyse van menselijk beendercollageen kan bepaald worden welk soort voedsel over lange termijn het meest geconsumeerd werd. Onderzoek van middeleeuwse skeletten zal in de toekomst dus zeker informatie opleveren[12]. Dit soort vaststellingen bevestigt daarenboven nog eens het grote belang van voedsel in de samenleving. Men ziet als het ware tot op het bot welke voedselproducten geconsumeerd werden.

               

Wij zullen nu aan de hand van schilderijen uit een iets latere periode (16de-17de eeuw) proberen te achterhalen welke groenten gekend waren in de Middeleeuwen. De schilderijen zijn weliswaar niet uit de 14de en 15de eeuw, maar het is onwaarschijnlijk dat op één of twee eeuwen het voedselaanbod totaal zou veranderd zijn. De schilderijen worden weergegeven in bijlage[13]. Voor de gekleurde versies van de schilderijen verwijzen we naar het boek ‘Europa aan tafel’ van Leo Moulin.

We hebben vier schilderijen geselecteerd. In het boek van Moulin bevinden er zich echter meer schilderijen waar groenten op afgebeeld zijn. Moulin zelf bespreekt ze niet, hij verwijst er enkel naar als ze te pas komen in zijn betoog. Aan de verschillende soorten groenten schenkt hij geen aandacht. Misschien kan een diepgaand onderzoek aan de hand van schilderijen of prenten in bijvoorbeeld encyclopedieën informatie opleveren over de consumptie van groenten in het verleden. Want uit de bestaande literatuur blijkt dat er zeer weinig over dit onderwerp geweten is. Wegens tijdbeperking kon ik dit onderzoek zelf niet voeren. Ik gebruik de schilderijen enkel als bewijsmateriaal dat de groenten waarschijnlijk bestonden en gekend waren in de late Middeleeuwen.

Het eerste schilderij dat ik zou willen bespreken, is ‘ Keukeninterieur’ van Pieter Aertsen[14]. Het werk is geschilderd rond 1560. Op de kopie zijn de groenten niet zo goed te onderscheiden, maar in het boek konden toch duidelijk volgende groenten vastgesteld worden: wortel, pastinaak, kool, groene bladgroente ( misschien warmoes) en augurk. Het is een feit dat ik problemen had met het identificeren van de verschillende soorten kolen en bladgroenten. In de 16de eeuw consumeerde men naar mijn mening meerdere soorten kolen en groene bladgroenten dan nu. Onderzoek naar deze minder of bijna niet meer gekende groenten zou dus zeker interessant zijn.

Een tweede schilderij is van Adriaen Van Utrecht, ‘Stilleven met groenten’. Op dit schilderij staan onderaan warmoes en bloemkool, in het midden savooi, een groene kool en een rode kool en bovenaan door mij niet te identificeren groene bladgroente[15].

Op een derde schilderij, namelijk ‘De groenteverkoopsters’ van Joachim Beuckelaer[16], geschilderd in 1563 staan vele soorten groenten afgebeeld, namelijk een andijvie, wortels, groene boontjes, augurken, savooi, witte kool, groene kool, bloemkool, raapjes, pastinaak, pompoenen, look en niet te identificeren groene bladgroente.

Bespreken we als laatste ‘De provisiekamer’ van Frans Snijders[17]. Het is een zeer rijke provisiekamer: er ligt een hert, een zwaan, kreeft, oesters, fazant, zalm en andere soorten vis. Onderaan rechts staan er ook nog groenten afgebeeld. Het gaat om asperges, bloemkool en artisjok.

Wat kan aan de hand van deze schilderijen geconcludeerd worden? Het is een feit dat in de 16de eeuw groenten gekend en zelfs (in elk geval esthetisch) geapprecieerd werden. De eerste drie schilderijen zijn minder elitair dan het laatste schilderij wat al direct een gevolg heeft: de afgebeelde groentesoorten zijn verschillend. Het is dus hoogst waarschijnlijk dat ook in de Middeleeuwen bepaalde soorten groenten meer aanzien hadden dan anderen.

Ik vermoed dat vooral de bladgroenten en kolen het meest geconsumeerd werden. De term coolhof in de rekeningen van het Sint-Janshospitaal is eigenlijk al een bewijs voor de frequente consumptie van kolen. De aankoop van warmoes door het Sint-Janshospitaal bewijst mijn stelling over bladgroenten. Maar zoals ik al zei, er is meer onderzoek nodig. Ik zal dan ook ophouden met speculeren.

