Het conflict SAP - Van Zeeland 1934-1940 en de weerslag op de Belgische politiek. (Karel Van Nieuwenhuyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL III:
VERKLARENDE FACTOREN
HFST. 24: VLAAMSGEZINDHEID VAN SAP
Al van in zijn studententijd lag de Vlaamse zaak Gustaaf Sap nauw aan het hart. Deze Vlaamse bekommernis werd één van de constanten in zijn verdere levensloop, en was bovendien nauw verbonden met het staatsmodel dat hij voor ogen had[621]. Toen hij tijdens de Eerste Wereldoorlog als secretaris van minister Helleputte mee gevlucht was naar het Franse Le Havre, werd zijn kantoor aldaar heel vlug het ‘Mekka der Vlamingen’ genoemd. In feite was het onder de oorlog dat zijn Vlaamsgezindheid helemaal gevormd werd. Drie factoren speelden daarin een bepalende rol[622]: het feit dat Sap privé-secretaris was van Helleputte, het feit dat hij in Le Havre in contact kwam met invloedrijke Vlaamse politici als Van Cauwelaert en Van de Perre, en de confrontatie op het terrein met het schrijnende onrecht de Vlamingen aangedaan door het Belgische franstalige establishment, dat bijna niets dan onbegrip opbracht voor de Vlaamse zaak.
Na de oorlog twijfelde Sap eventjes of hij zou toetreden tot de katholieke partij dan wel tot de Vlaams-radicale frontpartij. Uiteindelijk koos hij voor de katholieken: een zelfstandige Vlaams-nationalistische partij zag hij niet zitten. Toch zou een hang naar Vlaams radicalisme in Saps handelen merkbaar blijven[623], die o.m. tot uiting kwam in zijn onderhandelingen met de Frontisten n.a.v. de eerste naoorlogse verkiezingen. Doorheen zijn politieke carrière zou Sap pogen de Vlamingen uit hun a.h.w. achterlijke positie te verheffen, dit zowel op cultureel als op sociaal-economisch en politiek vlak[624].
Gedurende de jaren ’20 engageerde Sap zich sterk in het opkomende Vlaamse kapitalisme. Daarnaast verwierf hij in 1927-28 de krant De Standaard, waarvan hij in 1929, na een vernieuwing van de redactie, terug een strijdend flamingantisch blad maakte[625]. Via de krant oefende Sap een grote invloed uit op de Vlaamse intellectuele milieus. Met De Standaard poogde Sap een vangnet te vormen voor die jonge Vlaamse katholieke intellectuelen die buiten de feitelijke sociaal-politieke belangengroepen (ACW, Boerenbond, de hoge burgerij) en dus eigenlijk buiten de traditionele structuren van de katholieke partij, die een standenpartij was, vielen[626]. Hij wilde verhinderen dat ze in de netten van de radicale nationalisten of extremisten zouden terechtkomen (zoals dat in Wallonië met Rex gebeurde vanaf eind 1935). Hij stelde zich met De Standaard dan ook zo op dat hij in zijn Vlaamse radicaliteit toch een bindmiddel vormde tussen de nieuwe generatie (soms radicale) Vlaamse katholieke intellectuelen en de katholieke partijgelederen. Deze strategie zou het ‘Standaardisme’ van Sap kunnen genoemd worden.
Daarnaast kon hij sterke druk uitoefenen op de machthebbers in Vlaamse aangelegenheden en taalkwesties. Zo moest in mei 1931 de regering - Jaspar ontslag nemen nadat Sap een heftige campagne had gevoerd tegen het uitblijven van een beloofde taalregeling[627].
