Het conflict SAP - Van Zeeland 1934-1940 en de weerslag op de Belgische politiek. (Karel Van Nieuwenhuyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL II:
BESCHRIJVING VAN HET CONFLICT
HFST. 11: ONTSLAG DER REGERING EN VERKIEZINGEN VAN 24 MEI 1936
Normaal gezien waren parlementsverkiezingen voorzien voor het najaar van 1936, maar in de hoop de sterk opkomende partijen Rex en VNV een hak te zetten, werden ze vervroegd naar 24 mei. Met deze verkiezingen in zicht, waar de premier overigens niet aan deelnam, publiceerde het kabinet - Van Zeeland een regeringsrapport waarin de behaalde resultaten werden voorgesteld. Niet iedereen was echter vol lof over het regeringswerk.
De balans op sociaal-economisch en monetair vlak van de regering - Van Zeeland met haar ontslag
Voor het jaar 1936 waren parlementsverkiezingen voorzien in het najaar. Omwille van politieke redenen werden deze echter vervroegd. N.a.v. het ten einde lopen van haar bijzondere machten, maakte de regering een rapport op met een balans van de geboekte resultaten op allerlei vlak. Dit rapport verscheen op 4 april 1936. De regeringsactie werd, hoe kon het ook anders, enorm positief voorgesteld[277]. Het muntvraagstuk was opgelost, de herinrichting van het bankwezen was een feit, de economische expansie verliep vlot (gecontroleerde prijsstijgingen, opslorping van de werkloosheid, verbetering in de situatie van middenstanders en boeren, verhoging koopkracht, etc.), en een herinrichting van ‘s lands inwendige structuur was eveneens geslaagd.
Op 8 april stelde Van Zeeland de geboekte resultaten van zijn regering voor aan de Kamer. Opnieuw hield hij een lofzang over het werk van zijn kabinet. Hij stelde zelfs dat “on peut dire, je pense, du point de vue technique, ou même du point de vue scientifique, si vous préférez, que la crise dans son sens propre est finie en Belgique”[278]. Toch besefte Van Zeeland dat nog veel problemen, in allerlei richting, een oplossing behoefden. De aftredende premier sloot zijn rede af met de wens: “Tout ce que je souhaite, c’est que nos compatriotes restent fidèles à une attitude d’esprit où l’on s’accorde à reconnaître une des caractéristiques de notre race, et qui a été, dans le passé, sa meilleure sauvegarde: l’esprit réaliste, constructif, modéré, objectif, dans lequel il convient d’aborder l’examen et la solution de ses difficultés.”[279] Zijn rede werd gevolgd door een staande ovatie van het grootste deel van de Kamerleden, die de premier langdurig toejuichten en hem persoonlijk gingen feliciteren. Dit was trouwens de reden waarom Henri Jaspar bij de naderende verkiezingen ontslag zou nemen. Als de verkozenen van het volk applaudisseren in plaats van kritisch vragen te stellen, dan wordt het parlement overbodig[280].
Niet iedereen was echter even optimistisch als Van Zeeland. Het standpunt van Sap hierin gaven wij boven reeds aan. In zijn bedenkingen stond hij niet alleen. Ook Camille Gutt zag de toekomst eerder pessimistisch in. Dit blijkt uit een ongepubliceerde nota getiteld: Le Bilan de la Jeunesse. Un an de gouvernement Van Zeeland. Hij erkende dat de regering zekere positieve resultaten had geboekt, maar voegde eraan toe dat heel wat mensen toch in de kou waren gebleven, o.m. de arbeiders, de boeren, de werklozen en de kleine beleggers. Gutt wees op het relatieve karakter van de devaluatie en haar effecten. “Pour les raisons mêmes pour lesquelles aujourd’hui devait être rose, on n’évitera pas que demain soit noir, extrêmement noir. (...) Qu’on se rende compte que l’ajustement est inévitable. (...) Où sera dès lors notre coût de production? Où sera notre marge de profit? Où sera la résorption du chômage? Où sera ce redressement moral que le gouvernement peut aujourd’hui porter à son actif comme une de ses meilleures réalisations?” Hij zag de toekomst zeer somber in: “Tout cela sera évanoui. On se trouvera devant la dure réalité, plus dure d’avoir été perdue de vue pendant toute une période à cause du voile d’illusions sous lequel elle s’était enveloppée.” Er bleef geen andere mogelijkheid meer open dan de terugkeer naar een politiek van deflatie, máár, “une déflation après dévaluation peut être tragique. (...) La tache du cabinet qui succèderait vers la fin de cette année au Gouvernement Van Zeeland, gouvernement de facilité, sera extrêmement dure. Economiquement, politiquement, socialement, on sera revenu au point de départ, -après avoir fait un rêve dont sera durement éveillé. Je ne puis m’empêcher de redouter ce réveil.”[281]