 

III.2.   Peulvruchten in Sint-Jan

 

In volgende tabel wordt de hoeveelheid erwten die jaarlijks binnengebracht werden in Sint-Jan in hoet en liter weergegeven. Deze erwten konden afkomstig zijn van de hoven, maar werden soms ook aangekocht door het hospitaal[18].

 

TABEL: Aantal hoet en liter erwten binnengebracht in Sint-Jan en de eenheidsprijs per hoet

 

Jaar

Hoet

Liter[19]

Gr. Vl./Hoet

1402

7.5

1267

51

1416

8.5

1436

48

1421

10

1690

60

1431

11

1859

54

1436

10

1690

62

1441

10.5

1774

60

 

 

Hoeveel liter erwten werd gemiddeld door één persoon gegeten op jaarbasis? Om deze vraag te beantwoorden, zullen we het aantal liter erwten delen door het aantal personen dat gemiddeld aanwezig was binnen een jaar. In de volgende tabel wordt de jaarlijkse en dagelijkse gemiddelde consumptie van erwten per hoofd weergegeven.

 

TABEL: Gemiddelde jaarlijkse hoofdelijke consumptie van erwten in liter.

 

Jaar

Liter erwten/persoon/jaar

1402

6.7

1416

10.6

1421

13.8

1431

19.9

1436

21.6

1441

27.7

 

Er is een stijgende tendens in de consumptie van erwten in het Sint-Janshospitaal.        Men kan zich afvragen hoe deze peulvruchten geconsumeerd werden. We hebben hierover slechts één opmerking gevonden in de rekeningen. In de rolrekening van het jaar 1307 staat ‘aerweten ter cokene’. De erwten werden dus gekookt. Misschien werden ze tot soep verwerkt.

 

III.3.   Fruit in Sint-Jan

 In het Sint-Janshospitaal at men zeker volgende fruitsoorten[20]:

Dit fruit stond in de rekeningen en was dus aangekocht. Het Sint-Janshospitaal kan echter ook een boomgaard of gewoon zelfs enkele fruitbomen gehad hebben. De oudste beschrijving van een boomgaard in het Sint-Janshospitaal dateert van 1547. Toen was de boomgaard 4866 m² groot[21].

Op de schilderijen die we reeds vermeldden met betrekking tot de groenten, stond ook vaak fruit afgebeeld. In het ‘Keukeninterieur’ van Pieter Aertsen kunnen peren, appels, druiven, citroenen en perziken (of abrikozen) opgemerkt worden. Het schilderij ‘De groenteverkoopsters’ van Joachim Beuckelaer toont ons kersen, frambozen, noten, pruimen, peren, appels, meloen en druiven. Op het schilderij ‘De provisiekamer’ van Frans Snijders werden links boven citroenen, appelsienen, druiven, pruimen en perziken afgebeeld.

Ervynck en medewerkers hebben in de middeleeuwse lakenhalle van Ieper pitten of zaadjes van fruitsoorten opgegraven: zoete kers, pruim, braam, appel en mispel[22]. C.Dyer constateerde op basis van archeologisch materiaal dat er in Engelse steden veel fruit geconsumeerd werd, waaronder voornamelijk appels, pruimen, kersen en zwarte bessen[23]. Het is evident dat de consumptie van fruit in de Middeleeuwen zeer seizoensgebonden was, want chemische middelen en koelkamers waren er toen niet om het fruit een geheel jaar door te bewaren.

Het is opvallend dat de meeste fruitsoorten die wel in de rekeningen vermeld werden gedroogde fruitsoorten zijn: rozijnen, vijgen, amandelen en noten. Het is een gemeenschappelijk kenmerk van deze fruitsoorten dat ze kunnen bewaard worden en dus niet seizoensgebonden zijn. De appel is hierop een uitzondering. Vanaf het jaar 1400 werd in de hospitaalrekeningen namelijk steeds vermeld dat er appels voor de zieken aangekocht werden. Op volgende grafiek worden de uitgaven aan verschillende fruitsoorten weergegeven. Aangezien meestal enkel ‘fruit’, zonder verdere bepalingen, in de rekeningen genoteerd werd, is het moeilijk om betrouwbare conclusies te maken.