Toen Sap in 1932 minister werd, legde De Standaard, hoogstwaarschijnlijk op aandringen van haar baas, plots een zekere terughoudendheid aan de dag. Sap zelf echter liet zijn Vlaamsgezindheid niet varen. Het was o.m. door zijn toedoen dat in 1932 een in Vlaamsgezind perspectief oerdegelijk akkoord werd bereid omtrent de taalkwestie in het onderwijs. Het ontwerp sloeg nl. op openbaar zowel als vrij onderwijs, en bovendien werden in de wetteksten die het akkoord moesten bezegelen, een aantal sancties ingebouwd in geval van niet-naleving ervan. Dit was een nieuw gegeven, bewerkstelligd door Sap[628]. In 1934 liet hij opnieuw van zich spreken toen hij als minister van financiën de wederinlijving in het ministerie van de agenten die in 1918 waren ontslagen omdat zij onder de oorlog hun werk hadden voortgezet, doorvoerde. Hij betoogde dat deze ambtenaren eigenlijk het slachtoffer waren geweest van onduidelijke ministeriële richtlijnen bij het uitbreken van de oorlog[629].
De eerste aanvaring met (o.m.) Van Zeeland i.v.m. de Vlaamse zaak kwam er in 1935, met de oprichting van de Kredietbank voor Handel en Nijverheid. Die ontstond uit een samensmelting van de ABV en de BHN, waarvan Sap één van de beheerders was. Van Zeeland was één van de opstellers van dit fusieplan. Sap was vooral gegriefd omwille van het feit dat het fusieakkoord was bedisseld tussen de Nationale Bank en de Franstalige Brusselse haute finance over de hoofden van de Vlaamse bankiers heen. Zo had de beheerraad van de BHN niets te zeggen gehad in de besprekingen, terwijl haar toestand nochtans gezond was en een fusie voor haar dus niet noodzakelijk was. Sap noemde de samensmelting een aanslag op de Vlaamse zaak[630].
In maart 1935 werd Van Zeeland regeringshoofd. Voor de Vlaamse zaak werd door de regering niet veel gedaan. Behalve een wetsvoorstel op taalregeling in gerechtszaken kwam er weinig uit de bus. Bijwijlen voerde De Standaard hier heftig campagne tegen, waarbij vooral de Vlaamse katholieke ministers (Van Isacker en De Schryver) werden geviseerd. In 1937 zou Sap tegenover de koning aan Van Zeeland verwijten dat diens “programme actuel est défectueux au point de vue linguistique”[631].
Op 12 juli 1935 lanceerde de krant van Sap haar negen-puntenprogramma, waarbij hoofdzakelijk culturele autonomie werd geëist. Daarnaast sprak ze zich uit tegen het Frans-Belgisch Geheim Militair Akkoord. De invloed die Frankrijk door het Akkoord uitoefende, werd als een gevaar aanzien voor de Vlaamse eigenheid én de Belgische veiligheid[632]. De Vlaamse katholieken, met Sap aan kop, eisten een terugkeer naar de neutraliteit. Pas in de tweede regering - Van Zeeland zou dit probleem zijn beslag krijgen.
In elk geval werd het duidelijk dat Sap vanaf 1935 in de richting van meer Vlaamse autonomie was geëvolueerd. Hij begon te ijveren voor Vlaamse concentratie en een vorm van Vlaams zelfbestuur. Hij vond het immers wraakroepend dat, terwijl de Vlaamse katholieken en de Vlaams-nationalisten een meerderheid vormden in Vlaanderen, dit landsgedeelte (en de katholieke partij inbegrepen) toch onder het socialistisch juk zuchtte, zeker tijdens de tweede regering - Van Zeeland waarin de BWP de plak zwaaide.
Op 8 november 1936 maakten Sap en De Standaard hun bedoelingen m.b.t. de Vlaamse concentratie kenbaar. Daaruit bleek tussen de regels door duidelijk hoe Sap de Vlaamse zaak koppelde aan zijn staatsmodel, gebaseerd op een sterke katholieke partij. “Wij zijn overtuigd, dat met politiek verstand en goeden wil, op christelijken, Vlaamsch-nationalen, volkschen grondslag, een goede verstandhouding met de Vlaamsche Nationalisten van katholieke denkwijze te bereiken is. Ook op het parlementaire terrein achten wij een geregelde samenwerking met de Vlaamsche Nationalisten zeer goed mogelijk. (…) Deze machtsconcentratie in Vlaanderen is natuurlijk geen doel in zichzelf maar een middel tot herstel en vernieuwing van ons volksleven. Wij houden veel van de doelstellingen (…): de gemeenschappelijke verdediging van het Vlaamsch volksbestaan en het opbouwen van een christelijke en volksche orde in Vlaanderen.”[633] In deze context dook ook Saps antisocialisme terug op: De Standaard sprak zich uit tegen de marxistische stromingen en het praktisch socialisme in het openbaar leven.