Oppervlakkig gezien viel de balans van de eerste regering - Van Zeeland aardig mee. Vooreerst werd door de devaluatie de massale kapitaalvlucht gestopt; het kapitaal keerde zelfs massaal terug. De deposito’s van de banken gingen pijlsnel de hoogte in, waardoor de kredietfaciliteiten voor ondernemingen konden worden verruimd. Ook nam de goudvoorraad van de Nationale Bank terug toe. De concurrentiepositie van het bedrijfsleven kende een herstel, aangezien Belgische produkten goedkoper werden voor buitenlandse kopers. De devaluatie had de Belgische economie m.a.w. nieuwe zuurstof gegeven om weer ten volle tot leven te komen. De uitvoer steeg van een aandeel van 29% in het BNP in 1934 tot 39% van het BNP na de devaluatie van 1935. Het aantal volledig werklozen was in november 1935 met 50000 eenheden gedaald t.o.v. november 1934. Het Belgische nationale inkomen ging de hoogte in, waardoor ook de koopkracht toenam. De fiscale druk daarentegen nam, weliswaar heel bescheiden, af.[282]
Wie echter niet kon profiteren van de stijgende koopkracht waren de boeren. Het aandeel van het ondernemensinkomen van land-, tuin- en bosbouw in het nationale inkomen daalde van 8% in 1928 tot nog slechts 4,9% in 1937. Ook kleine spaarders en beleggers evenals middenstanders werden getroffen door de devaluatie, waarvan ze maar weinig voordeel ondervonden.[283] Het ongenoegen hierover zou zich al spoedig vertalen in een ruk naar rechts bij de nakende parlementsverkiezingen.
Tot slot dient opgemerkt dat de positieve resultaten van de regering mede werden beïnvloed door de verbeterde internationale situatie. De Belgische regering profiteerde mee van een internationale opbloei. Ook sommige kortstondige invloeden van de devaluatie bepaalden mee het gunstige rapport. Het zou aan de volgende regering zijn om te tonen of de resultaten konden worden behouden, of als het inderdaad maar om een strovuur ging, zoals critici als Sap en Gutt stelden.
In mei 1936 nam de regering ontslag. Voordien had de ministerraad beslist dat de verkiezingen zouden plaatsvinden op 21 juni 1936. Het parlement verklaarde zich akkoord. Uiteindelijk echter zouden ze plaatsvinden op 24 mei. De regeringspartijen waren immers verontrust over de opkomst van Rex en van het VNV, en probeerden deze partijen, vooral Rex, de weg te versperren door hen in tijdsnood te brengen[284]. Rex moest immers bvb. nog heel zijn organisatie uit het niets opbouwen.
De verkiezingen van 24 mei 1936
Om ten volle de gebeurtenissen te kunnen vatten, dient een omweg gemaakt langs het ontstaan en de groei van Rex. Tevens kunnen we zo de belangrijke rol van Sap in de opkomst van deze partij belichten.
a) de opkomst van Rex
De onbetwiste leider van Rex, van in de begindagen al, was Léon Degrelle. Einde 1933 was die op de kar van Paul Crokaert gesprongen, met zijn zgn. politico-financiële schandalen. Degrelle was “een agitator met sterk demagogische inslag en zonder enige vast omlijnde doctrine”[285]. Rex zelf kon omschreven worden als een beweging die “geen partij of verbond wilde zijn, maar een beweging die ijverde voor een volksgemeenschap waarin plaats was voor de natuurlijke geledingen, gezin, beroep, kulturele en nationale gemeenschap. Rex wilde de revolutie van de orde waarin een korporatief systeem dat alle klasseconflicten zou overbruggen, niet weg te denken was. (...) Inzake inspiratie was Rex dus een fascistische beweging. Maar ook de organisatie ervan was uitgesproken ondemocratisch. Onbetwiste leider was Degrelle.”[286]
Rex was nochtans binnen kringen van de Katholieke Actie ontstaan, maar al spoedig kende Degrelle heel wat conflicten met de leiders ervan. Op 1 mei 1935 koos Rex definitief voor een zelfstandige koers als politieke beweging los van elke kerkelijke bevoogding, waarbij de partij zou evolueren in de richting van platte en brutale demagogie[287]. Begin november 1935 verstoorden Degrelle en een aantal Rexisten een congres van de katholieke Federatie van Kringen te Kortrijk. Ongevraagd hield hij er een fel requisitoor tegen de corruptie in de katholieke partijtop. Hij eiste het ontslag van voorzitter Segers, tegen wie hij een felle lastercampagne begon wegens politiek-financiële collusie. Ook tegen Philips, Van Cauwelaert en andere kopstukken van de katholieke partij werden dergelijke campagnes gestart.