 

Grafiek: Uitgaven aan fruit in Sint-Jan

 

In de rekeningen werd dus blijkbaar meestal kortweg ‘fruit’ genoteerd. Ik vermoed dat in de periode 1340-1416 met ‘fruit’ vooral rozijnen en vijgen bedoeld werden. In die periode was er namelijk totaal geen sprake van vijgen en rozijnen in de rekeningen. In de periode ervoor en erna werden vijgen en rozijnen wel vermeld en werd er ook het meest geld aan uitgegeven.

      

Met betrekking tot vijgen en rozijnen werden nog enkele gegevens betreffende hoeveelheden gevonden. Schematisch ziet deze zeldzame informatie er als volgt uit:

 

Jaar

Product

Hoeveelheid

Gr. Vl.

1421

Rozijn

4 topkin

182

1421

Vijg

2 vaten

60

1441

Vijg + rozijn

3 en 2 vaten

282

 

Aangezien noch in het bronnenmateriaal, noch in literatuur informatie over ‘topkin’ en ‘vaten’ gevonden werd, kon het aantal kg rozijnen en vijgen dat door Sint-Jan aangekocht werd niet berekend worden.

 

III.4.   Kruiden in Sint-Jan

 

Naar mijn weten zijn de meeste kruiden plantaardig. Sommigen rekenen zout ook bij de kruiden. Volgens mij is dat echter niet correct. Aan zout zal dan ook een afzonderlijk hoofdstukje gewijd worden. In de rekeningen van het Sint-Janshospitaal werd niet zo veel informatie over kruiden teruggevonden. In onderstaande tabel wordt de informatie met betrekking tot de aankoop van kruiden in Sint-Jan weergegeven.

 

TABEL: Aankoop van kruiden in Sint-Jan

 

Jaar

Kruiden

Uitgegeven som in pond parisis

1331-1332

Crude

8 s.

1339-1340

Crude

13 lb. 4 s. 4 d.

1344-1345

Crude

4 lb. 11 s.

1349-1350

Crude

8 lb. 11 s.

1354-1355

Crude

8 lb. 2 s. 6 d.

1359-1360

Crude

13 lb. 12 s.

1364-1365

Crude

15 lb. 7.5 s.

1369-1370

Crude

16 lb. 14 s.

1374-1375

Crude

20 lb. 10 s.

1381-1382

Crude

18 lb. 14 s. 8 d.

1384-1385

Crude

5 lb. 6 s. 6 d.

1390-1391

Crude

59 s.

1394-1395

Crude

4 lb. 14 s. 8 d.

1399-1400

Saffrane ende crudepoeder

8 lb. 7s.

1405-1406

Poeder ende saffrane ( + rosinen ende lijfcouke)

3 lb. 19 s.

1410-1411

Crudepoeder en saffrane

6 lb. 13 s. 6 d.

1415-1416

Crude poedere ende saffrane

53 s. 8 d.

1420-1421

Poedere, saffrane

5 lb. 14 s.

1425-1426       

Poedere, saffrane ( + sucre, rijs, amandelen)

7 lb. 4 s.

1430-1431

Poedere, saffrane ( + compost, rijs, amandelen)

14 lb. 6 s.

1435-1436

Poedere, saffrane ( + compost, rijs, amandelen)

14 lb. 17 s.

1440-1441

Poedere, saffrane ( + compost, rijs, amandelen)

4 lb.

 

Over het kruidengebruik in Sint-Jan valt er weinig met zekerheid te zeggen. Enkel saffraan werd zeker geconsumeerd. In geen enkel jaar werd er meer dan 20 lb.(= 400 groten Vlaams) uitgegeven aan kruiden. Aanwijzingen over hoeveelheden hebben we in de rekeningen niet teruggevonden.

Waarom werd saffraan bij naam genoemd en werden andere kruiden als ‘crude’ of ‘poedere’ vermeld? Volgens de studie van Bruno Laurioux over kruiden in de Middeleeuwen was saffraan het duurste kruid. Het kostte het dubbel van peper[24]. Dit kan dus de reden zijn waarom saffraan een vermelding verdiende. De uitgaven moesten in de rekeningen namelijk verantwoord worden. De overige ‘crude’ kunnen niet geïdentificeerd worden.

