Vrouwelijke schilders in Gent (1880-1914), een socio-historische studie. (Karel Blondeel)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1. Methodologie

 

1.1. Onderzoeksmethode

 

Het onderzoek over kunstenaressen, ook voor kunstenaars in het algemeen, vergt een interdisciplinaire aanpak. We bevinden ons hier zowel op het kunsthistorische, socio-historische als psychologische terrein. We zijn er ons ter dege van bewust dat we op twee van de drie terreinen niet bevoegd zijn. We voeren hier vooral een socio-historische studie, maar we willen niet definitief zijn in onze besluiten. Om een goed totaalbeeld te krijgen is de inbreng van de andere disciplines onontbeerlijk.

We wensten niet uit te gaan van een strak methodologisch plan, maar van een heel eenvoudig en concreet vertrekpunt dat veel openingen en aanpassingen toelaat. We stelden ons de vraag hoe men kunstenaar werd. Hoe leefde en werkte een kunstenaar, hoe werd men door de maatschappij als kunstenaar erkend, wie kwam in de kunstkritieken aan bod en op welke basis?

Een dergelijke werkwijze is zeer soepel. We kunnen vele aspecten van het kunstenaarschap bespreken, zonder eerst het begrip kunstenaar te definiëren. Dergelijke definitie zou ons al te veel doen teruggrijpen naar de door de kunstgeschiedenis professioneel verklaarde kunstenaressen. We bespreken dus ook kunstenaressen in spe die hebben afgehaakt voor ze toe waren aan de uitbouw van een carrière.

Ten tweede biedt deze werkwijze het voordeel van de concreetheid. Door de opbouw van een kunstenaarsloopbaan te volgen vanaf de prilste jeugd, verminderen we het gevaar sommige factoren over het hoofd te zien.[9]

 

 

1.2. Afbakening van de onderzoeksgroep

 

Voor het bepalen van onze onderzoeksgroep zijn we eerst op zoek gegaan naar de vrouwen die zich in de periode 1880-1914 lieten registreren in de wegwijzer van Gent. We hebben enkel deze kunstenaressen weerhouden die gedurende deze periode een adres hadden in Gent, met het oog op verder onderzoek in de archieven van de burgerlijke stand en om te kunnen vertrekken van ten minste één, zij het geen determinant kenmerk. Daardoor zijn enkele vrouwen, zoals Gusta Van Butsele en Barones della Faille d’Huysse, die regelmatig exposeerden in Gent en artistieke contacten hadden in de stad, niet in deze studie opgenomen. We kwamen zo aan een veertigtal vrouwen. Deze groep werd uitgebreid met schilderessen, met een Gents adres, die in deze periode voorkwamen in de saloncatalogi. Wat de het totaal op 56 kunstenaressen bracht. Van één kunstenares, Rose Calmels, vonden we zo weinig informatie terug, dat we haar noodgedwongen uit de groep hebben laten vallen. [10]

We hielden dus een groep van 55 kunstenaressen over.

 

Op de laatste pagina bevindt zich een uitvouwbaar blad met de namen en geboortedata van de kunstenaressen. We gebruiken in deze verhandeling enkel de meisjesnamen van de vrouwen. Omdat in andere referentiewerken dikwijls de naam van de echtgenoot wordt gebruikt voegden we op deze lijst ook hun namen toe.

 

 

1.3. Afbakening in tijd

 

We nemen 1880 als aanvangsjaar voor onze studie omdat dit jaar geboekstaafd staat als het moment waarop het artistieke en intellectuele réveil in België is doorgebroken. Deze periode is ook belangrijk door een aantal politieke en sociale verschuivingen in België en Gent die samenhangen met het culturele aspect van de maatschappij, zoals we in de inleidende hoofdstukken zullen schetsen. Net zo min als deze evolutie plots begint in 1880, kent ze ook geen abrupt einde. Maar gaat door, om langzaam uit te sterven, en overgalmd te worden door andere evoluties, in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog. Meteen de einddatum van onze periode, aangezien de eerste wereldbrand een storing teweegbracht op cultureel, sociaal- economisch en politiek vlak.[11]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[9] LAMBRECHT (J.), De beperkte aanwezigheid van vrouwelijke kunstenaars in de beeldende kunsten: sociale en kunsthistorische factoren. Methodologische verkenning, in: Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, XLIII (1989), p. 308.

[10] Rose Calmels staat eenmaal vermeld in de rubriek ‘kunstoefenaren’ in de WW, in 1883. In datzelfde jaar vinden we haar ook terug op een tentoonstelling van de ‘Cercle Artistique et Littéraire’ van Gent. Haar vader staat in de WW van 1881 tot 1883 , hij is vertegenwoordiger van de ‘Companie der Waterleidingen’. Op het vermelde adres, Sint-Pietersnieuwstraat 27, is in de bevolkingsregisters deze familie niet terug te vinden. Ook in het fiche-systeem komt de familienaam ‘Calmels’ niet voor.

[11] DE CLERCQ (Freya), op. cit., p. IV.