Documentatie voor zijn lastercampagnes vond Degrelle in niet geringe mate in de beruchte nota van Sap, daterend van begin 1935[288]. Daarnaast werd Sap er in het parlementaire halfrond van beschuldigd ook andere vertrouwelijke documenten en notitieboekjes aan Degrelle door te spelen. De communist Jacquemotte verklaarde hierover tijdens een interpellatie: “(…) Je n’ai pas eu l’occasion de trouver, par hasard, les notes confidentielles rédigées par M. Sap et qu’il perd, paraît-il, à tous les coins de rue, ce qui permet même à d’aucuns de dire ce que M. Sap désire que l’on dise, mais qu’il ne veut pas ou qu’il n’a pas le courage de dire lui-même.”[289] Volgens hem (en vele anderen met hem) was heel de Rex-campagne uitsluitend gebaseerd op nota’s van Sap, wiens strategie het inderdaad was om anderen explosief materiaal over partijgenoten te laten uitbrengen, en zo beschuldigingen te vermijden van ondermijning van de eigen partij.
Op 11 november 1935 vond de eerste monstermeeting van Rex plaats in het sportpaleis van Brussel. Enkele dagen erna distantieerde de kerk zich bij monde van kardinaal Van Roey formeel van de rexistische beweging. Degrelle evenwel, bedwelmd door het succes dat hij oogstte, besloot deel te nemen aan de verkiezingen van 1936. Hij zou niet alleen de strijd aanbinden tegen de katholieke partij, maar tegen het hele partijenregime. Op die manier werden alle bruggen tussen Rex en katholieke partij opgeblazen[290]. De kreet ‘Rex vaincra’ weerklonk over het ganse land.
Op korte tijd reikte de invloed van Rex erg ver. In een schrijven van 29 maart 1936 vertrouwde Van de Vyvere aan Van Cauwelaert toe: “Meer en meer, hoor ik hier overal vertellen dat de Koning en ook de eerste minister in hunne vertrouwensmannen vele opentlijke en verkapte rexisten tellen, en dat die ‘milieus’ geheel en gansch voor persoonlijk gezag van den koning en dictatuur Van Zeeland - tegen parlementarisme - zijn. Al wat voor persoonlijk gezag is, droomt van Rex den baard af te doen met erger toe te bijten dan hij zelf, tegen al wat hij ‘pourri’ bestempeld heeft, en zij denken dat zij alzoo zijn succes zelf zullen uitbaten.”[291] Van de Vyvere refereerde in deze brief aan een nieuw tijdsklimaat, waarin vele gezagsdragers steeds rijper werden voor bepaalde vormen van dictatuur.
Rex was dus zeker niet de enige uiting van dit tijdsklimaat waarin de kritiek op de werking en zelfs de grondslagen van het parlementaire regime alsmaar aanzwol. De roep naar autoritaire en sterke regimes die een ‘Nieuwe Orde’ zouden nastreven, klonk luider en luider, tot zelfs in regeringskringen toe. Ook in de Vlaamse Beweging kwam dit tot uiting, o.m. met de oprichting en nieuwe oriëntatie van VNV en Verdinaso.
b) de verkiezingen van 24 mei 1936: overwinning voor Rex en VNV
De verkiezingsgestalte werd in belangrijke mate gedomineerd door het fenomeen Rex, dat een agressieve kiescampagne voerde. Het verbond zich met onpartijdige middenstandsgroeperingen zoals Burgersstrijd en met oudstrijdersbewegingen. Voor de aandachtige toeschouwer moest het trouwens duidelijk wezen dat deze verkiezingen zich helemaal niet gunstig aankondigden voor de drie grote nationale partijen. De ontevredenheid bij de bevolking was groot. Bij een tussentijdse verkiezing te Brussel op 14 april 1935, die was uitgelokt door Paul-Henri Spaak onder de regering - Theunis, haalde de parti réaliste van Armand Janssens, een ontgoocheld zakenman en demagoog, 45772 stemmen. Het VNV van Staf Declercq verzamelde 32550 stemmen. Het zou een voorafschaduwing blijken van wat nu volgen zou[292].