Sint-Jan kocht kruiden aan, maar had ook een kruidentuin[25]. Welke kruiden werden in de kruidentuin gekweekt? Een antwoord op deze vraag kan niet uit het onderzochte bronnenmateriaal gehaald worden. We kunnen echter ook hier weer een idee geven van welke kruiden gekend en geapprecieerd werden. In de Capitularia van Karel de Grote (8ste 9de eeuw, dus enkele eeuwen voor de periode van dit onderzoek) moesten 13 plantensoorten, waaronder kruiden in de keizerlijke tuinen gekweekt worden, namelijk anijs, koriander, komijn, mosterdplant, munt, salie, bonenkruid, venkel, kervel, knoflook, peterselie,ui en grof bieslook[26].

De ‘crude’ in de rekeningen van het Sint-Janshospitaal waren volgens mij echter andere kruiden dan deze 13 plantensoorten. Indien het hospitaal een kruidentuin had, werden de kruiden net zoals de producten uit de coolhof waarschijnlijk niet in de rekeningen opgenomen. De ‘crude’ waren dus uitheemse specerijen.

Volgens Laurioux waren de vier belangrijkste specerijen in de Middeleeuwen gember, kaneel, peper en saffraan. Deze kruiden werden namelijk het meest ingevoerd: ze hadden samen een aandeel van 93 % van de totale import van kruiden in Venetië tussen 1394 en 1405[27]. Het ‘laagste kruid op de ladder’ was peper. Peper werd namelijk vermeld in rekeningen van gevangenissen, legerafdelingen, armenhuizen en scholen. Peper werd in vergelijking tot de drie andere belangrijkste kruiden ook het meeste ingevoerd. Het is een feit dat peper echter zelden in elitaire kookboeken van de 14de en 15de eeuw voorkwam. Dit is als volgt te verklaren: juist omdat peper gemakkelijk verkrijgbaar was en het meest ‘gewone’ kruid was, werd het minder geapprecieerd door de elite. Peper was dus te gewoon geworden. Vanwaar dan echter spreekwoorden als ‘peperduur’ indien peper uiteindelijk het goedkoopste kruid was? In vergelijking met het dagloon van sommige arbeiders, bleef peper zeer duur. Het werd dan ook waarschijnlijk enkel bij speciale gelegenheden door de lagere klassen geconsumeerd[28]

Dit hoofdstuk kan afgesloten worden met drie uitzonderlijke vermeldingen in de rekeningen van Sint-Jan, namelijk van ‘sucre’,  van ‘rijs’ en van ‘composte’. Suiker werd enkel in de rekeningen genoteerd in het jaar 1425-1426. Mogelijk werd het in andere jaren opgenomen in de algemene post ‘crude’. Suiker werd in de Middeleeuwen hoofdzakelijk medicinaal gebruikt. Juist omdat suiker geassocieerd werd met ziekte, werd het niet massaal –zoals vandaag - geconsumeerd[29]

Rijst werd voor de eerste keer in de rekeningen van het Sint-Janshospitaal in 1425-1426 genoteerd. In tegenstelling tot suiker werd het in de daaropvolgende jaren steeds opnieuw vastgesteld. Mogelijk maakte men er rijstpap mee.

Compost, geattesteerd in Sint-Jan in 1431, betekende ingelegde spijs. Zowel groenten (vb. zuurkool) als fruit werden ingelegd. Men gebruikte hiervoor azijn en kruiden. Ook kon gebruik worden gemaakt van wijn, honing en compostpoeder. Compostpoeder is volgens Verwijs en Verdam een mengeling van koriander en anijs[30].

 

III.5.   Mosterd, verjus en azijn in Sint-Jan

Het Sint-Janshospitaal kocht regelmatig mosterd, verjus (vanaf 1406) en azijn aan. Samen met specerijen en zout (hoewel ook gebruikt als conserveringsmiddel) kunnen mosterd, verjus (sap van onrijpe druiven) en azijn beschouwd worden als voedingsmiddelen die meer smaak aan het eten geven. Op volgende grafiek worden de jaarlijkse uitgaven aan deze drie voedingsmiddelen weergegeven.

