Voedselconsumptie te Brugge in de Middeleeuwen (1280-1470): casestudy van het Sint-Janshospitaal en het hospitaal van de Potterie. (Sigrid Dehaeck)
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
De verschillende soorten voedingsmiddelen in Sint-Jan
kunnen onderverdeeld worden in acht voedselklassen: 1) graan, 2) vlees, 3)
zuivel, 4) drank, 5) ei, 6) vis, 7) smaakversterkers, 8) groenten+fruit+peulvruchten.
Bij ‘graan’ worden verschillende graansoorten als tarwe, rogge, gerst
en haver ondergebracht. Bij ‘vlees’ behoren vleessoorten als runderen (os,
stier, koe), schapen, lammeren, varkens, kippen, capoenen en ganzen. Onder vis
worden alle mogelijke vissoorten ondergebracht, de vissoorten op zich werden
niet concreet in de rekeningen vermeld. Onder zuivel word boter, kaas, melk en
room ondergebracht. ‘Eieren’ vormt een klasse op zichzelf en tot de
voedselklasse ‘groenten+fruit+peulvruchten’ behoren concreet appels,
rozijnen, vijgen, warmoes, look, ui, pastinaak en erwten. De klasse drank bevat
wijn, bier en mede. Met smaakversterkers tenslotte worden voedingsmiddelen als
mosterd, azijn, zout en kruiden bedoeld.
Op de volgende grafieken wordt voor drie verschillende jaren, namelijk
1310, 1370 en 1440 de totale uitgaven (markt en hoeven!) van Sint-Jan aan de
verschillende voedselklassen grafisch voorgesteld. Tussen de verschillende jaren
ligt telkens een periode van 60 jaar.
GRAFIEK: Uitgaven (markt en hoeven!) van Sint-Jan aan verschillende voedingsklassen in de jaren 1310, 1370 en 1340
Wat
kan geconstateerd worden op basis van deze grafieken? In het jaar 1310 werd 52 %
van de totale uitgaven (markt+hoeven) besteed aan granen. Het aandeel van granen
werd steeds kleiner in 1370 en 1430, namelijk nog respectievelijk 29 % en 17 %.
In het jaar 1370 werd 18 % meer uitgegeven aan drank dan in 1310 en in het jaar
1430 werd bijna zoveel uitgegeven aan vlees (41 %) als in de jaren 1310 (14 %)
en 1370 (11 %) samen. Het aandeel groenten+fruit+peulvruchten bleef ongeveer
constant in de drie jaren, namelijk ongeveer 1 à 2 %. Tenslotte is het
opvallend dat in 1430 meer uitgegeven werd aan smaakversterkers (specerijen,
azijn, mosterd en zout), namelijk 4 % ten opzichte van 1 en 2 %. De uitgaven aan
vis bleven in de drie jaren betrekkelijk stabiel, namelijk 6, 8 en 9 %. Ook het
aandeel van zuivel in de totale uitgaven varieerde weinig: 14, 16 en 13 %.
Op volgende grafiek worden de uitgaven aan de verschillende voedingsklassen voor
alle jaren voorgesteld. De absolute verhoudingen binnen een jaar zijn iets
moeilijker in te schatten, maar de grafiek geeft toch een mooi beeld van de
evolutie van de uitgaven aan de verschillende voedingsklassen.
GRAFIEK: Jaarlijkse uitgaven (markt
en hoeven!) van Sint-Jan aan verschillende voedingsklassen
Het
is niet de bedoeling om op basis van deze grafiek en de drie vorige reeds
conclusies te maken over de voedselconsumptie in Sint-Jan, dat gebeurt pas op
het einde van deze licentiaatsverhandeling. Alle voedingsmiddelen van elke
voedingsklasse moeten namelijk eerst nog grondig onderzocht worden. Toch is er
aan de hand van deze grafieken reeds een tendens vast te stellen: het aandeel
van vlees is veel groter in het begin van de 15de eeuw dan in het
begin van de 14de. Het aandeel van graan daarentegen is kleiner.
Is
dit een aanwijzing dat er in het begin van de 15de eeuw betrekkelijke
overvloed was aan vlees ? Het is opmerkelijk dat in andere gelijkaardige
studies dergelijke vaststellingen gemaakt werden. Wilhelm Abel constateerde dat
het niveau van vleesproductie en van vleesconsumptie op het einde van de 14de
eeuw en in het begin van de 15de eeuw in Duitsland zeer hoog was. Hij
verklaarde dat door het lage bevolkingsaantal en verlaten dorpen in deze periode
na pestepidemieën[1].
F. Braudel en F. Spooner bevestigden deze hypothese[2].
Ook Dyer kwam bij een onderzoek over de
levensstandaard in Middeleeuws Engeland tot dezelfde constatering[3].