Voor de katholieken verliep de aanloop naar de verkiezingen helemaal niet vlekkeloos. Bij de samenstelling van de lijsten liep het al mis. Vooral de kandidatuur van Frans Van Cauwelaert was problematisch. Sedert de campagne van La Libre Belgique begin 1935 was er kritiek blijven komen op zijn persoon. De vrees leefde dat Van Cauwelaert niet door de voorafgaandelijke polls zou geraken om een plaats op de katholieke lijst te bemachtigen. Het protest in katholieke burgerskringen te Antwerpen tegen Van Cauwelaert was immers groot. Uiteindelijk zou hij een plebisciet rond zijn persoon uitlokken.[293]
In feite lagen de zaken erg gecompliceerd. Velen zagen in de beschuldigingen aan het adres van Van Cauwelaert een voorwendsel om hem als leider van de Vlaamse Beweging te treffen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de Vlaamse groepen in Kamer en Senaat hem verdedigden. De zaak - Van Cauwelaert was tevens verbonden met de figuur van Gustaaf Sap, die weigerde te getuigen voor een onderzoekscommissie van de Katholieke Unie i.v.m. Degrelles campagne tegen Van Cauwelaert. Sap vreesde immers voor een complot dat hem en Van Cauwelaert zou doen verdwijnen[294]. Hij schreef daarover aan Van Roey: “Dit moet dus het bittere einde zijn van de strijd, die in augustus ’34 werd aangebonden.”[295] Uiteindelijk zouden zowel Sap als Van Cauwelaert een plaats innemen op de lijst.
Intussen werden verscheidene pogingen ondernomen om Rex in diskrediet te brengen[296]. Zo wijdde de Gids op maatschappelijk gebied, een ACW-getint tijdschrift, in april 1936 een bijna volledig nummer aan een kritische analyse van Rex, dat enorm scherp veroordeeld werd. Ook werd een katholiek afwijzingsfront tegen Rex gevormd. In november 1935 was het trouwens al verboden aan priesters en kloosterlingen om nog langer mee te werken aan Rex.
Anderen daarentegen poogden Rex terug in de katholieke rangen te brengen. In februari 1936 nog ondernam Sap, die voorstander was van een grote katholieke partij met een Vlaamse en Waalse vleugel, een poging in die richting. Hij bracht het voor elkaar een akkoord te bereiken met Degrelle, die bereid bleek terug tot de katholieke partij toe te treden. Pierlot, één van de kopstukken binnen de partij, stelde echter zijn veto, waardoor het akkoord van Sap met Degrelle werd opgeblazen. Later zou Sap deze opstelling van Pierlot “een misdaad tegenover de katholieke partij”[297] noemen.
De verkiezingen van 24 mei 1936, waarvoor Van Zeeland zich op geen enkele lijst kandidaat had gesteld - hij wenste de man boven de partijen te blijven -, brachten een ware aardschok met zich mee[298]. Alle sombere verwachtingen die bij sommigen (o.m. Hubert Pierlot) heersten, werden ver overtroffen. De stemming betekende een striemende afstraffing van de bevolking, die de barre economische tijden meer dan beu was, voor de traditionele partijen, en meer in het bijzonder voor katholieken en liberalen.
De katholieken verloor ongeveer een half miljoen stemmen, zo’n 10%. Ze viel terug van 79 zetels 63, dit terwijl het totaal aantal Kamerzetels was toegenomen met 15 (van 187 naar 202). Voor het eerst sinds 1884 waren de katholieken niet meer de grootste partij van het land, en voor het eerst sinds 1919 kon samen met de liberalen geen regeringsmeerderheid worden gevormd. De katholieke partij verkeerde in een ware schoktoestand. Met de overwinning van de BWP die nu de grootste partij was, en zonder dewelke moeilijk een regering kon worden gevormd, groeide de vrees en de afkeer in katholieke rangen (en niet in het minst bij Sap) voor de vorming van een links volksfront[299].