 

GRAFIEK: Jaarlijkse uitgaven van Sint-Jan aan azijn, mosterd en verjus in groten Vlaams

 

Het is opvallend dat zowel verjus, azijn en mosterd nogal een scherp-bittere-zure smaak hebben. Deze drie voedingsmiddelen hebben echter vele voordelen voor de gezondheid: alle drie maken ze vetten (aanwezig in boter, vlees en kaas!) beter verteerbaar. Vooral verjus leverde bovendien mineralen zoals ijzer, calcium, mangaan en calium[31].

 

Hoeveel mosterd, azijn en verjus werd jaarlijks door Sint-Jan aangekocht? Er werd enkel voor het jaar 1392 uitzonderlijk een eenheidsprijs van azijn in de rekeningen van het Potteriehospitaal gevonden. In datzelfde jaar werd echter geen aankoop van azijn in de rekeningen van Sint-Jan vermeld. We zullen om toch enig idee te krijgen van de hoeveelheid azijn die binnengebracht werd in Sint-Jan deze eenheidsprijs gebruiken om een schatting te maken voor 1402.

In 1392 kostte één stoop azijn (2.26 liter) 1.4 groten Vlaams[32]. Wanneer dit gegeven geëxtrapoleerd wordt naar 1402 kan berekend worden dat in 1402 214 stoop of 484 liter azijn binnengebracht werd in Sint-Jan. Dit betekent een jaarlijks hoofdelijk verbruik van 2.6 liter. 

 

III.6.   Plantaardige producten in de Potterie

 

 De informatie in de rekeningen van het Potteriehospitaal over plantaardige producten is niet van die aard dat de gegevens uit het Sint-Janshospitaal ermee kunnen aangevuld worden. Er werd namelijk zeer zelden groenten of fruit in de rekeningen vermeld. Een mogelijke verklaring dat weinig groenten en fruit werden aangekocht is het feit dat het hospitaal van de Potterie een groentetuin en boomgaard had.

Erwten zijn hierop de uitzondering. De aankoop van erwten werd jaarlijks in de rekeningen genoteerd. Op de volgende grafiek wordt de hoeveelheid erwten die jaarlijks binnengebracht werd in de Potterie en de gemiddelde jaarlijkse hoofdelijke consumptie in liter weergegeven.

 

GRAFIEK: Erwten, binnengebracht in de Potterie in liter en de gemiddelde jaarlijkse hoofdelijke consumptie

 

Jaar

 

liter

Gemiddelde hoofdelijke consumptie in liter

1347

349

9,2

1382

518

8,9

1386

169

3,4

1392

53

1,0

1396

359

5,8

1408

254

10,6

1415

254

10,6

1421

254

10,6

1426

254

10,6

1430

254

10,6

1437

254

10,6

1441

254

10,1

1451

254

10,6

1460

169

8,0

 

Vanaf het jaar 1408 tot 1437 werd jaarlijks dezelfde hoeveelheid erwten aangekocht. Dit fenomeen stelden we bij andere voedingsmiddelen ook vast. Met uitzondering van de jaren 1382, 1386, 1392 en 1396 werd er jaarlijks in de Potterie ongeveer 10 liter erwten per persoon geconsumeerd.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 


[1] Zie: VIII. Bijlagen i.v.m. plantaardige producten, tabel 1, p19

[2] Verwijs en Verdam, Middelnederlands woordenboek, 11 delen, ‘sGravenhage, 1885-1952.

[3] Rek Sint-Jan, rolrek. 30b; rolrek. 37b; regnr 57, fol 3r.

[4] Rek. Sint-Jan, rolrek. 30b.

[5] Rek. Sint-Jan, rolrek. 37b.

[6] In de rekeningen van het Sint-Janshospitaal worden sporadisch een kok, ‘joncwijven vande kuekenen’ en ‘kuekenknechte’ vermeld. We geven één bronverwijzing: Rek Sint-Jan, regnr. 104, fol., 99v.

[7] Ryckaert M., ‘Binnenstedelijk onroerend bezit van het Sint-Janshospitaal te Brugge tijdens het Ancien Régime’, in: Sint-janshospitaal Brugge 1188-1979, tentoonstellingscatalogus, C.O.O., Brugge, 1976, deel I, p 93.

[8] Maréchal G., Het hospitaalwezen te Brugge in de middeleeuwen, doctoraat R.U.G., 1974-1975,  p 5019.