De vorige grafiek geeft bovendien ook een goed beeld van de prijzenevolutie in de 14de en 15de eeuw, beschreven door E. Thoen. De prijzenevolutie kan als volgt beschreven worden: vanaf 1340 stegen de prijzen pijlsnel en bereikten hun hoogtepunt in het begin van de jaren 70. Over een tijdspanne van 30 jaar waren de prijzen verdrievoudigd. Vanaf 1370 tot 1400 daalden de prijzen, maar rond 1400 keerde de beweging zich om en gingen de prijzen wederom stijgen. Het hoogtepunt van deze prijsstijging is te situeren rond 1440[4]. Deze prijzenevolutie is voor een groot deel te volgen op de grafiek. Hierop kunnen we echter in deze licentiaatsverhandeling niet ingaan. We verwijzen hiervoor naar de licentiaatsverhandeling van VandenBorre C[5].
We verdeelden de verschillende voedselproducten die geconsumeerd werden in
de Potterie net als in Sint-Jan in acht voedselklassen, echter niet dezelfde. De
voornaamste reden hiervoor is dat in het hospitaal van de Potterie jaarlijks een
algemene uitgavenpost van ‘wijn+vlees+vis’ genoteerd werd. Dit is voor dit
onderzoek zeer jammer omdat de producten wijn, vlees en vis hierdoor niet
afzonderlijk kunnen onderzocht worden, althans voor een deel niet. Naast het
vlees in de algemene post ‘wijn+vlees+vis’ werd jaarlijks ook vee,
voornamelijk zwijnen maar sporadisch ook een schaap en een koe, aangekocht die
bestemd waren om geconsumeerd te worden. En naast de vis in de algemene post
werden jaarlijks ook haringen aangekocht. Deze producten worden afzonderlijk op
de volgende cirkeldiagrammen weergegeven als ‘vlees’ en ‘vis’. Verder
kan nog opgemerkt worden dat de post ‘eieren’ verdwenen is omdat geen
informatie over eieren in het bronnenmateriaal aanwezig was. De klasse
‘drank’ bevat, aangezien wijn in een andere klasse is ondergebracht, enkel
bier (mede werd in tegenstelling tot Sint-Jan blijkbaar niet in de rekeningen
vermeld of gewoon zelfs niet aangekocht).
GRAFIEK: Uitgaven (markt en hoeven!) van de Potterie aan verschillende voedingsklassen in de jaren 1382, 1441 en 1470.
Het
is opvallend dat ook in het hospitaal van de Potterie verschuivingen gebeurden
in de aandelen van de verschillende voedingsmiddelen in de totale uitgaven.
Voorzichtigheid is omwille van de algemenen post van ‘wijn+vlees+vis’echter
nog meer geboden dan in Sint-Jan. Aan de hand van deze drie grafieken kan
vastgesteld worden dat het totale aandeel van graan verminderde ten voordele van
de algemene uitgavenpost van ‘wijn+vlees+vis’: in 1382 werd 32 % van de
totale uitgaven besteed aan deze post, in 1441 47 % en in 1470 56 %. De overige
voedingsklassen varieerden weinig. Enkel het aandeel van graan was in 1382 nog
veel groter dan in 1441 en 1470.
Op volgende grafiek worden de uitgaven aan de verschillende voedingsklassen voor
alle jaren voorgesteld. Ingrijpende veranderingen kunnen op basis van deze
grafiek echter niet vastgesteld worden. Enkel de dalende tendens van de totale
uitgaven is opvallend.
|
[1] Abel W., ‘Wandlungen des Fleischgebrauchs und Fleischversorgung in Deutschland seit dem ausgehenden Mittelalter’, Berichte über Landwirtschaft, 10, deel XXII, 3, p 411.
[2]
F. Braudel, F. Spooner, e.a., “Histoire de la vie matérielle. Bulletin no
2. Alimentation et catégories d’ histoire”, Annales: Economies,
Societés, Civilisations, 16, 1961, p 571.
[3]
Dyer C., Standards of living in the later Middle Ages, social change in
England c. 1200-1520, Cambridge University Press, Cambridge, 1989, p159.
[4] Thoen E., Landbouweconomie en bevolking in Vlaanderen gedurende de late Middeleeuwen en het begin van de moderne tijden. Testregio: de kasselrijen van Oudenaarde en Aalst, Gent, 1988, p 247-248.
[5] VandenBorre C., Prijzen, lonen en levensstandaard in Brugge en omgeving tijdens de 14de en het begin van de 15de eeuw, licentiaatsverhandeling R.U.Gent, 1998-1999, p 240.