De grote winnaars van de verkiezingen van 1936 waren evenwel Rex, dat op slag 21 zetels behaalde, en het VNV dat zijn zetelaantal verdubbelde in de Kamer. Ook de communisten scoorden goed. Rex, dat van de overwinnaars de kroon spande, had vooral gewonnen in Wallonië, waar de katholieke partij - evenals te Brussel - haar grootste stemmenverlies leed.
Een grondig hervormingsplan voor de politieke instellingen drong zich op. De Standaard en Sap riepen op tot de vorming van één Vlaamse katholieke partij, en kondigden daartoe alras nieuwe concentratiepogingen aan. De schuld voor de nederlaag legde de krant bij de Brusselse geest van de unitaire Katholieke Unie.
In feite konden verklaringen voor deze verkiezingsuitslagen in verschillende richtingen worden gezocht[300]. Vooreerst was er het algemene tijdsklimaat dat neigde naar dictatuur. Ten tweede vormden het VNV en meer nog Rex een kristallisatiepunt voor ontevredenen, die dit om verschillende redenen konden zijn: “Renteniers die door de devaluatie en de conversie van de rente waren getroffen, arbeiders die wilden meegenieten van het economisch herstel, burgers van fatsoen verontwaardigd door de schandalen.”[301] Tenslotte dient nog gewezen op de malaise die heerste in de katholieke partij, ook voor de verkiezingen reeds. In heel Henegouwen bvb. waren de christen-democraten op aparte lijsten, dus los van de katholieke partij, opgekomen.
Eén zaak stond na de verkiezingen in elk geval vast: de volgende regering, waarbij de naam van Van Zeeland als mogelijke nieuwe formateur en premier algauw de ronde deed, ging bijzonder moeilijke en lastige tijden tegemoet. Niet alleen was er de economische situatie die nog altijd niet voldoende was opgeklaard evenals het gegeven van de hervormingspogingen binnen het bestaande partijwezen, maar ook zou ze te maken krijgen met de morele verontwaardiging van het volk tegenover de politiek, nog versterkt door de schandaalcampagnes van bepaalde groepen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[277] Verslag door de Regeering aan de Wetgevende Kamers voorgelegd aangaande de uitvoering dezer wet (wet van 30.3.1935).
[278] PHK, zittingsjaar 1935-36, 1272.
[279] PHK, zittingsjaar 1935-36, 1273.
[280] Gerard, De katholieke partij in crisis, 443.
[281] Gutt aan Theunis 10 februari 1936 (het bilan in bijlage); ARA, PGT, kabinet III, portefeuille 6.
[282] Veraghtert, “Verbijstering, wanhoop, twijfel”, 149-151 en van Audenhove, “De grote economische crisis”, 171-176.
[283] Ibid.
[284] Gerard, De katholieke partij in crisis, 437.
[285] Elias, Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging III, 146.
[286] Van Haver, Onmacht der verdeelden, 146-147.
[287] Gerard, De katholieke partij in crisis, 431-435.
[288] De Vlaamse Linie schreef in dit verband: “Waar haalt hij zijn gegevens? Geheimzinnige elementen, tot alles bereid, nemen ‘s avonds documenten weg op de griffie van het gerechtshof te Brussel, leggen ze ‘s morgens netjes terug. Invloedrijke katholieke politici bezorgen inlichtingen over sommige hunner politieke ‘vrienden’. Wat kan Sap eraan doen dat hij ergens een notaboekje verliest, waaruit Degrelle, die het vindt, zo maar te putten heeft?” (De Vlaamse Linie (27 juni 1952) 3.)
[289] PHK, buitengewone zitting 1936, 201.
[290] Gerard, “Omstreden democratie”, 106.
[291] Van de Vyvere aan Van Cauwelaert 29 maart 1936; AMVC, AFVC briefwisseling 1936
[292] Gerard, “Omstreden democratie”, 104-106.
[293] Gerard, De katholieke partij in crisis, 444.
[294] ID., Ibid., 445.
[295] Sap aan Van Roey 21 april 1936; AAM, PVR, VII 6
[296] Van Haver, Onmacht der verdeelden, 149.
[297] “Een triomfantelijk onthaal van oud-minister Sap”, De Standaard (8 april 1937) 3.
[298] Gerard, De katholieke partij in crisis, 452-455; alsook Gerard, “Omstreden democratie”, 112.
[299] O.m. De Standaard gaf sterk uiting aan deze vrees.
[300] Gerard, “Omstreden democratie”, 111.
[301] Gerard, “Omstreden democratie”, 111.