Filmische en historische representatie
van de seriemoordenaar

 

Laure Roussel

 

Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Sociale Wetenschappen,
voor het behalen van de graad van
Licentiaat in de Communicatiewetenschappen.

Academiejaar: 2005-2006

Katholieke Universiteit Leuven

 

Promotor: Prof. Dr. W. HESLING
Verslaggever: D. GEERTS

home lijst scripties inhoud volgende  

 

VOORWOORD

 

INLEIDING

 

DEEL 1: HET ONDERZOEK.

 1. Omschrijving van het onderwerp en probleemstelling.

 2. Verantwoording van de keuze.

     2.1. Filmische representatie.

     2.2. De seriemoordenaar.

         2.2.1. Persoonlijke interesse.

         2.2.2. Wetenschappelijke relevantie.

 3. Afbakening van het onderzoeksobject.

     3.1. Definiëring van een seriemoordenaar.

     3.2. Afbakening in tijd en ruimte.

 4. Onderzoeksmethode.

     4.1. Werkwijze.

         4.1.1. Evolutie van de seriemoordenaarfilm.

         4.1.2. Casestudies.

     4.2. Verantwoording filmkeuze voor de inhoudsanalyse.

     4.3. Eventuele problemen.

 

DEEL 2: DE EVOLUTIE VAN DE SERIEMOORDENAARFILM.

 1. Invloeden en ontwikkeling van het genre.

     1.1. Het prille begin: van Duits expressionisme tot horror.

         1.1.1. Duitsland.

             1.1.1.1. Expressionisme.

                 1.1.1.1.1. Algemeen.

                 1.1.1.1.2. Typevoorbeelden.

                 1.1.1.1.3. Representatie van de seriemoordenaar.

                 1.1.1.1.4. Visualisatie van de seriemoordenaar.

             1.1.1.2. Kammerspielfilm en neue Sachlichkeit.

                 1.1.1.2.1. Algemeen.

                 1.1.1.2.2. Typevoorbeelden.

                 1.1.1.2.3. Representatie en visualisatie van de seriemoordenaar.

         1.1.2. Hollywood.

             1.1.2.1. Horrorfilm.

                 1.1.2.1.1. Algemeen.

                 1.1.2.1.2. Typevoorbeelden.

                 1.1.2.1.3. Representatie en visualisatie van de seriemoordenaar.

             1.1.2.2. Andere genres: invloed van de regulering.

     1.2. Jaren ’30-’50: gangsterfilm en film noir.

         1.2.1. Gangsterfilm.

             1.2.1.1. Algemeen.

             1.2.1.2. Typevoorbeelden.

             1.2.1.3. Representatie en visualisatie van de seriemoordenaar.

         1.2.2. Film noir.

             1.2.2.1. Algemeen.

             1.2.2.2. Typevoorbeelden.

             1.2.2.3. Representatie en visualisatie van de seriemoordenaar.

     1.3. Jaren ’50-’70: semi-documentaire noir film en casestudy.

         1.3.1. Semi-documentaire noir film.

             1.3.1.1. Algemeen.

             1.3.1.2. Typevoorbeelden.

             1.3.1.3. Representatie en visualisatie van de seriemoordenaar.

         1.3.2. Casestudy

             1.3.2.1. Algemeen.

             1.3.2.2. Typevoorbeelden.

             1.3.2.3. Representatie en visualisatie van de seriemoordenaar.

     1.4. Jaren ’70-’80: slasherfilm.

         1.4.1. Versplintering van het genre.

         1.4.2. Slasherfilm.

             1.4.2.1. Algemeen.

             1.4.2.2. Typevoorbeelden.

             1.4.2.3. Representatie van de seriemoordenaar.

             1.4.2.4. Visualisatie van de seriemoordenaar.

     1.5. Jaren ’80-nu: moderne seriemoordenaarfilm.

         1.5.1. Neo-noir.

         1.5.2. Horror.

         1.5.3. Psychologische thriller.

         1.5.4. Echte seriemoordenaarfilm.

             1.5.4.1. Algemeen.

             1.5.4.2. Typevoorbeelden.

             1.5.4.3. Representatie en visualisatie van de seriemoordenaar.

 2. De seriemoordenaarfilm: conclusie.

 

DEEL 3: CASESTUDIES.

 1. Fritz Lang: M.

     1.1. Vergelijking filmische en historische feiten.

         1.1.1. Peter Kürten (1883-1931).

         1.1.2. M.

     1.2. Context: politiek, socio-economisch en cultureel.

         1.2.1. Politiek: onrust in de Weimar-republiek.

             1.2.1.1. De opkomst van het nazisme.

             1.2.1.2. Kritiek op het nazisme?

             1.2.1.3. Officiële versus officieuze macht.

             1.2.1.4. Censuur.

         1.2.2. Socio-economisch: impact van de wereldcrisis op de Duitse filmindustrie.

         1.2.3. Cultureel: expressionisme en Kammerspielfilm.

     1.3. Filmische aspecten: toepassing van de cinema van Fritz Lang op M.

     1.4. Conclusie M.

 2. Richard Fleischer: The Boston Strangler.

     2.1. Vergelijking filmische en historische feiten.

         2.1.1. Albert DeSalvo (1931-1973).

         2.1.2. The Boston Strangler.

     2.2. Context: politiek, socio-economisch en cultureel.

         2.2.1. Politiek en socio-economisch: sluimerende onrust.

             2.2.1.1. The golden and roaring sixties.

             2.2.1.2. De seksuele revolutie en het seriemoordenaarfenomeen.

             2.2.1.3. Introductie van de televisie.

         2.2.2. Cultureel: semi-documentaire film.

     2.3. Filmische aspecten: toepassing van de cinema van Richard Fleischer op The Boston Strangler.

     2.4. Conclusie The Boston Strangler.

 3. John McNaughton: Henry: Portrait of a Serial Killer.

     3.1. Vergelijking filmische en historische feiten.

         3.1.1. Henry Lee Lucas (1936-2001).

         3.1.2. Henry: Portrait of a Serial Killer.

     3.2. Context: politiek, socio-economisch en cultureel.

         3.2.1. Politiek en socio-economisch: de onzichtbare vijand.

         3.2.2. Cultureel: de nasleep van de slasherfilm.

     3.3. Filmische aspecten: toepassing van de cinema van John McNaughton op Henry: Portrait of a Serial Killer.

     3.4. Conclusie Henry: Portrait of a Serial Killer.

 4. Patty Jenkins: Monster.

     4.1. Vergelijking filmische en historische feiten.

         4.1.1. Aileen Wuornos (1956-2002).

         4.1.2. Monster.

     4.2. Context: socio-politiek en cultureel.

         4.2.1. Socio-politiek: de doodstraf.

         4.2.2. Cultureel: de vrijheid van een kleine Independent.

     4.3. Filmische aspecten: toepassing van de cinema van Patty Jenkins op Monster.

     4.4. Conclusie Monster. 111

 

CONCLUSIE

 

REFERENTIES

 

BIJLAGE

 

home lijst scripties inhoud volgende