[9] Renfrew C., Bahn P., Archaeology: theories, methods and practice, Thames and Hudson, London, 1998,  p 241.

[10] Renfrew C., Bahn P., Archaeology: theories, methods and practice, Thames and Hudson, London, 1998,  p 244.

[11] Ervynck A., Van Neer W., Huysmans L., Een eerste blik op de voedselvoorziening in Middeleeuws Ieper: de dieren-en plantenresten uit de Lakenhalle, Westvlaams Archaeologica, 6, 1990, 3,  p 83.

[12] Renfrew C., Bahn P., Archaeology: theories, methods and practice, Thames and Hudson, London, 1998,, p 269.

[13] Zie VIII. Bijlagen i.v.m plantaardige producten, schilderijen uit de 16de en 17de eeuw in verband met groenten en fruit in de Middeleeuwen, p 20.

[14] Moulin L. Europa aan tafel. Een cultuurgeschiedenis van eten en drinken, Mercatorfonds, Antwerpen, 1988, p 403. Zie Bijlage p 20.

[15] Moulin L. Europa aan tafel. Een cultuurgeschiedenis van eten en drinken, Mercatorfonds, Antwerpen, 1988, p 279. Zie Bijlage p 20.

[16] Moulin L. Europa aan tafel. Een cultuurgeschiedenis van eten en drinken, Mercatorfonds, Antwerpen, 1988, p 279. Zie Bijlage p 20.

[17] Moulin L. Europa aan tafel. Een cultuurgeschiedenis van eten en drinken, Mercatorfonds, Antwerpen, 1988, p 58. Zie Bijlage p 20.

[18]Zie: XII. Bijlagen met betrekking tot herkomst van de producten, p 32.

[19]1 hoet erwten = 169 liter. Uit: Maréchal G., Het hospitaalwezen te Brugge in de Middeleeuwen, een institutionele en sociale studie, Doctoraatsverhandeling R.U.Gent, 1974-1975, p 11032.

[20] Zie: VIII. Bijlagen i.v.m. plantaardige producten, tabel 2, p 22.

[21] Ryckaert M., ‘Binnenstedelijk onroerend bezit van het Sint-Janshospitaal te Brugge tijdens het Ancien Régime’, in: Sint-janshospitaal Brugge 1188-1979, tentoonstellingscatalogus, C.O.O., Brugge, 1976, deel I, p 93.

[22] Ervynck A., Van Neer W., Huysmans L., Een eerste blik op de voedselvoorziening in Middeleeuws Ieper: de dieren-en plantenresten uit de Lakenhalle, Westvlaams Archaeologica, 6, 1990, 3,  p 83.

[23] Dyer C., Standards of living in the later Middle Ages, social change in England c.1200-1520, Cambridge University Press, Cambridge, 1989, p 197.

[24] Laurioux B., Spices in the medieval diet: a new approach, Food and Foodways, 1985, vol. I, p 48.

[25] In het jaar 1547 had het Sint-janshospitaal in elk geval een kruidentuin, deze was 3214, 54  m² groot. Ryckaert M., ‘Binnenstedelijk onroerend bezit van het Sint-Janshospitaal te Brugge tijdens het Ancien Régime’, in: Sint-janshospitaal Brugge 1188-1979, tentoonstellingscatalogus, C.O.O., Brugge, 1976, deel I, p 93.

[26] Moulin L. Europa aan tafel. Een cultuurgeschiedenis van eten en drinken, Mercatorfonds, Antwerpen, 1988, p 282.

[27] Laurioux B., Spices in the medieval diet: a new approach, Food and Foodways, 1985, vol. I, p 56.

[28] Laurioux B., Spices in the medieval diet: a new approach, Food and Foodways, 1985, vol. I, p 59.

[29] Laurioux B., Spices in the medieval diet: a new approach, Food and Foodways, 1985, vol. I, p 65.

[30] Verwijs en Verdam, Middelnederlands woordenboek, 11 delen, ’s Gravenhage, 1885-1952.

[31] Jansen-Sieben R., Van Winter J.M., De keuken in de Late Middeleeuwen. Een kookboek uit de Lage Landen, 1989, p 23.

[32] Rek. Pot., regnr. 89, fol. 136r.