De gezochte samenwerking tussen de Vlaamse katholieken, verenigd in het KVV, en het VNV kwam er inderdaad. Begin december werd een beginselakkoord bereikt tussen KVV en VNV, door Sap en De Standaard fel toegejuicht. In het akkoord werd een publiekrechtelijk statuut geëist voor de Vlaamse volksgemeenschap alsook een zelfstandige politieke vertegenwoordiging. De Belgische eenheid werd evenwel niet in vraag gesteld. In januari 1937 kwam echter al een einde aan het akkoord, nadat het grote weerstand had losgeweekt in katholieke zowel als Vlaams-nationalistische rangen. De Standaard en Sap verklaarden toch te zullen blijven ijveren voor Vlaamse en katholieke concentratie, die meer dan ooit levensnoodzakelijk was.
Over zijn concentratieplannen had Sap in 1936 ook gesprekken met Van Zeeland[634]. Hij stelde de premier voor zijn coalitie te verruimen met Rex en het VNV. Daar zag deze evenwel geen heil in. Van Saps voorstel om een constructief Vlaams programma aan te bieden (met o.m. een Vlaamse academie), dat de oppositie van het VNV tenminste zou milderen, kwam evenmin iets in huis.
M.b.t. de Vlaamse kwestie bleven de regeringen - Van Zeeland in Saps ogen zwaar in gebreke[635]. Dit werd nog maar eens duidelijk bij de debatten rond het wetsontwerp op de amnestie. Eerst voorzag het in volledige amnestie, maar vervolgens sloot een regeringsamendement ter dood veroordeelden uit van verkiesbaarheid. Dit lokte hevig protest uit, en bij de definitieve stemming van het wetsontwerp stemde Sap tegen, tevergeefs echter want het ontwerp vond toch een meerderheid.
Enkele maanden na de amnestiekwestie kwam de intern verzwakte regering - Van Zeeland ten val. Dit weerhield er Sap niet van zijn Vlaamse concentratie-ijver te staken, wat bewijst dat die niet puur negatief geïnspireerd was door een eventuele persoonlijke afkeer van Van Zeeland. Tot het einde van zijn leven in 1940 bleef Sap een voorvechter van Vlaamse en katholieke concentratie[636].
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[621] Zie ook: Archief Sap, nota denkbeelden Sap.
[622] Archief Sap, nota denkbeelden Sap.
[623] Gerard, “Sap”, 644.
[624] Archief Sap, nota denkbeelden Sap.
[625] Gerard, “Sap”, 645-647.
[626] Archief Sap, nota denkbeelden Sap.
[627] Gerard, “Sap”, 647-648.
[628] Archief Sap, nota sterlingkwestie.
[629] Durnez, De Standaard, 324.
[630] “Rond de gedwongen ontbinding van de ‘Bank voor Handel en Nijverheid’ ”, De Standaard (8-10 februari 1935) 1.
[631] Consultatie M. Sap 28 oktober 1937; AKP, XIV / 9a Crise ministérielle 25 oct. -24 nov. 1937
[632] PHK, zittingsjaar 1936-37, 323-326.
[633] “Wat wil De Standaard?”, De Standaard (8 november 1936) 1.
[634] Zie daarvoor: Consultatie M. Sap 28 oktober 1937; AKP, XIV / 9a Crise ministérielle 25 oct. -24 nov. 1937
[635] Consultatie M. Sap 28 oktober 1937; AKP, XIV / 9a Crise ministérielle 25 oct. -24 nov. 1937
[636] O.m. via zijn krant De Standaard.